GRIMMIGE PROFEET VAN DE GITZWARTE HUMOR Vogelfotograaf weef alles van vogels NEW DELHI In „La Grotte" is Jean Anouilh wranger en somberder dan ooit Een Zoeklicht Kom er ACHT-er (LEIDSCH DAGBLAD" Hij maakt zijn caméra's zelf WOORD VAN BEZINNING OP DE BOEKENMARKT J aterdag 18 november 1961 Pagina 1 Men kent het elementaire kleurengamma in aitersten waarin Jean Anouilh sedert zijn debuut yipiet „l'Hermine", nu al weer zo'n dertig jaar ge leden, de vruchten van zijn grote, produktieve talent pleegt te catalogiseren. Om te beginnen is er de groep van roze stukken, die met het klim- __jnen der jaren allengs aan jeugdige onbevangen heid begon in te boeten, zodat de schrijver na verloop van tijd tot het inzicht kwam dat de deur zwart zuiverder correspondeerde met de stemming van die werken en dan ook overscha- la, kelde. Tot dat met een „Bitos", waarin de Franse Jean de Poulain, die de rol van de schrijver speelt tussen Lila (edrova (links), de dienstbodet en Huguette Hue, de aanvanke lijk „pure" vloerendweilsterdie ook alweer het slechte pad op- pat. Of die afwezigheid van een ttiket nu alleen is voortgevloeid lit aarzeling van de schrijver iet geestelijke klimaat in een :leur of een bijvoeglijk naam voord te typeren, kan gevoeg- ijk in het midden blijven, nu nen in eerste instantie al ruim- choots moeite heeft zelfs vorm in soort van dit stuk te bepa len. Thriller, melodrama, persi flage, aanklacht, parodie, tra gedie, blijspel? Al die elementen komt 'men tegen in „La Grotte". Doch in de grond hebben we hier vooral wel te maken met een inventarisatie van de hyper- persoonlijke geloofsartikelen van de nihilist Jean Anouilh, waar voor hij blijkbaar alleen bij zichzelf te biecht is durven gaan. revolutie onder de meest cynische gezichtshoek geschilderd werd, zélfs het zwart als karakteris tiek nog te opgewekt geworden was, en hij de serie» van zijn pièces grincantes verbeten, wrange stukken introduceerde. Het jongste geesteskind van de nu 51-jarige grootmeester van het Franse toneel heeft, evenmn trouwens als de voorlaatste Becket, helemaal geen rubricerend adjectief meegekregen. Niettemin duidt de titel „La Grotte" (De grot) al wel voldoende aan, dat Anouilh's universum ook hier nog niet vervuld is van rozegeur en maneschijn. Wanner het waar is dat een kunstenaar in iedere schepping bovenal wel het portret van zich zelf schildert, dan wordt dit auto biografische karakter hier nog eens extra onderstreept, doordat Jean Anouilh zich nu ofschoon helaas niet in lyflijke gedaante persoon lijk ten tonele voert en op de plan ken begeeft. Onder het voorwendsel dat deze duivelse virtuoos dit keer zijn stuk niet in de gewenste vorm had we ten te gieten, biedt bij wijze van proloog Anouilh's dubbelganger, de excellente acteur Jean le Poullain, het publiek dus bij voorbaar zijn excuses aan met net verzoek deze avond dan maar genoegen te wil len nemen met wat losse aanlo pen- en schetsen, die hij, de schrij ver, dan onder het oog der ge achte schare wel aan elkaar zal haken, lijmen en praten. De „expositie" (eerste deel van een drama) is met veel pijn niette min nog net uit zijn vingers ge komen en dat fragment zullen ze dan maar vertonen. Een fragment waarin de huishoudster van een graaf vermoord in de keuken is gevonden en we een zeer Anouil- haanse en triviaal-s.vmpathieke po- litie-inspecteur gade slaan bij het verhoor van de heer des huizes, een edelman. Die inspecteur speurt gedurende het hele stuk wel naarstig door om de moordenaar op het spoor te komen die echter niet onomsto telijk wordt geïdentificeerd doch na die eerste scène ls het zwaarte punt al lang van de thriller ver plaatst naar de persoonlijke inter ventie van de schryver. De schrij ver, die onophoudelijk ingrijpt in de handeling, welke desondanks en uit hoofde van de kiemen der dra matische potentie welke in die aan loop lagen opgehoopt, voortzet. Er ontwikkelt zich zo dus een voortdurende dialoog, of juister een polyfonie tussen de dramaturg en zijn personages, ofwel een zeldzaam boeiende en aangrijpend-oprechte en onthullende variatie op het klas sieke Pygmalion-motief, dat G.B. Shaw, doch hoe onvergelijkelijk veel fletser en anekdotischer, al eens eerder had behandeld. (Van onze speciale redacteur) Alle boeren nemen hun pet af als zij in een van de Schouwse dorpjes «en hele oude Chevrolet, uit 1929 zien rijden. Ze doen dat niet voor die dappere oude wagen zelf, maar voor zijn wonderlijke bejaarde bestuurder: Togelfotograaf-camerabouwer-schrijver-oud-onderwyzer J. Vijverberg uit Noordgouwe. )e 81-jarige vogelfotograaf Vijverberg is een van de beste vogelkenners van ons land en in ieder geval de beste van Schouwen-Duiveland. Hy heeft vijf boeken geschreven t geïllustreerd. Er kan op zijn vo- elrijke eiland geen vreemde vogel omen nestelen of de heer Vijver- •erg trekt er met zijn oude wa- «n, zijn schuiltent en zijn fototoe- ellen op uit om een kleurige en cherpe plaat te maken va-n de ieuwe vogelsoort. Als hij het nest ran de vogel, die hij wil fotografe en, heeft ontdekt, bouwt hij niet daar vandaan zijn kleine ïuiltent op. Uren kan hij in die "*\e ruimte, zittend op de koude d, wachten op de terugkomst de vogel. Tijd speelt geen rol. alleen de vogel is nog van belang. Wie de heer Vijverberg bezig ziet met zijn camera's, moet onwille keurig een beetje lachten. Want het is haast niet te begrijpen, dat met die wonderlijke kastjes een goede kleurendia kan worden ge maakt. De resultaten, welke de oude fotograaf op het projectie scherm brengt-, mogen er overigens zijn: scherpe, goedbelichte, close- ups van broedende, niets vermoe dende vogels. „Ik maak al mijn toestellen zelf", vertelt de heer Vij verberg niet zonder trots. „Nee, de lenzen natuurlijk niet. Maar ver- De heer Vijverberg met zijn wonderlijke camera. der. kijk maar, alles van hout, met spiikertjes en ijzerdraadjes. Waar om? Omdat deze toestellen beter geschikt zijn voor het doel waar voor ik ze nodig heb". Telelenzen van een halve meter lengte, of een heel ongebruikelij ke brandpuntafstand, de heer Vij verberg rust zijn camera's met de wonderlijkste dingen uit. Zyn ogen glimmen van pret als hij demon streert, hoe hy de vogels zichzelf laat fotograferen. Dat gaat met een cootactje, dat. in het nest wordt aangebracht. Als de vogel op het nest komt, gaat er van het con- tactje via een onder het zand ver borgen kabeltje een kleine stroom stoot naar de camera, die niet ver van het nest staat. „Ik zeg maar zo: doe dat zelf", lacht de 81-jarige. „Ja, dat heb ik zelf gevonden. Het is wel mogelyk dat anderen het ook zo doen. maar •ik heb het zelf zo bedacht. Ik neem nooit iets van een ander over. Dan is het niet leuk meer. Zelf piekeren en puzzelen, dat geeft sa tisfactie!" Het. gebruik van dat vreemde woord „satisfactie", waar andere mensen „voldoening" zeggen, hoort bij zijn oude auto, bij zijn vest en zijn horlogeketting, bij het spierwitte plukje haar, dat boven- can zijn onderlip groeit. Het is een woord uit de tijd, dat de oude vo gelfotograaf jong was. Hij heeft dat woord in ere gehouden, zoals hij veel dingen uit zyn jeugd in ere heeft gehouden. Zelfs de jeugd zelf, schynt het. Waar haalt hij anders het elan vandaan, waarmee hij dag in dag uit werkt aan zijn hobby? Twintig jaar geleden nam hij afscheid als hoofd van de o.l.-school in Noordgouwe. Maar in al die twintig jaar van zijn pensioen heeft hij zich nog niet éénmaal verveeld. In het voorjaar heeft de heer Vijverberg het druk als een klein baasje. Geen vogel mag hem ont snappen. Vooral niet. nu hij nog weer eens is begonnen, zijn collec tie vogelfoto's opnieuw van de grond af op te bouwen. Voor de oorlog werkte hij in zwart-wit, na de oorlog maakte hij kleurendia's. Nu de kwaliteit van het kleuren - materiaal zoveel is verbeterd, is hij voor de derde maal opnieuw be gonnen. Met het zelfde enthousias me waarmee hij in 1909 begon te pionieren in de vogelfotografie. 's Winters knutselt hij altijd weer nieuwe camera's in elkaar. En hij schrijft artikelen en boeken. Daar tussen door schertst hij en spot, met anderen en met zichzelf. Hij voelt heel goed dat hij in deze tijd een bezienswaardigheid is. En hij zegt: „Je bent hier bij een rare ke rel Maar bij een, die niet anders zou willen wezen!" Knappe prestatie Qua structuur is „La Grotte", hoewel het dramatische tempo na de pauze soms even wat slapper wordt, een verbijsterend knappe prestatie. De kenner van Anouilh's oeuvre zal onophoudelijk op be kende figuren, sociale milieus en zelfs verwikkelingen en scènes sto ten, alsof hij met een soort bloem lezing in kennis wordt gebracht, waarop de schrijver zélf de zeer kritische commentaren levert. Hij kapt dus gesprekken en scenes af, omdat ze te sentimen teel, te banaal of te kwetsend zijn voor deze of gene categorie van zijn publiek de Parijzenaars. het buitenland, de kritiek bovenal doch ondertussen hééft Anouila ze dan toch maar geloosd. Een alweer diabolische kunstgreep dus, waardoor hij zich als sombere en grimmige profeet van de git zwarte humor zo nog wat verder kan laten gaan in de ontmaskering van zijn tijdgenoten hoewel het stuk, enige concessie aan de voor zichtigheid die men hem aan kan wrijven, volgens het programma en de aankleding begin 1900 speelt en bovenal wel van zichzelf. Boven de ingang van het theater van Jean Anouilh zou men, net als boven de poorten van de hel, de woorden kunnen schrijven, dat ieder die hier binnengaat alle hoop kan laten varen. Op dat devies maakt de inspiratie en de inhoud van „La Grotte" zeker dus géén uitzondering. En de moraal luidt dan ook, dat de maatschappij in klassen is verdeeld, waartussen de grenzen psychisch en moreel niet te overschrijden zijn, maar waarin alle leden elkaar in aangeboren menselijke slechtheid nergens ook maar een cent hoeven toe te ge ven. t Mogelijk is de „eeuwigheids waarde" van „La Grottewaar in veel toespelingen op Franse actualiteiten en persoonlijke verhoudingen tussen de schrijver vooral zekere dui delijk herkenbare critici - voor komen, geringer dan van een Antigone of een Becket. Voor een paar honderd voorstellingen zal Anouilh niettemin ook dit keer wel weer kunnen tekenen - het stuk zal lopend seizoen nog door de Nederlandse Comedie worden opgevoerd - terwijl hij zich voor de goede verstaander hier nog wranger en somberder doch ook vollediger dan in een zijner vorige talrijke stukken heeft uitgesproken. FRANK ONNEN E derde algemene vergade- f ring van de Wereldraad van Kerken, die van 19 november tot 6 december te Nieuw Delhi (India) wordt ge houden, brengt de kerk een ogenblik in het wereldnieuws. Dat is verheugend, maar riskant. Want regeringen zowel als indi viduele buitenkerkelijken zullen kritisch volgen al wat daarginds wordt besproken en eventueel geconcludeerd. En de christen heid, voorzover zij tenminste be wust meeleeft, ziet weliswaar blij, vol hoop en verwachting, uit naar deze ontmoeting der chris telijke kerken, rrtaar zij beseft tegelijkertijd wat er op het spel staat. Het gemeenschappelijk getuigenis van Jezus Christus als het Licht der wereld moet hier zichtbare gestalte en eigen tijdse inhoud krijgen bij alle pro blemen, die aan de orde komen wil er zeggingskracht en stimu lerende werking van uitgaan. En dat is geen gemakkelijke zaak. Hoe moeilijk of het wel moet zijn deze samenkomst vrucht baar te doen verlopen, wordt di rect al duidelijk, wanneer men zich voor ogen stelt, welk een verscheidenheid van kerktypen - episcopaal, presbyteriaal, con- gregationalistisch - hier verte genwoordigd is. En dan iedere kerk met haar eigen verleden, haar eigen belijdenis, haar eigen nationale gebondenheden. De geschiedenis heeft er immers voorbeelden te over van, hoe lllllillililillilllllHllliillllllllllllillllliiiiliiliiliiiiililiiliiiiliiiliiiiliiiiiiiiiii: iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii menige kerkelijke vergadering bij onderling veel geringer ver schil der deelnemers niettemin in een vreselijke kakofonie ont aardde. En naast de interne diepgaande verschillen, als ware dit nog niet genoeg, extern de confrontatie met een wereld, die Jezus Christus niet als Heer be lijden wil op alle gebieden des levens Siegfried E. van Praag. „Je ruzalem van het westen". H. P. Leopold. Den Haag. 1961. Zowel deze roman van Sieg fried van Praag, als de volgende die ik hier bespreken zal, zijn ge wijd aan de tragedie van hen, die overgebleven zijn. Amsterdam, het Jeruzalem van het Westen, is de stad die Van Praag door de ogen van zijn kronikeur, Ruben, zal la ten herleven. Ruben is in 1946 uit de verbanning teruggekeerd in Amsterdam en op het moment, dat hij zijn herinneringen te boek zal gaan stellen, is hij in Jeruzalem in 1952, waar de Onafhankelijkheids dag gevierd wordt. Waarom schrijf je dit boek? vraagt hij zich bij de aanvang af. Is het uit heimwee naar wat voorgoed verdwenen is, het Joodse Amsterdam, of doe ik dat om wat daar eens geleefd heeft, niet werke lijk verloren te laten gaan? Dat laat ste is waarschijnlijk de oorzaak, van het ontstaan van dit boek, hoewel aan de andere kant het niet mo gelijk zou zijn, herinneringen als deze op te schrijven zonder het heimwee als de schaduw van de pen, die schrijft. Vele mensen hebben zich aan de herinnering van de schryver opge drongen, goeden en slechten, klei nen en groten, doden en overle venden. Ieder hoofdstuk grijpt in een Joods gezin van Amsterdam en laat er het leven in terugvloeien tot op het ogenblik dat dat leven gewelddadig wordt afgebroken in de jaren van de bezetting. Inder daad, dit boek moest eens geschre ven worden, want het is de kro- Kunt U de acht afwijkingen in de beide bovenstaande tekeningen vinden? De juiste oplossing vindt U elders in dit Bijvoegsel. niek van een voorbije levensvorm, die zijn invloed zal laten gelden naarmate het einde daarvan abrup ter is geweest. Interessant is de houding van deze overlevende tegenover het nieuwe vaderland, Israël. Ruben bevindt zich in de jonge staat, maar hij en velen zoals h(J, kun nen niet de geestdrift delen van de jonge mensen. In hen leeft nog de met hun geloof samenhangende droom van het beloofde land, het Jeruzalem van de Joodse geest. Hij vindt het nieuwe Israël te duur be taald met de dood van miljoenen. Hij heeft het lief, maar hij heeft geen vertrouwen, omdat hij het verleden in zyn hele omvang niet vergeten kan. Een enkel bezwaar zou ik willen maken tegen dit indrukwekkende boek en dat is dat er m.i. te veel Hebreeuwse termen in worden ge bruikt, die dan gewoonlijk in bij zinnen worden vernederlandst. Dit bemoeilijkt het lezen en heeft het tegenovergestelde effect van waar naar gestreefd is: het oproepen van sfeer. Van Praag begaat de zelfde fout als sommige auteurs van streekromans, die een overmaat aan dialect in hun verhaal invlech ten. Te veel is altijd schadelijk. M. Wertheim. „De laatste Levano". Elsevier Amsterdam 1961. Deze roman is, zoals ik reeds zei, eveneens vervuld van de tragiek van de overgeblevenen, maar op een geheel andere leest geschoeid. Dit is, in tegenstelling tot Van Praags roman, een éénmansboek, het drama van de bankier Gideon Levano, die van zijn gezin de enige is, die er het leven bij gehouden heeft. Gideon Levano is geen aange naam mens. Hy is wantrouwend tegenover ieder, die hem zelfs met de beste bedoelingen te na komt. Hy is trots, om niet te zeggen ver waten, omdat hij van Portugese afkomst en zeer rijk is. Hy is inderdaad een oude eenzame wolf en men verbaast er zich over, dat hij niet gevaarlijker is. Zijn nors heid uit zich hoofdzakelijk in ho nende opmerkingen over zijn vrien din Thea, zyn huishoudster Inge, zijn secretaressen Enny Karsten en de Israëlische Sara van Calmar. Hij verdenkt die er stuk voor stuk van op zijn geld te azen, zij het dan om verschillende redenen. Of het leed en het verlies deze man zo verbeten en kwaadaardig hebben gemaakt, is niet geheel duidelijk te vinden in deze roman, want ook de herinneringen aan vroeger ko men niet anders tot ons dan via het donkere licht van de verwilde ring. In hoeverre het redden van de oude stakkerds Da Fonseca, een maal rijk en gezien zoals Levano, een poging is tot boetedoening of slechts een zich vastklemmen aan het verleden ondanks alles, is even eens moeilijk na te gaan. Een ogenblik lkt het alsof Sara van Colmar, de militante gelovige vrouw dit verloren leven een wending ten goede zal kunnen geven. Maar deze Sara heeft haar verantwoordelijk heid in Israël en daar kan Levano niet byhoren. De aanvaarding van de neder laag is een natuurlijk einde van dit sombere bestaan. CLARA EGGINK. Wat dit laatste Inhoudt en be tekent, valt gemakkelijk te on derkennen, wanneer men acht slaat op het levensbeeld in niet- christelijke landen of op de po sitie van de christelijke kerken in communistische staten. Ker ken onder druk en vervolging, haar gelovigen gewantrouwd en achteruitgesteld, uitgesloten im mers van openbare ambten. Maar veel moeilijker is, dunkt mij, de kerkelijke positie in de zgn. christelijke wereld, waar de verwerping van Christus niet programmatisch duidelijk en openlijk, eerder onbeivust en niet opzettelijk, maar niettemin evenzo op menig punt geschiedt. In ontferming bewogen als haar Heer, daardoor verbonden met de wereld, deels toch daartegen over, zal de Oecumene haar daad en getuigenis indringend en overtuigend duidelijk naar alle kanten moeten stellen met deze Assemblee. De keuze van de plaats van samenkomst geeft aan dit voor nemen duidelijk uitdrukking als veelbelovend begin. India is het land, waar de christenheid een heel kleine minoriteit is tussen hindoes en mohammedanen. Symbolisch geeft dat de positie aan, waarin de kerk op aarde verkeert. Deze keuze wil ook zeg gen, dat de kerk van Christus niet gebonden is, noch wil zijn aan de wereldse scheidingslijnen van ras of politiek. Zelfstandig en onafhankelijk van de wereld en haar machten wil zij in de vrijheid, waarmee Christus haar heeft vrij gemaakt, zich bezin nen op haar plaats en haar taak in het heden overal ter wereld. Deze bezinning als verant woording des geloofs, wil zij vruchtdragend worden, vraagt de inzet, het medeleven en het mede-doen van allen, die Jezus Chrustus belijden, in welke ker kelijke formatie dan ook. In de Pieterskerk alhier komen zij daartoe dan ook vanavond samen om dit begin met hun gebed te schragen. En de Sy node, der Nederlandse Herv. Kerk deed de oproep tot voor bede vergezeld gaan van het volgend gebed: .JEeuwige God, Vader van alle mensen, Die uit alle volkeren op aarde één volk in Christus verzamelt, wij gedenken voor U allen, die, gekomen uit vele lan den en behorende tot vele ras sen, elkaar ontmoeten op de ver gadering van de Wereldraad van Kerken in Nieuw Delhi. Zoals zij nu bijeenkomen op één plaats en één van zin, moge de genade en deJcracht van Uio Heilige Geest met hen zijn Moge Hij, die het ware Licht is, hun Licht zijn in hun aan bidding en in hun besluiten, zo- dathun getuigenis, dienst en eenheid Uw volk, Uw naam in de gehele wereld moge verheer lijken. Wij gedenken voor U alle ker ken, die in Nieuw Delhi ver tegenwoordigd zijn, onze eigen kerkgemeenschap en allen, die deelgenoten zijn in dezelfde ge hoorzaamheid des geloofs. Zoals wij samengebracht worden in gebed voor allen, die ons vertegenwoordigen, zo moge Christus ons brengen tot groter eenheid met elkaar, zodat wij door Zijn genade meer getrouw mogen zijn in het belijden van dat Licht, dat de volkeren ge neest en de wereld verlost. In gemeenschap met Uw hei lige kerk van alle tijden en van alle plaatsen brengen wij voor Uw aangezicht de aanbidding en de dienst van deze gemeente. Laat ons trouw mogen zijn in de broederschap van Uio kinderen en in onze roeping als gezanten van Christus, totdat alle einden der aarde Uw verlossing zien door Jezus Christus, onzen Heer, wien met U en de Heilige Geest alle heerlijkheid en lof worde toegebracht, nu en voor altijd. Amen." W. J. H. Hubeék, herv. pred. Voorganger Vei. Vrijz. Herv te Leiden-Oegstgeest.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 13