ALS DE VORSTEN JAAGDEN, WAS HET FEEST VOOR DE BOERENZOONS LICHT IN HET DONKER! Een Zoeklicht op de Boekenmarkt Kom er ACHT-er Driedaagse drijfjachten brachten de Huemmling in rep en roer De mooiste kermis kon hun gestolen worden CLEMENS WER T H, het sierlijke jachtslot in de bossen van Soegel. (Speciale berichtgeving) Elk najaar, als de jacht opengaat, komen in het eenzame bos- en heideland van de Huemmling, in het Duitse grensgebied ten oosten van het Gro ningse Ter Apel, oude verhalen los. Dan herleeft de herinnering aan reusachtige drijfjachten, van de omvang waarvan wij ons nu nauwelijks een voorstelling kunnen maken, omdat ze niet meer mogelijk zijn. Honderden en nog eens honderden mannen, uit alle dorpen gerequireerd, vormden een levende ketting rondom de Huemmling (ongeveer zo groot als de Veluwe) en rukten langzaam in gesloten linie naar het midden op. Dat duurde liefst drie dagen, maar de afstanden waren er dan ook naar. Doel bij die klopjachten was het vroegere dorpje Wahn, waar op de laatste van de drie dagen de landsheer met groot gevolg verscheen en in spe ciaal voor dat doel opgerichte schuilhutten de komende dingen afwachtte. De buit was natuurlijk enorm. De drijvers van alle zijden hadden dan een wilde tocht van tientallen kilometers achter de rug, dwars door struikgewas, uitgestrekte wouden, moerassen en over akkers, heidevelden en drassige weidegronden. Als het opgejaagde wild aan de dodelijke ring trachtte te ontsnappen, gebeurden er wel eens ongelukken vooral everzwijnen konden gevaarlijk zijn. Maar, zo weet men er nog te vertellen, de boerenzoons wilden dit feest voor geen geld ter wereld missen, en de mooiste kermis kon men van hen cadeau krijgen, als de jaarlijkse grote drijfjacht maar doorging! OVER enkele weken komen ze van heinde en ver in New Delhi in India bijeen. „Ze", dat zijn dan de afgevaardigden van alle mogelijke kerken uit welhaast alle delen van de wereld, die in oe cumenisch verband met elkaar wil len spreken over de ramp der ge scheidenheid en de noodzaak elkaar op de basis van het Evangelie te vinden. Misschien is iemand, die deze regels onder ogen krijgt, nog onbekend met het streven der Oe cumene. Ik moge hem vertellen, dat met name in de laatste decennia door vele christenen pijn werd ge voeld om het feit, dat zoveel kerken naast en dikwijls tegenover elkaar hun bestaan leidden. Een omstan digheid, die naar buiten moeilijk haar aantrekkingskracht kon ver groten (iemand zegt: ik voel voor het christendom; ik wil me erbij aansluiten; maar bij welke kerk moet ik wezen er zijn er voveel!) Een omstandigheid ook, die naar binnen gevoeld werd als ongehoor zaamheid aan het uitdrukkelijk ver langen van Hem, die eenmaal ge tuigd heeft, dat er bij de ene herder ook één kudde moest behoren. Eén kudde dus en geen twintig of veer tig of zestig! Het is, als gezegd, vooral na de laatste wereldoorlog geweest, dat dit eenheidsverlangen zichtbare ge stalte heeft aangenomen. Menigeen zal zich herinneren, hoe in 1948 in Amsterdam talloze christenen bij een zijn geweest. Het is een prach tige conferentie geweest, die veel ogen heeft geopend, veel gewetens heeft wakker geschud en (last but not least) veel banden heeft ge smeed. Een conferentie ook, waar aan wij niet kunnen terugdenken zonder ons de levendige belangstel ling te herinneren, die ons Konink lijk Huis ervoor heeft betoond. Enkele jaren later heeft men el kaar te Evanston in Amerika ge vonden. En ook daarvandaan zijn de deelnemers dankbaar en enthou siast teruggekeerd. Ditmaal zal In dia dan het land zijn, waar men vergadert. Dat het India Azië dus is, mag men persé niet als een toevallige omstandigheid be schouwen. Men moet het eerder zien als een teken, dat de kerken oog hebben voor de veranderde we reldsituatie. Zo hoor ik een politicus zeggen, dat het vlak na de oorlog bijv. nog mogelijk was de Noor Trygve Lie of de Zweed Dag Ham- mar skj öld tot secretaris der Ver enigde Naties te benoemen. Nu lut tele jaren later wordt iets dergelijks uitgesloten geacht. Men noemt de namen van een diplomaat uit Tu nesië of Birma, die men op deze post benoemd wil zien. Dit ene feit spreekt in wezen boekdelen. Het vertelt ons van de snelle ontwik keling, die de niet-blanke volken beleven. En wanneer de Wereldraad dit jaar niet Europa en niet Ameri ka, maar Azië gekozen heeft, dan geeft zij hiermee volop blijk dat zij de verandering der omstandigheden heeft onderkend. In vroeger dagen in de middel eeuwen en nog veel later was de jacht een tere zaak, zij was bijna hei lig. Ze is dat tegenwoordig nog, maar er was vroeger oneindig veel meer om op te jagen en daarbij werd alles gedaan om de wildstand, die waarlijk niet gering was, onverminderd op peil te houden. Zo werd vierhonderd jaar geleden een verordening uitgevaardigd, waarbij stroperij streng werd gestraft elk ongeoorloofd neergelegd stuk wild kwam bij de eerste overtreding op een vat boter te staan. Het houden van jacht en windhonden was onder geen beding toegestaan; het illegaal bezit ervan kon de eigenaar vele tien tallen goudguldens kosten en dus zijn materiële ondergang betekenen. Hiel pen deze straffen niet, dan moesten verschillende lichaamsdelen van de be trokkenen er aan geloven. Het is dui delijk, dat in die dagen weinig ge stroopt werd En de boeren moesten zich maar zien te redden. Als ze om de gewassen op hun akkers te sparen, eens een hert of een wild varken onschadelijk had den gemaakt, werden ze niet minder zwaar gestraft. Nog erger: het was verboden het wild (onverschillig of het groot of klein was) op enigerlei wijze van de akkers te weren. Het branden van vuren en het waken 's nachts om de akkers en zelfs de tuintjes te be schermen tegen schadelijk gedierte was streng verboden! Bovendien kon het bij een grote drijfjacht gebeuren dat de oogstwerk- zaamheden achterop raakten, omdat honderden mannen voor „hand- en spandiensten" of als drijvers waren op geroepen. In die tyd was de Jacht op groot wild uitsluitend de landsheer voorbe houden. De plaatselijke adel zelfs mocht blijkens een decreet van 1727 alleen maar op klein wild jagen. Clemens August, een voor zijn tijd byzonder rijk met aardse goederen ge zegend man, is een van de grootsten geweest onder de vorsten, die op de Huemmling plachten te jagen. Hij leefde van 17001761, was hertog van Beieren, Keurvorst en Aartsbisschop van Keulen, vorstbisschop van Mün- ster, Osnabrück, Paderbom en Hildes- heim, hoogmeester van de Duitse Orde, ambassadeur van de Heilige Stoel enz. enz. Dergelijke titels betekenden in materieel opzicht heel veel, maar des ondanks is Clemens August in politiek opzicht een weinig betekenende en be sluiteloze figuur geweest. Hij was meer een man, die van het schone op aarde wist te genieten en zich met ongekende pracht en praal heeft omringd. Als „vorst van de rococo" is hy de ge schiedenis ingegaan, als een waarlijk groot bevorderaar van architectuur en schone kunsten. Clemens August was een hartstoch telijk jager en de Huemmling was zijn geliefkoosd jachtgebied hy ver toefde er zeker eens in het jaar. Zijn jachtpartyen werden met grote zorg voorbereid ze werden te voet en te paard gehouden; er werden lange en korte jachten georganiseerd, op grof en klein wild, en op gevogelte (speciaal op reigers), dat zich vooral in bijna ontoegankelijke veengebieden ophield. Drijfjachten te paard vielen het meest in de smaak. Honderden boeren en landarbeiders waren dan dagenlang tevoren in touw geweest met het aanleggen van ge schikte paden, het begaanbaar maken van moerasgronden enz.het dempen van hinderlijke kuilen, het leggen van dammen alles om de bisschop en zijn gasten te gerieven. De Rijnlandse vorst werd zo ln een der meest afgelegen uithoeken van lijk logeerde de vorst-bisschop steeds te Soegel, het grootste dorp op de Huemmling, bij de schout, een van zijn vertrouwensmannen in het Neder- stift Münster, Maar de grote hofhou ding, de omvangrijke jachtgezelschap pen en de onvermijdelijke aanhang moesten ook behoorlijk onderdak heb ben en daarop was dat boerendorp na tuurlijk niet berekend. Zodoende besloot Clemens August tot de bouw van een jachtslot in de bossen van Soegel. Drie jaren is er aan ge werkt; in 1740 was het klaar en daar na verrezen de sierlijke paviljoens, die er als bij een kegelspel rondomheen werden geplaatst. Het geheel was on getwijfeld en een waardig onderdak voor de vorst en zijn vaak niet minder doorluchtige gasten, die wellicht ook zijn rijk „kind aan huis", Aanvanke- wel eens voor belangrijker zaken dan Gedeelte van een oude kaart (1761), het vorst-bisschoppelijk jachtgebied in het voormalige nederbisdom Münster omvattend. Kunt U de acht afwijkingen in de beide bovenstaande tekeningen vinden? De juiste oplossing vindt U elders in dit Bijvoegsel. WOOFD VAN BEZINNING Overigens behoeft men over wei nig fantasie te beschikken om zich de grote gevolgen van deze geogra fische keus bewust te zijn. Men komt in een land, waar vele jaren alle mogelijke religies de miljoenen diepgaand hebber, beïnvloed. En dat terwijl men voor de aanstaande As- semblée als thema, als motto ge kozen heeft: Jezus Christus, het licht der wereld, De taal, die dit thema, dit motto spreekt is niet mis te verstaan. Al deze niet-christelijke religies hoe belangwekkend ook om te bestuderen zijn op de ke per beschouwd niets anders te ach ten dan als donker, menselijk don ker! Want het licht, het werkelijke licht der wereld kan slechts Jezus Christus zyn! Misschien mag ik dit illustreren met een gesprek, dat de premier van India, Pandit Nehroe, eens heeft gehad met een Amerikaans zendeling. Nehroe drukte zijn vreugde uit over de komst van de zendeling naar zijn land, omdat men er de eeuwen door steeds in teresse voor de godsdienst in al zijn verscheidenheid had betoond. Waarop de Amerikaanse zendeling antwoordde, dat alle menselijke godsdienstigheid slechts loze kalk was, omdat de enige religie, die wer kelijk redt, de religie is, die het Kind van Bethlehem, de Man van Golgotha ons heeft gebracht. Mis schien vindt iemand onder mijn le zers de uitspraak van de Ameri kaanse zendeling hooghartig. Zoals hij misschien ook de uitspraak pre tentie van de Wereldraad om alleen Jezus het licht der wereld te laten zijn om dezelfde oorzaak onjuist acht. Ik wil U zeggen: het chisten- dom kan niet anders. Want het christendom is naar zijn wezen een onverdraagzame godsdienst. Omdat de God van het christendom een onverdraagzame God is, die Zijn volk als grondwet heeft meegegeven: Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. Intussen, de Aziatische christenen beschouwen het als een voorrecht de vele afgevaardigden gastvrijheid te mogen verlenen. Ook omdat zij uiteraard begrijpen, dat hierdoor de zaak, die zij de jaren door hebben voorgestaan, op een ongedachte wijze onder de aandacht van hun landgenoten wordt gebracht. Een omstandigheid, die hen zeer zeker in de nabije toekomst te stade zal alleen de jacht naar de Huemmling werden genodigd Clemenswerth de vorst zou het bij de voltooiing „eines Clemens wert" (een Clemens waardig) hebben gevon den -- is momenteel met uitgestrekte bossen eigendom van de hertogelijke familie Arenberg. Het kasteeltje is nog steeds een van de grote bezienswaar digheden van de Huemmling. Helaas zijn het park en de vijvers, die volgens Frans voorbeeld één bekoorlijk geheel komen. Overigens hebben deze christenen op oecumenisch gebied hun sporen reeds verdiend. Wat is het geval? Enkele jaren geleden hebben vele kerken van Zuid-India hun onderlinge gescheidenheid als zonde beschouwd en zijn zij onder ling een fusie aangegaan. Daarmee vele oudere kerken in het avond land een beschamend voorbeeld ge vend! Het is van harte te hopen, dat op de Komende Assemblée aan deze fusie, die al veel te lang in de hoek der vergetelheid heeft gezeten, de aandacht zal worden geschonken, die zij verdient, zodat naar-huis- terugkerende deelnemers straks in hun eigen omgeving zullen zeggen: wat we daar aan eenheid hebben gezien was prachtig; maar wat ginds kan, moet bij ons toch ook mogelijk zijn! Of de blijvende waarde van deze kerkvergaderingen groot is? Menig een, die eraan twijfelt. Ten onrechte trouwens. Het feit alle enal, dat men elkaaropzoekt, dat men el kaar met begrip aanhoort en dat men elkaar in liefde vasthoudt, is opzichzelf al een gebeurtenis, die een eeuw geleden volmaakt ondenk baar was. Evenmin mag men ver geten, dat de aandacht van velen zich op het probleem der eenheid gaat richtenmen hoort ervan, men leest erover en in locale groepen wordt het gesprek gestimuleerd en de interesse verlevendigd. Jammer eigenlijk, dat India zo ver weg ligt en dat de reis erheen vanwege de hoge kosten slechts aan een kleine deputatie beschoren is. Zelf heb ik het voorrecht gehad in de zomer van 1952 alle bijeenkomsten van een conferentie van de Wereldraad in Lund in het zuiden van Zweden mee te maken. Ik kan U zeggen: het is iets geweldigs, iets wat je nooit meer vergeet, wanneer je daar een Grieks-Katholieke bisschop, een Anglicaanse geestelijke en een Lu thers predikant tegen elkaar hoort praten en met elkaar ziet bidden. Over enkele weken vangt de ar- betekent niet, d^.t wij werkeloos beid in New Delhi aan. Maar het mogen blijven. In onze eigen kring er over spreken, ermee bezig zijn en er ja dat vooral God Zyn zegen over afsmeken. Want de ge dachte der oecumene mislukt, als zij slechts een zaak van enkele geeste lijken en theologen blijft. Niet een zaak van weinigen, maar één van allen moet het zijn! In Berlijn bouwden de communis ten twee maanden geleden een muur. Het strekt hun tot blijvende schande. Maar staat er misschien ergens in Nederland een muur tus sen twee kerken? Dat zou welhaast nog erger zijn. Laten we één ding doenhaar afbreken, opdat dat, wat naar de waarheid van de bijbel bij elkaar behoort, haar eenheid moge vinden in de gemeenschap met Hem Jezus Christus, Die het enige licht voor onze donkere aarde is. J. M. D. van den Berg, hervormd predikant te Leiden. met het kasteel hebben uitgemaakt, totaal verwilderd. Maar de voorname sfeer van het (helaas onbewoonde en slechts zelden toegankelijke) jachtslot en zijn onmiddellijke omgeving is ge bleven en in net gebouw zelf alsmede in de kapel leggen fraaie stucwerken en schilderijen getuigenis af van de kunstzin ,die alom in Clemens August's rijk zo'n ruime ontplooiing heeft ge vonden, en hem zelfs op jacht heeft vergezeld. Nel Noordzij. „De Schuld vraag". De Bezige By. Am sterdam 1961. „Ik droomde dat ik langzaam leef de/langzamer dan de oudste steen. /Het was verschrikkelijk' om my heen schoot alles op, schokte en beefde,wat stil lijkt." Aan deze regels uit M. Vasalis' vers „Tijd" moest is denken toen ik de ro man van Nel Noordzij „De Schuld vraag", las. Want inderdaad, slechts als men „langzamer dan de oudste steen" zou leven, zou men kunnen zien wat de sujetten van deze schrijfster ervaren. Wij zien hier „opschieten wat stil lijkt" in de zielen van een man en een vrouw. Het gegeven is betrekkelijk eenvou dig. Twee vrienden van hun jeugd af, Karei en Christiaan. Een vrouw, Con stance is een Poolse, die met Karei ge trouwd is geweest voordat deze met hun kind is omgekomen bij een auto ongeluk, waarbij Christaan aan het stuur zat. Het kind had onverwacht zijn handjes voor zijn ogen gehouden. Bij de aanvang van de situatie is Christiaan met Constance getrouwd en het huwelijk is verre van een suc ces. Zij kunnen elkaar niet naderen, omdat de overheersende figuur van Karei nog altijd tussen hen staat, op een zeer gecompliceerde en subtiele manier. Tot op de onaerste trede da len wij in het verhaal de trappen af van het onbewuste handelen of beter van de drijfveren tot het onbewuste handelen. Kort gezegd en dus in hoge mate onvolledig, komt het hier op neer, dat Constance en Christiaan el kaar uitdagen om eikaars aandacht te trekken, zoals eenmaal Karei zijn vriend Christiaan tot het uiterste neeft uitgedaagd, omdat hij hem zijn vader benijdde. Christiaan heeft dat nooit doorzien en slechts met bewondering opgekeken naar zijn verfijnde, scherp- tongige, intelligente vriend, die even wel op zijn beurt bij Constance, die hy zich tot vrouw gekozen had, omdat zij als Poolse in geen enkel verband stond met hem en zijn levenswijze, de vervanger is geweest van een vader en twee broers; eveneens intelligente en ontwikkelde mensen, doch wat bloe derig vanwege hun voorliefde voor de jacht. De Christiaanfiguur is eenvou diger. Zijn ouders waren gescheiden, hij werd als kind „als een postpakketje heen en weer gestuurd". Hij is opge voed door tante Frédérique, een vrien delijke, wat wezenloze, maar zeer scherpzinnige vrouw, die hem op de avond dat hij van Constance weggelo pen is, vertelt dat hy in zijn jongens jaren egeltjes om beurten opkweekte en mishandelde. Als hij bij zijn tante komt, blijkt zy een poes te hebben, een dier dat bij de allergische Chris tiaan de hooikoorts opwekt. Bijna ver drinkt hij het dier in een teil me: wa ter, Nadat alle aandoeningen van de bei de hoofdfiguren tot in de punt van de trechter der ziel zijn uitgeplozen, keert Constance tot Christiaan terug en „Daarna legde Christiaan zijn mond tegen de huid van haar hals tot de wereld bezweek". De schrijfster heeft haar verhaal ge noeg geconstrueerd dan dat men het geheel aanvaarden kan. Evenwel en hier kom ik terug op het vers van Va salis zó langzaam leeft de mens niet, dat hij dit alles zou kunnen waarne men bij zichzelf, in zijn eigen ziei. En geen mens is zó helderziende, dat een dergelijke trapsgewijze geformuleerde complicatie in een flits aan hem voor bij zou kunnen gaan; wat de tweede mogelijkheid is. Dit is psycho-analyse bedrijven zonder psychiater. Men kan slechts dromen of denken dat men dit alles ziet; eenvoudig omdat het leven veel te snel gaat. Willem Brakman. „Een win terreis". Querido. Amsterdam 1961. Willem Brakman heeft met deze eer steling een goede plaats bezet ouder de hedendaagse romanschrijvers. De geschiedenis van Wim Akijn, medicus, die geboeid en bezeerd door het zien van zijn verouderde vader, wil trach ten te doorgronden hoe diens leven ge weest is en die daarmee tevens iets van zijn eigen jeugd hoopt terug te vinden, is realistisch, maar heeft toch voldoen de achtergrond of ondertoon (hoe men het noemen wil) om die boven het in cidentele uit te tillen. Van de oude vader zelf kan hij niets anders te weten komen dan de cliché- verhalen over de atletiekclub en over zijn sterke handen. Er is ook nog een verhaal van een buurvrouw, die hij van verdrinken gered zou hebben. Uit zijn jeugd heeft Wim Akijn de atrin- nering aan zijn vader als beschermer, omdat hij hem gerustgesteld heeft in de nacht toen zijn inwonende groot vader waarschijnlijk een hartaanval gekregen had. Akijn gaat naar Zeeland, waar zijn familie vandaan komt. Hij wil de oude mensen opzoeken, die zijn vader ge kend hebben. Hij komt bij buren, die het. reddingsverhaal ontkennen; hy gaat naar een oom en tante. Hij krijgt een oud familieboek in handen en vindt oude vrienden, maar het leven van zijn vader blijft als een oud blad van een boom, verschrompeld m alle geheugens tot enkele vaste verhalen. Een oude japon en een jong meisje Cathalijne brengen Vem op de gedach te de tijd van vroeger te laten herle ven. Maar ook dat blijkt met mogelijk, de werkelijk ouden grijpen in. Een zeer suggestief geschreven boek, waarvan net slot ahecn niet geheel be vredigt. CLARA EGGiNK. Zaterdag 14 oktober 1261

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 17