WOENSDAG 4 OKTOBER 1961
Waarschijnlijk hebben wij het bij
het rechte eind, wanneer wij aan
nemen dat er maar één stad in het
land, ja zelfs in de wereld is waar
men er op gezette tijden een feest
wijzer" op na houdt. Dat is Leiden.
Elders heet de handleiding voor
uitbundigheid gemeenlijk „pro
gramma", in de Sleutelstad houdt
men het op de term, die nadrukke
lijk een dirigisme veronderstelt dat
aan het begrip feesten ten enen
male vreemd is.
Desondanks is het wel aardig,
deze naam te handhaven. Die
naam geeft iedereen als vanzelf
sprekend het volste recht, zich van
het hele officiële gedoe niets aan te
trekken en nu eens lekker een dag
alleen maar gek te doen naar eigen
believen. En wanneer die vrijheid
de Leidenaar gelaten wondt, be
loont hij deze geste gemeemilijik met
een gulle blik in diezelfde feest
wijzer: hij onderbreekt zijin aller-
individualistische feestroes;om toch
naar de koraalmuziek, de Waag,
de parade en de optocht te gaan
kijken.
Gevolg van een en ander is, dat
het feest van het Leidse ontzet
bepaald in geen enkel opzicht lijkt
op welk feest elders ook. Het is
een onwijs feest, waarin de feest
wijzer slechts de rechtschapen oer-
Hollandse degelijkheid vertegen
woordigt, die op de achtergrond
van alles in den lande aanwezig is.
De kopstukken van het geleide
feest werkten weer als paarden.
ons, hoe erg U zich op dierendag
ook voelen mag.
Zelfs de organisatoren van net
officiële festijn geven er herhaal
delijk blijk van, zeer individualis
tische opvattingen over allerlei
details te hebben. Zo zagen wij
gisteren de volijverige secretaris
van de Drie Octobervereeniging
wethouder Drijber met een forse
zwaai een speldjesverkoper bij de
Waag wegwerken. Wij zagen dat
niet alleen maar voelden het ook.
want de ongewilde raketvlucht van
de man tussen de Waag en de
haag van mensen een tiental meters
verder op werd even geremd door
onze inmiddels min of meer ge
kneusde camera. Dit leek ons een
zeer onwijs gebaar, deze uitsmij
terstechniek. De goede man deed
niet anders dan speldjes verkopen,
op verzoek van een groot aantal
fotografen ook aan de juist bij de
Waag gearriveerde burgemeester.
Hij moet zich min of meer „gegre
pen" hebben gevoeld. Maar ja. dat
De jongste drummer
die wij gisteren in de vele oorden
van vermaak in de Sleutelstad kon
den ontdekken, kweet zich met
verbeten ernst van zijn taak.
Gisterochtend, toen de feest
vreugde nog niet goed uit de
mistige grondverf wilde komen,
hoorden wij iemand verzuchten, dat
hij het „ontzettend" vond. Waar
dat op sloeg is niet tot ons door
gedrongen maar de term is eigen
lijk wel toepasselijk op het feest
van het ontzet. Het is inderdaad
ontzettend. Met een op een of
andere manier van tevoren al ge
kweekte kater trekt de rechtgeaar
de Leidenaar voor dag en dauw de
straat op. Meestal met een sikke
neurig gezicht en een feestmuts, en
voorzien van een welgevulde beurs
en het voornemen om deze com
pleet leeg te maken.
De kater wordt al spoedig ver
dronken, zelfs voordat het officiële
feest goed en wel op gang is. En
dan worden in de loop van vijftien
uren de spaarcentjes van lange tijd
in onwijze genoegens omgezet,
waarna tenslotte de Leidenaar, die
met een voortijdige kater begon,
diep in de nacht zijn basis weer
opzoekt met het gevoel, een paling
op sterk water te zijn. Men zegt,
dat dit laatste een bijzonder onple
zierige gewaarwording is. Ziedaar
het patroon, waarop de vreugde
lan honderdduizend Leidenaren op
de derde oktober beweven is. U
zult moeten toegeven: dat is ont
zettend. Maar het feest gaat er
toch telkens weer,in, bij U en bij
ren, en dat alleen bij vergissing hetbinnenskamers tot in de hoogste
zijn nu eenmaal de splinters van het
individueelste aller feesten.
Overigens is het feest van het
ontzet ook ontzettend traditioneel.
Want zelfs wanneer het befaamde
„springen van de fontein" niet in
de „feestwijzer" vermeld is, stro
men vele honderden naar de Vis
markt om dit traditionele evene
ment bij te wonen. Wij hoorden
een raadslid tegen de wethouder
van financiën zeggen, dat hiervoor
op de gemeentebegroting zoveel
wordt uitgetrokken, dat deze post
procentueel het grootste batig saldo
van de gehele dienst oplevert. Dat
kunnen wij ons levendig voorstel
len, want de hoeveelheid water die
hieraan wordt gespendeerd kan
werkelijk niet meer dan luttele
centen kosten. „Mijn zoon doet het
beter" luidde het commentaar van
een van de toeschouwers. Het
ons nog altijd een compleet raadsel,
waarom men deze fontein niet
altijd laat spuiten of ook dat kwar
tiertje op de derde oktober maar
overslaat.
Nu is dat een oud mopje, van dat
jongetje dat het beter doet, maar
men kan het toch ieder jaar weer
horen. Dat is evenzeer traditie als
de inhoud van de feestwijzer zelf.
Wij verdenken de uitgevers van dit
drukwerk er van, dat zij het zetsel
jaar ii^jaar uit zorgvuldig bewa-
springen van de fontein dit jaar
niet uit de kast is gehaald, waar
door het niet in de feestwijzer werd
vermeld. Ditzelfde geldt voor de
kostuums van de historische op
tocht, en wij willen het U nu
eens verklappen voor de enthou
siaste verhalen die wij elk jaar weer
op de vierde oktober in uw lijfblad
schrijven.
Het geldt alleen niet voor de
kledij van de Geuzen, die zo eens
de zoveel jaren hun historische
intocht in Leiden herhalen. In het
boekje van Han de Wilde, dat on
langs over 75 jaar drie oktober
vieren verscheen, vonden wij een
aardige foto van de intocht van de
Geuzen in 1936. Toen gingen zij
kennelijk gekleed in glimmende
harnassen en zware helmen. Giste
ren bleken zij waarschijnlijk
naar de nivellerende en „verarmen
de" tekenen des tijds in eenvou
diger kledij gestoken te zijn. Nu ja,
de weelde van eertijds is er tegen
woordig in het hele leven niet meer
bij. zo wordt dikwijls beweerd.
Waarom zouden de Geuzen zich
aan die veranderingen niet aan
passen?
Nadat deze Geuzen in aangepast
gewaad zich van hun taak hadden
gekweten, en tienduizenden harin
gen en wittebroden waren uitge
reikt, werd het hoogtepunt van de
geleide belangstelling verlegd naar
de Breestraat, waar men zich al of
niet bezinnende een indruk kon ma
ken van de ernst, die wij besteden
aan onze vrijheid. Pro Patria bleek
dit jaar voor het eerst niet het mi
litaire protocol met de voeten te
treden door tussen de muziek en de
troep te lopen, maar de parade te
openen voor de marinierskapel. Dat
Haagse regionen over de plaats van
dit corps is opgetreden, een wijs be
sluit. Waaruit U kunt zien, dat er
ook wijze zaken te vermelden val
len in een verhaal over de meest
onwijze dag van het Leidse jaar.
Och, wat is er eigenlijk verder,
afgezien van de plichtmatige ver
slagen van het „f eest wij zerlijk" ge
deelte. nog over deze dag te ver
tellen? Het was allergezelligst. De
optocht beleefde weer een hoogte
punt bij Sociëteit Minerva, waar de
meest enthousiaste toejuichingen te
horen vielen.
Voor het laatst overigens heerste
hier deze genoeglijke sfeer; volgend
jaar gaapt er waarschijnlijk een lege
wonde op deze plaats aan de Bree
straat, en eerst een jaar later zal de
nieuwe sociëteit zijn verrezen. Hoe
dat dan moet met de optocht is ons
nog niet helemaal duidelijk, want
zoals de plannen thans zijn, bestaat
er zeker geen gelegenheid om van
het nieuwe Minerva uit de optocht
op zo uitbundige wijze te begroeten.
O ja, hebt U gisteren al die ge-
uniformeerde mensen door de stad
zien rondlopen die de indruk vestig
den tot een uiteengeslagen muziek
corps te behoren? Dat waren de
mannen van de Leidse politie in
hun nieuwe uniformen. Keurig,
maar het zal wel nog even moeten
wennen. De introductie van deze
nieuwe kledij op de derde oktober
werkte echt wel wat verwarrend, nu
zo velerlei uniformen en sterren de
straten sierden.
En dan die kermis: het wordt
langzamerhand toch echt te gek.
Gisteravond kosttte vrijwel alles
was, gezien de opwinding die er een gulden of meer. Voor twee gul-
Verleden herleeft
in Lakenhal
Het door Bree gemaakte schilderij van
burgemeester Van der Werf, die zichzelf
de door honger gekwelde Leidse bevolking
tot voedsel aanbiedt, de hutspot-ketel en
het Lanckaerttapüt. die permanent deel
uitmaken van de tentoonstelling in de
Lakenhal, krijgen op 3 oktober in
ieder geval voor de Leidenaar-in-hart-
en-nieren altijd weer een speciale be
tekenis.
In de stilte van het museum herleeft
voor de bezoekers het groot-se gebeuren
van Leidens Ontzet. De in de schans
Lamme gevonden hutspot-ketel krijgt
elk jaar op drie oktober een centrale
plaats in de grote zaal van het museum.
Want is die ketel niet het symbool ge
worden van de redding en het ontzet in
1574?
In een van de bijzalen heeft men nu
ook een tentoonstelling ingericht van
„jonge" Leidse schilders, uit het laatst
van de vorige eeuw. Er zijn doeken te
bewonderen van Bakker Korf, Cornet.
Verster en v. d. Windt.
Het Lanckaerttapijt, een prachtig
staaltje van weverskunst, doet eveneens
het verleden herleven. De voorstelling
geeft een nauwkeurig beeld van het be
leg en ontzet van Leiden.
Voor de laatste maal een feestdronk
voor de oude sociëteit Minerva.
Wordt deze in de toekomst uit de
eerste etage naar beneden gegoten?
den kon je spoken zien, een marte
ling in het grote rad was in prijs
gestegen van enkele kwartjes naar
een harde gulden. Als er iets onwijs
is op de derde oktober, dan zijn het
wel de kapitalen die hier worden
weggesmeten aan genoegens, die
nauwelijks de helft van de prijs
waard zijn. Een uurtje of wat ker
mis vieren hakte gisteravond zwaar
in het feestbudget. En toch was al
les overvol, toch werd er in
autootjes gebotst, werd er gegrie
zeld en werd ernu ja, al dat
andere volop gedaan, waarvoor
een kermis nu eenmaal is.
Wat ons toch ook weer de ver
heugende zekerheid geeft, dat de
hoogconjunctuur ook aan Leiden
niet is voorbij gegaan.
Laten we ons maar met die ge
dachte verzoenen
Dat militairen niet uitsluitend
marsmuziek ten beste geven kon
men gisteren tijdens de receptie in
de Doelenkazerne constateren.