TUNES1E en LIBIË - landen met aparte charmes voor de toerist AUSTRALIË KENT REEDS LANG 5-DAAGSE (40 uren) WERKWEEK Zondag „verkiezingen" in rood Oost-Duitsland Dol of dolzinnig plan? - Neen alleen maar prettig en interessant Vrije-tijdsbesteding levert geen moeilijkheden op CttOWJfa Wie het waagt een stemhokje op te zoekenmaakt zich verdacht! Opgericht 1 maart 1860 Donderdag 14 september 1961 Vierde blad no. 30452 Douane- en taalproblemen In tegenstelling tot andere Noord- Afrikaanse landen, waarover men veel in de pers leest, is Libië een maar weinig bekend land. Een uitnodiging om daar enkele weken te komen logeren krijg je niet elke dag en wij vinden dat wij zoiets niet kunnen afslaan. Na enig wikken en wegen besluiten wij om met de auto naar Marseille te gaan, vandaar per boot naar Tunis, om daar verder te rijden naar Tripoli. De me ning van vrienden en kennissen is ver deeld. De een vindt het een „dol" plan, de ander vindt het alleen maar dol zinnig. Er is geen gebrek aan sombere verhalen over de ellende en narigheid, die wij op deze tocht zullen ondervin den, maar deze voorspellingen blijken schromelijk overdreven. De reis is niet moeilijk, alleen maar prettig en interes sant. De rit naar Marseille is alleen al de moeite waard. In Midden-Frankrijk rij den wij tussen de wit-bloeiende slee doornhagen die de akkers omgrenzen en enkele uren later tussen boomgaar den waar perziken en abrikozen in volle bloesem staan. Op donderdagavond uit Leiden vertrokken, komen wij zaterdag ochtend in Marseille aan, ruim op tijd om de auto af te leveren voor versche ping naar Tunis. Dat kost wel wat tijd. Er worden formulieren in veelvoud in gevuld, de benzine (op een liter of vijf na) wordt afgetapt, de accu-contacten worden losgemaakt en de douane moet de papieren zien (maar heeft daarvoor niet de minste belangstelling). Het enige wat moeite kost is 't stouwen van zoveel mogelijk bagage in de achterbak, omdat alleen die mag worden afgesloten. Wat los in de auto blijft liggen zou onder weg licht kunnen verdwijnen. Als zon dag om twaalf uur 's middags de „El Djezaïr" de haven van Marseille uit vaart om ons naar Tunis te brengen, hebben wij vierentwintig uur de tijd om bij te komen van onze rit. Dat lukt wonderwel; het is mooi, zonnig weer, de zee is kalm en de verzorging aan boord is bijzonder goed. De hofmeester heeft uitgevist dat wij belangstelling hebben in de biologie en onthaalt ons op een discours over de theorieën van Cuvier over het vergaan van vroegere dieren- werelddelen door catastrofes. Terwijl het schip langzaam door het lange kanaal vaart dat toegang geeft tot de haven van Tunis, vindt de pas- sen-controle plaats; de bagage-controle geschiedt in een loods op de kade. Wij, als toeristen, komen er gemakkelijk af, maar de Tunesische passagiers moeten alles uitpakken. Een omvangrijke Tune siër. ondanks de hitte gehuld in een dikke, lichtgele, wollen trui, maakt zich meester van onze auto-papieren; hij zal voor de inklaring zorgen, maar dat kost tijd. Het is inmiddels een uur geworden en de douane gaat eerst eten; om drie uur zullen zij weer terug zijn. Ons blijft niet anders over dan rustig te wachten en dat doen wij in de schaduw voor een klein cafétje, met uitzicht op een park met palmen en met een onbehoorlijke stapel bagage naast ons op het trottoir. Om drie uur ga ik eens bij de dou aneloods poolshoogte nemen. De geel-ge truide draaft voorbij met een pak pa pieren in de hand. „Nog één minuut" roept hij en verdwijnt voor een half uur, maar dan komt toch het ogenblik dat wij onze auto op de kade mogen gaan zoeken om er mee naar de dou ane te rijden. De belangstelling van de ambtenaar geldt meer het uiterlijk van de wagen, dan de bagage. Als een auto tijdens het lossen een deukje of een schrammetje heeft gekregen, komt men niet van het haventerrein af voordat men een papier kan tonen dat de scheep vaartmaatschappij de schade zal ver goeden. Om vijf uur ls het dan einde lijk zover dat alles weer is op- en inge laden en dat wij kunnen vertrekken. Tunesië viert het eerste lustrum van zijn onafhankelijkheid. De straten zijn versierd met vlaggen en op de Avenue Habib Bourguiba drentelt een dichte me nigte heen en weer. De mannen dra gen merendeels Europese kleding, maar met een dofrood, rond kapje op het hoofd. De vrouwen zijn gehuld in een grote, witte doek, die ook het hoofd bedekt en waarvan een slip, bij wijze van „sluier", voor de mond wordt ge houden. Wij rijden de stad uit over een brede autoweg, waar de wegwijzers niet alleen namen van plaatsen in Tunesië vermel den, maar ook dat het 761 km naar Tripoli en 2591 naar Cairo is. De weg voert tussen olijfgaarden, boomgaarden met sinaasappels en citroenen en hier en daar een wijngaard, omheind met hoge hagen van enome schijfcactussen. Op de brede bermen worden drome darissen, ezels, geiten en schapen voort gedreven. Zo nu en dan een man schrij lings op een ezel gezegen, de benen ritmisch heen- en weer zwaaiend, zo dat afwisselend de rechter en linker hiel tegen de romp van de ezel komen om het dier tot voortgaan aan te moedi gen. Zo gaan wij zuidwaarts langs Sousse en Sfax. Het land wordt allengs droger en de begroeiing spaarzamer. De uit gestrekte boomgaarden verdwijnen en slechts hier en daar passeren wij een oase met dadelpalmen in het overigens dorre, kale landschap. Wij rijden dicht langs de Golf van Gabès, waar hon derden roze flamingo's in het ondiepe water naar voedsel zoeken. In de verte is het heiig, maar niet omdat de lucht zo vochtig is. De „ghibli", de warme woestijnwind waait met kracht en de nevel bestaat uit zeer fijn stof. Al sluit men de ramen, het stof dringt door de kleinste kieren toch binnen. Gelukkig duurt het traject met de stofstorm niet lang; het is zo warm dat open ramen wel wenselijk zijn. Zowel bij het verlaten van Tunesië, als bij het binnenkomen in Libië pas seert men twee douaneposten. In Ben Gardane, de laatste stad in Tunesië, worden onze papieren afgestempeld en wij krijgen een briefje mee voor de een zame ambtenaar, die vijfentwintig kilo meter verder een over de weg gespan nen ketting bewaakt. Daar worden wij nogmaals in een register ingeschreven en dan mogen wij Tunesië uit en Libië in. Het grensgebied is volkomen vlak; aan beide zijden van de weg strekken zich ondiepe zoutmeren uit, die nu nog water bevatten, maar die midden in de zomer geheel opdrogen. Zeven kilometer na de grens bereiken wij de eerste Li bische post. Hier merken wij hoe moei lijk het is om in een land te komen waarvan men de taal niet kent. De poli tieman, die ons te woord staat, spreekt Arabisch, wat Italiaans en enkele, wei nige woorden Engels. Ons carnet de pas sage voor de auto, dat zoals gebruikelijk in het Frans is gesteld, levert moeilijk heden op, maar gelukkig komt er hulp. Voor het kantoortje zit een Arabier, ge huld in een barracane (een witte, wol len deken, die om het lichaam en om het hoofd wordt geslagen), met een Philips transistor radio in zijn hand naar het nieuws te luisteren. Deze Ara bier kent Frans en hij vertaalt het een en ander. Als mijn naam wordt ge vraagd, wijs ik die in het carnet aan, maar dat blijkt niet de bedoeling te zijn; ik moet hem uitspreken en op de klank af wordt hij in Arabische tekens in een register geschreven. Dan mogen wij doorrijden tot Zuara, 59 km verder, waar de eigenlijke douane- en politie controle plaatsvindt. In het boek „Ge lukkig Libië" van Mevrouw Tadema- Sporry hebben wij gelezen hoe vroeger de douane alle bagage liet uitpakken en dat baart ons wel enige zorgen. Niet om dat wij iets te verbergen hebben, maar omdat wij vrezen dat wij onze met veel moeite gestouwde bagage nooit meer in de auto zullen krijgen. Ook hier valt het mee, want wij behoeven niets open te maken. Het blijft zeer warm, al is de weg hier en daar overschaduwd door hoge Eucalyptusbomen; zo warm zelfs dat de auto het nu en dan te kwaad dreigt te krijgen. Aan de buitenrand van het stadje Sabratha noodt een uithangbord met de naam van een bekend merk Nederlands bier tot een kort oponthoud. Steeds weer valt het ons tijdens het verblijf in Libië op hoevele Nederland se produkten hier worden ingevoerd. In alle winkeltjes heeft men Nederland se snelwegers; Nederlandse blikjes zijn overal te krijgen. Vijf etmalen nadat wij uit Leiden zijn vertrokken, stoppen wij in Girogimpopoli (een voorstad van Tripoli) voor het huis van onze gast heer, dr. Chr. B. Bar, die als geoloog in 1959 de expeditie naar het Sterren gebergte meemaakte. Hier zullen wij drie weken logeren en van hieruit zul len wij tochten in Tripolitanië maken. De wetenschappelijke leider van de Nieuw-Guinea-expeditie 1960, dr. 1 L. D. Brongersma, directeur van het Rijksmuseum van Natuurlijke His- 1 torie te Leiden, die voor ons Blad i een aantal artikelen schreef over i zijn tocht naar het Antares-geberg- te, heeft onlangs een reis voltooid in de Libische en Tunesische woes tijn, waar hij een studie maakte van de aldaar voorkomende en we tenschappelijk nog weinig geëxplo reerde flora en fauna. In een zestal artikelen, waarvan i wij hiernaast het eerste publiceren, i vertelt hij van zijn bevindingen. stemming gevonden; er zijn een aantal musea in gehuisvest. Men vindt er een verzameling beelden, friesen en mozaie- ken afkomstig uit de Romeinse stad Leptis magna (124 km ten oosten van Tripoli). Een tweede museum bevat een uitgebreide praehistorische verzameling van stenen werktuigen en reproducties van rotsschilderingen. Een ethnogra- fisch museum geeft een indruk van kle derdrachten en gebruiksvoorwerpen, die met de moderne tijd verdwijnen. De suppoost demonstreert een van de in genieuze, houten deursloten; de sleutel is een smal stuk hout met daarop een aantal houten pennen die als de sleutel in hetslot wordt gedrukt evenvele en juist zo geplaatste pallen omhoog schui ven, waarop de houten grendel kan worden verschoven en de deur kan wor den geopend. Door het aantal pennen (en dus ook het aantal pallen) en het patroon waarin zij geplaatst zijn te va riëren kan men een oneindig aantal ver schillende sloten maken. Boven in het gebouw is het natuurhistorisch museum gevestigd. Daar vindt men een over zicht van de Lybische dierenwereld, een verzameling van fossiele resten van uit gestorven dieren en collecties op geolo gisch gebied. Deze musea zijn tijdens de Italiaanse overheersing gesticht; voor het jonge, zelfstandige Libië vormen zij een kostbaar bezit. Aan de Italiaanse tijd herinneren vele dingen. Er wonen nog ongeveer dertig duizend Italianen in Tripoli en in de grote winkelstraten ziet men vele Ita liaanse opschriften. De oudere Libiërs spreken naast Arabisch ook Italiaans. Bij de haven staan twee hoge zuilen; op de ene is in brons aangebracht de wolvin met Romulus en Remus, de le- De zuilen aan de haven van Tripoli, waar tussendoor Mussolini indertijd als triomfator het land binnentrok. De vijfdaagse buiten onze grenzen 7) (Van onze correspondent) In Australië kent men over het qehele land de 40-uriqe werkweek. Deze „standaard-week", die bij de wet is geregeld, werd op 1 juli 1947in de staat Nieuw-Zuid-Wales ingevoerd, op 1 januari 1948 gevolgd voor het gehele land. Iedere werknemer, zo wijst de praktijk uit, heeft recht op twee volle vrije dagen per week, aldus onze cor respondent in Sydney. De eerste dagen besteden wij aan het verkennen van Tripoli, of zoals het in het Arabisch heet „Tarablus al Gharb". Naast ruime straten en pleinen met grote kantoorgebouwen en fraaie woon huizen heeft men de oude stad met zijn wir-war van nauwe straatjes. Huisves tingsproblemen kent men ook hier, want veel mensen trekken van het land naar de stad en van 1954 tot 1960 nam de bevolking van Tripoli met ongeveer veertig procent toe. Op ons oefent de „soek", de Arabische winkelwijk, een grote aantrekkingskracht uit; langs de nauwe straatjes vindt men honderden winkeltjes, waar men van alles kan ko pen. De slager etaleert naast stukken vlees en een koeiekop ook de schoonge wassen darmen van het dier. Men kan er brood en snoep kopen, non-iron over hemden, speelgoed, goud- en zilverwerk en tapijten. Onder een overdekte galerij om een binnenpleintje met een fraaie fontein zit een jonge koperslager met veel lawaai enorme ronde platen koper te verwerken tot bladen versierd met Arabische motieven. In een overdekte galerij huizen de wevers en tapijtver kopers. Ons bezoek geldt de winkel van Aref ben Hag, die ons door onze gast vrouw is aanbevolen. Wij treffen het niet, want hij is niet thuis. Een van zijn buren (en concurrenten) neemt de honneurs waar. Voor de winkel staan links en rechts twee stoelen en daarop mogen wij wachten. Even later komt een jongen uit een naburig café ons glaasjes uiterst zoete thee met kruid nagels brengen, besteld door de buur man als waarnemend gastheer. Dan verschijnt Aref, die gelukkig Engels spreekt, zodat wij hem duidelijk kun nen maken wat wij willen hebben. Dat blijkt niet voorradig te zijn, maar hij zal een aantal kleden opzicht laten ko men uit Misurata, een stad waar zeer grote weverijen zijn. Behalve de wer kelijk mooie Misurata kleden, in kleu ren of in zwart en wit geweven met een rand waarin als motief kleine ge zellen of dromedarissen, verkoopt men in de soek ook kleden met wilde voor stellingen van brullende leeuwen en kleurige taferelen van harem-dames, kleden zoals die in alle havensteden van het midden-oosten te krijgen zijn en die uit Italië worden geïmporteerd. Tussen de soek en de haven rijzen de muren van het Castello hoog op, een versterking die in de middeleeuwen zijn huidige vorm kreeg. Binnen deze muren een netwerk van gangen, trappen en binnenplaatsen met fonteinen. Thans heeft het Castello een vreedzame be- gendarische stichters van de stad Rome; op de andere een bronzen korsaar (schip zoals dat in de zeeroverstijd werd gebruikt en dat ook in het wapen van Tripoli voorkomt). Tussen deze twee zuilen ging destijds Mussolini te paard aan land om als triomfator Tripoli bin nen te trekken. De opschriften zijn ver wijderd, maar de decoratieve zuilen heeft men laten staan. Zo vindt men ook op andere plaatsen nog Italiaanse monumenten. Langs de weg, die van Tripoli naar het oosten gaat, vindt men bij Misurata nog de sporen van de Ita liaanse landbouwkolonisatie; duizenden boeren werden gedwongen om met him gezinnen naar Libië te verhuizen. Daar waren reeds huizen voor hen gebouwd, waterputten gegraven enz. Tientallen keurige, witte huizen met het opschrift „Ente colonnizazione Libia", omgeven door olijfgaarden, herinneren nog aan die tijd. Bij Tripoli is de nu bijna vier Jaar oude Faculteit van Wis- en Natuurkun- Het Castello in Tripoli met op de achtergrond de op de andere foto beter zichtbare zuilen. de van de universiteit van Libië ge vestigd (andere faculteiten vindt men in Benghazi). Men leidt hier studenten op tot de graad van Bachelor of Science en dit jaar zullen de eersten van hen examen doen; daarna zullen zij (voor lopig althans) in het buitenland ver der moeten studeren. De eerste twee jaar geschiedt de opleiding in het Arabisch daarna twee jaar Engels. De Italianen moedigden de Arabische bevolking niet aan tot het volgen van onderwijs en pas na het zelfstandig worden van het land, kon men hier beginnen met de opleiding op middelbare scholen en universiteiten. De docenten komen dan ook allen uit het buitenland, uit Egypte, de Libanon, Irak, Pakistan en enkele ook uit de Verenigde Staten. In a fwachting liquidatie van Ned. Ballet het Dans Theater werkt aan zijn toekomst (Van onze correspondent) De recente ontwikkelingen in de Nederlandse balletverhoudingen hebben een enigszins paradoxale situatie doen ontstaan: het enige gezelschap dat al volop aan de realisering van zijn toekomstplannen kan gaan werken is het Nederlands Dans Theater, dat tot voor kort nog geheel in het onzekere verkeerde over zyn voort bestaan. Het Nationaal Ballet is officieel opgericht, maar kan nog niet in werking treden voor het Nederlands Ballet is geliquideerd. Vermoedelijk wacht ook het Dans Theater voor de uitvoering van enkele plannen op de liquidatie van het Neder lands Ballet. Er zijn namelijk tekenen, die erop wijzen dat de solisten Job San ders en Alexandra van Rhijn de gelede ren van het Dans Theater komen ver sterken, maar daarvoor moet eerst hun contract met het Nederlands Ballet be ëindigd zijn. Sanders zou tevens Ben jamin Harkarvy, die in Den Haag blijft werken, ter zijde komen staan als ballet- meester. Ook Hanny Bouman, die tot 1 september aan het Amsterdams Ballet verbonden was, komt als balletmeesteres bij het Dans Theater. Het tableau de la troupe van het Ne derlands Dans Theater wordt voorts uit gebreid met Marten Molema van „Sca- pino", Ann Hyde van het Nederlands Ballet en Tiny van Pel en Hans Hilton van het Amsterdams Ballet. Wanneer Job Sanders deel gaat uitmaken van het ensemble zal waarschijnlijk ook zyn echt genote, Joni Wade, zich bij het Dans Theater voegen. DIRECTEUR HAAGSE RODE-KRUIS-ZIEKENHUIS (Van onze Haagse correspondent) Met ingang van 1 november is tot ge neesheer-directeur van het Rode Kruis- ziekenhuis te Den Haag benoemd dr. W. F. Noordhoek Hegt, leider van de bloedtransfusiedienst van het Rode Kruis en plaatsvervangend geneesheer- directeur van het ziekenhuis. Hij volgt dr. H. Boom op, die wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd zijn functie gaat neerleggen. Overuren toegestaan De wet schrijft per 24 uur een maxi mum werktijd van acht uur voor, 40 uur per week, of, in perioden van 14, 21 en 28 dagen, van 80, 120 en 160 uur. Een zekere elasticiteit in de toepassing van deze wetsregels is echter toegestaan. Overuren kunnen zo onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan (maar kunnen óók worden verboden of beperkt om bijvoorbeeld werkloosheid te vermin deren of te voorkomen). Gewoonlijk geldt voor overuren een anderhalf maal zo hoog loon, terwijl een dubbel uurloon wordt uitbetaald voor overwerk, verricht op een zondag of een officiële feestdag. Het kan echter ook voorkomen, dat overuren gecompenseerd worden met een gelijk aantal uren vrijaf. Afzonderlijk geregeld De perioden, waarop in 't algemeen gewerkt mag worden in fabrieken en winkels, zijn voor elke staat afzonderlijk geregeld. Het sluitingsuur van winkels kan als gevolg van deze verschillende re gelingen variëren van half zes 's middags tot zes uur op de eerste vijf dagen van de week en van 12 uur tot 1 uur op zater dag. De winkelsluitingswetten zijn overigens voor bepaalde winkels in bepaalde plaat sen. Afhankelijk van de branche, kun nen deze zaken tot half twaalf 's avonds geopend zijn: groente- en fruitwinkels, milkbars, restaurants, viscafé's, enz. Hogere prijzen In Brisbane (Queensland) heeft men overigens voor winkels een sluitingsuur van tien over half vijf 's middags door gevoerd. Kent men in ons land in café's en restaurants vaak verhoogde prijzen in de uren, dat er muziek wordt gemaakt, in Australië kan het gebeuren dat de prijzen 's zaterdags en s' zondags worden verhoogd. De weekeinde-klanten dragen dus bij in de hogere uurlonen, die aan het personeel moeten worden uitbetaald! Uit een onderzoek van maart dit jaar is gebleken, dat van 2410 fabrieken in Australië (met een totale personeelsbe zetting van 434.000 man), 25,7 procent der arbeiders overuren kon declareren in 59,4 procent dus méér dan de helft van het aantal geënqueteerde fabrie ken. In februari dit jaar waren deze cij fers respectievelijk 27,3 procent en 60,3 procent. Banken blijven open Kantoren en fabrieken zijn op zater dag en zondag in Australië dus gesloten, doch typische uitzondering banken blijven op de zesde dag van de week tot 11 of 12 uur geopend. Sommige ban ken gaan 's ochtends zelfs reeds tien minuten over acht open om de cliënten in de gelegenheid te bieden de bank te bezoeken vóórdat de kantoren beginnen, te weten om half negen of negen uur. De warenhuizen gaan 's zaterdags meestal vroeger open dan op andere da gen. Scholen kennen eveneens een vijfdaag se: 's zaterdags hebben de leerlingen vrijaf. Ook de burgerlijke stand sluit twee dagen per week. Al mogen de Australische vakbonden het beginsel van „één man, één baan" zijn toegedaan, dikwijls komt het toch voor dat arbeiders op hun vrije dag te gen betaling karweitjes opknappen. Over het algemeen genomen maken de Australiërs echter een ruim gebruik van hun vrije tijd. Ze verrichten allerlei werkjes in eigen huis of tuin of zoeken het vertier buitenshuis: sport, woudlo pen (ons Nederlanders helaas onbekend), autorijden, kamperen, vissen, zwemmen, zeilen enz. De vrijetijdsbesteding levert in Australië dan ook geen moeilijkheden op! Zondag a.s. zullen ook in Oost-Duitsland verkiezingen worden gehouden en wel voor districts- en gemeenteraden, waaraan een twaalf miljoen kiesgerechtigden zullen deelnemen. De gang van zaken bij deze „verkiezingen" wijkt echter sterk af van de Bondsdagverkiezingen, die op dezelfde dag in West-Duitsland worden gehouden. De stemming in de Westduitse Bondsrepubliek is vrij geheim. De kiezers kunnen hun keus doen uit negen partijen. In de „Duitse Democratische Republiek" is slechts één partij toegelaten, namelijk de officiële communistische „Socialistische Duitse Eenheidspartij", S.E.D., die uitkomt met een kandidaatenlijst, die de naam draagt „Volksdemocratiscbe eenheidslijst van het nationale front". Kiezers in groepen naar de stembus In theorie bestaat voor de Oostduitse kiezers de mogelijkheid om een „ja"- of „neen"-stem uit te brengen. In de prak tijk is het zo, dat de kiezers zoveel moge lijk groepsgewijs naar de stemlokalen worden gebracht. Uit uitlatingen van de Oostduitse over- heidspers blijkt duidelijk dat de SED alle mogelijke vormen van druk zal aanwen den, om zoveel mogelijk ,ja"-stemmen op haar lijst te krijgen. Aan de in hui zenblokken wonende kiezers is meege deeld: „Onze gehele kiezersgroep stemt in het openbaar en reeds om tien uur". Wanneer de Oostduitse kiezer in het stemlokaal komt, wordt hem het stem biljet, met de namen der kandidaten van het „volksdemocratische nationaal front", in de hand gedrukt. Het is de bedoeling, dat hij dit ongewijzigd in de stembus laat glijden. Hij, die een stemhokje opzoekt, maakt J zich verdacht! Overigens waren er by de j jonaste Oostduitse verkiezingen in vele Oostduitse stemlokalen geen stemhokjes meer te bekennen.... Bij deze verkiezingen, die 23 juni 1957 werden gehouden, was 97.16 procent der kiezers opgekomen; 99.52 procent van hen bracht zijn stem op de „eenheids- lijst" uit. Men verwacht ook deze maal een dergelijk resultaat. Alhoewel het zondag a.s. in Oost- Duitsland slechts om districts- en ge meenteraadsverkiezingen gaat, poogt de communistische propaganda er het karakter van een „verstrekkende poli tieke stellingname" aan te geven. Politieke waarnemers zijn het er over eens, dat het Oostduitse bewind de uit slag van deze plaatselijke „verkiezingen" wil beschouwen als een „goedkeuring achteraf" van het afsnijden van Oost- Berlijn van het Westelijke gedeelte van de stad. Voorts moeten 98 procents „ja"-stem- men, die bij Oostduitse „verkiezingen" normaal zijn, in dit geval ook nog als een „machtiging" der kiezers aan de regering-Ulbricht worden beschouwd, om een vredesverdrag met de Sowjet-Unie te sluiten. Dit zou dan geheel volgens het tijdschema geschieden, dat het Kremlin en de Oostduitse bewindslieden tezamen hebben opgesteld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 13