TUNES1E en LIBIË - landen met
aparte charmes voor de toerist
AUSTRALIË KENT REEDS LANG
5-DAAGSE (40 uren) WERKWEEK
Zondag „verkiezingen"
in rood Oost-Duitsland
Dol of dolzinnig plan? - Neen
alleen maar prettig en interessant
Vrije-tijdsbesteding levert
geen moeilijkheden op
CttOWJfa
Wie het waagt een stemhokje op
te zoekenmaakt zich verdacht!
Opgericht 1 maart 1860
Donderdag 14 september 1961
Vierde blad no. 30452
Douane- en taalproblemen
In tegenstelling tot andere Noord-
Afrikaanse landen, waarover men veel
in de pers leest, is Libië een maar
weinig bekend land. Een uitnodiging om
daar enkele weken te komen logeren
krijg je niet elke dag en wij vinden
dat wij zoiets niet kunnen afslaan. Na
enig wikken en wegen besluiten wij om
met de auto naar Marseille te gaan,
vandaar per boot naar Tunis, om daar
verder te rijden naar Tripoli. De me
ning van vrienden en kennissen is ver
deeld. De een vindt het een „dol" plan,
de ander vindt het alleen maar dol
zinnig. Er is geen gebrek aan sombere
verhalen over de ellende en narigheid,
die wij op deze tocht zullen ondervin
den, maar deze voorspellingen blijken
schromelijk overdreven. De reis is niet
moeilijk, alleen maar prettig en interes
sant.
De rit naar Marseille is alleen al de
moeite waard. In Midden-Frankrijk rij
den wij tussen de wit-bloeiende slee
doornhagen die de akkers omgrenzen
en enkele uren later tussen boomgaar
den waar perziken en abrikozen in volle
bloesem staan. Op donderdagavond uit
Leiden vertrokken, komen wij zaterdag
ochtend in Marseille aan, ruim op tijd
om de auto af te leveren voor versche
ping naar Tunis. Dat kost wel wat tijd.
Er worden formulieren in veelvoud in
gevuld, de benzine (op een liter of vijf
na) wordt afgetapt, de accu-contacten
worden losgemaakt en de douane moet
de papieren zien (maar heeft daarvoor
niet de minste belangstelling). Het enige
wat moeite kost is 't stouwen van zoveel
mogelijk bagage in de achterbak, omdat
alleen die mag worden afgesloten. Wat
los in de auto blijft liggen zou onder
weg licht kunnen verdwijnen. Als zon
dag om twaalf uur 's middags de „El
Djezaïr" de haven van Marseille uit
vaart om ons naar Tunis te brengen,
hebben wij vierentwintig uur de tijd om
bij te komen van onze rit. Dat lukt
wonderwel; het is mooi, zonnig weer, de
zee is kalm en de verzorging aan boord
is bijzonder goed. De hofmeester heeft
uitgevist dat wij belangstelling hebben
in de biologie en onthaalt ons op een
discours over de theorieën van Cuvier
over het vergaan van vroegere dieren-
werelddelen door catastrofes.
Terwijl het schip langzaam door het
lange kanaal vaart dat toegang geeft
tot de haven van Tunis, vindt de pas-
sen-controle plaats; de bagage-controle
geschiedt in een loods op de kade. Wij,
als toeristen, komen er gemakkelijk af,
maar de Tunesische passagiers moeten
alles uitpakken. Een omvangrijke Tune
siër. ondanks de hitte gehuld in een
dikke, lichtgele, wollen trui, maakt zich
meester van onze auto-papieren; hij zal
voor de inklaring zorgen, maar dat kost
tijd. Het is inmiddels een uur geworden
en de douane gaat eerst eten; om drie
uur zullen zij weer terug zijn. Ons blijft
niet anders over dan rustig te wachten
en dat doen wij in de schaduw voor een
klein cafétje, met uitzicht op een park
met palmen en met een onbehoorlijke
stapel bagage naast ons op het trottoir.
Om drie uur ga ik eens bij de dou
aneloods poolshoogte nemen. De geel-ge
truide draaft voorbij met een pak pa
pieren in de hand. „Nog één minuut"
roept hij en verdwijnt voor een half
uur, maar dan komt toch het ogenblik
dat wij onze auto op de kade mogen
gaan zoeken om er mee naar de dou
ane te rijden. De belangstelling van de
ambtenaar geldt meer het uiterlijk van
de wagen, dan de bagage. Als een auto
tijdens het lossen een deukje of een
schrammetje heeft gekregen, komt men
niet van het haventerrein af voordat
men een papier kan tonen dat de scheep
vaartmaatschappij de schade zal ver
goeden. Om vijf uur ls het dan einde
lijk zover dat alles weer is op- en inge
laden en dat wij kunnen vertrekken.
Tunesië viert het eerste lustrum van
zijn onafhankelijkheid. De straten zijn
versierd met vlaggen en op de Avenue
Habib Bourguiba drentelt een dichte me
nigte heen en weer. De mannen dra
gen merendeels Europese kleding, maar
met een dofrood, rond kapje op het
hoofd. De vrouwen zijn gehuld in een
grote, witte doek, die ook het hoofd
bedekt en waarvan een slip, bij wijze
van „sluier", voor de mond wordt ge
houden.
Wij rijden de stad uit over een brede
autoweg, waar de wegwijzers niet alleen
namen van plaatsen in Tunesië vermel
den, maar ook dat het 761 km naar
Tripoli en 2591 naar Cairo is. De weg
voert tussen olijfgaarden, boomgaarden
met sinaasappels en citroenen en hier
en daar een wijngaard, omheind met
hoge hagen van enome schijfcactussen.
Op de brede bermen worden drome
darissen, ezels, geiten en schapen voort
gedreven. Zo nu en dan een man schrij
lings op een ezel gezegen, de benen
ritmisch heen- en weer zwaaiend, zo
dat afwisselend de rechter en linker hiel
tegen de romp van de ezel komen om
het dier tot voortgaan aan te moedi
gen.
Zo gaan wij zuidwaarts langs Sousse
en Sfax. Het land wordt allengs droger
en de begroeiing spaarzamer. De uit
gestrekte boomgaarden verdwijnen en
slechts hier en daar passeren wij een
oase met dadelpalmen in het overigens
dorre, kale landschap. Wij rijden dicht
langs de Golf van Gabès, waar hon
derden roze flamingo's in het ondiepe
water naar voedsel zoeken. In de verte
is het heiig, maar niet omdat de lucht
zo vochtig is. De „ghibli", de warme
woestijnwind waait met kracht en de
nevel bestaat uit zeer fijn stof. Al sluit
men de ramen, het stof dringt door de
kleinste kieren toch binnen. Gelukkig
duurt het traject met de stofstorm niet
lang; het is zo warm dat open ramen
wel wenselijk zijn.
Zowel bij het verlaten van Tunesië,
als bij het binnenkomen in Libië pas
seert men twee douaneposten. In Ben
Gardane, de laatste stad in Tunesië,
worden onze papieren afgestempeld en
wij krijgen een briefje mee voor de een
zame ambtenaar, die vijfentwintig kilo
meter verder een over de weg gespan
nen ketting bewaakt. Daar worden wij
nogmaals in een register ingeschreven
en dan mogen wij Tunesië uit en Libië
in. Het grensgebied is volkomen vlak;
aan beide zijden van de weg strekken
zich ondiepe zoutmeren uit, die nu nog
water bevatten, maar die midden in de
zomer geheel opdrogen. Zeven kilometer
na de grens bereiken wij de eerste Li
bische post. Hier merken wij hoe moei
lijk het is om in een land te komen
waarvan men de taal niet kent. De poli
tieman, die ons te woord staat, spreekt
Arabisch, wat Italiaans en enkele, wei
nige woorden Engels. Ons carnet de pas
sage voor de auto, dat zoals gebruikelijk
in het Frans is gesteld, levert moeilijk
heden op, maar gelukkig komt er hulp.
Voor het kantoortje zit een Arabier, ge
huld in een barracane (een witte, wol
len deken, die om het lichaam en om
het hoofd wordt geslagen), met een
Philips transistor radio in zijn hand
naar het nieuws te luisteren. Deze Ara
bier kent Frans en hij vertaalt het een
en ander. Als mijn naam wordt ge
vraagd, wijs ik die in het carnet aan,
maar dat blijkt niet de bedoeling te
zijn; ik moet hem uitspreken en op de
klank af wordt hij in Arabische tekens
in een register geschreven. Dan mogen
wij doorrijden tot Zuara, 59 km verder,
waar de eigenlijke douane- en politie
controle plaatsvindt. In het boek „Ge
lukkig Libië" van Mevrouw Tadema-
Sporry hebben wij gelezen hoe vroeger
de douane alle bagage liet uitpakken en
dat baart ons wel enige zorgen. Niet om
dat wij iets te verbergen hebben, maar
omdat wij vrezen dat wij onze met veel
moeite gestouwde bagage nooit meer in
de auto zullen krijgen. Ook hier valt
het mee, want wij behoeven niets open
te maken.
Het blijft zeer warm, al is de weg
hier en daar overschaduwd door hoge
Eucalyptusbomen; zo warm zelfs dat de
auto het nu en dan te kwaad dreigt
te krijgen. Aan de buitenrand van het
stadje Sabratha noodt een uithangbord
met de naam van een bekend merk
Nederlands bier tot een kort oponthoud.
Steeds weer valt het ons tijdens het
verblijf in Libië op hoevele Nederland
se produkten hier worden ingevoerd.
In alle winkeltjes heeft men Nederland
se snelwegers; Nederlandse blikjes zijn
overal te krijgen. Vijf etmalen nadat
wij uit Leiden zijn vertrokken, stoppen
wij in Girogimpopoli (een voorstad van
Tripoli) voor het huis van onze gast
heer, dr. Chr. B. Bar, die als geoloog
in 1959 de expeditie naar het Sterren
gebergte meemaakte. Hier zullen wij
drie weken logeren en van hieruit zul
len wij tochten in Tripolitanië maken.
De wetenschappelijke leider van
de Nieuw-Guinea-expeditie 1960, dr. 1
L. D. Brongersma, directeur van het
Rijksmuseum van Natuurlijke His- 1
torie te Leiden, die voor ons Blad i
een aantal artikelen schreef over i
zijn tocht naar het Antares-geberg-
te, heeft onlangs een reis voltooid
in de Libische en Tunesische woes
tijn, waar hij een studie maakte
van de aldaar voorkomende en we
tenschappelijk nog weinig geëxplo
reerde flora en fauna.
In een zestal artikelen, waarvan i
wij hiernaast het eerste publiceren, i
vertelt hij van zijn bevindingen.
stemming gevonden; er zijn een aantal
musea in gehuisvest. Men vindt er een
verzameling beelden, friesen en mozaie-
ken afkomstig uit de Romeinse stad
Leptis magna (124 km ten oosten van
Tripoli). Een tweede museum bevat een
uitgebreide praehistorische verzameling
van stenen werktuigen en reproducties
van rotsschilderingen. Een ethnogra-
fisch museum geeft een indruk van kle
derdrachten en gebruiksvoorwerpen, die
met de moderne tijd verdwijnen. De
suppoost demonstreert een van de in
genieuze, houten deursloten; de sleutel
is een smal stuk hout met daarop een
aantal houten pennen die als de sleutel
in hetslot wordt gedrukt evenvele en
juist zo geplaatste pallen omhoog schui
ven, waarop de houten grendel kan
worden verschoven en de deur kan wor
den geopend. Door het aantal pennen
(en dus ook het aantal pallen) en het
patroon waarin zij geplaatst zijn te va
riëren kan men een oneindig aantal ver
schillende sloten maken. Boven in het
gebouw is het natuurhistorisch museum
gevestigd. Daar vindt men een over
zicht van de Lybische dierenwereld, een
verzameling van fossiele resten van uit
gestorven dieren en collecties op geolo
gisch gebied. Deze musea zijn tijdens
de Italiaanse overheersing gesticht; voor
het jonge, zelfstandige Libië vormen zij
een kostbaar bezit.
Aan de Italiaanse tijd herinneren vele
dingen. Er wonen nog ongeveer dertig
duizend Italianen in Tripoli en in de
grote winkelstraten ziet men vele Ita
liaanse opschriften. De oudere Libiërs
spreken naast Arabisch ook Italiaans.
Bij de haven staan twee hoge zuilen;
op de ene is in brons aangebracht de
wolvin met Romulus en Remus, de le-
De zuilen aan de haven van Tripoli, waar tussendoor Mussolini indertijd als triomfator het land
binnentrok.
De vijfdaagse buiten onze grenzen 7)
(Van onze correspondent)
In Australië kent men over het qehele land de 40-uriqe werkweek.
Deze „standaard-week", die bij de wet is geregeld, werd op 1 juli
1947in de staat Nieuw-Zuid-Wales ingevoerd, op 1 januari 1948
gevolgd voor het gehele land. Iedere werknemer, zo wijst de praktijk
uit, heeft recht op twee volle vrije dagen per week, aldus onze cor
respondent in Sydney.
De eerste dagen besteden wij aan het
verkennen van Tripoli, of zoals het in
het Arabisch heet „Tarablus al Gharb".
Naast ruime straten en pleinen met
grote kantoorgebouwen en fraaie woon
huizen heeft men de oude stad met zijn
wir-war van nauwe straatjes. Huisves
tingsproblemen kent men ook hier, want
veel mensen trekken van het land naar
de stad en van 1954 tot 1960 nam de
bevolking van Tripoli met ongeveer
veertig procent toe. Op ons oefent de
„soek", de Arabische winkelwijk, een
grote aantrekkingskracht uit; langs de
nauwe straatjes vindt men honderden
winkeltjes, waar men van alles kan ko
pen. De slager etaleert naast stukken
vlees en een koeiekop ook de schoonge
wassen darmen van het dier. Men kan
er brood en snoep kopen, non-iron over
hemden, speelgoed, goud- en zilverwerk
en tapijten. Onder een overdekte galerij
om een binnenpleintje met een fraaie
fontein zit een jonge koperslager met
veel lawaai enorme ronde platen koper
te verwerken tot bladen versierd met
Arabische motieven. In een overdekte
galerij huizen de wevers en tapijtver
kopers. Ons bezoek geldt de winkel van
Aref ben Hag, die ons door onze gast
vrouw is aanbevolen. Wij treffen het
niet, want hij is niet thuis. Een van
zijn buren (en concurrenten) neemt de
honneurs waar. Voor de winkel staan
links en rechts twee stoelen en daarop
mogen wij wachten. Even later komt
een jongen uit een naburig café ons
glaasjes uiterst zoete thee met kruid
nagels brengen, besteld door de buur
man als waarnemend gastheer. Dan
verschijnt Aref, die gelukkig Engels
spreekt, zodat wij hem duidelijk kun
nen maken wat wij willen hebben. Dat
blijkt niet voorradig te zijn, maar hij
zal een aantal kleden opzicht laten ko
men uit Misurata, een stad waar zeer
grote weverijen zijn. Behalve de wer
kelijk mooie Misurata kleden, in kleu
ren of in zwart en wit geweven met
een rand waarin als motief kleine ge
zellen of dromedarissen, verkoopt men
in de soek ook kleden met wilde voor
stellingen van brullende leeuwen en
kleurige taferelen van harem-dames,
kleden zoals die in alle havensteden van
het midden-oosten te krijgen zijn en
die uit Italië worden geïmporteerd.
Tussen de soek en de haven rijzen de
muren van het Castello hoog op, een
versterking die in de middeleeuwen zijn
huidige vorm kreeg. Binnen deze muren
een netwerk van gangen, trappen en
binnenplaatsen met fonteinen. Thans
heeft het Castello een vreedzame be-
gendarische stichters van de stad Rome;
op de andere een bronzen korsaar
(schip zoals dat in de zeeroverstijd
werd gebruikt en dat ook in het wapen
van Tripoli voorkomt). Tussen deze twee
zuilen ging destijds Mussolini te paard
aan land om als triomfator Tripoli bin
nen te trekken. De opschriften zijn ver
wijderd, maar de decoratieve zuilen
heeft men laten staan. Zo vindt men
ook op andere plaatsen nog Italiaanse
monumenten. Langs de weg, die van
Tripoli naar het oosten gaat, vindt men
bij Misurata nog de sporen van de Ita
liaanse landbouwkolonisatie; duizenden
boeren werden gedwongen om met him
gezinnen naar Libië te verhuizen. Daar
waren reeds huizen voor hen gebouwd,
waterputten gegraven enz. Tientallen
keurige, witte huizen met het opschrift
„Ente colonnizazione Libia", omgeven
door olijfgaarden, herinneren nog aan
die tijd.
Bij Tripoli is de nu bijna vier Jaar
oude Faculteit van Wis- en Natuurkun-
Het Castello in Tripoli met op
de achtergrond de op de andere
foto beter zichtbare zuilen.
de van de universiteit van Libië ge
vestigd (andere faculteiten vindt men
in Benghazi). Men leidt hier studenten
op tot de graad van Bachelor of Science
en dit jaar zullen de eersten van hen
examen doen; daarna zullen zij (voor
lopig althans) in het buitenland ver
der moeten studeren. De eerste twee jaar
geschiedt de opleiding in het Arabisch
daarna twee jaar Engels. De Italianen
moedigden de Arabische bevolking niet
aan tot het volgen van onderwijs en
pas na het zelfstandig worden van het
land, kon men hier beginnen met de
opleiding op middelbare scholen en
universiteiten. De docenten komen dan
ook allen uit het buitenland, uit Egypte,
de Libanon, Irak, Pakistan en enkele
ook uit de Verenigde Staten.
In a fwachting liquidatie van Ned. Ballet
het Dans Theater werkt aan zijn toekomst
(Van onze
correspondent)
De recente ontwikkelingen in de Nederlandse balletverhoudingen hebben een
enigszins paradoxale situatie doen ontstaan: het enige gezelschap dat al volop aan
de realisering van zijn toekomstplannen kan gaan werken is het Nederlands Dans
Theater, dat tot voor kort nog geheel in het onzekere verkeerde over zyn voort
bestaan. Het Nationaal Ballet is officieel opgericht, maar kan nog niet in werking
treden voor het Nederlands Ballet is geliquideerd.
Vermoedelijk wacht ook het Dans
Theater voor de uitvoering van enkele
plannen op de liquidatie van het Neder
lands Ballet. Er zijn namelijk tekenen,
die erop wijzen dat de solisten Job San
ders en Alexandra van Rhijn de gelede
ren van het Dans Theater komen ver
sterken, maar daarvoor moet eerst hun
contract met het Nederlands Ballet be
ëindigd zijn. Sanders zou tevens Ben
jamin Harkarvy, die in Den Haag blijft
werken, ter zijde komen staan als ballet-
meester. Ook Hanny Bouman, die tot 1
september aan het Amsterdams Ballet
verbonden was, komt als balletmeesteres
bij het Dans Theater.
Het tableau de la troupe van het Ne
derlands Dans Theater wordt voorts uit
gebreid met Marten Molema van „Sca-
pino", Ann Hyde van het Nederlands
Ballet en Tiny van Pel en Hans Hilton
van het Amsterdams Ballet. Wanneer
Job Sanders deel gaat uitmaken van het
ensemble zal waarschijnlijk ook zyn echt
genote, Joni Wade, zich bij het Dans
Theater voegen.
DIRECTEUR HAAGSE
RODE-KRUIS-ZIEKENHUIS
(Van onze Haagse correspondent)
Met ingang van 1 november is tot ge
neesheer-directeur van het Rode Kruis-
ziekenhuis te Den Haag benoemd dr.
W. F. Noordhoek Hegt, leider van de
bloedtransfusiedienst van het Rode
Kruis en plaatsvervangend geneesheer-
directeur van het ziekenhuis.
Hij volgt dr. H. Boom op, die wegens
het bereiken van de pensioengerechtigde
leeftijd zijn functie gaat neerleggen.
Overuren toegestaan
De wet schrijft per 24 uur een maxi
mum werktijd van acht uur voor, 40
uur per week, of, in perioden van 14, 21
en 28 dagen, van 80, 120 en 160 uur. Een
zekere elasticiteit in de toepassing van
deze wetsregels is echter toegestaan.
Overuren kunnen zo onder bepaalde
voorwaarden worden toegestaan (maar
kunnen óók worden verboden of beperkt
om bijvoorbeeld werkloosheid te vermin
deren of te voorkomen).
Gewoonlijk geldt voor overuren een
anderhalf maal zo hoog loon, terwijl een
dubbel uurloon wordt uitbetaald voor
overwerk, verricht op een zondag of een
officiële feestdag. Het kan echter ook
voorkomen, dat overuren gecompenseerd
worden met een gelijk aantal uren vrijaf.
Afzonderlijk geregeld
De perioden, waarop in 't algemeen
gewerkt mag worden in fabrieken en
winkels, zijn voor elke staat afzonderlijk
geregeld. Het sluitingsuur van winkels
kan als gevolg van deze verschillende re
gelingen variëren van half zes 's middags
tot zes uur op de eerste vijf dagen van de
week en van 12 uur tot 1 uur op zater
dag.
De winkelsluitingswetten zijn overigens
voor bepaalde winkels in bepaalde plaat
sen. Afhankelijk van de branche, kun
nen deze zaken tot half twaalf 's avonds
geopend zijn: groente- en fruitwinkels,
milkbars, restaurants, viscafé's, enz.
Hogere prijzen
In Brisbane (Queensland) heeft men
overigens voor winkels een sluitingsuur
van tien over half vijf 's middags door
gevoerd. Kent men in ons land in café's
en restaurants vaak verhoogde prijzen
in de uren, dat er muziek wordt gemaakt,
in Australië kan het gebeuren dat de
prijzen 's zaterdags en s' zondags worden
verhoogd. De weekeinde-klanten dragen
dus bij in de hogere uurlonen, die aan
het personeel moeten worden uitbetaald!
Uit een onderzoek van maart dit jaar
is gebleken, dat van 2410 fabrieken in
Australië (met een totale personeelsbe
zetting van 434.000 man), 25,7 procent
der arbeiders overuren kon declareren
in 59,4 procent dus méér dan de helft
van het aantal geënqueteerde fabrie
ken. In februari dit jaar waren deze cij
fers respectievelijk 27,3 procent en 60,3
procent.
Banken blijven open
Kantoren en fabrieken zijn op zater
dag en zondag in Australië dus gesloten,
doch typische uitzondering banken
blijven op de zesde dag van de week
tot 11 of 12 uur geopend. Sommige ban
ken gaan 's ochtends zelfs reeds tien
minuten over acht open om de cliënten
in de gelegenheid te bieden de bank te
bezoeken vóórdat de kantoren beginnen,
te weten om half negen of negen uur.
De warenhuizen gaan 's zaterdags
meestal vroeger open dan op andere da
gen.
Scholen kennen eveneens een vijfdaag
se: 's zaterdags hebben de leerlingen
vrijaf. Ook de burgerlijke stand sluit
twee dagen per week.
Al mogen de Australische vakbonden
het beginsel van „één man, één baan"
zijn toegedaan, dikwijls komt het toch
voor dat arbeiders op hun vrije dag te
gen betaling karweitjes opknappen.
Over het algemeen genomen maken de
Australiërs echter een ruim gebruik van
hun vrije tijd. Ze verrichten allerlei
werkjes in eigen huis of tuin of zoeken
het vertier buitenshuis: sport, woudlo
pen (ons Nederlanders helaas onbekend),
autorijden, kamperen, vissen, zwemmen,
zeilen enz. De vrijetijdsbesteding levert
in Australië dan ook geen moeilijkheden
op!
Zondag a.s. zullen ook in Oost-Duitsland verkiezingen worden gehouden en wel
voor districts- en gemeenteraden, waaraan een twaalf miljoen kiesgerechtigden
zullen deelnemen. De gang van zaken bij deze „verkiezingen" wijkt echter sterk
af van de Bondsdagverkiezingen, die op dezelfde dag in West-Duitsland worden
gehouden.
De stemming in de Westduitse Bondsrepubliek is vrij geheim. De kiezers kunnen
hun keus doen uit negen partijen. In de „Duitse Democratische Republiek" is
slechts één partij toegelaten, namelijk de officiële communistische „Socialistische
Duitse Eenheidspartij", S.E.D., die uitkomt met een kandidaatenlijst, die de naam
draagt „Volksdemocratiscbe eenheidslijst van het nationale front".
Kiezers in groepen
naar de stembus
In theorie bestaat voor de Oostduitse
kiezers de mogelijkheid om een „ja"- of
„neen"-stem uit te brengen. In de prak
tijk is het zo, dat de kiezers zoveel moge
lijk groepsgewijs naar de stemlokalen
worden gebracht.
Uit uitlatingen van de Oostduitse over-
heidspers blijkt duidelijk dat de SED alle
mogelijke vormen van druk zal aanwen
den, om zoveel mogelijk ,ja"-stemmen
op haar lijst te krijgen. Aan de in hui
zenblokken wonende kiezers is meege
deeld: „Onze gehele kiezersgroep stemt
in het openbaar en reeds om tien uur".
Wanneer de Oostduitse kiezer in het
stemlokaal komt, wordt hem het stem
biljet, met de namen der kandidaten
van het „volksdemocratische nationaal
front", in de hand gedrukt. Het is de
bedoeling, dat hij dit ongewijzigd in de
stembus laat glijden.
Hij, die een stemhokje opzoekt, maakt J
zich verdacht! Overigens waren er by de j
jonaste Oostduitse verkiezingen in vele
Oostduitse stemlokalen geen stemhokjes
meer te bekennen....
Bij deze verkiezingen, die 23 juni 1957
werden gehouden, was 97.16 procent der
kiezers opgekomen; 99.52 procent van
hen bracht zijn stem op de „eenheids-
lijst" uit. Men verwacht ook deze maal
een dergelijk resultaat.
Alhoewel het zondag a.s. in Oost-
Duitsland slechts om districts- en ge
meenteraadsverkiezingen gaat, poogt de
communistische propaganda er het
karakter van een „verstrekkende poli
tieke stellingname" aan te geven.
Politieke waarnemers zijn het er over
eens, dat het Oostduitse bewind de uit
slag van deze plaatselijke „verkiezingen"
wil beschouwen als een „goedkeuring
achteraf" van het afsnijden van Oost-
Berlijn van het Westelijke gedeelte van
de stad.
Voorts moeten 98 procents „ja"-stem-
men, die bij Oostduitse „verkiezingen"
normaal zijn, in dit geval ook nog als
een „machtiging" der kiezers aan de
regering-Ulbricht worden beschouwd, om
een vredesverdrag met de Sowjet-Unie
te sluiten. Dit zou dan geheel volgens
het tijdschema geschieden, dat het
Kremlin en de Oostduitse bewindslieden
tezamen hebben opgesteld.