Wallraf-Richarlz-museum in Keulen beslaat honderd jaar LICHT DER [hët WERELD] Een Zoeklicht r* ricj r Zaterdag 22 juli 1961 HET RAIMUND-THEATER IN WENEN MOET SLUITEN FRAAIE TENTOONSTELLING VAN NIEUWE AANWINSTEN WOORD VAN BEZINNING v OP DE BOEKENMARKT Justus van Maurik. „Verha len". V. A. Kramers. 's-Gra- venhage. Pocket. Ook dit is een voordeel van de pocketboeken: de uitgevers gaan op zoek in het letterkundige verleden van Nederland en halen daaruit wat niet verloren moet gaan. Zo heeft de uitgeverij Kramers Jus tus van Maurik van de krakende zol ders gehaald en uit diens omvangrijke oeuvre een kleine bloemlezing laten samenstellen door H. Hardon. In een voorwoord stelt Eduard Elias, hier vanwege de zwaarwichtigheid blijkbaar mr. E. genoemd, zeer juist en zeer precies vast wat de waarde is van het werk van deze schrijver uit het eind van de vorige eeuw. Terecht wijst hij op de leesbaarheid van deze schetsen van Amsterdams volksleven en hij constateert ietwat gnuivend, dat de beroemde Tachtigers die de popu laire Van Maurik honend terzijde schoven, niet of weinig meer gelezen worden en Justus wel. Zijn gegoochel met de woorden „belangrijk" en „lees baar" is amusant voor de goede ver staander en zijn typering van dit werk als „een driestuiversopera aan de rand van de rijkdom" is buitengewoon raak. Wat de keuze van de negen hier bij eengebrachte verhalen betreft- iedereen zou zijn eigen bloemlezing uit Van Maurik kunnen maken. De ver halen. die hier gekozen zijn, zijn van de „brave" soort, wat niet goed te ver klaren is aangezien Van Maurik het nooit te bont maakt. Persoonlijk mis ik b.v. „Het Fort van Jaco", „De Mor monen in Amsterdam" of zelfs „Het Diner van Manus". De verhalen zijn ook een beetje „be werkt" zoals dat- heet. Gelukkig niet erg. maar zelfs dit beetje is eigenlijk overbodig. Waarom wij b.v. niet mo gen lezen dat Moeder Leen uit De Kemphaantjes eenmaal een knappe jonge meid was „aan wie veel zal ver geven worden, omdat zij veel heeft liefgehad" is raadselachtig. Evenwel, er is reden genoeg om te vreden te zijn met wat hier geboden wordt al was het maar als aanloop tot de verdere verhalen van deze schrijver. Misschien mogen er een volgende keer ook wat van die tekeningen van Brakensiek, Verbrugge en Beyer bijl Margery Allingham. „Tijger in de mist". A. W. Bruna. Utrecht. Zwart Beertje. Een goede detectiveroman is „Tijger in de Mist" van de bekende Engelse schrijfster van dergelijke verhalen. Margery Allingham. De ijzingwek kendste avonturen moeten Meg en Geoffrey doorstaan in het van mist potdichte Londen en voorts ook nog op de kust van Frankrijk, voor er wat van komen kan. Want. Meg meende zeker te weten, dat zij een oorlogs weduwe was totdat een troep onver laten met een eigen doel tracht te suggereren dat enfin, u oet het zelf maar lezen. Het is eer >oird- verhaal in de beide betekenissen. De vertaling is wat al te seer ver- hollanctel ia verband met de "ngeving. Enkele herdrukken in Sala manderpockets. Querido. Am sterdam. Aar van de Werfhorst. „De Grote Stille Knecht". Het prachtige epos van de geheimzinnige man uit het veen; half realiteit, half legende. Anthonie Donker. Schaduw der Ber gen". De enige roman van de dichter, spelend in een sanatorium in Zwitser land. Alfred Kossmann. „De Moord op Arend Zwigt." Over deze roman heb ik bij het verschijnen in 1951 geschre ven: „Op een moment overvalt de lezer het gevoel, dat de auteur zijn doel uit het oog heeft verloren of liever, dat zijn beide hoofdpersonen niet helemaal op de wereld gekomen zijn". Deze nieuwe uitgave is. zoals de schrijver in een nawoord zegt, een be werking van de oorspronkelijke tekst: „Want", zo zegt hij, „inplaats van mij geheel over te geven aan die twee moeilijke jongens zoals het verhaal het wilde, was ik toch met verkeerde hard nekkigheid mij blijven verdiepen in de geestesgesteldheid van de boek handelaars Zo erg was het nu ook weer niet en ik blijf bij mijn oude mening dat Kossmann een interessante roman ge schreven heeft. Max Dendermonde. „De We reld gaat aan Vlijt ten onder." Een charmante geschiedenis met Oaklake waar men hard werkt aan de ontwikkeling van middelen, die de mens in staat moeten stellen nog har der te werken als middelpunt. De antipersoonlijkheidsstof, aangetroffen in het bloed van de bestuurder van het research-centrum, geeft hem de kreet in de mond „Redt mij. ik ben mijzelf voorbijgerend". Aan deze waarschu wing doen de anderen hun deugd, want anders zou dat wereldje inder daad aan vlijt ten onder zijn gegaan. CLARA EGGINK. Herinnering aan groots ojieretteverleden verdwijnt door gebrek aan belangstelling (Van onze Weense correspondent) Toen de operette in de vorige eeuw bloeide, ston den er in Wenen mins tens vijf schouwburgen ter beschikking die uit sluitend voor de opvoe ring van operettes waren ingericht. De tijd is in tussen veranderd en daarmee ook de smaak van de mensen, zelfs in Wenen. De operette heeft lang zamerhand plaats moeten maken voor de film. de revue en het musical, maar ook deze vormen van ontspanning hebben een geduchte concurrent gekregen in de t.v Zij verzetten zich nog, maar de operette heeft reeds lange tijd de strijd moe ten opgeven. Na de oorlog werden er alleen in Wenen al vier operette-schouwburgen afgebroken. Als laatste herinnering aan een groots verleden bestaat nu nog altijd het Rai- mund-theater vlak bi) het 1 hoofdstation. Het kon het hoofd de laatste jaren boven water houden, om dat het gemeentebestuur regelmatig subsidies gaf, maar door het gebrek MARIKA RöKK aan belangstelling vooral onder de Jongeren is het bezoek zo gering, dat de museumstuk schulden niet meer te be talen zun- De wethouder van Cul turele Zaken heeft dan ook verklaard, dat hi) het grote financiële tekort niet meer kan aanvullen. Ofschoon de directie in tussen voorlopig contrac ten met een paar trek pleisters als Zara Leander en Marika Rokk heeft af gesloten om meer bezoe kers te krijgen, is het wel zeker, dat deze schouw- ourg in het aanstaande jajaar niet geopend sal vorden. Een voor een zijn de oude operette-schouwbur gen in Wenen verdwenen, eerst het Stadt-theater. daarna het BUrger-thea ter. de Scala en Ronachor en nu zal ook het Rai- mund-theater volgen. Wie in de toekomst nog een goede operette-voor stelling in Wenen wil bij wonen. kan alleen terecht in de Volksopera, die niet door de gemeente, maar door het Rijk wordt ge subsidieerd. Daarmee ia de operette, die vroeger echt leefde, tot een „in stelling" geworden, een uk dat kunst matig in t leven wordt gehouden. (Van onze correspondent in Bonn, André Spoor) In het Europa van Middeleeuwen en Renais sance vonden bijna alle grote bouwwerken en kunstverzamelingen hun oorsprong in de zin voor schoonheid van vorsten. En ook in latere eeuwen waren de grote kunstminnaars, die een blijvend monument van hun kunstzin achterlieten, bijna altijd edellieden. De burgerlijke lage landen vorm den daarop met de Hanzesteden een uitzondering. Echter ook de stad Keulen vertoont in dit opzicht iets uitzonderlijks. Gelegen in een land dat door de zin voor schoonheid van keurvorst-bisschop Clemens August bezaaid is met lustsloten en paleizen, heeft Keulen namelijk als grootste kunst monument naast zijn Dom het Wallraf-Richartz- museum, een van de vijf belangrijkste musea van West-Duitsland, dat door de vrijgevigheid en de burgertrots van koopman Johann Heinrich Richartz in 1861 tot stand kwam. „Vrouw in ateliervan Edouard Vuillard. melijk geleden omdat de bedragen die het museum in 1937 van het nazibe wind kreeg na de verkoop van de schil derijen naar het buitenland nog slechts een klein deel dekken van de waai-de die deze schilderijen thans hebben. In 1943 ging het museumgebouw in Keulen bij een bombardement verloren. De kunstwerken waren echter op der tien verschillende plaatsen in veiligheid gebracht. In 1957 werd een nieuw mu seumgebouw geopend en voor het pu bliek toegankelijk gesteld. Dat dit pu bliek niet terughoudend is met zijn belangstelling blijkt wel uit het feit dat in het seizoenjaar 1958/59 236.092 men sen aan het museum een bezoek brachten. Ter gelegenheid van het honderjarig bestaan is nu een tentoonstelling in gericht van werken die speciaal ter ge legenheid van het eeuwfeest werden verworven. De expositie is klein, maar de kwaliteit van het getoonde is hoog. Dat blijkt al onmiddellijk in de eerste zaal, waar een zeer mooie madonna met kind van Simone Martini hangt. In dezelfde zaal ziet men een mooie Salomon van Ruysdael: een verstild romantisch landschap. Zeer fijn van kleur is voorts een kleine Hercules Seghers, een van de belangrijkste aanwinsten voor het Wallraf-Richartz-museum. vooral als men bedenkt hoe schaars de werken van deze unieke schilder zijn. Behalve een mooi zelfportret van Ru bens temidden van een groep schilders uit Mantua is er een Daubigny en een Degas te bewonderen. Bijzonder mooi is wel een zittende vrouw van Vuillard. de schilder die samen met Bonnard de kern uitmaakte van de Nabis aan het einde van de vorige eeuw. Het doek is in een genuanceerd bruin geschilderd. Naast de intensiteit, en de spanning van de lijn valt de verfbehandeling van het werk op. Ten slotte ziet men op de tentoonstelling nog werken van Monet, Gauguin, Pi- sarro, Léger en van de in 1920 gebo ren Duitser Gerhard Hohme. Hoewel ook hier het een en ander te bewon deren valt, is de kwaliteit van deze laatste doeken aanzienlijk minder dan van bovengenoemde. Bij de tekeningen en lithografieën vallen mooie specimina van Hans Theo Richter op. Ook aan de penseeltekenin gen met Oostindische inkt van Picasso, die als illustraties voor het boek Tau- romachie van José Delgado. alias Pepe Illo, gepubliceerd zijn, beleeft men veel genoegen. Het behoeft na de tentoon stelling van tekeningen van Picasso in het Haagse gemeentemuseum vijf jaar geleden geen bewijs meer, dat Picasso een groot tekenaar is. Toch is men elke keer weer verrast van de vaardig heid, de spontaniteit en het allure van zijn tekenwerk. De kleine tentoonstelling in Keulen is op zichzelf al zeer de moeite waard. Nog boeiender wordt de zaak als men bedenkt dat al deze werken een blij vende plaats in het museum krijgen. De Keulse burgers hebben reden trots te zijn op een museum, dat niet alleen in staat was zo veel slagen te boven te komen, maar dat ook nog kans ziet op de dure en krappe internationale kunstmarkt aanwinsten bijeen te krij gen als op deze tentoonstelling te zien zijn. Tenslotte zij nog opgemerkt dat een bezoek deze zomer aan het 100-jarig museum met een aardige toespijs wordt gehonoreerd: een kleine aquarellenten toonstelling, waar vooral mooie bladen te zien zijn van de hand van de Duitse expressionisten, met welk oordeel wij overigens een prachtige aquarel van Marie Laurencin niet te kort willen doen. Het waren geen artistieke motieven die Richartz er een eeuw geleden toe brachten grote sommen aan de stad Keulen ter beschikking te stellen voor de bouw van een museum. Het was de trots van de burger op zijn stad en het chauvinistische gevoel dat Keu len een waardig museum moest heb ben die Richartz tot zijn grote schen king aanzetten. Kunstwerken bezat de man zelf niet. Zijn geld werd gebruikt voor het zetten van een neogotisch ge bouw, waarin de schilderijen van de in het begin der negentiende eeuw hooggeachte hoogleraar en kanunnik Wallraf werden ondergebracht. Van daar de naam: Wallraf-Richartz-mu seum. Sinds 1861 zag men kans een aantal kunstwerken uit alle perioden bijeen te brengen, die de bekendheid van het museum alleszins rechtvaardigen. Uiteraard vormt het bezit aan vroeg- Duitse meesters het zwaartepunt, van de collectie (vooral zijn er belangrijke doeken van de Keulse schilder Stephan Lochner), maar daarnaast treft men belangrijke werken van schilders als Pieter de Hoogh, Albert Cuyp, Murillo, Rubens, Courbet, Utrillo, Edward Munch, Frans Marc, Odilon Redon en anderen aan. De collectie doorstond het Derde Rijk niet zonder kleerscheuren. Een „bruine" commissie bezocht in 1937 het museum en zocht bijna veertig schilde rijen, 143 aquarellen en tekeningen en 295 etsen uit, die volgens de toen gel dende nationaal-socialistische maatsta ven tot de „ontaarde kunst" behoorden doeken, die nu in het buitenland hoog tepunten van collecties uitmaken, gin gen bij die gelegenheid voor het Keul se museum verloren: werken van Pi casso, Juan Gris, Gauguin, Van Gogh, Kirchner, Kokoschka. Otto Dix, Frans Marc en Paula Modersohn-Becker. Kortom, alles was het museum aan belangrijke eigentijdse kunst bezat werd als minderwaardige, decadente rommel in beslag genomen en naar het buitenland verkocht, nadat dan eerst nog die beroemde tentoonstelling „En- tartete Kunst" in Munchen was ge houden, die, in lijnrechte tegenstelling tot wat de nazi's beoogden, een van de belangrijkste tentoonstellingen van mo derne kunst was, die ooit werden ge houden. Het. Keulse museum schat het verlies dat door de nazistische bemoeienissen werd geleden op ongevepr vijf a zes mil joen gulden. Dit verlies werd voorna- Madonna met liet kuul" van Oimoaa Martuü. IN het najaar zal de Wereldraad van Kerken samenkomen om met elkaar te spreken over en te ge tuigen van het thema: „Jezus Christus, het Licht der wereld" Ter inleiding op wat daar gezegd zal worden, heeft de Wereldraad een boekje laten verschijnen, dat over dit thema spreekt om het allerlei groepen over de gehele wereld mo gelijk te maken innerlijk mee te leven met wat er straks in het verre New-Delhi aan de orde komt. Het is verheugend dat de Wereldraad een zo eenvoudig en tot allen sprekend thema heeft willen kiezen, dat de kern van het christelijk geloofsgetuigenis helder tot uitdrukking brengt. Wij zullen er echter goed aan doen bij de overdenking van dit thema niet voorbij te gaan aan het merkwaardige getuigenis van Christus als het licht der wereld, dat ons tegemoet komt uit het werk van Vincent van Gogh, die men misschien in zijn dagen een buiten-kerkelijke vond. Het leven en werken van Vincent van Gogh zou men één groot getuigenis kun nen noemen van de werking van Christus' licht in het leven der mensen. Wie de levensgang van Van Gogh aandachtig nagaat, zal telkens weer zien. hoe de verkon diging van het Licht een centrale plaats in dit. onrustige, revolu tionaire leven inneemt. Vincent heeft dit zelf onder woorden ge bracht. toen hij in één van de vele zeer lezenswaardige brieven aan zijn broer Theo schreef: „In Chris tus kunnen alle dingen van de we reld beter en als het ware gehei ligd worden". Het werd de grote ontdekking van Van Gogh nadat hij in ker kelijk werk allerlei teleurstellende ervaringen had opgedaan. dat Christus' licht, ook daar schijnt, waar velen het geheel niet konden herkennen: midden in het moei zame leven van arbeiders en zwoe gers, in de solidariteit tussen de verworpenen en verachten der aarde. Wanneer wij in zijn kunst nu een merkwaardig sociaal gerichte be langstelling vinden, dan is dit niet anders dan juist het weten van een innerlijke verbondenheid vanuit Hem. die mensen onder de meest verschillende omstandigheden sa menbrengt. Van Gogh zag dat het Licht der Wereld schijnt in de donkere Brabantse boerenhoeve, in de sombere werkruimte van wevers en mijnwerkers, ja dat deze men sen soms meer begrepen hadden van de troostende kracht van dit licht, dan zij voor wie het spreken hierover tot een vanzelfsprekende zekerheid was geworden. Daarom behoeft voor Van Gogh een chris telijk tafereel nog niet nadrukke- lijk een kerkelijk tafereel te zijn: de tekeningen en schilderijen van zwoegers en werkers zijn evenzeer getuigenissen van het Licht der wereld. Als wij ons niet vergissen, gaan ook de kerken steeds meer zien. dat het getuigenis van Christus als het Licht der wereld ons in het volle leven plaatst, temidden van en naast de mensen in hun strijd en nood. De richtlijnen van het boekje van de Wereldraad wijzen op onze taak in het moderne leven, in een veranderende wereld. In de roomskatholieke kerk is Juist een pauselijke boodschap af gekondigd. die de volle nadruk legt op het christen-zijn in een zich snel wijzigende maatschappij. Eén van de grootste belemmerin gen voor velen om actief deel te nemen aan het kerkelijk leven is een gevoel van gespletenheid tus sen de wereld van het geloof dat veilig bewaard zou worden binnen de kerkemuren en een samenleving die op eigen kracht de meest verbazingwekkende veranderingen heeft te doorstaan. Wie werkelijk goed wil luisteren naar d<- predi king van het Evangelie, zal ont dekken dat het zo toch bij een levend geloof niet is. Het Licht van de Heer der kerk schijnt in en voor de wereld en wie met wer kelijke liefde in de maatschappij om zich heen ziet en daar doet wat zijn hand vindt om te doen. zal het Vincent kunnen nazeggen, dat in Christus alle dingen van de wereld beter en als het ware ge heiligd kunnen worden. Dr. S. L. VERHEUS Doopsgezind Predikant te Leiden. Van Gogh vereerde de Franse schilder Millet en wilde diens opvolger worden als schilder van de hoer en de arbeider. In de winter, toen er tijd voor model- zitten was, tekende en schilderde hij tientallen koppen van boeren en boerinnen zoals de bijgaande.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 15