Velen in Latijns-Amerika leven weinig beter dan de holbewoners in KAMER en TUI Een Zoeklicht Probeer het ook eens! ZATERDAG 1 J VIA WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 In grote gebieden is bevolking geheel verpauperd OP DE BOEKENMA ómaiydm koekje (Van onze correspondente in Mexico, Marion Laudy) Overal in Latijns-Amerika leven honderdduizenden en miljoenen mannen, vrouwen en kinderen op dezelfde wijze als de mensen die wij bezochten in de welhaast eindeloze gebieden van Mexico, buiten de steden. De plaats van handeling is tegen het einde van de droge tijd een rotsachtige berghelling, bijvoorbeeld in een oneindigheid van ontbost land, waar door erosie alle goede grond al jaren geleden is weggespoeld en uitgeschuurd. Toch kan, als de regentijd begint, zo'n dorre troosteloze helling of landstreek in tijd van veertien dagen met groen en bloemen bedekt zijn. Nu, bij het begin van de regentijd, ziet men hier en daar een man met een kapotte vuile strohoed en op blote breedgevormde voeten (gewend aan urenlang lopen op stenige grond) het een of ander planten, maïs misschien. Of er veel van terecht zal komen op de zo niet uitgeputte, dan toch te arme of te rotsachtige grond? Het ziet er niet naar uit, dat zijn inspanning veel vrucht zal dragen. Maar: op dit stuk woont die man, hij hééft niets beters. Zover als men kan zien is de grond trouwens niet beter. Er is bovendien geen water, er kan dus geen bevloeiing zijn. Ja, er zou een pomp kunnen worden geslagen, maar wie zal een pomp voor hem slaan? In de hele omtrek zou hij geen sterveling weten, die daar ooit het geld voor bij elkaar zou kunnen krijgen. Zijn inkomen varieert ongeveer van vierhonderd gulden per jaar tot met meevallers achttien honderd. Het hangt er natuurlijk ook van af in welk deel van La tijns-Amerika de man woont In noord-Brazilië of Haïti, waar het gemiddelde inkomen van de bevol king op vierhonderd gulden per jaar neerkomt, of in Mexico, waar 56,3 percent van het volk minder dan honderdzestig gulden per maand heeft. Maar dit is een sta tistisch gemiddeld bedrag. HU ls niet lui, hij wil werken. Maar wie geeft hem werk? Iedereen, die hij kent. is even arm als hij. Het meest nabyzynde gehucht is misschien een dag ver lopen. En daar valt ook al niet veel meer te verdienen dan met dat wat men op het markt je kan ver kopen. En dan: er op uittrekken is niet zo gemakkelijk als je een vrouw en een zwerm kinderen hebt. En die heeft hy vrijwel direct, zodra hij meent zich zelf een man te kunnen noemen. Het is het enige bezit dat hij heeft: kin deren en een vrouw, wettig of onwet tig. Van huwelijkswetten weet hij trou wens het fijne niet af. Er zijn streken waar een mens met de beste wil van de wereld niets kan verdienen. HetzU dan, dat hij in het bezit van een paar kippen ls. Men kan een Indiaan of zijn vrouw soms mijlen ver met een levende kip in de hand zieen lopen, of met een stuk of vijf eieren in een mandje, om die op het marktje in een of ander gehucht te gaan verkopen. Maar kan zo'n man dan niets an ders doen? Timmeren, potten bak ken, vodden ophalen? Er valt niets op te halen aan vodden, wanneer elk „vod" een bezit ls, dat men draagt als kledingstuk. En timmeren: voor wie? met wat? Als hU ergens een ha mer zou kunnen lenen en over hout beschikt, zal hij graag timmeren. En wanneer hU over de middelen be schikt om potten te bakken, dan zal hij dat doen. Troost Een dorpsmarktje in Mexico. Ida Simons. „Als Water in de Woestijn". Stols/Barth 's-Gra- venhage 1961. In hoeverre het Juist ls om frag menten van het werk, dat iemand on- •derhanden had. te publiceren als de schepper van dat werk gestorven ls, is iets waar men lang over kan dis cussiëren. In veel gevallen toch krijgt men bij het lezen van dergelijke pu- blikaties een gevoel van onbescheiden heid. Men gaat zich dan afvragen of men niet bezig is kennis te nemen van iets dat niet of nog niet voor de lezer bestemd was. Vooral bU publlkatles van brieven, dagboeken e.d. kan mU persoonlijk dat gevoel overvallen en de verdediging, dat met een dergelijke openbaarmaking een wetenschappelijk of literair belang gediend is, wil er bij mij niet altijd in. geneigd als ik ben de onbaatzuchtigheid van de mens in het. algemeen in twijfel te trekken. Wat betreft dit nagelaten werk van Ida Simons behoeft men deze scrupu les niet te hebben. De verhalen en ro manfragmenten, hier verzameld, zijn afgerond en gaaf en maken niet de in druk van te vroeg geboren geesteskin deren. Ida Slmons-Rosenhelmer, zo vertelt in de voorrede de romancier en essayist Pierre Dubois, is in 1911 In Antwerpen geboren. Zij bezat een groot muzikaal talent. De plano was haar instrument. Op negentienjarige leeftijd trad zij voor het eerst ln het open baar op en later heeft zij nog vele uit voeringen gegeven o.a. met het Con certgebouworkest en het Residentieor kest Na de tweede wereldoorlog heeft zij zich uit de wereld van de muziek teruggetrokken en is gaan schrijven. Haai eerste roman, „De Dwaze Maagd", had succes. In 1960 ls zij plotseling gestorven. Uit het werk verzameld in „Als Water in de Woestijn" treden zowel de sterke als de zwakke kant van dit talent naar voren. De sterke kant is de evocatieve kracht van de schrijfster en daarnaast haar kunstig variëren van haar the ma. zy weet iemand binnen te voeren in de door haar gecreëerde wereld van uitzonderlijke mensen, in een enclave van „originelen" zou men kunnen zeg gen. Hierin ls zij buitengewoon sterk en inderdaad weet zij de lezer te over tuigen van het bestaan van deze we reld. althans voor haar. Haar wereld is evenwel een enclave, zoals ik reeds zei en dit zou lk willen beschouwen als de zwakke kant van dit talent. De indruk, dat deze mensen niet bestaan dan bij de gratie van de woorden van de schrijfster, ls te sterk gebleven. Natuurlijk heeft Iedere auteur het recht om wat men noemt „zijn eigen wereld" te scheppen. Doch indien hij volledig wil zijn, dan moet die eigen wereld een basis van mense lijkheid hebben. Dc creaturen van Ida Simons nu doen mij iets te on-mense- lijk aan. ondanks de felle en heftige gevoelens van liefde en haat, die zo overtuigend zijn aangebracht. Hans Martin. „Het Kortste Eind". Leopold Den Haag 1961. Een nieuwe Hans Martin wordt al tijd met vreugde begroet door zijn trouwe lezers. De roman „Het Kortste Eind" wordt gedragen door een motief uit een vers van J. C. Bloem: „en te beset fen. dat de vroege dromen/ Ach ter de Jaren niet gestorven zijn". Het is de roman vap een schoollief de. die door alle fases van des levens tegenwerking heen heeft standgehou den. De inzet van het boek, de be schrijving van de gebeurtenissen ln het gezin Moleman, waarvan de zoon Maarten de centrale figuur van de In trige vormt, ls krachtig en dramatisch. De oorlog speelt zijn verderfelijke rol, waardoor Maarten en zijn vriendin Terry elkaar mislopen. Beide trouwen met een ander. Op natuurlijke wijze weet de schrijver de handeling echter zó te leiden, dat wi) het boek tevreden kunnen sluiten. Wllly Corsarl. „Voetstappen op de trap. Meulenhoff-Pocket. Amsterdam 1961. Zeer spannend en Ingenieus van in trige ls deze detective-roman van de bekende schrijfster Wllly Corsari. Het huls Berkenhof herbergt binnen zijn muren precies die dosis menselijkheid en griezel, die een goed misdaadverhaal zo aantrekkelijk maakt. Deze juiste verdeling heeft tot effect dat iemand het gevoel krijgt dat dergelijke ge heimzinnige moordgevallen zich om zo te zeggen bij zijn buren kunnen af spelen. Voorts is de lezer kind aan huis op het politiebureau en loopt in en uit bij Inspecteur Lund. Hij komt in Lon den in aanraking met de Yard en tot slot vinden de gebeurtenissen een niet gemakkelijk te raden, doch alleszins bevredigende oplossing. Een verhaal, dat voor de beste Engelse op dit gebied niet onderdoet. CLARA EGGINK Gelukkig heeft hij d etroost van de „pulque". Dit is de het tot gisting over- gane sap van de grote cactus: de „maquey". De pulque-drank is zo sterk, dat een sterke man er gauw van tegen de grand ligt en in minimum van tijd zijn ellende kan vergeten. Gelukkig geeft hem die „pulque" nog Iets anders:proteïne. Omdat die drank zo'n hoog eiwitgehalte heeft, ziet men dikwijls dat deze ondervoede lieden toch geen tekort aan proteine heb ben. Anders zouden ze waarschijnlijk ook niet eens de gemiddelde leeftijd van veertig jaar halen. Veel ouder dan zo'n veertig jaar wor den ze namelijk niet en op die leef tijd zien zij er dan ook uit als oude mannen en vrouwen. In sommige stre ken van Brazilë, het noordoosten bij voorbeeld. haalt de gevolking door gaans maar achtendertig jaar. Analfabeet Maar goed de man leeft intus sen toch een jaar of veertig. Waar van leeft hij die jaren dan? Want hü kan tenslotte niet lezen en schrij ven. Ook daarom is het zo moeilijk voor hem om. zelfs als hij erop uit trekt en van de ene naar de andere streek gaat, werk te vinden. Omdat hij meestal een analfabeet is, kan hij zelden op een idee komen, een eigen initiatief nemen, want hem is zelfs niet de meest primaire geschooldheid in het denken gegeven. waar hout tegen vis wordt geruild. In Latijns-Amerika komt ruilhandel nog veelvuldig voor. Zijn moraal en de wetten volgens welke hij leeft, worden min of meer bepaald door zijn onmiddellijke omge ving. Hij is doorgaans rooms-katho- liek, maar in zijn streek, waar een witgekalkt kerkje staat, komt maar eens per maand een priester. En ook voor geloof en voor begrip van wet ten, zoals bijvoorbeeld de huwelijks wet, is iets meer ervaring en denk- alfabeet, die bovendien onder de pri mitiefste omstandigheden leeft, be zit. Seizoenarbeid Maar waarvan kan de Mexicaan dan eigenlijk leven? Och, hij doet dik wijls seizoenarbeid. In bijna alle lan den van Latijns-Amerika is men im mers afhankelijk van enkele oogsten o.a. koffie, suiker en bananen en in de oogsttijd is er een macht werk. Hij leeft ook van hetgeen hij verkopen kan op het marktje: zijn kip, wat eieren, wat bloemen in het wild geplukt, wat sinaasappels of ko kosnoten. Woont hij ergens in de buurt van een meertje, dan brengt hij soms een pannetje vis naar de markt. Zolang er tenminste vis in het meer is. Want dikwijls wordt ook een flink, aanvan- Thunbergia alata wordt ook wel „Suzanne met de mooie ogen" genoemd, een naam die wij er een beetje ingebracht hebben in ons land. Aanvanke lijk werd ze alleen maar in de- warme kassen gekweekt, doch het blijkt dat het een voortref felijke kamerplant is, waarvan men in feite het hele Jaar door plezier kan hebben. De mooie oranjekleurige bloemen hebben een donker oog; vandaar de naam. Als men haar op een zon nig plekje zet, zal men veel bloemen kunnen verwachten. Deze plant kan men ook zelf binnenshuis ln een bloempot met fijn gezeefde bloemisten- grond zaaien. Stop het zaad vooral niet te diep in de grond; het is voldoende als het Juist on der de oppervlakte zit. De pot dient men nadien af te dekken met een glasruit. Daar overheen komt een stuk papier. Zodra de Jonge plantjes te voorschijn ko men, moet men beide verwijde ren. Later kan men de jonge plantjes in een ruime pot zetten, drie plantjes bij elkaar. Het is een klimplant zodat men de dunne rankjes langs een draad of langs een dun stokje omhoog moet laten klimmen Als men meer stokjes plaatst, kan men ook meer rankjes rondleiden. Ze kan tamelijk veel water hebben. Als ze eenmaal f:oed groeit, moet men weke- Uks ook een weinig bemesten. Voor dit doel kan men gebruik maken van de bekende kamer- plantenmest. In de winter kan ze in de normaal verwarmde kamer staan. Als ze een zonnig plekje heeft, zal ze heus wel doorbloe- len. Zelf hebben we een plant gehad, die de hele winter heeft doorgebloeid. Men kan haar vroeg ln het voorjaar wel wat terug snoeien, want ze vormt gemakkelijk voldoende nieuwe scheuten. Het is een allerliefst plantje. Als men zelf geen ge duld heeft om te zaaien, kan men by de bloemwinkelier nu ook wel een bloelende plant be stellen. O. KROMDUK Suzanne met de mooie ogen kelijk visrijk meer uitgeput, omdat de bevolking ook vist in de tijd dat een visverbod zou moeten gelden. Maar evenmin als men de grond rust wil geven door die een tijdlang braak te laten liggen, waartoe men door het gunstige klimaat nooit wordt gedwongen, zoals wij door onze win ters, is men bereid het vissen te sta ken in de tijd dat de jonge vis een kans tot groei moet worden gegeven. In Mexico verkoopt men bijvoorbeeld gerust heel jonge paling, zo dun als grassprieten en nog puurwit, in olie. Ze hebben bijna geen smaak. Handvol visjes In sommige oorspronkelijk visrijke streken leeft de bevolking, die, als het '"-"«••hod Hoor autoriteiten al wordt gegeven, dit niet opvolgt, van een visjes per dag. dunner dan een pink. Nietwaar, men moet op een of andere wijze toch eten, men kan zich niet veroorloven te wachten op herstel van de grond of op groei van de vis. Men heeft toch al zo'n honger, men krijgt toch al nooit genoeg te eten Maar doet de regering niets voor deze grote bevolkingsgroepen, die zo leven? En kunnen zjj zelf zich niet organiseren? Hebben zjj geen enkele vorm van zelfverdediging tegen dit hongerleven? Het ligt er alweer aan over welk land in Latyns-Amerika men spreekt. In Haïti In Haïti b.v. regeert een dictator en onverschillig hoe hoog de kindersterf te is en hoe verschrikkelijk het volk eraan toe is. daar zal geen verande ring in komen, zolang dit heerschap in het zadel zit. Dat wil niet zeggen, dat het niet gist en broeit onder die dictatoriaal geregeerde paupers. Maar wat zouden ze kunnen doen? Zij blijven immers ook paupers naar de geest. Voor organisatie is al het peil van intelligentie nodig, dat kans tot enige ontwikkeling heeft gehad. Die kans hebben zij niet gekregen. Degenen die een paar jaar op school zyn gegaan, kunnen dikwijls desondanks niet meer lezen en schrijven, omdat zij na de paar jaren armzalig onderwijs nooit meer kans tot lezen of schrijven heb ben gehad, geïsoleerd als zU leven er gens in hun hutje. In Mexico In Mexico wordt wel flink gewerkt door de regering om de levensstand aard van het volk te verbeteren. Maar zelfs met die goede wil staat men voor enorme problemen. Nog af gezien van onvoldoende geschoold per soneel: dit grote land heeft nog zoveel woest, slecht toegankelijke streken, dat de bevolking moeilijk te bereiken is. omdat er nog groot gebrek aan goe de communicatie en vervoer bestaat. Ook al wordt er ontzaglijk gebouwd en wordt de ene nieuwe weg na de andere aangelegd. Maar het fundamentele probleem van Mexico en Latijns-Amerika is, dat door zijn historie geen graduele ont wikkeling van land en volk heeft kun nen plaatsvinden, terwyl de kolonisa tors beide hebben uitgebuit. Plotseling moet nu ineens alles tegelijk worden ingehaald. En ook waar de wil daar toe bestaat, is dat vrijwel onmogelijk, omdat in vele streken van Latijns- Amerika de bevolking en dit zij zonder overdrijving gezegd niet veel beter leeft dan eertijds de holbewo ners. Wie met het oog op zijn vakantie al kleine plannetjes heeft gemaakt om een reis-film-verhaal te maken, mogen we hierbij misschien wel eens wat praktische tips geven.'Want soms is een bijzonder geslaagd stukje film niets anders dan een experiment met lens of materiaal. De filmcamera, die overdag trouw meegaat, wordt 's avonds vaak thuis gelaten omdat zoals men wel eens met een beetje spijt bedenkt „het toch niks wordt". Maar 's avonds met het filmtoestel op sjouw gaan om nachtopnamen te maken is werkelijk geen vergeefs karweitje. Want de pogingen, die U aanwendt om eens een deel van het late verkeer en het bruisende grote-stad-leven by avond en nacht te verfilmen, kunnen met een beetje overleg volkomen slagen. Begin in ieder geval maar met uw lens wagen wyd open te zetten. Met zwart-wit film van hoge gevoeligheid (23 27 Din°) zal zelfs een flinke eta lageverlichting nog goed doorkomen. Bedenk daarby, dat de film donker mag zijn op die plaatsen waar weinig licht is, om het avond-effect te bewa ren. Want stel u voor, dat de film zo gevoelig en de lichtsterkte van de lens zo groot is, dat er vrywel geen zwak belichte plek in de film voorkomt. Dan zou de sfeer van het nachteiyke volkomen verdwenen zyn. Omdat een film een verhaal in na- tuuriyke beweging is, moeten als het enigszins kan geen trucjes gebruikt worden om de belichtingstijd van de beeldjes te verlengen. Want, zoals u wel weet. is de belichtingstyd by een normale beeldsnelheid van 16 beeldjes per seconde ongeveer 1/30 seconde. Dat is voldoende om 's avonds op de film de auto's met hun grote koplam pen op goede snelheid langs de boule vards te laten rijden. Wanneer we die beeldsnelheid echter terugbrengen tot 8 beeldjes per seconde, ia volgens de filmische wet van Bartjens de belich tingstyd van elk beeldje 1/15 secon de. Dat wil dus zeggen, dat de kans op onderbelichting geringer is en we dan een extra „winstje" hebben, wanneer de verlichting wat aan de lichtzwakke kant of onze lens dito dito is. Maar de auto's, die we dan langs de weg fil men en de mensen die op straat lopen maken wel een byzonder gehaaste in druk! Met recht het tegengestelde van „slow motion", de uitdrukking in de filmwereld om aan te geven dat alles vertraagd geschiedt. Maar daarvoor krygen we van dit stadsleven een ver keerde, komisch werkende indruk. Ter wijl we er juist een zuivere impressie van wilden geven. Dus niet op 8 beeld jes schakelen, maar op 16 houden. En dan maar liever een tikje onderbe lichten in plaats van een stad vol ze nuwschokkende mensen en springende auto's. Is de. lichtsterkte van uw lens werkelijk wat aan de krappe kant tegenwoordig noemen we f 1.9 heel normaal en blykt een lensopening van f- 2,8 of f - 3.5 voor de heer sende verlichting te klein, dan moeten we overschakelen naar een klein hulp middel: het opnemen tijdens invallen de schemering. Het zwakke daglicht geeft dan nog een vry aardige Indruk van het stadsbeeld en de pas-ontsto ken lampen, die we mee in het beeld moeten nemen, zorgen voor het avond effect. Dus niet gaan filmen voor de lampen ontstoken zyn. En vooral niet vergeten die lichten mee op te nemen, omdat anders de indruk wordt gewekt van een totaal verkeerd belichte film. In plaats van stadsscènes bij avond zien we dan zwaar onderbelichte straattonelen, waar een ieder zich by afvraagt, waarom dat zoiets zó slecht opgenomen is. Een vraag, die gemakkeiyk gesteld kan worden is: maar hoe weet ik, of ik met myn lens en een bepaalde soort film. die ik nu eenmaal altyd gebruik, in lichtsterkte te kort schiet. Daar we ten we maar één antwoord op: exp«eri men teren. Daar bedoelen we geenszins mee, dat u op uw vakantie-tocht dan maar eens moet gaan proberen of het lukt of niet. Nee, van te voren moet u even met zulke dingen experimente ren. Daarby moet u een bepaald systeem volgen. Wilt u filmisch iets uitkienen, bewaar dan de laatste an derhalve meter van elke film voor een paar proefopnamen. Film niet de hele spoel vol, wanneer u eenmaal aan de gang bent met het maken van nor male, wat lichtkracht betreft, gemakke iyk te meten scènes. Zorg dat u een experimenteer-stukje van ieder film pje reserveert en probeer daar zo nu en dan iets op. Gaat zo'n stukje ver loren, omdat u er wat opname of be lichting betreft volkomen naast zat, dan is dat niet zo erg. Dat kleine stuk- Je film is het leergeld, dat u betaalt voor de grote hoeveelheid ervaring, die u ermee opdoet. Opnamen van het nachteiyk leven in kleuren zyn iets moeiiyker, omdat de kleurenfilm niet zo lichtgevoelig is als de zwart-wit film. Maar neon-recla- mes, goed verlichte etalages enz. kun nen in kleur met volle opening veelal genomen worden. Per slot is dat met een klein reststukje van de byna vol geschoten film ook uit te proberen. Grappig is dat, waar overdag regen weer door het dichte wolkendek de lichtgevoeligheid sterk vermindert en het diafragma dan wyder open moet staan, by avondopnamen de regen een gunstige invloed heeft. Want vooral het natte asfalt weerkaatst het licht van reclame-opschriften en etalages, zodat een natte straat een lichtge vende spiegel wordt. Zelfs regen kan het filmen dus ten goede komen: En ook het effect wordt byzonder aardig. Wat filmisch ook altUd een succes nummer is; vuurwerk in kleuren. Maar mogen we dat volgende week afsteken?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 16