Onder gouden koepels van Zagorsk vormf
Russisch-orthodoxe kerk haar priesters
PREDIKER
PILATUS
KEN UW KUNSTENAARS
u
Een Zoeklicht
Terwijl vrouwen zongen en huilden bij graf van
heilige Sergiusvertrok ruimtestation naar Venus
WOORD
VAN
BEZINNING
Zaterdag 25 maart 1961
Tocht naar het eeuwige Rusland
(Van onze reisdedacteur, W. L. Brugsma) III.
Na het glas en graniet van de Lenin-bibliotheek
de stenen woningblokken van het Moskou-centrum,
ziet men de eerste, oude houten huizen van Mos
kou-oost met opgetogenheid. Een beetje scheef
verzakt, de dikke bruinen balken opgesierd met
houtsnijwerk en vrolijk geverfde kozijnen, staan zij
in de sneeuw en veinzen manmoedig de bouw-
kranen en de geraamtes van nieuwe blokken, die
achter hun rug verrijzen, niet te zien. Zo gauw die
klaar zijn moeten de houten oudgedienden ver
dwijnen: er blijven dan meteen gigantisch brede
boulevards over. Vooruitgang? Welzeker, maar de
tocht van vandaag is er een naar het oude Rusland.
Meer gas dus, voorwaarts het verleden in, na tien
kilometer zijn er al geen woonblokken meer. in de
dorpen drommen de houten huizen om de kerkjes
met een ui op de toren. Alleen de witte opschriften
op de rode borden van het „Agitpunkt" van de
partij duiden op verandering in het eeuwige Rus
land. Nog tien kilometer verder en het landschap
begint te golven, in zijn besneeuwde onmetelijkheid
staan dunne, witte berken- liggen donkere, zware
dennenbossen. In dit decor van Gogols ,,Dode
zielen" wil het woord kilometer niet meer over de
lippen, hier legt men „werst" af op reis naar
Oompje en samowar in de stad Z.
Vrouwen in Zagorsk.
Links ziet men een kist in de
sneeuw staan met het opschrift
,.Knigè", d.w.z. ..boeken", zoals
wij onze Rode-Kruisboxen voor
lectuur hebben.
Diplomatiek
De priester laat u door een kerk
deur naar binnen, de deur valt dicht
sluit de kou en harde licht van Rus
land buiten. Hier is het warm en eerst
nog donker. Dan wennen de ogen zich
aan de schemering en beginnen de
ikonen te glanzen, goud, bruin, purper,
muren vol ikonen. In de ruimte han
gen oranje, rode en groene lichtjes.
Kransen van kaarsjes verlichten een
groep vrouwen in de hoek die om een
open graf drommen. Een pope bidt
voor. De vrouwen gaan door hun moe
de knieën en kussen de grond. Dan
staan zij op en zingen en huilen aan
het graf, dat van de heilige Sergius
is.
Zo zoekt de ziel van Rusland troost
voor eeuwen van pijn en nood, die
in alle rimpels op de gezichten van
de vrouwen staan, in Zagorsk op 65
kilometer van de rode sterren op het
Kremlin die van een nieuwe wereld
zonder God' spreken. De partij heeft
zes miljoen leden, de kerk hoedt vijf
tig miljoen zielen.
Tekst en uitleg
In een grote, lichte kamer geeft
Konstantin Roezjitski, rector van se
minarie en academie van Zagorsk,
tekst en uitleg over de priesterscholing
in de Unie van Socialistische Sovjet-
Republieken. Zyn smalle gezicht heeft
niet de gladde extase van de monniken
van Zagorsk, hij is dorpspriester in
de Oekraine geweest en heeft er harde
tijden gekend. Men ziet het in zijn in
telligente ogen, die in een getekend
gezicht staan. Een grijze baard valt
over zijn soutane, gesierd door een
kruis. Hij heeft alle vragen al duizend
maal gehoord en geeft er in één over
zicht antwoord op.
„Zarorsk heeft in seminarie en aca
demie 240 studenten in opleiding. De
semenaristen beginnen op hun acht
tiende jaar en hebben dan al een mid
delbare opleiding achter de rus. Het
peil van hun scholing is dus veel hoger
dan voor de revolutie, het peil van
de parochianen ook trouwens nu het
analfabetisme zo goed als verdwenen
is. Er zijn acht seminaries en twee
academies in de Sovjet-Unie. Dat is
genoeg om alle openvallende posten te
bezetten. Vergeet niet dat alle privé-
kerken van de landeigenaars gesloten
zijn, er resten alleen de echte paro
chiekerken. Er zijn ook corresponden
tie-cursussen voor mensen die al pries
De priester toont zich ook een diplo
maat: „De Sovjet-Unie is de leidende
kracht in het wereldvredesstreven, de
Russisch-orthodoxe kerk doet daar van
harte aan mee. Ik zit zelf met verte
genwoordigers van de andere religies,
maar uiteraard ook met mensen uit
andere groeperingen, ook uit de partij,
in de vredescomité. Ik verschijn daar
altijd in priesterkleed, nooit heeft
iemand daar een laatdunkende op
merking over gemaakt. De staat laat
ons ook onze kerkfeesten vieren op de
traditionele data van de oude kalen
der".
Zelfs in een gesprek van vier uur
lang geeft rector Koezjitski geen alles
omvattend beeld van de positie van de
kerk in de Sovjet-Unie. Hij praat be
reidwillig, maar ontwijkt sierlijk de
principiële knelpunten. Men moet
doen, wat een interviewer eigenlijk be
hoort te laten: een indruk construe
ren uit hetgeen hij niet zegt, een paar
aanduidingen extra benadrukken.
kent die naam, Pilatus, toch
wel? Het is de naam van de
heiden, die voorkomt in de
kortste samenvatting van het chris
telijk geloof, de z.g.n. apostolische
geloofsbelijdenis.
Dat daar de naam van een hei
den in voorkomt! Ja, maar ten tijde
van zijn regering is er ook ook iets
gebeurd, wat het centrale uitmaakt
van het christelijk belijden, de krui
siging van Hem, die de kerk als
haar Heer en Koning belijdt.
Pilatus, de heidense Romein, was
stadhouder, de hoogste autoriteit
in het joodse land in die dagen.
Maar had U nu ooit gedacht, dat
uitgerekend deze heiden genoemd
zou kunnen worden, niet alleen stad
houder, maar ook prediker Pilatus?
Toch is het zo. Pilatus mag ook
prediker worden genoemd. Hij is
n.l. op een ogenblik boodschapper
van de waarheid Gods geweest.
Weet U wanneer?
Toen hy, na de kruisiging van
de Here Jezus boven diens kruis
een bordje liet aanbrengen waarop
hü liet schrijven: „Jezus, de Nazo-
reeër, de Koning der Joden".
O nee, het was niet de bedoeling
van Pilatus, om door die woorden
de waarheid, de Goddelijke waar
heid aangaande het heil, juist door
deze kruiseling bereid, te formule
ren. Pilatus deed het zijns ondanks.
Pilatus deed het, omdat zijn hand
door Hogerhand bestuurd werd.
Desalniettemin is het toch zo.
Want die kruiseling is inderdaad
de Koning der Joden. Juist nu Hij
daar hangt aan het kruis wordt in
Hem volledig geldig, wat de oude
profeet reeds eeuwen her van de
Messias had voorzegd. Jesaja had
ervan gesproken, dat deze Messias
als lijdende knecht, door zijn lijden
de vrede, het waarachtige heil, zou
aanbrengen. Leest U maar eens zijn
53ste hoofdstuk.
De diepe achtergrond van dat
hoofdstuk is waarschijnlijk een heel
merkwaardige gewoonte in het
oude Oosten.
Als een koning de troon besteeg,
dan ging dat gepaard met een zin-
nebeledige handeling. Terwijl hij
stond op een plaats, waar allen
hem konden zien, werden hem één
voor één de tekenen van zijn ko
ninklijke waardigheid ontnomen. Ja,
steeds erger werd de vernedering,
die hij moest ondergaan. Tot bloe
dens toe werd hij geslagen. Spot
woorden werden hem toegeroepen.
Zo stond hij er tenslotte totaal be
rooid, als de minste van zyn volk.
En als dan het dieptepunt bereikt
was, kwam de ommekeer. Hij kreeg
stuk voor stuk zijn kleren en
sieraden terug. En dan, als dat ge
beurd was, hief het volk een groot
gejuich aan ter ere van de nieuwe
vorst.
Nu was hij werkelijk koning. Echt
vertegenwoordiger van zijn volk.
Want hü had gedragen alle onrecht
en smaad voor degenen, over wie
hü koning was geworden.
Jezus hangt aan het kruis. Pi
latus laat als opschrift erboven
plaatsen: „Jezus, de Nazoreeër, de
Koning der Joden".
Pilatus, de Romein, de heiden, is
prediker geworden! Want dit is de
waarheid voor Gods aangezicht!
Hier hangt de „Nazoreeër", een
woord, dat in het Hebreeuws ook
„spruite", een benaming voor Mes-
sias-Koning, kan betekenen. Hü is
de ware Koning Israels.
Want hü draagt, genageld aan
het kruis, alles, wat er voor zün
onderdanen, naar goddelijk recht,
te dragen viel. Zo is er door Hem
genade voor schuldigen. In drie
talen laat Pilatus het schrüven.
Want voor heel de wereld is deze
Koning tot heil.
En dit woord is het eeuwige Gods
woord. Want als mond Gods, als
prediker zegt Pilatus: „Wat ik ge
schreven heb, dat heb ik geschre
ven". Dit woord geldt ook vandaag
nog. Hier is de Koning, die droeg
des zondaars droeve last. Is Hy
reeds uw Koning? Bent U zyn on
derdaan? Alleen onder de heer-
schappü van deze Koning is er
eeuwig leven in Zün Rük, dat geen
einde heeft. Belydt dan, wat zo-
velen deze zondag belüden:
Ja, U kiest ons hart
Eeuwig tot zün Koning.
Onder vreugd en smart
geld' Uw liefde ons het meest.
Strekk' ons hart Uw Geest
Eeuwig tot een woning.
Jac. de Vos
herv. predikant te
Katwyk aan Zee.
Hypothese
Onder dat voorbehoud volgt deze hy
pothese: de party die met alle moge
lijke middelen geprobeerd heeft de
kerk en het geloof te vernietigen, is
daar niet in geslaagd. Maar, zelf niet
meer bedreigd, voelt de partij zich nu
sterk genoeg om het motto: „leven en
laten leven" of liever gezegd: „laten
leven, laten sterven' 'toe te passen.
Met andere woorden: te wachten tot
kerk en geloof mét de oudere gene
ratie, die nu de kerken vult, uiteinde
lijk ten grave gedragen zullen worden,
al maakt zy zich zorgen over een her
leving der religieuze gevoelens bü de
jeugd, zelfs by de leden van de Kom
somol.
In ruil daarvoor eist zü van de kerk
maatschappelijke en politieke loyali
teit. De kerk is inderdaad tot alle con
cessies bereid gebleken die niet op het
essentiële terrein van haar apostoli
sche taak liggen. Zelfs daar is zy tot
een voorzichtige en wat passieve rol
gekomen, want haar alleressentieelste
taak ziet zij in haar voortbestaan. Op
basis van dit stilzwygende de facto
concordaat wachten kerk en party de
ontwikkeling af, de party steunend op
haar inzichten omtrent de onvermij
delijke ontwikkelingsgang van de his
torie, de kerk in haar vertrouwen op
de eeuwigheid.
Als rector Koezjitski ons uitlaat,
valt de schemering over de blauwe en
gouden koepels van Zagorsk. Weer
gaan de oude vrouwen over de be
sneeuwde paden naar het licht en de
troost in de kerken. Er wordt gebeden
en gezongen.
Als wij zwqgend naar Moskou terug
gereden zijn, besluiten wij langs het
telegraafkantoor te rijden om te zien
of er nog nieuws is, Binnen werken de
buitenlandse correspondenten als ra-
zenden. De Sovjet-Unie heeft een in
terplanetair station het heelal in ge
zonden: het zal in mei by Venus zyn.
V.
OP DE BOEKENMARKT)
Hoeveel „werst" nog naar Zagorsk? De weg klimt een laatste heuvel op en
dan ryst uit de sneeuw een verbijsterend complex van kerken op. Rood-witte
torens dragen gouden bollen, uien van blauw met gouden sterren, bronzen klok
ken die de bevroren lucht openbreken met hun gebeier. Men gaat een oude poort
door en staat in de moederschoot van de Russisch-orthodoxe kerk, tussen de
kapellen, kerken, seminarie en academie van Zagorsk. Men stoot zijn voet aan
een grote grafsteen: hier ligt tsaar Boris Godoenov. Men volgt een pope een
bleek extatisch gelaat met lang zijden haar onder de hoge zwarte priesterhoed
zijn weg wordt vertraagd door gelovigen, die zijn handen kussen, oude
boerenvrouwen in omslagdoeken en gewatteerde jassen en viltlaarzen die over
de aangestampte sneeuw schuifelen.
ter zijn en die hun kennis willen aan
vullen.
„De studenten, die vier jaar in semi
narie en vier jaar op de academie
blijven, krijgen alles vrij: kleding, boe
ken, studie, zakgeld, onderkomen, vier
maaltijden per dag. Wie dat betaalt?
De staat heeft alleen de terreinen gra
tis ter beschikking gesteld. Verder be
druipt de kerk zichzelf uit de bydra-
gen der gelovigen. De materiële po
sitie van de Russisch orthodoxe kerk
is zeer stevig".
Aangenaam leven
„De studenten", zegt rector Roezjit
ski, „hebben een aangenaam leven.
Zij hebben hun hobbyclubs voor sport,
fotografie, schilderen en zij mogen uit
gaan. Zij mogen ook trouwen, maar
slechts één keer en niet met een we
duwe of een gescheiden vrouw. Er zijn
vry wat meisjes die in die beperkin
gen juist een reden zien om met een
priester te trouwen, hoewel het pries
terleven niet gemakkelyk is".
Hoezo niet gemakkelyk, zyn er moei
lijkheden met de staat? De rector
blijkt een meester in de omtrekkende
beweging: „De Sovjet-Unie is op mars
naar de vooruitgang. Maar in kerke
lijke zaken heerst nog veel conserva
tisme. Progressieve priesters hebben
moeilijkheden met behoudzuchtige
parochianen. Die willen niet dat de
priester over politiek of Spoetniks
praat, maar wensen dat hy zich by
Christus en de apostelen houdt".
Rector Koezjitski blijkt ook voor
stander van een kerkelijk streven naar
goede externe betrekkingen op ieder
terrein. „Op kerkelijk gebied zoeken
wij veel contact. Onder andere met de
Grieks-orthodoxe kerk en vooral mei
de Anglicaanse met wie wy een kerk-
hereniging nastreven. Wij voeden on
ze seminaristen op in een geest van
grote verdraagzaamheid jegens alle re
ligies en ideologieën. De oude animo-
siteiten verdwijnen. Zelfs met de
atheïsten hebben wij goede betrekkin
gen en levendige discussies. Alle
atheïstische publikaties liggen voor
onze studenten ter lezing in de biblio
theek. Zeker is dat onze kerk tegen
over een godloochenende wereldbe
schouwing staat. Maar de kerken in
het Westen moeten strijden tegen on
verschilligheid. De vraag blijft wat de
moeilykste taak is".
Wie een boek leest, weet tien tegen
één later alleen nog maar de inhoud
en soms de auteur. Maar hebt u ooit
bewust gelet op de typografie 'letter
druk), bladverdeling en omslag van
het boek?
Behalve aan de auteur is een boek
immers ook eigen aan degene, die het
voor de uitgever verzorgde. De eerste
indruk van een boek geeft de omslag
en op dit gebied is Will Tweehuysen
volkomen thuis. Toch komt het ver
zorgen van boekomslagen en typogra
fie pas na zijn dagelijks werk op het
gebied van reclame-ontwerpen. Hy is
enorm veelzijdig, want naast dit werk
is hy ook schilder en tekenaar, ont
werpt mozaieken en wandschilderin
gen en ook het ontwerp van een muur
tapijt staan op zijn naam.
In 1938 ging Will Tweehuysen op 17-
jarige leeftijd naar de Academie voor
Beeldende kunsten, waar hij de les
sen volgde van Rosendaal, Paul Ci
troen, Schrofer en Drayer. Voordien
had hij nooit les gehad. Wel was hij
veel bezig met tekenen en voerde
dikwyls gesprekken met de Limburgse
schilderes Gisèle Kuster, die toen in
Leiden woonde. Zy betekende een
enorme stimulans. Tweehuysens eerste
tentoonstelling werd gehouden in een
zaaltje van „Pro Arte" op de Bree-
straat. Er waren' bizarre en surrealis
tische tekeningen opgehangen. Nu
denkt hy er met 'n glimlach aan te
rug. Hij was toen één jaar op de Aca
demie; sindsdien heeft zün styl een
grote ontwikkeling doorgemaakt.
Will Tweehuysen maakt graag
werkstukken van groot formaat. In
1956 aanvaardde hy de opdracht voor
een wandschildering in een school en
verenigingsgebouw te Voorschoten, dat
„De Dag en Nacht" uitbeeldt. In het
Gravensteen is een muurschildering te
zien van (heel toepasselyk) Vrouwe
Justitia, maar op een by zonder aardige
Prof. dr. P. Geyl. „Nederlandse
Figuren I en II" Wereldboog-
pocket. Wereld-bibliotheek. Am
sterdam 1960.
Verfrissend voor het geheugen zo
wel als voor de geest zyn de opstel
len van de historicus Prof. Dr. Geyl,
verzameld in deze beide bundels. Deze
opstellen zyn, naar ik meen. voor het
merendeel eenmaal gepubliceerd ge
weest in het weekblad „Vrij Neder
land" en het is goed, dat zy niet als
eenweeksvliegen onder zyn gegaan in
de archieven van dat blad. Het zijn
meestal korte artikelen van gemiddeld
een bladzijde of zeven, acht. Maar met
elkaar vormen zij een reeks hoogst
belangrijke punten, in de Nederland
se historie zowel als in de heden
daagse tyd, van het Nederlandse gees
telijke en politieke leven.
Prof. Geyl voert een militante let
wel, ik zeg niet querulante pen,
die de weerspiegeling is van zyn hel
der analyserende en levendig reage
rende geest. Hij bezit de merkwaardi
ge eigenschap om als het ware met
zyn stem te schryven zonder even
wel in de gesprektoon te vervallen.
Deze opstellen zyn veelal geschre
ven naar aanleiding van een publika-
tie, maar al oordelende en commenta
riërende geeft Geyl een oorspronke
lijke visie op de in die publikaties
naar voren gebrachte tyden, toestan
den of gestalten, die de lezer soms
meer begrip daarover bybrengen dan
beschouwingen van langere adem of
van andere vorm.
Men neme b.v. eens het opstel waar
mee het eerste deel opent; Broeder
Wouter en de Geuzen", geschreven
naar aanleiding van een uitgave van
het Historisch Genootschap te Utrecht,
te weten het zestiende-eeuwse dag-
manier weergegeven. En wie ooit in
de trouwkamer van het Leidse Stad
huis is geweest, heeft vast wel het
enorm grote wandtapyt bewonderd,
dat door Tweehuysen werd ontworpen.
Deze grote opdrachten werden alle in
het zelfde jaar voltooid, maar de hoop
volle toekomstverwachtingen werden te
niet. gedaan door de bestedingsbeper
king, die vele kunstenaars zorgen gaf.
Op het ogenblik is Will Tweehuysen
voor zich zelf bezig met een groot mo
zaïek, voorstellende de Apocalyptische
ruiters. Misschien zal het later een
kerk sieren. Zijn techniek vereist veel
werk, maar het resultaat is bijzonder
mooi en een groot voordeel is het ge
ringe gewicht. Met lijm worden stukjes
glas of steen vastgekit aan platen mul
tiplex, waarna er specie over wordt
aangebracht. Deze moet dan later weer
van de steentjes worden afgebikt en
blyft slechts acchter in de naden. Een
andere methode is het vastzetten van
steentjes in de specie, waardoor het
stuk echter ontilbaar wordt. Twee klei
nere mozaieken zullen in scholen te
Voorschoten en Leiden (Karei Door-
manschool) worden uitgevoerd.
Will Tweehuysens tekeningen en
schilderüen berusten op zuivere waar
neming; hy zoekt vaak kracntige
beelden in gebouwen of bruggen. Zijn
werk is recht, precies en eerlyk als
hijzelf. Hij staat geheel open voor de
kunst van deze tijd, maar ziet neel
goed de excessen, die door sommigen
toch hooggewaardeerd worden. By voor
keur maakt Tweehuysen reizen naar
Frankrük, luistert graag naar muriek
van Bach en leest veel van de schrij-
ver Ortega y Gasset, (al of niet ooor
hemzelf geillustreerd).
In 1959 heeft Jan van Hillo, een
Haags cineast, een twéémaal bekroon
de) documentaire film gemaakt over
het tot stand komen van een schildery.
Tweehuysen. die toen nog een baard
droeg, hanteert in deze film het pen
seel. Bijzonder aardig zijn de ideeën
voor het schildery, zoals die zouden
kunnen zyn ontstaan, door de cineast
uitgebeeld. Het schildery hangt in de
woning van Will Tweehuysen.
ANNE MALGRé
boek van broeder Wouter Jacobsz.
van Stein. Hierin stelt Geyl zyn le
zers in het kort in kennis met een
zeer persoonlijk en zeer menselyk
commentaar op de tijd van de Tach
tigjarige Oorlog; met een dagboek,
dat bovendien de zaken eens beziet
van een andere kant - - met name
van r.k. zyde dan man gemeenlijk
onder ogen krügt. Het is amusant en
boeiend die feiten, die ons allen be
kend zijn althans moeten zijn
eens te zien met de ogen van een
brave in diepe benauwenissen leven
de kloosterbroeder op de vlucht voor
de Geuzen. Deze toch Atelt datgene
waarover wy ons nog he<£n gaarne op
de borst kloppen, n.l. het verzet tegen
Spanje en tegen de toen overheersen
de kerk, voor als een „sppntane uiting
van menselyke boosheid". Terecht
wyst Geyl er op hoe goed het is de
zaken zo nu en dan van twee kan
ten te kunnen bekykep, ook al zal
men de opvattingen van de benarde
broeder Wouter niet delen.
Op dezelfde interessante manier be
handelt Geyl een ander onderwerp
van belang n.l. het oordeel van dto
tijdgenoten over het werk van Rem
brand, waarby hy in de gauwheid,
nog enige averechtse opvattingen
rechtzet. Gangbare en helaas da^x-
door gewoonlyk averechtse opvattin
gen rechtzetten Geyl is er een
meester in, dan zü zijn eigen gron
dige kennis en dankzy de rust, waar
mee hy tegen de communis opinio in
schrijft. Toch is hü gematigd in zijn
oordeel en stellig geen beeldenstormer.
Hy steekt alleen maar zyn goed ge
fundeerde persoonlijke mening niet on
der stoelen of banken; of het nu gaat
over Multatuli, over Prinses Wilhel-
mina, over minister De Quay en het
weekblad „De Linie" of over de Vlaam
se kwestie, om even een paar van de
vele in deze toch kleine boekjes aan
geroerde figuren en zaken op te noe
men. Tevens weet Geyl in veel van
zijn commentaren historische onder
werpen betreffende op ingenieuze wij
ze vergelykingen te treffen met he
dendaagse gebeurtenissen en omge
keerd, het heden aan het verleden te
toetsen. In deze boekjes staat veel,
dat. ik niet gaarne had willen missen
en dus nogmaals verfrissend voor
geest en geheugen beide.
„Nieuwe Geïllustreerde Wereld
geschiedenis". Sesamreeks. Bosch
en Keuning N.V. Baam 1960.
De eerste vier delen van een wereld
geschiedenis, die tot achttien san zul
len groeien, zyn verschenen. De fol
der zegt dat er elke twee maanden
twee delen tegelyk uit zullen komen,
te beginnen met oktober 1960. Wy
kunnen dus aannemen, dat er inmid
dels zes in de boekhandel verkryg-
baar zün.
Nu wil ik niet beweren, dat ik deze
vier delen, die in opvolging behande
len: „Egypte en zyn buren", ,De Per
zen en Grieken", het Hellenisme en
het Oudste Rome", en „Romes Bloei
tijd", letter voor letter gelezen heb.
maar daar zijn zü ook niet voor be
stemd. Wel heb ik er met enige uit
voerigheid in rondgeneusd en telkens
als ik dit deed, moest ik er mijzelf op
betrappen, dat ik mün tyd „verlezen"
had. Ik geloof, dat dit een van de be
stedingen is, die men over een zui
ver geschiedkundig werk van een der-
gelyke omvang zeggen kan. Het boeit.
Het wordt uitermate vervelend by het
verschijnen van zulk een werk en
dankzy de pocketuitgaven beschikken
wy tegenwoordig over heel wat ge
schiedkundige uitgaven te spreken
van „populair" en de uitgever doet dat
zelf gelukkig ook niet. Wel dient ge
zegd, dat deze wereldgeschiedenis in
zeer bevattelüke taal is gescnreven
evenwel zonder oppervlakkig te zün.'
Voor de degelükheid en de juistheid
van het volgens moderne opvattingen
verwerkte materiaal in dit oorspronke-
lyk Zweedse standaardwerk hebben
wü de garantie van de redactie van
Mr. E. Straat.
CLARA EGGINK