Nieuwe generatie van Russische schrijvers herontdekt op eigen kracht de mens D KRUIS en KRUIS Een Zoeklicht Furieuze kritiek aan laars lappendlucht zij haar somberheidivoede en hoop Gedichten WOORD VAN BEZINNING Zaterdag 18 maart 1961 - i Socialistisch realisme naar de mestvaalt? (Van onze reisredacteur, W. L. Brugsma) (II) „Wat de nieuwe stromingen in de kunst van de Sovjet-Unie zijn?" De kleine, broze figuur van de 70-jarige ,11 ja Ehrenburg, verborgen in dik blauw tweed waarop hij de as van zijn gauloises morst, zakt onderuit in zijn stoel, voordat hij zegt: „De intellectualisering van brede massa's, de ont wikkeling van hun smaak. Die hebben een nieuwe vraag geschapen. Men heeft, op ieder gebied, ge noeg van werken die plat, banaal en vervelend zijn. Men wil dingen die diep, wezenlijk en waar zijn. Die vraag oefent druk uit op uitgeverijen en uitleen-bibliotheken, op theaters en concertzalen. Men kan niet met stapels onleesbare boeken blij ven zitten of voor half lege zalen blijven spelen. Dat geeft vooral onze jonge schrijvers en kunste naars nieuwe kansen. Of zij al het meesterschap bezitten, is een andere vraag. Maar zij hebben de aspiraties. Zij discussiëren niet meer over forma liteiten en doctrines, maar over de vraag of een werk goed of slecht, diep of niet, waarachtig of niet is". Niet meer over doctrines praten? Niet meer over het socialistisch realisme, de officiële kunstdoctrines, die wil dat men de zaken niet afschildert zoals zy zijn, maar zoals zy zouden moeten zijn? Die van de opgeheven kinnebakken naar de betere toekomst? Ehrenburg glimlacht en zegt: „Wat is socialistisch realisme? U weet het niet en ik weet het niet. En niemand heeft er in de Sovjet-Unie ooit een bevredi gende definitie van gegeven. Alle werkelijke kunst is realisme, ook de experi mentele, de a-totale, het surrealisme, noem maar op. En er is maar één wer kelijkheid. Als men, omdat de Sovjet-Unie een socialistisch land is, op kunst die hier geschapen wordt het etiquet van herkomst „socialistisch realisme" wil plakken, dan moet men consequent zijn en kunst uit het Westen „kapitalis tisch realisme" noemen. Maar stel u gerust. Socialistisch realisme betekent gewoon niets. Het is de tien met een griffel die sommige kritici hier uitdelen wanneer kunst hun bevalt. En het is het cultuurpolitieke wapen waarmee som mige gevestigde belangen in de Sovjetrussische kunst zich tevergeefs teweer willen stellen tegen de succesvolle onorthodoxie van de jongeren". Wat de grijze Ehrenburg, niet de voorman, wel de aanmoediger en de beschermheer van de on-orthodoxen, zegt wordt door hen zelf beaamd. Een piepjonge cineast die Bergman, Fellini, Chabrol, Truffaut op zijn duimpje blijkt te kennen zegt: „Socialistisch realisme is onzin. Laat ze er maar over zeuren, wat zal ik my daarvan aan trekken. Ik begryp Picasso veel beter dan Rembrandt en moderne Jazz veel beter dan Beethoven". Een jonge dichter zegt in het hol van de leeuw, de redactiekamer van de „Li- teratoernaja Gazeta", orgaan van de Unie van Schryvers: „Kunst is een ob jectief proces dat niet door officiële theorieën in een harnas kan worden gedwongen". Maar als men het toch probeert en zoals de criticus Archipof van Prawda de on-orthodoxen beschryft als „ver spreiders van nihilistisch vergif" en „mensen die op hun buik kruipen voor de bourgeois van het Westen", wanneer men zelfs de „Literatoernaja Gazeta" beschuldigt van „hoogverraad", wat dan? Welnu, dan klinkt er hoongelach op de redactie van de Lit. Gazeta. „Archi pof", zegt een van de dichters, „is een man die de volgende discussie-toon ge bruikt: „Zoals gelukkig nu iedereen wel begrijpt, was Tolstoi een volslagen idioot Geen angst Hoongelach in plaats van angst; een uitlating als die van Archipof stond tien jaar geleden geiyk aan een enkele reis Siberië. Conclusie nummer één is: de on-orthodoxen en dat is in de Sovjet-Unie een zéér ruim begrip worden weliswaar nog steeds furieus uitgescholden door de talentlozen, de fanatici en de bemoeials van de agit prop (rode propaganda), maar zij trek ken er zich weinig of niets meer van aan. Men moet uit hun on-orthodoxie ook geen verkeerde conclusies trekken. Zy niet doende een pro-Westelijke revo lutie voor te bereiden. Zij zijn Rus- susche patriotten en loyale bur gers van de Sovjet-Unie. Zy zyn vaak lid van de party en vinden kapitalisme, kolonialisme en imperialisme vulgaire systemen. Zyi bewonderen het Westen om zyn cultuur, die zy verrassend goed kennen. Maar zij generen zich voor de verwordingen, de onrechtvaardigheden, de ver-ontmenselijking in de toepassing van het socialisme waaraan zy echter in de grond van de zaak een superieure adel toeschryven. 1 Kolkende rivier Wat is het effect van dev betere smaak van het publiek en de diepere as piraties van de kunstenaars in de Sov jet-Unie? Ten eerste dat de stroom van buitenlandse vertalingen die tus sen 1935 en 1955 tot een beekje van ongevaarlyke klassieken opdroogde Shakespeare, Dickens, Multatuli weer is aangezwollen tot een kolkende rivier, compleet met eigentydse stroom versnellingen. Alles komt te voorschyn van Hemingway tot Miller, van Apolli- naire en Rimbaud tot Mauriac. Werken die door de verschrikkelyke banvloek van het „formalisme" waren getroffen zyn te horen en te zien. Mahlers Derde Symfonie werd voor het eerst sinds 25 jaar weer uitgevoerd Strawinski's ,Pe- troesjka" werd in Leningrad gespeeld. Uit de kelders van de musea komen Lyriek op straat: Moskou heeft tegenwoordig zijn duiven-kolonie en de dieren worden er vertroeteld als nergens anders. De automobilist die er een overrijdt, krijgt tweehonderd gul den boete. de Franse impressionisten, de Picasso's en zelfs de grote Russische experimen telen Kandinsky en Malevitsj duiken weer op in het daglicht. Die brandende culturele dorst laaft zich niet alleen aan buitenlandse bron nen. Veelbetekenender dan het her nieuwde contact over de grenzen is dat schrijvers en kunstenaars, behorend tot het fascinerend fenomeen dat de „derde generatie" heet in de Hier volgen enkele voor beelden van de dichtkunst van de zgn. derde generatie in de Sovjet-Unie. Jewgeni Jewtoesjenko (27 jaar): Jij bent niet de enige die vandaag zo denkt, zo [zoekt, zo strijdt zoek! Zoek! Ga! Ga! De natte twijgen striemen [je gezicht aan je wimpers tranen [in je ogen toorn: ga! En ik ging. En ik ga nog [steeds Iwan Charabarow (21 jaar) Mensen met verroeste zie len pogen mij te verstikken met hun levenloze handen Zij wensen, dat ik - als zij - vergeten zou een mens te [zijn wat moeten hier hopeloze [kreten? Rondom heerst ondoor dringbare duisternis t en daarin bevinden zich t [verschrikkelijke ijzeren t [mensen met verstarde t [breinen, t Ik ga op weg en treed t [alleen hun ontelbare t rijen tegemoet De Fransman Pascal sprak eens het diepzinnige woord: „Christus is in doodstryd tot aan het einde der wereld". Wat Pascal daarmee bedoelde? Toen Christus aan het kruis uit. riep: „Het is volbracht", was het einde van zijn kruislyden heel na bij. Toch kunnen we niet zeggen, dat het einde van dit lijden tevens het einde van alle lyden in onze wereld betekent. O nee, tot aan de dag van van daag wordt er nog heel veel gele den. Hoe komt dat toch? Heeft de Here Jezus met Zyn lijden aan het kruis niet alle schuld gedragen? Blijft er nu toch nog wat over om te dragen? Zouden we niet hebben mogen verwachten, dat er nu alles, wat zonde en schuld te dragen gaf, gedragen is, ook een eind aan alle lijden zou zijn gekomen? Is het dan niet waar het bekende gezegde: ..waren er geen zonden, er waren ook geen wonden"? Welnee als de zonde nu verzoend is. maar moeten dan ook de wonden niet ophouden? Inderdaad. Toen alle lyden van Christus ten einde was, toen hij opstond uit de doden en God, de Vader daarmee proclameerde als Zyn oordeel: .Ja, Amen, ja het is volbracht op Golgotha, toen had er aan deze wereld een einde kun nen komen. Toen had het rijk der heerlijkheid kunnen aanbreken. Toch is het niet gebeurd. Want God is nog geduldig. Hij wil nog meerderen in het heerlijke heil door Jezus Christus verworven, doen delen. Daarom draait deze wereld nog door. Daarom is de duivel nog een kleine tijd gelaten. Daarom verdraagt God nog de zonde, daarom nog de wonden, het lijden. Maar nu mogen we het zo zien, naar het woord van Pascal, in al dat lijden lijdt Christus nog mee. Pascal zegt dit heus niet zo maar. Hy zegt het de by bel na. Wanneer de apostel Paul us het heeft over zijn lyden dan spreekt hij ervan als van ..een aanvallen in zyn vlees aan wat ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus, ten behoeve van zijn lichaam, dit is de gemeente" (Colossenzenbrief hoofd, stuk 1. vers 24). Sovjet-Unie, begonnen zijn de knellen de omheining van het confornisme tot brandhout te slaan en opgelucht adem halend op weg naar nieuwe verten. zy herontdekken daarby van alles: in de eerste plaats de mens zoals hy is, niet zoals hij zou moeten zyn, de som berheid, de ongelukkigheid, de lyriek, de woede om onwaarheid en huichela- ry. Zy hebben zo ontzaglyk veel te vertellen, dat zij hulpeloos met verf knoeien, kromme gedichten maken, sta melend schreeuwen. Zy komen op hun nieuwe weg verzet tegen: het steriele onbenul van de Komsomol, de achter hoede-guerrillas van stalinistische cul tuurploerten, die waarschuwende vin gers heffen, vuisten ballen en roepen: „Nihilisten, verraders, gifmengers". De gezeten burgers, die weeklagend roe pen: „Och heden. Wordt toch wyzer". Met ingehouden adem Maar met ingehouden adem volgt hun eigen generatie hun bevrijdende, onbeholpen eerste stappen, die ook Ehrenburgs oude ogen doen oplichten. Wie zyn zy? Men aarzelt de aan dacht op hen te vestigen uit vrees dat politieke profiteurs in het Westen, lite raire theekransen het Nobelprys- comité hen in de fatale omarming zul len nemen, die Pastemaks einde werd; één martelaar is wel genoeg. Maar be vreesd zyn die jonge schry vers en dich ters bepaald niet. Zy laten bedaard de stroom van ^artykritiek in Prawda en Komsomolskaja Prawda over zich heen trekken en publiceren voort in het geen veelbetekenend mag heten tyd- schriften of by uitgeveryen die direct of indirect de staat toebehoren, zoals „Nowi Mir" (nieuwe wereld), de baan breker van het non-conformisme, „Ok tober", „Jeugd" en het jeugdblad „Nieuwe genratie". Hun voorman is de jonge Oekrainse dichter Jewgeni Jewtoesjenko; er zyn dozynen anderen: de dichteres Bella Akmedoeellina, Andrei Woznesenski, Joeri Pankratof, I. Charabarof, Poli- karpof, de toneelschryver Owetsjkin („Het is tyd om te oogsten"), de ro manschrijver Wladimir Doedintsef („Niet by brood alleen"), de korte ver- halen-schryver Kazakof. Enorme invloed Hun invloed is enorm, zy die de mens, het individu, hebben herontdekt, ge bruiken geen spectaculaire nieuwe vor men, de spectaculaire nieuwe inhoud is al genoeg. Maar zy hebben andere dichters en schryvers, die zoals dezen het stellen hun werk „in over eenstemming houden met de grote doe len van de party tot andere vernieu wing gedwongen, om niet te ver achter op te raken. Die zoeken nu andere vormen, laten het traditionalisme va ren en haken aan byvoorbeeld by Ma- jakowksi, de avantgardistische dichter van de revolutie, die door Lenin met bourgeois-argwaan werd bekeken en later zelfmoord pleegde. Het resultaat van dat alles is dat de Sovjetrussische kunst en vooral de lite ratuur in een periode van geweldige gisting geraakt, een koortsachtig zoe ken naar nieuwe onderwerpen, nieuwe vormen, nieuwe inhoud, een periode Het „lijden van deze tegenwoor dige tyd'1 gaat niet buiten Chris tus om. Juist waar Zyn gemeente lydt, waar één van de Zijnen lydt, daar lydt Hij mee. Zegt de Heiland zelf niet, dat waar ellendigen lyden, dat Hy daar lydt? In het Evangelie naar Matthelis hoofdstuk 25, daar zegt de Heere Jezus „inzoverre gy dit aan één van mijn minste broeders hebt ge daan, hebt gy dit Mij gedaan". Als zy honger lijden, zegt de Heer: „Ik heb honger geleden". Als zij dorst lyden, zegt de Heer „Ik heb dorst geleden". En zo gaat Hy door In deze lydenstyd klinkt telkens weer de boodschap, wat Christus voor ons leed. En inderdaad dat is de boodschap, het Evangelie. Maar dit is toch nog niet alles. Naast het kruis van Christus, waardoor wy met God verzoend worden, is er ook nog ons kruis. Er is „Kruis en Kruis" Dat kleine kruis, ons lyden, in dagelijkse zorgen, in ziekten, in rouw, in verdrietelijkheden zouden we kunnen noemen een schaduw van het Kruis. We komen erdoor in de omge ving van Golgotha. We zyn er, zoals Calvijn zegt, metgezellen van Christus door. En de hervormer voegt eraan toe; ,.Er is niet zaliger dan in Zijn gezelschap te zyn". Inderdaad. Want als we met Hem Ui den. zull en we ook met Hem verheérlykt worden. Daarom, als wij lyden, op wat voor manier ook, laten we het niet buiten het lyden van Christus plaatsen. Laat het ons zien als een lyden met Hem. Een schaden van Zyn kruis. Een komen in de om geving van Golgotha. Nee, niet Gol. gotha zelf. Dat is juist de grootste troost, wanneer we naast ons kruis Christus' kruis plaatsen. We mo gen dan weten, dat het allerzwaar ste gedragen is. Daarom kunnen we, meer dan eens. van gelovigen, die zwaar moe ten lyden, het horen, dat ze tot ons zeggen: „Dit is niet gemakke- lyk, maar de Here Jezus heeft zo veel meer voor ons geleden". Ze hebben uitzicht. Het allerzwaarste is gedragen. Lyden met Christus betekent nooit zonder troost zijn. Ja, het kan zelfs biydschap be tekenen. Zoals Paulus zegt in het hierboven aangehaalde woord: „Ik verblyd my over hetgeen ik om Uwentwil lyd". O nee, Paulus was niet bly met het lyden. Hij vond het lyden ook verre van prettig. De Here Jezus is er zelf voor teruggedeinsd. Paulus is er bly mee „om Uwent. wil". Dit is ten behoeve van ande ren. Zo komt Christus' kruis in ons leven te staan. Zo wordt de troost van dat kruis ervaren. Meer dan eens is er by menigeen de twyfel. die vraagt „Maar is het wel voor mij, dat Christus leed?" Als we ons kruis, ons lijden zien, als een schaduw van Zyn kruis, een lyden met Hem, een lyden van Hem met ons, een nawee van Christus' grote wee, dan mogen we zeggen, dat. we juist door ons lyden gemeenschap met Hem hebben. En het woord is waar en blijft waar: „Indien we met Hem lyden, is dat om ook met Hem verheer lijkt te worden". Kruis en kruis Christus' kruis en ons kruis. Zetten we ze maar by elkaar. Stellen we ons kruis maar ln het licht van Zyn kruis, dan worden we in ons kruis getroost, dan kunnen we ons kruis dragen. Dan kunnen we anderen erin tot voorbeeld zyn. Eens zei iemand tegen me, toen hij mensen, die in Christus geloof den. een zwaar en plotseling ver lies zag dragen: „Nu zie ik toch wat geloof betekent". Zo kunnen we in het dragen van lyden getuigen als we ons lyden in het licht van Christus' lyden zetten. Jac de Vos, Herv. predikant te Katwijk aan Zee v OP DE BOEKENMARKT J. van de Walle. „De Muggen van San-Antonio". P. N. van Kampen en Zoon N.V., Am sterdam z.j. J. van de Walle, de Nederlandse schry - ver over mensen van de Antillen, uit Suriname en thans Zuid-Amerika, be roemd om zyn „De Slavenopstand" en gewaardeerd om zyn beide volgende romans, blykt ook een vruchtbare auteur te zyn. Na zyn debuut enige ja ren geleden precies kan ik het niet nagaan dank zy de lastige gewoonte van zyn uitgever om zyn boeken niet van een jaartal te voorzien is dit „De Muggen van San-Antonio" zijn vierde roman. M.i. evenaart deze roman zyn eerste ling, want evenals in „De Slaven opstand" heeft de schry ver weer pre cies de toon en de stijl gevonden die past by zyn onderwerp. Dit klinkt nog al afgezaagd, ik weet het, en toch is dit een van de beste dingen, die men van een roman zeggen kan. Zoals een goede componist weet welke toonsoort hy het beste kan gebruiken voor wat hij wil uitdrukken, zo moet het eigen- lyk een romancier ook vergaan. Hy moet kunnen variëren en van de Walle blykt dat by uitstek te kunnen. San-Antonio is een vergeten woes- tynstadje en ligt, van alle zegeningen der vooruitgang verlaten, ergens in Zuid-Amerika. De bewoners zyn zo onbekend met de rest van de wereld, dat zy niet eens weten wat het woord „vooruitgang" eigenlyk betekent, zy hebben de stand van zaken in hun omgeving, honger, ziekte, corruptie, willekeur, en armoede met als enige uitkomst de drank, altyd beschouwd als de normale levensvorm en ze zyn er opgewekt by gebleven. Als de be faamde donderslagen komen kort na elkaar de nieuwe politiechef, Ramon Oviedo, die zyn bureau letteriyk en fi- guurlyk uitmest en het bericht, dat er een dokter met zyn assistenten ver schijnen zal om de malariamuskiet uit waarin niets meer vaststaat. Men kan niet zeggen, dat het meesterwerken re gent. Na twintig jaar stalinistische verstikking begint de patiënt pas weer zyn eerste stappen te doen. Het duide- lykste hebben vermoedelyk de cineas ten met hun neorealisme hun nieuwe vorm gevonden: het lot van een mens, de kraanvogels, de brief die niet werd afgestuurd, de ballade van een soldaat. Zelfs de architectuur begint zich te vernieuwen. Maar voor een ieder die de traditio nele invloed van de Russische litera tuur op het Russische doen en denken kent, is het een veelbetekenend proces. Omdat de reactionaire groepen in par ty en staat er machteloos tegenover staan. Omdat het niet de oude genera tie van Pasternak is, teleurgesteld in de revolutie, maar de generatie van morgen opgevoed in het stalinisme, ontnuchterd door de de-stalinisatie die op eigen kracht de mens heeft te ruggevonden. te roeien. De consternatie is groot. Doch die wordt nog groter als die eer ste weimenenden worden vermoord door het leger van de politieke tegen- party, die vervolgens bericht zyn eigen muskietenverdelgers te zullen zenden. En men begrijpt, dat die weimenenden van verschillende overtuiging elkaar voorlopig wel zullen bly ven opvolgen in het zielige stadje San-Antonio. „O, heer brief schry ver, wanneer komt de tyd dat we onze eigen muggen zullen doodslaan?" zegt de jeugdige leerling van de enige man in de stad, die lezen en schry ven kan, dan ook aan het slot. Aan die briefschryver, de vertrouwensman van iedereen, hebben wy de geschiedenis van San-Antonio te danken, want hy heeft alles op pa pier gzet. Dat die briefschryver eigen- ïyk J. van de Wall heet, vergeet men volkomen, want de auteur is letteriyk in des briefschryvers huid gekropen alweer een gemeenplaats. Maar het is zo. Paul Christiaans. „Kunstlicht in Vézelay",. J. Meulenhoff. Am sterdam 1961. De twee jaar geleden gedebuteerde Paul Christiaans biedt in deze korte roman de geschiedenis van de substi tuut-officier van Justitie. Verhaere. Verhaere trekt er, als gevolg van een samenloop van omstandigheden, op uit zonder vrouw en dochter, die voor hun vakantie naar Domburg zyn. De twee de figuur, Marie-Solange, heeft haar ryke beschermer verlaten in het hotel Beaulieu teneinde zich in de armen te werpen van Roy, een louche figuur, die haar hart gestolen heeft en die in Brussel zit. Door wel aanvaardbare gebeurte nissen ontmoeten Marie-Solange en Verhaere elkaar „op het kruispunt van wegen" en wel in Vézelay, een plaatsje in de Bourgondische bergen, met een middeleeuwse kathedraal waarin en waarby dagelyks in het licht van schynwerpers een voorstelling wordt gegeven tot vermaak van de toeristen: nuits de Vézelay. Het wordt een triestig drama even triest als de kitsch van Vézelay met zyn schurkachtige hotelhouder. Ver haere kan niet ontkomen aan zichzelf. Zyn voorstelling van de buitenwereld en die buitenwereld kloppen niet, want hy is nu eenmaal „een bekrompen, maar door en door integer man". En met deze eigenschappen staat men hulpeloos. Letterlijk en figuurlijk be rooid keert hy terug in pension „Zee zicht" en vervolgens in de Kamper foelielaan. In wat hem vertrouwd is dus. Ook zyn probleem of hy de zoon van de procureur-generaal vervolgen zal, ja of neen iets waar hy voor zyn vertrek over piekerde in verband met zijn eigen promotie heeft zyn oplossing gevonden. Hy zal vervolgen En dus zal hy altyd biyven wat hy was de man op de fiets met rafels aan zyn broek. Het probleem van de verschillende kanten in de menseiyke persoonlijk heid, dat Christiaans in zyn eerste ro man. „De Fluwelen Halskraag", heeft aangesneden via een onderzoek naar het verleden van iemand, die dood is. heeft in dit verhaal een natuurlijker verloop gekregen, omdat het zich bin nen één mens afspeelt. De auteur heeft nu ook geen toevlucht behoeven te ne men tot kunstgrepen zoals in 't eerste boek. Daardoor is deze Verhaere in vergeiyking tot de theoretische Arthur uit „De Fluwelen Halskraag", een mens geworden, waar men zich in ver plaatsen kan hetwelk een grote vooruitgang betekent. CLARA EGGINi:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 17