KUNSTENAARS Het démasqué Een Zoeklicht Het leven in ROME de stad van de volmaakte levenskunst Café met herinneringen aan Louis Couperus WOORD VAN BEZINNING V OP DE BOEKENMARKT Zaterdag 4 maart 1961 (Van onze Romeinse correspondent) De trieste regen en het neerdrukkend grauw van de lichtloze hemel, die deze winter zonder kou, zonder prikkels, tot een beproeving maken, jagen ons de straat op naar het licht en de roezige drukte van een café. Als we bij Alemagna binnengaantot voor enkele jaren Aragno, moeten wij aan Couperus denken, voor wie dat in zijn tijd werkelijk beroemde café het hoogtepunt vormde van elk Romeins verblijf. Hij heeft ons gewezen op „de glazen deuren van Aragno, die bij de kruk gegraveerd zijn met allerlei grillige arabeskende sporen van de briljanten aan de pinken der jongens van Rome". Helaas, niet alleen veranderde het café van naam, ook de door Couperus bezongen glazen deuren zijn vernieuwd en de sporen der briljanten zijn niet meer. Maar wel „de jongens van Rome", die zo heel zelden in Rome geboren zijn of zelfs ook nog Romeinse ouders hebben. Met die x had lk misschien mijn schaapkes op het droge gehad. En nu komt u net my roepen; het is wel dui- delyk dat de miljoenen altyd aan myn neus voorby moeten gaan. Als je on gelukkig geboren bent, moet je onge lukkig sterven". Natuuriyk maakte ik my een beetje bezorgd en dus zei ik: „Nou, zet dan eerst die x en ga dan eventjes „Maar wat dan, eventjes. Nou heb ik er geen fantasie meer in om een x te zetten; de inspiratie is voorby als ik terugkom, zet ik er een één en wie je gezien hebt, heb je gezien Maar met dat al is het toch Het zou niet zo'n wonder zijn, dat in deze weken vóór Pa sen, waarin de gemeente van Jezus Christus haar Heer volgt op Zyn lydensweg, de gedachte by u opkomt: „Wat toch een vreselijke mensen, dat ze dat Jezus hebben aangedaan." Immers, als iemand dat niet verdiend had, dan was Hy het toch wel. Hoe we verder ook over Jezus denken, maar hier zyn we het toch allemaal wel over eens; als er ooit iemand geleefd, heeft, die werkelijk goed kan worden ge noemd, dan is Hy het. Dat het nu juist met Hem zo ein digen moest. Dat Hy moest sterven aan een kruis, toentertijd de straf voor de ergste misdadigers. Het moeten toch wel buitenge woon slechte mensen zyn geweest, die Hem dat hebben aangedaan. Ja, zou zouden we denken, heel logisch. Maar daarom is het goed, om ons eens op die verschillende mensen in de geschiedenis van het ïyden van de Here Jezus te bezinnen, ons eens af te vragen, wat dat toch voor mensen waren. Ik zou in deze geschiedenis drie groepen willen onderscheiden. Allereerst de joodse leiders, dan de stadhouder, de .Romein Pilatus, dan de volksmassa. De joodse leiders, waren ze inder daad booswichten? Ach nee, ze wa ren alleszins godsdienstig. Zeer ern stige lieden. Ze hielden zich tot en met bezig met God en Zyn gebod. Toch hebben ze alle mogeiyke moeite gedaan om het zover te krij- gen, dat Jezus aan het kruis kwam te hangen. Waarom toch? Wel, om dat ze zich door Jezus in hun po sitie bedreigd zagen. Ze waren be vreesd, dat als Jezus' invloed groei de. zij van het kussen af moesten. Hun zelfhandhaving, hun eigen po sitie deed hen Jezus uit de weg rui men. De joodse leiders waren zeer gods dienstig, zeer zuiver in de leer. maar het allerminst bedacht op eigen eer. Staan ze werkelijk zover van u en my af? Wie is er juist zo De Sint Pieter, een van de fraaiste gebouwen in het aan beziens waardigheden rijke Rome, een van de weinige plaatsen ter wereld, waar de mensen de kunst van het leven nog niet verleerd zijn. Couperus, trots alles, was een noorderling en al voelde hij- de sfeer van Rome heel zuiver aan, het bleef hem een vreemde sfeer. Ons noorderlingen ontbreekt de rust, de innerlijke rust, om te leven als de echte Romein. Couperus was zelfs een der weinige noorde lingen, die er in slaagden in deze stad hard te werken. Niets is moeilijker dan werken in Rome; het is moeilijk voor de geboren Romeinen, het is nog veel moei lijker voor wie uit gewesten komt, waar de jaargetijden elk een eigen gezicht hebben er tussen herfst, winter en lente verschil bestaat. In Rome kennen wy dat verschil niet. Vroeger had althans de zomer een uitgesproken karakter, droog en heet. Nu al sedert een paar jaren regent het ook wel in juli of augustus en komt de echte hitte soms in oktober. Eind januari stonden op myn terras, open voor alle weer en wind, muurbloe men, geraniums, hyacinten, narcissen en afrikaantjes allen tegelijk in volle bloei. Maar die planten zyn zwak, onder hevig aan vele ziekten, zoals ook de mens, althans de niet hier geboren en getogen mens, verzwakt en wie uit noordelijker streken komt, wordt hier langzaam apathisch, zoals de echte Romein apathisch is, maar zonder diens onbewogenheid en hedonistische levens kunst. Zuiderlingen toonaangevend De zuiderlingen daarentegen, vooral de rappe Napolitanen en Sicilianen bloeien in dit gematigder klimaat op; voor hem is Rome verfrissend, hun bloed wordt er rijker en dank zij hun levendige fantasie en een zekere on besuisdheid, gaan de Zuiditalianen steeds meer in Rome de toon aan geven. Aan een tafeltje naast het myne zit een groep van zes heren, kenne lijk allen uit het zuiden, allen tussen 35 en 40 jaar oud, hetgeen zeggen wil, dat zy naar Rome zyn gekomen in het laatste oorlogsjaar tezamen met honderdduizenden andere Zuiditalia- Het is boeiend ze waar te nemen. Ze blijven lang zitten achter hun kopje koffie en hoewel ze druk praten, is er toch telkens één, die zich aan de meest volledige rust overgeeft. Alleen het geoefend oog van wie vele jaren in Rome woont, ziet het onderscheid tussen de Napolitaan of Siciliaan, die niets doet, schijnbaar zit te suffen en in werkelijkheid een vulkanische her senarbeid verricht, en de Romein, die er precies zo by zit, schynbaar na denkend, maar in werkelykheid vol komen afwezig is. Romein rust nog steeds uit De echte Romein is nog altyd bezig uit te rusten van die zware arbeid, die het hem indertyd heeft gekost de Carthagers, de Galliërs en andere barbaren te verslaan en het imperium te stichten. Daarmee wil niet gezegd zyn, dat het de Romeinen geheel aan initiatief ontbreekt. Beslist niet, maar in deze stad weet men nog wat maat houden betekent en wie zich al te druk maakt, hoort al gauw het meest verachtelijke van alle Romeinse schelwoorden; ,A fanatico!" (oh, fanatiekeling). Er is niets wat een echte Romein meer hindert dan te zien, dat iemand zich ergens druk over maakt. „Stre bers" worden niet onder de Romeinse zon geboren, en daarom juist kan de Zuiditaliaan, wiens aristocratische voorliefde voor een beschouwelijke le venswijze hem in een Milaan, waar al les eeuwig rent en rost, zich zo mis- plaats doet voelen, zich gemakkelijk aanpassen aan de Romeinse levens trant. Zy atavistische voorliefde om te werken na lang bedenken, wordt in Rome een deugd. Acht verdiepingen hoog genoeg Het duurt niet lang of we komen met de groep Zuiditalianen in gesprek. En zoals dat in Italië gebruikelijk is dit is een jong land en de eenheid is nog altijd betrekkelijk stellen zy zich voor niet alleen met hun naam en beroep, maar vertellen na twee minuten ook uit welke pro vincie ze afkomstig zijn. Natuuriyk proberen wij het gesprek te voeren in de richting van onze gedachtengang: hoe voelt zich de naar Rome uitgeweken Zuiditaliaan in de hoofdstad? Een der heren, een bouw kundig ingenieur, bevestigt al onmid dellijk wat wy hadden gedacht, na melijk dat de Romeinse gematigdheid deze mensen bevalt. „Ja", zegt hij, „die matiging ademt men hier in met de lucht. Dat is b.v. de oorzaak, waarom Rome, goddank, geen wolkenkrabbers heeft zoals Mi laan en tegenwoordig zelfs Napels. Ik heb juist een flatgebouw klaar van acht verdiepingen. Ziet u, myn bedoe ling was dat het er twaalf zouden worden, maar toen ik aanwijzingen gaf voor de negende, zei de Romeinse voorman: zouden we ook de negende nog doen? Laat ons het er by laten, komik vind het toch al aardig hoog geworden". Inderdaad bestaat er in Rome een prettige gewoonte om niemand af te beulen en in niets te overdrijven. De echte Romein is trouwens de laatste persoon, die zich zou laten afbeulen In het noorden werken de Italianen ontzettend hard en met schitterende resultaten; in het zuiden werken ze flink hard, hoewel zonder systeem en met zeer bescheiden resultaat. In Ro me doet men het wat rustiger aan en al loopt er heel wat mis, zo af en toe lukt ons ook wel eens iets. Het klimaat staat geen lang aangehouden inspan ning, lichamelijk noch geestelijk, toe. Toto-ernst Een ander van de heren geeft een goed voorbeeld: „Kijk", zegt hy, „ik werk op een ministerie. Een paar da gen geleden ging myn schrijfmachine kapot. Ik belde voor de bode. een Ro mein uit Trastevere (dus een heel echte), die natuuriyk niet kwam. Na een paar keer bellen ging ik eens ky- ken. Hy zat aan zyn tafel, in de gang, een model voor de voetbaltoto voor zich". „Ik vertelde hem, dat ik een andere schrijfmachine nodig had. Hy kijkt op en zegt: „Dotto. Ik kom dadelijk. Maar ik zit hier met de wedstrijd Lazio te gen Udine en ik dacht juist er een mooie x neer te schrijven". „Best", zeg ik. „Schrijf dan meteen die x en ga voor mij nu even een machine halen". „Zeker, ik ga al, dotto. Maar ziet u, soms kun je 't ineens raden. godgeklaagd hoe een mens zyn mil joenen over de balk kan gooien Misschien vindt de lezer dit maar weer een vreemd verhaal. Het verlangt een beetje inzicht in de Romeinse ziel en in de ziel van de zuiderlijke „immi grant". In zulk een geval heb je als zuiderling, al heb je dan een doctors bul in de zak en is de Romein maar een eenvoudige bode, eerbied te heb ben voor zijn gemoedstoestand. Ten slotte hebben zij hier het Collosseum en Sint-Pieter en de Paus en het Ca- pitool en daar in het zuiden mogen ze blij zijn met een beetje vijgen en die veel te blauwe zee van Capri. Bij de Romeinen vergeleken zijn het alle maal beginnertjes en niemand kan aan een echte Trasteverijn zijn recht op rust en waardigheid ontzeggen; dat recht bezit hij sedert eeuwen. Als een Romeinse bode op het mi nisterie er weinig voor voelt om voor zo'n ergens uit het zuiden aangewaai de ambtenaar een nieuwe schryfma chine te gaan halen, dat is dat ten slotte nog niet zo erg. De „dottore" moet dan z Ij n voetbaltoto-voorspellin gen deze keer ook maar eens met de pen schryven inplaats van op de ma chine. .-i.-.. .- Lucie Steinbach in haar atelier aan het werk. Lucia Steinbach is in Leiden gebo ren en getogen. Haar ouders stonden niet vreemd tegenover haar beeldend talent, aangezien een broer van haar vader een bijzonder goed tekenaar was zonder ooit les te hebben gehad. Op de lagere school, die zij in 1928 voor het eerst betrad, kwam haar meer dan normale aanleg voor tekenen al naar voren. Het hoofd van de school, de heer Huibregtsen, liet zijn klas opstel len maken, verlucht met tekeningen „en", zegt mevrouw Steinbach eenvou dig, „dat lukte by mij beter dan by de anderen". In die tijd en ook later op de mulo werd bijna elk vrij ogen blik gevuld met tekenen en schilderen. Het was Mej. Jonquière, thans lerares aan de Meisjes-H.B.S„ die haar hielp en stimuleerde. Als vanzelf kwam het besluit om naar de Academie voor Beeldende Kunsten te gaan, waar zij o.a. de lessen volgde van Drayer, Roo- zendaal en, door het uitbreken van de oorlog slechts korte tijd Paul Citroen. Reizen doet Lucia Steinbach veel en graag en natuuriyk gaat haar teken en schildermateriaal overal mee. In Karintië gebruikte zij veelal olieverf en zo kon het gebeuren dat ze verder trok met een nog bij lange na niet droog doek bovenop de rugzak! Maar dit materiaal bleek toch te lastig, zodat zy nu op reis meestal tekeningen en gouaches maakt. Later bracht ze ook bezoeken aan Zürich en Venetië, dat haar overweldigde in zijn kleurenpracht. Meer dan eens was zij in Parys en deze stad heeft (misschien afgezaagd, vindt ze> haar hart gestolen. In Parijs komen vele kunstenaars te zamen en dat dit waar is, bewijst wel het feit dat een trottoir zo vol was met schilders en hun ezels, dat zij op het randje moest gaan zitten met het schetsboek op de knieën! Hoogtepunten echter was haar ver blijf in Bretagne (1953) met name in Tréboul. Dank zij de Touringclub de France is het mogelijk dat vele schil ders voor studiedoeleinden naar dat deel van Frankrijk gaan. De verblijf kosten worden dan betaald met een schilderij Uiteraard wordt de bekwaamheid eerst beoordeeld (door de heer Vis. directeur der Kunstnijverheidsschool te Amsterdam). Zóveel heeft Mevrouw Steinbach daar gewerkt, dat zij een niet. dat hij tot het laatst vecht voor zichzelf en eigen positie? Pilatus. Is hij een onsympathieke figuur? Ik kan het echt niet vin den. Hij is al heel spoedig overtuigd, dat Jezus niet een halsmisdaad heeft gedaan. Hij doet dan ook alle mogelijke moeite om Jezus te red den. Waarom geeft hij toch ten slotte toe? Er is maar één antwoord op deze vraag. Als hij ziet, dat zijn carrière op het spel staat. Als hij die dreigt te verliezen, nee, dan is het risico hem te groot. Pilatus wil een hele massa doen ten gunste van Jezus, maar zichzelf wil hij er niet by verliezen. Is Pilatus zo'n uitzonderlijke fi guur? Is het niet veeleer zo, dat wij allen toch deze levensregel hebben en ook telkens weer in praktijk brengen: „Een ieder is zichzelf het naast". Dat is toch heel gewoon? De volksmassa. Hoe komt het toch, dat ze, als Pilatus vraagt, wat hij dan met Jezus doen moet. alle maal krijsen: „Kruist Hem. kruist Hem" en dat terwijl ze enige dagen tevoren nog zo enthousiast hadden geroepen: „Hossanna, hosanna". Ze hadden gedacht, dat Jezus een nationale held zou worden. Zijn volk weer tot een onafhankelijk volk zou maken. En nu heeft Hij zich zomaar, zonder slag of stoot in de handen van Zijn vijanden over gegeven. Ze zijn in Jezus diep te leurgesteld. Hij zal hen dus toch niet opheffen uit de nationale ver nedering. Weg dan met Hem! Is dat zo vreemd? Ach, maar zien we ook dit niet telkens weer gebeu ren? Is zo niet steeds weer de reac tie van de massa? Wie niet aan hun verwachting beantwoordt, daar keren ze zich met grote felheid tegen. We dach ten, dat het toch wel heel slechte, boze mensen waren, de'mensen, die we bezig zien in Jezus' lijdensge schiedenis. Moeten we dit niet corrigeren? Moeten we niet zeggen dat deze ge schiedenis het grote démasqué der mensheid is? Moeten we niet zeg gen, dat deze mensen vlak bij ons staan? Dat wy deze mensen zijn? Maar dan stelt deze geschiedenis ons in onze naaktheid tentoon, rukt ons alle maskers af. Zo zijn wij. Eerzuchtig. Bedacht op ons zelf Maar en dat zegt de lijdensge schiedenis dat betekent: dit heel gewoon menselijke brengt Jezus aan het kruis en maakt ons als Zijn vijanden, Gods vijanden openbaar. Dat is om van te schrikken! Schrik u maar. Het is een heilzame schrik. Want wie dat ontdekt en zegt „Maar dan verdien ik, wat Jezus lijdt," mag horen als blyde bood schap: „En toch nam Jezus het uwe aan." Zo'n vriend is Hij, dat Hij in onze plaats wou staan. Zo is er voor die heel gewone zonde met zo'n vreselijk gevolg vergeving. God wil toch juist dan, als u er mee aan bent, het goed maken, zich met u verzoenen. Hy wil toch uw God zyn, de God. die uw heil wil. De lijdensgeschiedenis demas- queert u, maar zegt u tegelijkertijd, dat God zich over vijanden ontfer men wil. JAC. DE VOS. herv. predikant te Katwijk aan Zee F. Bordewyk. „Centrum van stilte". Nygh en Van Ditmar. 's-Gravenhage 1960. Vijf hallucinerende verhalen zijn dit. Het eerste, dat de titel van de bundel draagt, zou men naar analogie van de psychologische term „dagrest", een oorlogsrest kunnen noemen. Het be schrijft de tocht van Wilms Williams uit zyn gebombardeerde woonwijk en zijn verblyf vervolgens in een surrea listisch ervaren stadsgedeelte, dat Ot-- takring heet. Een typisch Bordewijki- aanse naam. Hij leeft daar een tyd- lang in „een huis binnen een huis", maar de sinistere zwijgzaamheid van zijn medebewoners doet hem de ver meende veiligheid van Ottakring ont vluchten. Terecht, want als hij aan de grens van de wijk staat, vallen ook daar de bommen. Hetzelfde gefascineerd zijn door een huis treft de lezer ook in het ver haal „De Hoofdbewoner". Hierin heeft Bordewijk de ellende van de inwoning tot een nachtmerrieachtige kracht op gevoerd. De spookachtige hoofdbewo ner van het huis. waarin de familie Holland men lette weer op de naam een onderdak heeft gevonden, rin geloort iedereen met zijn willekeur en zijn oplichterijen en is geworden tot een symbool van de benauwenis, die inwonenden ervaren. De kreet „ons land is een gevangenis" is wel zeer op zijn plaats. Van de andere drie is „Louron" een goed griezelverhaal, gebaseerd op het principe van „door mensenadem be zielde grondstof". Wedarda-stins is een boeiende moordgeschiedenis en N. Nil- ling de tragi-comedie van een man, die bij de kapper gezeten, de stuipen op het lyf gejaagd krijgt door de wachtende dokter Vierbuikshuizen. Die dokter vertelt Nilling, dat hij de ver schijnselen van een vreemde en zeld zame ziekte draagt. Het slot van dit verhaal is mij persoonlijk niet hele maal helder. Victor Spoor. „De Tafel van Twee". N.V. De Tijdstroom. Lochem. z.j. Dit verhaal van een kaptafel, een kapper en een S.S.-er, die in zijn eigen land ook kapper was met daarbij een aaneenschakeling van misverstan den, is uitstekend verteld. Men vraagt zich alleen af of het een uitgave in boekvorm rechtvaardigt. extra-kamer kreeg om de natte doeken te plaatsen! Een jaar eerder won zij een prijs vraag voor een schilderstuk voor de trouwkamer van het Leidse Stadhuis. Onderwerp is het Van der Werf-park, waar velen wandelden alvorens de trouwkamer te betreden Lucia Steinbach heeft een krachti ge opzet in haar werk en de uitvoering is vol en fijnzinnig. Soms werkt zy lange tyd in zwartwit, dan weer wordt ze geboeid door kleuren en brengt juist dat tot uitdrukking. Voor tekeningen van Leonardo da Vinci, Rembrandt en Van Gogh heeft ze grote bewondering; ook Bonnard en Dufy, de schilder van o.a. violen en orkesten, hebben haar voorkeur. Maar speciaal is het „Syna goge-interieur" van Chagall haar ge liefd. Lucia Steinbach is een van de ne gen kunstenaars, die kort geleden te keningen exposeerden in de Laken hal, waarbij vooral de feeërieke teke ning van een stukje bos opviel. Zij is lid van Ars Aemula Naturae en het Leids Kunstcentrum. Bovendien geeft zij enkele lessen aan de Meisjes- H.B.S. Bijna iedere dag is zij bezig met illustraties voor boeken en vooral voor periodieken; juist dit vereist veel en regelmatig werken. Slechts door alle medewerking van en de goede harmonie in haar gezin is dit alles haar mogelijk. ANNE MALGRÊ. Yasunari Kawabata. „De Dui zend Kraanvogels". Ingeleid en uit het Japans vertaald door C. Ouwehand. N.V. De Tjjd- stroom. Lochem. z.j. „De Duizend Kraanvogels" heeft het aantrekkelijke de authentieke verta ling van dit Japanse verhaal te zijn. De schrijver van de novelle is in 1899 in Osaka geboren. Hij heeft Engelse letteren en daarna Japanse letteren gestudeerd aan de universiteit van To kio. Daarna heeft- hij zich aan de let terkunde gewijd en o.a. de Russische schrijver Tjechow in het Japans ver taald. Voor „De Duizend Kraanvogels" heeft hij de hoogste onderscheiding ontvangen, die een Japanse kunste naar in zijn vaderland krijgen kan. Deze novelle is gecomponeerd met dat mengsel van realiteit en symbo liek, waarvan naast de Chinezen ook de Japanners het geheim blijken te bezitten. Een modern element in het verhaal lijkt mij te liggen in de wei felingen van de mannelijke hoofdfi guur, Kikuji, die. naar het verhaal ver haal vertelt, vrij is in de keuze van een vrouw, maar zich niet kan ont trekken aan de slechte invloed van een oude vriendin van zijn gestorven vader, die min of meer de plaats in neemt van de ouders. De ouders, die in vroeger tijden de huwelijken van hun kinderen regelden. Een aangry- pend verhaal als men de moeite doet zich te verplaatsen in een mentaliteit, die de onze niet is. Paul Gallico. „Spoken by de Vleet". Wereldbibliotheek. Am sterdam 1960. Paul Gallico, de schrijver van veel gelezen boeken zoals „De Sneeuwgans" en de Ada Harrisverhalen, heeft een spookverhaal geschreven. Het gaat bij zonder onrustig en geheimzinnig toe op Paradine Hall en nog wel op een moment, dat het huis met gasten ge vuld is. De spiritistische verscnijnselen zijn om zo te zeggen niet van de lucht en in letterlijke zin eten en drinken. Gelukkig weet een expert op spoken- gebied, Alexander Hero, de warwinkel van politiek en familieveten te ontrafe len en bovendien nog zelf te ontkomen aan de lasso van het huwelijk. Heel onderhoudend. Gordon Demarest. „Het Uur der Wrake". Zuid-Hnllandsche Uitgeversmij. Den Haag z.j. De strijd tussen Noord en Zuid of wel de Noord-Amerikaanse burgeroor log (18611865) is nog altijd een on uitputtelijke bron van romantische verhalen. Wij kennen het recept en de ingrediënten: vechten, gevangenis sen, ontsnappingen, vrijkorpsen, zuide lijke trots en noordelijke verlichting, alles deugdelijk gemengd met de prik kelende specerij van de liefde met een hoofdletter bij voorkeur tussen leden van de strijdende partyen. Al met al levendig verteld. Phyllis Bottome. „Eldorado Ja ne". Zuid-Hollandsche Uitge- versmy. Den Haag z.j. Eldorado Jane is een heel jong meisje, dat in Amerika is opgepikt door de gangster George en door hem naar Londen gebracht. Zij ontvangt een grondige opleiding in zakkenrollen en aanverwante bezigheden. Maar al gauw is de Londense politie George toch te slim af en de arme Jane raakt in een opvoedingsgesticht. Geor ge ziet nog kans zyn handige helpster een keer te ontvoeren, maar na een tweede veel zwaarder misdrijf kiest Ja ne vrijwillig de zyde van de herop voeding. Dit verhaal is uitstekend geschreven en de figuren zijn levendig getekend. Zowel Jane en George en hun omge ving als het gesticht met zijn inwoon sters zyn met grote mensenkennis ge schetst. Dit is goede lectuur in de ware zin van het woord. CLARA EGGINK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 17