KUNSTENAARS
Het
démasqué
Een Zoeklicht
Het leven in ROME de stad
van de volmaakte levenskunst
Café met herinneringen
aan Louis Couperus
WOORD
VAN
BEZINNING
V OP DE BOEKENMARKT
Zaterdag 4 maart 1961
(Van onze Romeinse correspondent)
De trieste regen en het neerdrukkend grauw van de lichtloze hemel,
die deze winter zonder kou, zonder prikkels, tot een beproeving maken,
jagen ons de straat op naar het licht en de roezige drukte van een café.
Als we bij Alemagna binnengaantot voor enkele jaren Aragno,
moeten wij aan Couperus denken, voor wie dat in zijn tijd werkelijk
beroemde café het hoogtepunt vormde van elk Romeins verblijf.
Hij heeft ons gewezen op „de glazen deuren van Aragno, die bij de
kruk gegraveerd zijn met allerlei grillige arabeskende sporen van de
briljanten aan de pinken der jongens van Rome". Helaas, niet alleen
veranderde het café van naam, ook de door Couperus bezongen glazen
deuren zijn vernieuwd en de sporen der briljanten zijn niet meer. Maar
wel „de jongens van Rome", die zo heel zelden in Rome geboren zijn
of zelfs ook nog Romeinse ouders hebben.
Met die x had lk misschien mijn
schaapkes op het droge gehad. En nu
komt u net my roepen; het is wel dui-
delyk dat de miljoenen altyd aan myn
neus voorby moeten gaan. Als je on
gelukkig geboren bent, moet je onge
lukkig sterven". Natuuriyk maakte ik
my een beetje bezorgd en dus zei ik:
„Nou, zet dan eerst die x en ga dan
eventjes „Maar wat dan, eventjes.
Nou heb ik er geen fantasie meer in
om een x te zetten; de inspiratie is
voorby als ik terugkom, zet ik er
een één en wie je gezien hebt, heb je
gezien Maar met dat al is het toch
Het zou niet zo'n wonder zijn,
dat in deze weken vóór Pa
sen, waarin de gemeente van
Jezus Christus haar Heer volgt op
Zyn lydensweg, de gedachte by u
opkomt: „Wat toch een vreselijke
mensen, dat ze dat Jezus hebben
aangedaan." Immers, als iemand
dat niet verdiend had, dan was Hy
het toch wel. Hoe we verder ook
over Jezus denken, maar hier zyn
we het toch allemaal wel over eens;
als er ooit iemand geleefd, heeft,
die werkelijk goed kan worden ge
noemd, dan is Hy het.
Dat het nu juist met Hem zo ein
digen moest. Dat Hy moest sterven
aan een kruis, toentertijd de straf
voor de ergste misdadigers.
Het moeten toch wel buitenge
woon slechte mensen zyn geweest,
die Hem dat hebben aangedaan. Ja,
zou zouden we denken, heel logisch.
Maar daarom is het goed, om ons
eens op die verschillende mensen in
de geschiedenis van het ïyden van
de Here Jezus te bezinnen, ons eens
af te vragen, wat dat toch voor
mensen waren.
Ik zou in deze geschiedenis drie
groepen willen onderscheiden.
Allereerst de joodse leiders, dan
de stadhouder, de .Romein Pilatus,
dan de volksmassa.
De joodse leiders, waren ze inder
daad booswichten? Ach nee, ze wa
ren alleszins godsdienstig. Zeer ern
stige lieden. Ze hielden zich tot en
met bezig met God en Zyn gebod.
Toch hebben ze alle mogeiyke
moeite gedaan om het zover te krij-
gen, dat Jezus aan het kruis kwam
te hangen. Waarom toch? Wel, om
dat ze zich door Jezus in hun po
sitie bedreigd zagen. Ze waren be
vreesd, dat als Jezus' invloed groei
de. zij van het kussen af moesten.
Hun zelfhandhaving, hun eigen po
sitie deed hen Jezus uit de weg rui
men.
De joodse leiders waren zeer gods
dienstig, zeer zuiver in de leer.
maar het allerminst bedacht op
eigen eer. Staan ze werkelijk zover
van u en my af? Wie is er juist zo
De Sint Pieter, een van de fraaiste gebouwen in het aan beziens
waardigheden rijke Rome, een van de weinige plaatsen ter wereld,
waar de mensen de kunst van het leven nog niet verleerd zijn.
Couperus, trots alles, was een
noorderling en al voelde hij- de
sfeer van Rome heel zuiver aan,
het bleef hem een vreemde sfeer.
Ons noorderlingen ontbreekt de
rust, de innerlijke rust, om te leven
als de echte Romein. Couperus
was zelfs een der weinige noorde
lingen, die er in slaagden in deze
stad hard te werken. Niets is
moeilijker dan werken in Rome;
het is moeilijk voor de geboren
Romeinen, het is nog veel moei
lijker voor wie uit gewesten komt,
waar de jaargetijden elk een eigen
gezicht hebben er tussen herfst,
winter en lente verschil bestaat.
In Rome kennen wy dat verschil
niet. Vroeger had althans de zomer
een uitgesproken karakter, droog en
heet. Nu al sedert een paar jaren regent
het ook wel in juli of augustus en
komt de echte hitte soms in oktober.
Eind januari stonden op myn terras,
open voor alle weer en wind, muurbloe
men, geraniums, hyacinten, narcissen
en afrikaantjes allen tegelijk in volle
bloei.
Maar die planten zyn zwak, onder
hevig aan vele ziekten, zoals ook de
mens, althans de niet hier geboren
en getogen mens, verzwakt en wie uit
noordelijker streken komt, wordt hier
langzaam apathisch, zoals de echte
Romein apathisch is, maar zonder diens
onbewogenheid en hedonistische levens
kunst.
Zuiderlingen toonaangevend
De zuiderlingen daarentegen, vooral
de rappe Napolitanen en Sicilianen
bloeien in dit gematigder klimaat op;
voor hem is Rome verfrissend, hun
bloed wordt er rijker en dank zij hun
levendige fantasie en een zekere on
besuisdheid, gaan de Zuiditalianen
steeds meer in Rome de toon aan
geven.
Aan een tafeltje naast het myne
zit een groep van zes heren, kenne
lijk allen uit het zuiden, allen tussen
35 en 40 jaar oud, hetgeen zeggen
wil, dat zy naar Rome zyn gekomen
in het laatste oorlogsjaar tezamen met
honderdduizenden andere Zuiditalia-
Het is boeiend ze waar te nemen.
Ze blijven lang zitten achter hun kopje
koffie en hoewel ze druk praten, is
er toch telkens één, die zich aan de
meest volledige rust overgeeft. Alleen
het geoefend oog van wie vele jaren
in Rome woont, ziet het onderscheid
tussen de Napolitaan of Siciliaan, die
niets doet, schijnbaar zit te suffen en
in werkelijkheid een vulkanische her
senarbeid verricht, en de Romein, die
er precies zo by zit, schynbaar na
denkend, maar in werkelykheid vol
komen afwezig is.
Romein rust nog steeds uit
De echte Romein is nog altyd bezig
uit te rusten van die zware arbeid,
die het hem indertyd heeft gekost
de Carthagers, de Galliërs en andere
barbaren te verslaan en het imperium
te stichten.
Daarmee wil niet gezegd zyn, dat
het de Romeinen geheel aan initiatief
ontbreekt. Beslist niet, maar in deze
stad weet men nog wat maat houden
betekent en wie zich al te druk maakt,
hoort al gauw het meest verachtelijke
van alle Romeinse schelwoorden; ,A
fanatico!" (oh, fanatiekeling).
Er is niets wat een echte Romein
meer hindert dan te zien, dat iemand
zich ergens druk over maakt. „Stre
bers" worden niet onder de Romeinse
zon geboren, en daarom juist kan de
Zuiditaliaan, wiens aristocratische
voorliefde voor een beschouwelijke le
venswijze hem in een Milaan, waar al
les eeuwig rent en rost, zich zo mis-
plaats doet voelen, zich gemakkelijk
aanpassen aan de Romeinse levens
trant. Zy atavistische voorliefde om te
werken na lang bedenken, wordt in
Rome een deugd.
Acht verdiepingen
hoog genoeg
Het duurt niet lang of we komen
met de groep Zuiditalianen in gesprek.
En zoals dat in Italië gebruikelijk
is dit is een jong land en de
eenheid is nog altijd betrekkelijk
stellen zy zich voor niet alleen met
hun naam en beroep, maar vertellen
na twee minuten ook uit welke pro
vincie ze afkomstig zijn.
Natuuriyk proberen wij het gesprek
te voeren in de richting van onze
gedachtengang: hoe voelt zich de naar
Rome uitgeweken Zuiditaliaan in de
hoofdstad? Een der heren, een bouw
kundig ingenieur, bevestigt al onmid
dellijk wat wy hadden gedacht, na
melijk dat de Romeinse gematigdheid
deze mensen bevalt.
„Ja", zegt hij, „die matiging ademt
men hier in met de lucht. Dat is b.v.
de oorzaak, waarom Rome, goddank,
geen wolkenkrabbers heeft zoals Mi
laan en tegenwoordig zelfs Napels. Ik
heb juist een flatgebouw klaar van
acht verdiepingen. Ziet u, myn bedoe
ling was dat het er twaalf zouden
worden, maar toen ik aanwijzingen
gaf voor de negende, zei de Romeinse
voorman: zouden we ook de negende
nog doen? Laat ons het er by laten,
komik vind het toch al aardig
hoog geworden".
Inderdaad bestaat er in Rome een
prettige gewoonte om niemand af te
beulen en in niets te overdrijven. De
echte Romein is trouwens de laatste
persoon, die zich zou laten afbeulen
In het noorden werken de Italianen
ontzettend hard en met schitterende
resultaten; in het zuiden werken ze
flink hard, hoewel zonder systeem en
met zeer bescheiden resultaat. In Ro
me doet men het wat rustiger aan en
al loopt er heel wat mis, zo af en toe
lukt ons ook wel eens iets. Het klimaat
staat geen lang aangehouden inspan
ning, lichamelijk noch geestelijk, toe.
Toto-ernst
Een ander van de heren geeft een
goed voorbeeld: „Kijk", zegt hy, „ik
werk op een ministerie. Een paar da
gen geleden ging myn schrijfmachine
kapot. Ik belde voor de bode. een Ro
mein uit Trastevere (dus een heel
echte), die natuuriyk niet kwam. Na
een paar keer bellen ging ik eens ky-
ken. Hy zat aan zyn tafel, in de gang,
een model voor de voetbaltoto voor
zich".
„Ik vertelde hem, dat ik een andere
schrijfmachine nodig had. Hy kijkt op
en zegt: „Dotto. Ik kom dadelijk. Maar
ik zit hier met de wedstrijd Lazio te
gen Udine en ik dacht juist er een
mooie x neer te schrijven". „Best", zeg
ik. „Schrijf dan meteen die x en ga
voor mij nu even een machine halen".
„Zeker, ik ga al, dotto. Maar ziet u,
soms kun je 't ineens raden.
godgeklaagd hoe een mens zyn mil
joenen over de balk kan gooien
Misschien vindt de lezer dit maar
weer een vreemd verhaal. Het verlangt
een beetje inzicht in de Romeinse ziel
en in de ziel van de zuiderlijke „immi
grant". In zulk een geval heb je als
zuiderling, al heb je dan een doctors
bul in de zak en is de Romein maar
een eenvoudige bode, eerbied te heb
ben voor zijn gemoedstoestand. Ten
slotte hebben zij hier het Collosseum
en Sint-Pieter en de Paus en het Ca-
pitool en daar in het zuiden mogen ze
blij zijn met een beetje vijgen en die
veel te blauwe zee van Capri. Bij de
Romeinen vergeleken zijn het alle
maal beginnertjes en niemand kan
aan een echte Trasteverijn zijn recht
op rust en waardigheid ontzeggen; dat
recht bezit hij sedert eeuwen.
Als een Romeinse bode op het mi
nisterie er weinig voor voelt om voor
zo'n ergens uit het zuiden aangewaai
de ambtenaar een nieuwe schryfma
chine te gaan halen, dat is dat ten
slotte nog niet zo erg. De „dottore"
moet dan z Ij n voetbaltoto-voorspellin
gen deze keer ook maar eens met de
pen schryven inplaats van op de ma
chine.
.-i.-.. .-
Lucie Steinbach in haar atelier aan het werk.
Lucia Steinbach is in Leiden gebo
ren en getogen. Haar ouders stonden
niet vreemd tegenover haar beeldend
talent, aangezien een broer van haar
vader een bijzonder goed tekenaar was
zonder ooit les te hebben gehad. Op
de lagere school, die zij in 1928 voor
het eerst betrad, kwam haar meer dan
normale aanleg voor tekenen al naar
voren. Het hoofd van de school, de
heer Huibregtsen, liet zijn klas opstel
len maken, verlucht met tekeningen
„en", zegt mevrouw Steinbach eenvou
dig, „dat lukte by mij beter dan by de
anderen". In die tijd en ook later
op de mulo werd bijna elk vrij ogen
blik gevuld met tekenen en schilderen.
Het was Mej. Jonquière, thans lerares
aan de Meisjes-H.B.S„ die haar hielp
en stimuleerde. Als vanzelf kwam het
besluit om naar de Academie voor
Beeldende Kunsten te gaan, waar zij
o.a. de lessen volgde van Drayer, Roo-
zendaal en, door het uitbreken van
de oorlog slechts korte tijd Paul
Citroen.
Reizen doet Lucia Steinbach veel en
graag en natuuriyk gaat haar teken
en schildermateriaal overal mee. In
Karintië gebruikte zij veelal olieverf
en zo kon het gebeuren dat ze verder
trok met een nog bij lange na niet
droog doek bovenop de rugzak!
Maar dit materiaal bleek toch te
lastig, zodat zy nu op reis meestal
tekeningen en gouaches maakt. Later
bracht ze ook bezoeken aan Zürich en
Venetië, dat haar overweldigde in zijn
kleurenpracht. Meer dan eens was zij
in Parys en deze stad heeft (misschien
afgezaagd, vindt ze> haar hart gestolen.
In Parijs komen vele kunstenaars te
zamen en dat dit waar is, bewijst wel
het feit dat een trottoir zo vol was
met schilders en hun ezels, dat zij op
het randje moest gaan zitten met het
schetsboek op de knieën!
Hoogtepunten echter was haar ver
blijf in Bretagne (1953) met name in
Tréboul. Dank zij de Touringclub de
France is het mogelijk dat vele schil
ders voor studiedoeleinden naar dat
deel van Frankrijk gaan. De verblijf
kosten worden dan betaald met een
schilderij
Uiteraard wordt de bekwaamheid
eerst beoordeeld (door de heer Vis.
directeur der Kunstnijverheidsschool
te Amsterdam). Zóveel heeft Mevrouw
Steinbach daar gewerkt, dat zij een
niet. dat hij tot het laatst vecht
voor zichzelf en eigen positie?
Pilatus. Is hij een onsympathieke
figuur? Ik kan het echt niet vin
den. Hij is al heel spoedig overtuigd,
dat Jezus niet een halsmisdaad
heeft gedaan. Hij doet dan ook alle
mogelijke moeite om Jezus te red
den. Waarom geeft hij toch ten
slotte toe? Er is maar één antwoord
op deze vraag. Als hij ziet, dat zijn
carrière op het spel staat. Als hij
die dreigt te verliezen, nee, dan is
het risico hem te groot. Pilatus wil
een hele massa doen ten gunste van
Jezus, maar zichzelf wil hij er niet
by verliezen.
Is Pilatus zo'n uitzonderlijke fi
guur? Is het niet veeleer zo, dat wij
allen toch deze levensregel hebben
en ook telkens weer in praktijk
brengen: „Een ieder is zichzelf het
naast". Dat is toch heel gewoon?
De volksmassa. Hoe komt het
toch, dat ze, als Pilatus vraagt, wat
hij dan met Jezus doen moet. alle
maal krijsen: „Kruist Hem. kruist
Hem" en dat terwijl ze enige dagen
tevoren nog zo enthousiast hadden
geroepen: „Hossanna, hosanna".
Ze hadden gedacht, dat Jezus een
nationale held zou worden. Zijn
volk weer tot een onafhankelijk
volk zou maken. En nu heeft Hij
zich zomaar, zonder slag of stoot in
de handen van Zijn vijanden over
gegeven. Ze zijn in Jezus diep te
leurgesteld. Hij zal hen dus toch
niet opheffen uit de nationale ver
nedering. Weg dan met Hem!
Is dat zo vreemd? Ach, maar zien
we ook dit niet telkens weer gebeu
ren? Is zo niet steeds weer de reac
tie van de massa?
Wie niet aan hun verwachting
beantwoordt, daar keren ze zich
met grote felheid tegen. We dach
ten, dat het toch wel heel slechte,
boze mensen waren, de'mensen, die
we bezig zien in Jezus' lijdensge
schiedenis.
Moeten we dit niet corrigeren?
Moeten we niet zeggen dat deze ge
schiedenis het grote démasqué der
mensheid is? Moeten we niet zeg
gen, dat deze mensen vlak bij ons
staan? Dat wy deze mensen zijn?
Maar dan stelt deze geschiedenis
ons in onze naaktheid tentoon, rukt
ons alle maskers af. Zo zijn wij.
Eerzuchtig. Bedacht op ons zelf
Maar en dat zegt de lijdensge
schiedenis dat betekent: dit heel
gewoon menselijke brengt Jezus
aan het kruis en maakt ons als Zijn
vijanden, Gods vijanden openbaar.
Dat is om van te schrikken! Schrik
u maar. Het is een heilzame schrik.
Want wie dat ontdekt en zegt
„Maar dan verdien ik, wat Jezus
lijdt," mag horen als blyde bood
schap: „En toch nam Jezus het uwe
aan." Zo'n vriend is Hij, dat Hij in
onze plaats wou staan. Zo is er voor
die heel gewone zonde met zo'n
vreselijk gevolg vergeving. God wil
toch juist dan, als u er mee aan
bent, het goed maken, zich met u
verzoenen. Hy wil toch uw God zyn,
de God. die uw heil wil.
De lijdensgeschiedenis demas-
queert u, maar zegt u tegelijkertijd,
dat God zich over vijanden ontfer
men wil.
JAC. DE VOS.
herv. predikant te
Katwijk aan Zee
F. Bordewyk. „Centrum van
stilte". Nygh en Van Ditmar.
's-Gravenhage 1960.
Vijf hallucinerende verhalen zijn dit.
Het eerste, dat de titel van de bundel
draagt, zou men naar analogie van de
psychologische term „dagrest", een
oorlogsrest kunnen noemen. Het be
schrijft de tocht van Wilms Williams
uit zyn gebombardeerde woonwijk en
zijn verblyf vervolgens in een surrea
listisch ervaren stadsgedeelte, dat Ot--
takring heet. Een typisch Bordewijki-
aanse naam. Hij leeft daar een tyd-
lang in „een huis binnen een huis",
maar de sinistere zwijgzaamheid van
zijn medebewoners doet hem de ver
meende veiligheid van Ottakring ont
vluchten. Terecht, want als hij aan
de grens van de wijk staat, vallen ook
daar de bommen.
Hetzelfde gefascineerd zijn door een
huis treft de lezer ook in het ver
haal „De Hoofdbewoner". Hierin heeft
Bordewijk de ellende van de inwoning
tot een nachtmerrieachtige kracht op
gevoerd. De spookachtige hoofdbewo
ner van het huis. waarin de familie
Holland men lette weer op de naam
een onderdak heeft gevonden, rin
geloort iedereen met zijn willekeur en
zijn oplichterijen en is geworden tot
een symbool van de benauwenis, die
inwonenden ervaren. De kreet „ons
land is een gevangenis" is wel zeer
op zijn plaats.
Van de andere drie is „Louron" een
goed griezelverhaal, gebaseerd op het
principe van „door mensenadem be
zielde grondstof". Wedarda-stins is een
boeiende moordgeschiedenis en N. Nil-
ling de tragi-comedie van een man,
die bij de kapper gezeten, de stuipen
op het lyf gejaagd krijgt door de
wachtende dokter Vierbuikshuizen. Die
dokter vertelt Nilling, dat hij de ver
schijnselen van een vreemde en zeld
zame ziekte draagt. Het slot van dit
verhaal is mij persoonlijk niet hele
maal helder.
Victor Spoor. „De Tafel van
Twee". N.V. De Tijdstroom.
Lochem. z.j.
Dit verhaal van een kaptafel, een
kapper en een S.S.-er, die in zijn
eigen land ook kapper was met daarbij
een aaneenschakeling van misverstan
den, is uitstekend verteld. Men vraagt
zich alleen af of het een uitgave in
boekvorm rechtvaardigt.
extra-kamer kreeg om de natte doeken
te plaatsen!
Een jaar eerder won zij een prijs
vraag voor een schilderstuk voor de
trouwkamer van het Leidse Stadhuis.
Onderwerp is het Van der Werf-park,
waar velen wandelden alvorens de
trouwkamer te betreden
Lucia Steinbach heeft een krachti
ge opzet in haar werk en de uitvoering
is vol en fijnzinnig. Soms werkt zy
lange tyd in zwartwit, dan weer wordt
ze geboeid door kleuren en brengt juist
dat tot uitdrukking. Voor tekeningen
van Leonardo da Vinci, Rembrandt en
Van Gogh heeft ze grote bewondering;
ook Bonnard en Dufy, de schilder van
o.a. violen en orkesten, hebben haar
voorkeur. Maar speciaal is het „Syna
goge-interieur" van Chagall haar ge
liefd.
Lucia Steinbach is een van de ne
gen kunstenaars, die kort geleden te
keningen exposeerden in de Laken
hal, waarbij vooral de feeërieke teke
ning van een stukje bos opviel. Zij
is lid van Ars Aemula Naturae en
het Leids Kunstcentrum. Bovendien
geeft zij enkele lessen aan de Meisjes-
H.B.S. Bijna iedere dag is zij bezig met
illustraties voor boeken en vooral voor
periodieken; juist dit vereist veel en
regelmatig werken.
Slechts door alle medewerking van
en de goede harmonie in haar gezin
is dit alles haar mogelijk.
ANNE MALGRÊ.
Yasunari Kawabata. „De Dui
zend Kraanvogels". Ingeleid en
uit het Japans vertaald door
C. Ouwehand. N.V. De Tjjd-
stroom. Lochem. z.j.
„De Duizend Kraanvogels" heeft het
aantrekkelijke de authentieke verta
ling van dit Japanse verhaal te zijn.
De schrijver van de novelle is in 1899
in Osaka geboren. Hij heeft Engelse
letteren en daarna Japanse letteren
gestudeerd aan de universiteit van To
kio. Daarna heeft- hij zich aan de let
terkunde gewijd en o.a. de Russische
schrijver Tjechow in het Japans ver
taald. Voor „De Duizend Kraanvogels"
heeft hij de hoogste onderscheiding
ontvangen, die een Japanse kunste
naar in zijn vaderland krijgen kan.
Deze novelle is gecomponeerd met
dat mengsel van realiteit en symbo
liek, waarvan naast de Chinezen ook
de Japanners het geheim blijken te
bezitten. Een modern element in het
verhaal lijkt mij te liggen in de wei
felingen van de mannelijke hoofdfi
guur, Kikuji, die. naar het verhaal ver
haal vertelt, vrij is in de keuze van
een vrouw, maar zich niet kan ont
trekken aan de slechte invloed van
een oude vriendin van zijn gestorven
vader, die min of meer de plaats in
neemt van de ouders. De ouders, die
in vroeger tijden de huwelijken van
hun kinderen regelden. Een aangry-
pend verhaal als men de moeite doet
zich te verplaatsen in een mentaliteit,
die de onze niet is.
Paul Gallico. „Spoken by de
Vleet". Wereldbibliotheek. Am
sterdam 1960.
Paul Gallico, de schrijver van veel
gelezen boeken zoals „De Sneeuwgans"
en de Ada Harrisverhalen, heeft een
spookverhaal geschreven. Het gaat bij
zonder onrustig en geheimzinnig toe
op Paradine Hall en nog wel op een
moment, dat het huis met gasten ge
vuld is. De spiritistische verscnijnselen
zijn om zo te zeggen niet van de lucht
en in letterlijke zin eten en drinken.
Gelukkig weet een expert op spoken-
gebied, Alexander Hero, de warwinkel
van politiek en familieveten te ontrafe
len en bovendien nog zelf te ontkomen
aan de lasso van het huwelijk. Heel
onderhoudend.
Gordon Demarest. „Het Uur
der Wrake". Zuid-Hnllandsche
Uitgeversmij. Den Haag z.j.
De strijd tussen Noord en Zuid of
wel de Noord-Amerikaanse burgeroor
log (18611865) is nog altijd een on
uitputtelijke bron van romantische
verhalen. Wij kennen het recept en
de ingrediënten: vechten, gevangenis
sen, ontsnappingen, vrijkorpsen, zuide
lijke trots en noordelijke verlichting,
alles deugdelijk gemengd met de prik
kelende specerij van de liefde met een
hoofdletter bij voorkeur tussen leden
van de strijdende partyen. Al met al
levendig verteld.
Phyllis Bottome. „Eldorado Ja
ne". Zuid-Hollandsche Uitge-
versmy. Den Haag z.j.
Eldorado Jane is een heel jong
meisje, dat in Amerika is opgepikt door
de gangster George en door hem naar
Londen gebracht. Zij ontvangt een
grondige opleiding in zakkenrollen en
aanverwante bezigheden. Maar al
gauw is de Londense politie George
toch te slim af en de arme Jane
raakt in een opvoedingsgesticht. Geor
ge ziet nog kans zyn handige helpster
een keer te ontvoeren, maar na een
tweede veel zwaarder misdrijf kiest Ja
ne vrijwillig de zyde van de herop
voeding.
Dit verhaal is uitstekend geschreven
en de figuren zijn levendig getekend.
Zowel Jane en George en hun omge
ving als het gesticht met zijn inwoon
sters zyn met grote mensenkennis ge
schetst. Dit is goede lectuur in de ware
zin van het woord.
CLARA EGGINK