Supergeleiding na 50 jaar nog niet verklaard, praktisch nut beperkt Predikant staat steeds aan de top zonder adequate honorering MAANDAG 6 FEBRUARI 1961 Studium generale n. a. v. een jubileum Natuurwetenschappelijke onderzoeker heeft (treden omdat de supergeleiding^ ver in huidige tijd plicht tot verantwoording Het 3tudium generale, dat gehouden werd in de Stadsgehoorzaal, was dit jaar gewijd aan het verschijnsel van de supergeleiding. Bijna een halve eeuw geleden, in het voorjaar van 1911, verbaasde de Leidse natuurkundige prof. Kamerlingh Onnes de wetenschappelijke wereld met de mededeling, dat de elektrische weerstand van vast kwikzilver in de nabijheid van de kookpuntstemperatuur van vloeibaar helium sprongsgewijs onwaarneembaar laag werd. Voor de ontdekking van dit verschijnsel der supergeleiding werd Kamerlingh Onnes twee en een half jaar later de Nobelprijs voor natuurkunde toegekend. Prof. dr. C. J. Gorter, de huidige directeur van het Kamerlingh Onneslaboratorium waarin deze ontdekking gedaan werd. verzorgde dit studium generale. Hij gaf een technisch-wetenschappelijke uiteen zetting over het verschijnsel zelf en de nog niet met succes bekroonde pogingen om de oorzaken en bijkomstige verschijnselen volledig te verklaren. Hij verbond daaraan tevens beschouwingen over de prak tische toepassingsmogelijkheden van de supergeleiding, die vooralsnog zeer beperkt lijken. Hij achtte het gerechtvaardigd deze nuttigheids- vraag op te werpen, hoewel zij voor de wetenschappelijke onderzoeker niet bepalend is. Het natuurwetenschappelijk onderzoek vergt tegen woordig namelijk zulke grote uitgaven, dat van tijd tot tijd verant woording tegenover de samenleving afgelegd behoort te worden. Onderzoek gaande naar quantum-verschijnselen De grootste triomf van Kamerlingh Onnes was, zo stelde prof. Gorter vast, het vloeibaar maken van heliumgas op 1 juli 1908. Toen werd het in Leiden mogelijk temperaturen tussen 1 en 5 graad Keivin gemakkelijk in te stellen, terwijl men tot dat ogenblik in een bad van vloeibare waterstof niet veel lager dan 14 graden had kunnen ko men. Een der eerste reeksen van onderzoek, die door Kamerlingh Onnes bij het nieuwe temperatuurgebied werden ver richt. betroffen die over elektrische weerstand van metalen. Om verschil lende redenen is het nuttig te streven, de verkwisting van stroom ,die door weerstand in warmte wordt omgezet, te bestrijden. Het was reeds bekend, dat de weerstand afnam bij het dalen van de temperatuur, en in de jaren rond de eeuwwisseling werd er veel gediscus sieerd over de vraag, wat men moest verwachten bij temperaturen nabij het absolute nulpunt. Kamerlingh Onnes had hierover bepaalde denkbeelden, die bevestigd leken te worden toen hij in 1911 een weerstand nul ontdekte in vast kwikzilver bij het absolute nulpunt. Achteraf bezien bleek deze bevestiging van zijn theorie onjuist omdat een ge heel nieuw verschijnsel ontdekt was, dat zich o.m. uitte in een scherpe sprong naar deze weerstand nul terwijl de eer der vermelde geleidelijke weerstandsda ling aan andere oorzaken te wijten was. Er zijn thans twintig elementen ge vonden, die het verschijnsel der super geleiding vertonen, benevens enkele ver bindingen van andere elementen. Bij het onderzoek der verschijnselen deden zich ernstige moeilijkheden voor, waarbij prof. Gorter uitvoerig stilstond. In de loop der jaren heeft men vele theorieën opgesteld om de supergelei ding te verklaren. Er treedt kennelijk een wisselwerking tussen de elektronen op, die hun een deel van hun afzonderlijk karakter ont neemt, doch vele pogingen om de aard van deze wisselwerking te gissen en dan de eigenschappen der supergeleiders uit deze gissing af te leiden bleken vruch teloos. Wel ontdekte men een merk waardig magnetisch effect naast het weerstandseffect, dat hiermede nauw verband kan houden. Onder meer in Leiden worden thans experimenten verricht, om bepaalde ver moede quantumeffecten in het ver schijnselencomplex aan te tonen, doch deze hebben tot dusver niet tot resul taat geleid. Hoewel nog geen sluitende verklaring over het optreden van supergeleiding is gevonden, kan men toch constateren dat de laatste vijftig jaar op dit fas cinerende terrein bepaalde denkbeelden over de aard en achtergrond zijn ont staan. Belangt ijkste basis voer materiële welvaart De beoefenaar van de zuivere weten schap heeft de neiging wat kregelig te worden, wanneer hem de vraag gesteld wordt wat het nu van zijn onderzoekin gen is. Prof. Gorter meende echter, dat die niet geheel terecht is. Gezien de zeer hoge kosten van het natuurwetenschappelijk onderzoek is de wetenschappelijke onderzoeker thans in veel sterkere mate dan vroeger reken schap aan zijn medeburgers verschul digd. Dit zuiver natuurwetenschappelijk onderzoek kost thans in een land, dat daaraan behoorlijk mee wenst te doen, ongeveer een duizendste van het natio naal inkomen en alles wijst er op, dat dit percentage nog zal stijgen. Natuurlijk heeft de wetenschap ook om haars zelfs wille waarde. Maar de natuurwetenschappelijke onderzoekers moeten, willen zjj niet achterop raken, voor werk meer vragen dan alle andere wetenschappen tezamen, en dat kun nen zij tegenover zichzelf en hun me deburgers moeilijk anders aannemelijk maken dan door er aan te herinneren, dat het zuiver wetenschappelijk onder zoek via de daarop gebaseerde techniek een belangrijke, zo niet de belangrijk ste basis is van hedendaagse materiële welvaart. Er zijn bovendien slechts weinig ge bieden in de moderne natuur- en schei kunde, die generlei belang voor tech nische toepassingen hebben. De vooraanstaande onderzoekers heb ben zelden of nooit hun werk laten be palen door de mogelijkheden van toe passing. Gezien de grote sommen die de zuivere wetenschap telkens weer moet vragen is het echter verstandig, dat de onderzoekers zich niet slechts bepalen tot deze algemene uitspraak, dat vrij wel alle natuurwetenschappelijk onder zoek op den duur voor toepassingen be lang krijgt, doch dat zij zich ook af en toe eens afvragen, waar de mogelijk heden van toepassing van hun eigen onderzoekingen wellicht zouden kunnen liggen. Dat zij daarbij wellicht buiten hun competentie treden, moet dan maar op de koop worden toegenomen. Profijtelijker op koude planeet Het antwoord op de vraag, hoe het staat met de toepassingsmogelijkheden van de supergeleiding achtte prof. Gor ter niet negatief, hoewel het duidelijk is. dat de beperking van het verschijn sel tot zeer lage temperaturen aanzien lijke kosten voor het bereiden van de omstandigheden en het aanbrengen van uitzonderlijk goede warmte-isolatie mee brengt, hetgeen de toepassing minder aantrekkelijk maakt. Wat dat betreft lijkt de supergelei ding meer profijtelijk op een veel kou dere planeet. Grote energieverspilling treedt als ge volg van de elektrische weerstand op bij het transport van elektrisch energie van centrale naar verbruiker. Over grote af standen kan men die verspilling gedeel telijk bestrijden door het gebruik van zeer hoge spanningen en overeenkom stige vermindering van stroomstrekte. Gebruikmaking van supergeleidende ka bels zou het verlies ongetwijfeld tot nul reduceren, terwijl als bijkomend voor deel ook het gewicht der kabels rela tief gering zou kunnen zijn. De warmte- isolatie over lange afstanden zal echter exhorbitant hoge kosten meebrengen, tenzij op isolatiegebied nieuwe wegen worden ingeslagen. Prof. Gorter zag op dit terrein vooralsnog geen praktische toepassingsmogelij kheid Een aanverwant gebied is de elimi natie van verliezen door warmteontwik keling in elektrische generatoren, trans formatoren en elektromagneten, hoewel stoord wordt door grote stromen. Er zijn de laatste tijd wel technieken ontwik keld de mogelijkheden openen. Zender-techniek Voorts zou men kunnen denken, dat b.v. in de zendertechniek van radio of radar de eliminering van weerstand op bepaalde punten zo essentieel zou blij ken, dat dit tegen de moeiten en kos ten van warmteisolatie zou opwegen. Elke weerstand is voorts een bron van elektrisch fluctuatieverschijnselen, die onder de moderne verzamelnaam „ruis" vallen. Bjj het opvoeren van de gevoe ligheid van ontvangers, b.v. de door de vroegere Nederlandse Leidse doctor N. Bloembergen uitgevonden „solid state maser" die in Dwingelo wordt toege past voor waarneming van uit de wereldruimte afkomstige radiostraling, en wellicht ook voor de plaatsbepaling van hoogvliegende vliegtuigen en projec tielen gaat de weerstandsruis een grote rol spelen. Aangezien bij detze micro golfversterker toch al vloeibaar helium gebruikt wordt, ligt hier toepassing der supergeleiding voor de hand. Grootste perspectief Voor het opvoeren van de gevoelig heid van elektrische metingen bij zeer lage temperaturen kan men evenzeer van de supergeleiding gebruik maken. Hiermee verwant is het gebruik van supergeleidende draadjes en ringetjes, in zogenaamde cryotrons, die men wil gaan gebruiken in elektronische geheugens en zeer snelle schakelmechanismen van elektronische rekenmachines. Deze mo gelijkheid staat wellicht het dichtst bij technische toepassing op vry grote schaal. Tenslotte noemde prof. Gorter als toe passingsmogelijkheid het gebruik van bepaalde verschijnselen der supergelei ding voor de waarneming van infra rode of warmtestraling van vliegtuigen, een in Amerika ontwikkelde techniek die echter nooit in praktijk werd ge bracht. Twijfel over zin, taak en sociale status openbaart zich in vlucht uit het ambt Structuur gewijzigd Prof. dr. P. Smits, buitengewoon Leids hoogleraar in de kerkelijke socio logie, die op uitnodiging van de theo logische faculteit sprak over de struc tuur en functie van het predikantsambt in de moderne maatschappij, merkte op, de onzekerheid over zijn taak van het ambt alleen bestaat bij kerkelijke out siders, doch vooral ook bij insiders. In dit verband wees hij op het feit, dat, vooral in de laatste jaren, het aantal der theologen, die het predikantsambt ambiëren, daalt. Hiervoor bestaan en kele oorzaken. Zo behoren b.v. in vele gezinnen, waaruit de theologische kan didaten naar voren moeten en ook kun nen komen, kerk en christendom tot een geestelijk randgebied. Veelal wordt in deze gezinnen over kerk en christendom weinig meer ge sproken, hetgeen tot gevolg heeft, dat er minder belangstelling voor een theo logische studie gewekt wordt. Daarnaast in het laboratorium, die werden gede monstreerd. bestaat er het symptoom van de onze kerheid over de sociale status van de predikant, hetgeen in vele gevallen reeds een vlucht uit het ambt ten ge volge had, een vlucht, welke zich niet alleen openbaart in protestantse, doch ook in rooms-katholieke kring. Prof. dr. Smits, weidde hierna uit over de structuur en functie van het predi kantsambt. Hij wees erop dat de insti tutionele structuur steeds meer ver-i vangen wordt door een structuur van prestatie. Tegenwoordig wordt veel meer gelet op de persoondlijke kwalitei ten van de predikant, overeenkomstig de beroepscultuur van onze tijd. Van een predikant wordt steeds meer gevraagd, o.m. door gespecialiseerde opdrachten en de opkomst van het verenigingsleven. Directeurspost Ten aanzien van de sociale status van de predikant merkte prof. Smits op, dat een predikant, zodra hij in zijn eerste gemeente is bevestigd, direct een „directeurspost" bezet. Reeds bij zijn in trede komt hij „aan de top"! Zijn func tie leiding geven komt overeen met die van een burgemeester. Klimt men in andere beroepen langzaam op, waarmee de verantwoordelijkheid groeit, een predikant is van het begin af ge roepen een leidinggevende positie in te nemen. Volgens spreker is het dan ook ver eist dat het inkomen van een predikant niet beneden dat van een leraar van een middelbare school ligt. Helaas is dit in vele gevallen wel het geval, hetgeen een gevoel van onbehagen oproept. Laat een predikant er zich voor wachten een „schijndirecteur" te zijn. Hij moet uitgroeien tot een „echte", die goed is toegerust voor de veelzijdige Volgens inleider is daarmee de specia lisatie in de predikantenopleiding niet in strijd. Een dergelijke specialisatie, moet niet alleen de stads-, doch ook de dorpspredikant ten goede komen. Echtscheiding, een probleem op helling Waarom geen vrouw in studiecommissie Het Groot Auditorium, tot de laatste plaats bezet met juristen, o.w. velen uit de kring der advocaten en rechterlijke macht, heeft tot slot van juridische dies-colleges kunnen luisteren naar mr. A. F. Visser van IJzendoorn, curator van de Leise Universiteit en advocaat in Den Haag. Hij sprak over „echt scheiding", naar aanleiding van het ver slag dd. 31 januari 1960, door een ad viescommissie aan de minister van Jus titie uitgebracht en de publikatie van de Teldersstichting over dit onderwerp. Het verslag van de commissie .aldus begon mr. Visser van IJzendoorn, ver tegenwoordigt de mening der voorman nen van de religieuze groeperingen in ons land, waardoor de betekenis niet algemeen is. Vreemd had het hem ge troffen, dat by de samenstelling van de commissie geen plaats was ingeruimd voor vrouwelijke vertegenwoordigers, daar het probleem der echtscheiding zeer sterk samenhangt met de positie van de vrouw. Blijkens het verslag wil men enerzijds de echtscheiding bemoeilijken, ander zijds door invoering van meerdere echt scheidingsgronden aan modernere op vattingen tegemoet komen. Spreker behandelde vervolgens de voorgestelde uitbreiding der echtschei dingsgronden, waarover hij in het alge meen weinig enthousiast kon zijn. Zo vreesde hij bij de bewijslevering van overspel een kwalijke ontwikkeling, zo als die zich in andere landen heeft voorgedaan. Naar aanleiding van het rapport van de Telders Stichting vroeg mr. Visser van IJzendoorn aandacht voor het ali mentatieprobleem. De wettelijke rege ling van de alimentatie achtte hij. even als de Telders Stichting, onvoldoende. De voorstellen in het rapport hierover schetste hij als een poging om aan de eerste gescheiden vrouw verhaalsrech ten of pensioenrechten toe te kennen, waarbij hij pleitte voor enkele sugges ties van de zijde der levensverzekering maatschappijen. Het blijft de vraag, zo besloot hij, of we bij de oplossing van dit sociale probleem de eerste geschei den vrouw moeten laten voorgaan, ge lijkstellen of achterlaten by de positie Openbaarheid van de Europese regelingen Onmisbaar geacht voor de rechtspraktijk Voor de juridische faculteit sprak prof. dr. I. Samkalden over „De open baarheid van Europese regelingen". Dit college kwam in de plaats voor Bet aan gekondigde college van prof. mr. G. E. Langemeijer over rechtsfilosofie en po- taak, welke van hem wordt verwacht. I van de tweede echtgenote. Maan en leven in zee Periodiciteit in gedrag in Den Kelder in onderzoek In de collegezaal van het botanisch laboratorium sprak de heer J. W. de Blok, verbonden aan het Zoölogisch Station te Den Helder, over „De in vloeden van de maanfasen op het leven in de zee". Ter inleiding van het eigen lijke onderwerp gaf hij een korte schets van de drie voornaamste invloeden-van -buiten op het leven van het dier in het algemeen. Deze invloeden zijn: de hoogte van de zon-ecliptica, dag- en nacht cyclus door de draaiing van de aarde, en de draaiing van de maan om de aarde. Deze zijn o.m. merkbaar aan de verandering van het levensritme der dieren. Voor het leven in de zee zijn deze invloeden merkbaar in de vorm van getijden en de temperaturen en daarmee hangen de trek der vissen (ha ring en aal) en de voortplantingsperio- den samen. Vaak zijn bepaalde perio- diciteiten dat is dus: ritmische ver anderingen bij het dier niet onmid dellijk te berekenen, hetgeen zijn oor zaak vindt in het feit dat deze niet zijn ontstaan door één invloed van buiten, maar door de interferentie van twee of meer invloeden. Dat de invloeden vooral ln zee plaats vinden, komt doordat de zee een homo geen milieu is, waar veranderingen, zo wel ten aanzien van plaats als van tijd, zeer geleidelijk plaats vinden. Aan de hand van lichtbeelden gaf de heer De Blok enkele voorbeelden uit de honderden gevallen die bekend zijn van voortplartitingsperiodiciteit. Uitvoerigt stond hij stil bij de zeeworm, die gevon den wordt op de koraaleilanden en die vier periodiciteiten kent: een jaar, een lunaire-, een dag- en een getijperio- diciteit. Deze door invloeden van buiten gefixeerde tijden voor de voortplanting zijn zo gesynchroniseerd, dat bij elke periode zich alles afspeelt binnen enkele uren. De grote vraag, waarmee de onder zoekers zich bezighoudten, is hoe en waarom de zeedieren reageren op deze 1 van buitenaf komende invloeden. Meten zij de temperatuur, de hydrostatische druk en de stroomsnelheid van het water? Zo ja, hoe gaat dit dan in zijn werk? Of is er wellicht een interferentie tussen deze factoren en de stofwisseling bij deze dieren, waardoor zij tot een schema van hun trek en voortplanting komen? Met te trachten op deze vragen een antwoord te krijgen, houdt zich o.m. het wetenschappelijk onderzoek in Den Helder bezig. De heer De Blok weidde het laatste deel van zyn betoog aan een kort over zicht van het werk dat daar op dit gebied wordt verricht. Identificatie van van 3 slaapmiddelen Onderzoek en publicaties Prof. dr. A. J. Steenhauer, hoogleraar, hoogleraar in de toxicologie aan de Leidse Universiteit, besprak in het Far maceutisch Laboratorium enkele aspec ten van vergiftiging met nieuwere slaap middelen. Deze nieuwere middelen zijn onder meer ontwikkeld vanwege de na delen, welke aan de barbitalen inhae- rent zijn. Prof. Steenhauer bepaalde zich in het bijzonder tot de middelen persedon, noludar en doriden. Zij behandelde een onderzoek, dat zij met enkele medewerkers heeft verricht naar de mogelijkheden tot identificatie van deze middelen bij vergiftigingsver schijnselen. onder meer door middel van fluorescentieverschijnselen, met micro- chemische reacties en door papier-chro- matografie. bij welke laatste techniek ook zeer kleine hoeveelheden blijken te kunnen worden aangetoond met duide lijke onderscheidingseffecten. Voorts be sprak zij de meest belangwekkende pu blicaties op dit gebied en wees zij op en kele therapeutische voordelen van deze slaapmiddelen, waaronder de grote vei lige marge beneden de lethale dosis. El ders zijn onderzoekingen gedaan naar de kringloop van de slaapmiddelen door het lichaam, waarbij onder meer het gebruik van door radioactief koolstof gemerkte slaapmiddelen op proefdieren. Prof. Steenhauer wees er tenslotte na drukkelijk op, dat de lethale gevaren van deze slaapmiddelen aanzienlijk zijn, zodat zij alleen op recept by apo thekers verstrekt behoren te kunnen worden. Na de voordracht bezichtigden de vele aanwezigen enkele nieuwe instrumenten litiek betoog. Hfj begon met een korte uiteenzetting over de nieuwe wetgevende macht, die sinds 1 januari 1958 is inge steld voor het maatschappelijk verkeer in de Europese Economische Gemeen schap. Deze wetgevende macht wordt gevormd door de Raad van Ministers, waarin elk regering der lid-staten is vertegenwoordigd, en de Commissie, die uit negen onafhankelijke leden bestaat. Hij constateerde, aan de hand van een enkel voorbeeld, dat men nog on wennig te werk ging bij de openbaar making en inwerkingstreding der vast gestelde „verordeningen". Sprekende over de publiciteit in de wetgevingspro cedure. betoogde hij hoe men aan de artikelen 144 en 149 van het Verdrag zelf de argumenten kan ontlenen voor openbaarmaking der voorstellen, die door de Commissie bij de Raad worden ingediend. De parlementaire procedure maakt de eis van openbaarmaking der ingediende voorstellen nog klemmender. Nog onlangs, aldus prof. Samkalden, is het ontbreken van voldoende publiciteit gesignaleerd in het Europese parlement: bovendien doet de werkwijze van het parlement niet ten volle recht aan de behoefte aan openbaarheid der wets ontwerpen. Wy zyn in ons land misschien ver wend met het medeleven in de gang der wetgeving in de vorm van brochures, tijdschrift- en krantenartikelen. Deze bijdrage tot de aanvaarding en de eer biediging van de wet kan men by de Europese wetgeving ook niet missen, zo meende hij. De practische rechtsbeoefe- naar kan niet zonder de openbaarma king, waardoor de bepalingen aan dui delijkheid en doorzichtelykheid winnen. Ook de rechtsbescherming die de na tionale wetgeving de betrokkenen biedt heeft de openbaarheid van de Europese regelingen nodig, zo besloot hij. Kunst en Kitsch in human relations Overleg en aandacht voor elkander bepalend Op een geestige wijze behandelde de heer B. J. IJsel de Schepper, docent aan het Instituut voor Conflicts- en Bedrijfspsychologie het onderwerp „Kunst en kitsch in de human relations", verduidelijks met enkele excerpten uit de films „The man who never was" en „How to handle your boss?" Allereerst gaf spreker enkele voorbeel den van het feit, dat het probleem der menselijke verhoudingen, dat in feite een is van „gezagsverhoudingen' 'thans in zo grote mate de aandacht trekt, ver volgens behandelde hij de achtergrond van dit verschijnsel en of men op de goede weg is om tot juiste oplossingen te komen. De problematiek der menselijke ver houdingen is van sociale aard. In de moderne tijd is veel, dat vanzelfsprekend was. bewust overboord gegooid, een be roep op „traditie" is ouderwets. Sinds de Franse revolutie met de leuze „Ge lijkheid, vrijheid en broederschap" is de onzekerheid, de twijfel geboren, ieder een en alles wordt bekritiseerd. Men weet niet meer, wiens woord „wet" is, zelfs niet dat van de „deskundige". Uitvoerig ging spreker hierop nader in aan de hand van de verhoudingen tussen werkgevers en de werknemers in de bedrijven. Er dient aandacht te zijn voor het werknemersstandpunt, zulks in verband met de menselijke waardigheid. Men dient tot gezamenlijk overleg te ko men, aandacht voor elkaar en eikaars belangen te hebben. Wanneer dit op de juiste wyze ge schiedt, is er sprake van „kunst", zo het niet oprecht gemeend is, van „kitsch". Goed leiderschap in dit op zicht is een kunst. Om tot goede resul taten te komen, kan de psychotherapie een juist hulpmiddel zyn. Bij werkelijk vakmanschap is er geen probleem der menselijke verhoudingen; sociaal begrip en eerlykheid zijn noodzakelijk. De be ïnvloeding is hierbij een belangrijke fac tor. Aller gezamenlijke inspanning is nodig voor goede menselyke verhoudin gen, waarbij de juiste doelen gekozen dienen te worden. In het filmpje „The man who ne ver was", werd duidelijk aangetoond, hoe bijv. bij het plaatsen van nieuwe machi nes in een bedrijf, de gang van zaken totaal mis, en op staking uitloopt, wan neer niet de werknemers begrip wordt bijgebracht, zulks in gemeenschappelijk overleg, voor de oplossing van bepaalde problemen. IN RAILS GESLIPT Gistermiddag even voor twee uur is de 25-jarige J. v. d. Es uit de Kapteinstraat met de fiets geslipt in de rails op de Breestraat. De wielrijder reed tegen een geparkeerde auto aan en viel. Hij kreeg een bloedende wond boven het rechter oog en een hersenschudding. De EHD vervoerde de gewonde naar het Acade misch Ziekenhuis. Een korte adempauze in het drukke dies-programma. De hoog leraren Rijpperda WierdsmaJon kers en Lam versterken de inwen dige mens tijdens de lunch welke gisteren in de Lakenhal aangeboden werd. (Foto L.D./Holvast) Utopie, anti-utopie en prognose Vijf gelijke elementen Utopie Anti utopie Prognose, was het onderwerp, dat prof. dr. W. Banning voor de verenigde faculteiten van rechten, letteren en wijsbegeerte aansneed. Utopie als type literatuur over de maatschappij, zo stelde hij vast, is stof, waarover vele meningsverschillen be staan, o.m. of de utopie beinvloed mag worden door politiek denken. Sinds de dertiger jaren is het schrij- van en denken over de utopie sterk ver anderd. Legde men voordien de nadruk op het individuele karakter van de auteur, later werd diens sociale be paaldheid en het tijdperk, waarin het werk ontstond meer geaccentueerd. Prof. Banning onderscheidde als vor men van utopisch denken enerzijds het type met een algemene heilsverwachting Thomas More anderzijds het toekomstbeeld in bepaalde bewegingen, zoals de jeugdbeweging, arbeidersbewe ging en vrouwenbeweging. Beide vormen hebben een vijftal ele menten: eerst het realisme, dat men leert kennen uit de beschrijving van de eigen tijd van de auteur. Voorts de kri tiek, (want een utopie wordt geschreven vanuit een bepaald waardebesef), de fantasie en het verantwoordelijkheids besef. Tenslotte noemde hij het profe tisch element. de Renaissance hebben de technische en bepaalde bewegingen komen daarbij nog de speciale groep in verdrukking en het „wilsoptimisme", de hoop en de wil om de maatschappij te veranderen. Sinds de Renaisance hebben de technische en wetenschappelijke vondsten het utopisch denken sterk gestimuleerd. Sedert 1918, maar nog sterker sinds het einde van de tweede wereldoorlog heeft zich een ommekeer voltrokken: de techniek slechts op betrekkelijke wijze enthousiastmerend. Voorbeelden hier van, als „Untergang des Abendlandes", „Brave New World", „1984", en „Werkers van het 25ste uur", noemde prof. Ban ning „anti-utopiën' waarin een som ber en onheilspellend toekomstbeeld wordt ontwikkeld en de mens zijn macht over de techniek verliest. Dezelfde elementen als bij de utopie zijn kenmerkend voor de anti-utopie, aldus prof. Banning, alleen is de „do sering' anders. De aanpassing van het sociologisch denken aan deze ommekeer in het geestelijk klimaat noemde hij de „prognose": een analyse van de ge gevens in het heden, waarop een toe komstbeeld wordt gebaseerd. Eerste lustum sectie autorijscholen F.N.O.P. De afdeling Leiden en Omstreken van de sectie Autorijscholen van de Federa tie van Nederlandse Organisaties van het Personenvervoer (FNOP) bestaat 5 jaar. Het doel van deze organisatie werd ter gelegenheid van dit eerste lustrum zaterdagmiddag in het Witte Huis te Oegstgeest uiteengezet. De afdeling is werkzaam in een groot gebied rondom Leiden, dat 54 gemeen ten omvat. Bedoeld is een goede organi satie te verkrijgen voor de scholen, die de rijlessen op een deskundige wijze ver zorgen. Aangesloten zijn uitsluitend die scholen, die de opleiding tot verkrijging van het rijbewijs beroepshalve ter hand hebben genomen. De leden worden niet alleen getest, zodat hun vakbekwaam heid vaststaat, zij worden ook in staat gesteld hun wetskennis en technische kennis te vergroten, deel te nemen aan excursies naar automobielfabrieken en vakliteratuur gezamenlijk aan te schaf fen. Op deze wijze wordt een geselec teerde groep gevormd die gebonden is aan minimum-prijzen-besluit en ver plicht is te zorgen voor behoorlijke ver zekering tijdens de lessen en de rijexa mens. Men hoopt te bereiken dat de beunhazerij zoveel mogelijk wordt ge weerd. althans wordt een scheiding ge maakt tussen beroepsmatig en niet-be- roepsmatig lesgeven. De heer A. de Jong, secretaris van de landelijke organisatie in Den Haag wees op het verschil tussen de diploma's van de volledig beroeps matige opleiders en het VAMOR-diplo- ma. dat ook door anderen kan worden behaald. Het streven van de afdeling om het rijonderwijs op zo hoog mogelijk niveau te brengen kan in verband met de wellicht komende wettelijke regeling alleen maar nuttig zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 4