Supergeleiding na 50 jaar nog niet
verklaard, praktisch nut beperkt
Predikant staat steeds aan de
top zonder adequate honorering
MAANDAG 6 FEBRUARI 1961
Studium generale n. a. v. een jubileum
Natuurwetenschappelijke onderzoeker heeft (treden omdat de supergeleiding^ ver
in huidige tijd plicht tot verantwoording
Het 3tudium generale, dat gehouden werd in de Stadsgehoorzaal,
was dit jaar gewijd aan het verschijnsel van de supergeleiding. Bijna
een halve eeuw geleden, in het voorjaar van 1911, verbaasde de Leidse
natuurkundige prof. Kamerlingh Onnes de wetenschappelijke wereld
met de mededeling, dat de elektrische weerstand van vast kwikzilver
in de nabijheid van de kookpuntstemperatuur van vloeibaar helium
sprongsgewijs onwaarneembaar laag werd. Voor de ontdekking van
dit verschijnsel der supergeleiding werd Kamerlingh Onnes twee en een
half jaar later de Nobelprijs voor natuurkunde toegekend.
Prof. dr. C. J. Gorter, de huidige directeur van het Kamerlingh
Onneslaboratorium waarin deze ontdekking gedaan werd. verzorgde
dit studium generale. Hij gaf een technisch-wetenschappelijke uiteen
zetting over het verschijnsel zelf en de nog niet met succes bekroonde
pogingen om de oorzaken en bijkomstige verschijnselen volledig te
verklaren. Hij verbond daaraan tevens beschouwingen over de prak
tische toepassingsmogelijkheden van de supergeleiding, die vooralsnog
zeer beperkt lijken. Hij achtte het gerechtvaardigd deze nuttigheids-
vraag op te werpen, hoewel zij voor de wetenschappelijke onderzoeker
niet bepalend is. Het natuurwetenschappelijk onderzoek vergt tegen
woordig namelijk zulke grote uitgaven, dat van tijd tot tijd verant
woording tegenover de samenleving afgelegd behoort te worden.
Onderzoek gaande naar
quantum-verschijnselen
De grootste triomf van Kamerlingh
Onnes was, zo stelde prof. Gorter vast,
het vloeibaar maken van heliumgas op
1 juli 1908. Toen werd het in Leiden
mogelijk temperaturen tussen 1 en 5
graad Keivin gemakkelijk in te stellen,
terwijl men tot dat ogenblik in een
bad van vloeibare waterstof niet veel
lager dan 14 graden had kunnen ko
men.
Een der eerste reeksen van onderzoek,
die door Kamerlingh Onnes bij het
nieuwe temperatuurgebied werden ver
richt. betroffen die over elektrische
weerstand van metalen. Om verschil
lende redenen is het nuttig te streven,
de verkwisting van stroom ,die door
weerstand in warmte wordt omgezet, te
bestrijden. Het was reeds bekend, dat
de weerstand afnam bij het dalen van
de temperatuur, en in de jaren rond
de eeuwwisseling werd er veel gediscus
sieerd over de vraag, wat men moest
verwachten bij temperaturen nabij het
absolute nulpunt. Kamerlingh Onnes
had hierover bepaalde denkbeelden, die
bevestigd leken te worden toen hij in
1911 een weerstand nul ontdekte in vast
kwikzilver bij het absolute nulpunt.
Achteraf bezien bleek deze bevestiging
van zijn theorie onjuist omdat een ge
heel nieuw verschijnsel ontdekt was, dat
zich o.m. uitte in een scherpe sprong
naar deze weerstand nul terwijl de eer
der vermelde geleidelijke weerstandsda
ling aan andere oorzaken te wijten was.
Er zijn thans twintig elementen ge
vonden, die het verschijnsel der super
geleiding vertonen, benevens enkele ver
bindingen van andere elementen.
Bij het onderzoek der verschijnselen
deden zich ernstige moeilijkheden voor,
waarbij prof. Gorter uitvoerig stilstond.
In de loop der jaren heeft men vele
theorieën opgesteld om de supergelei
ding te verklaren.
Er treedt kennelijk een wisselwerking
tussen de elektronen op, die hun een
deel van hun afzonderlijk karakter ont
neemt, doch vele pogingen om de aard
van deze wisselwerking te gissen en dan
de eigenschappen der supergeleiders uit
deze gissing af te leiden bleken vruch
teloos. Wel ontdekte men een merk
waardig magnetisch effect naast het
weerstandseffect, dat hiermede nauw
verband kan houden.
Onder meer in Leiden worden thans
experimenten verricht, om bepaalde ver
moede quantumeffecten in het ver
schijnselencomplex aan te tonen, doch
deze hebben tot dusver niet tot resul
taat geleid.
Hoewel nog geen sluitende verklaring
over het optreden van supergeleiding is
gevonden, kan men toch constateren
dat de laatste vijftig jaar op dit fas
cinerende terrein bepaalde denkbeelden
over de aard en achtergrond zijn ont
staan.
Belangt ijkste basis voer
materiële welvaart
De beoefenaar van de zuivere weten
schap heeft de neiging wat kregelig te
worden, wanneer hem de vraag gesteld
wordt wat het nu van zijn onderzoekin
gen is. Prof. Gorter meende echter, dat
die niet geheel terecht is.
Gezien de zeer hoge kosten van het
natuurwetenschappelijk onderzoek is de
wetenschappelijke onderzoeker thans in
veel sterkere mate dan vroeger reken
schap aan zijn medeburgers verschul
digd. Dit zuiver natuurwetenschappelijk
onderzoek kost thans in een land, dat
daaraan behoorlijk mee wenst te doen,
ongeveer een duizendste van het natio
naal inkomen en alles wijst er op, dat
dit percentage nog zal stijgen.
Natuurlijk heeft de wetenschap ook
om haars zelfs wille waarde. Maar de
natuurwetenschappelijke onderzoekers
moeten, willen zjj niet achterop raken,
voor werk meer vragen dan alle andere
wetenschappen tezamen, en dat kun
nen zij tegenover zichzelf en hun me
deburgers moeilijk anders aannemelijk
maken dan door er aan te herinneren,
dat het zuiver wetenschappelijk onder
zoek via de daarop gebaseerde techniek
een belangrijke, zo niet de belangrijk
ste basis is van hedendaagse materiële
welvaart.
Er zijn bovendien slechts weinig ge
bieden in de moderne natuur- en schei
kunde, die generlei belang voor tech
nische toepassingen hebben.
De vooraanstaande onderzoekers heb
ben zelden of nooit hun werk laten be
palen door de mogelijkheden van toe
passing. Gezien de grote sommen die de
zuivere wetenschap telkens weer moet
vragen is het echter verstandig, dat de
onderzoekers zich niet slechts bepalen
tot deze algemene uitspraak, dat vrij
wel alle natuurwetenschappelijk onder
zoek op den duur voor toepassingen be
lang krijgt, doch dat zij zich ook af
en toe eens afvragen, waar de mogelijk
heden van toepassing van hun eigen
onderzoekingen wellicht zouden kunnen
liggen. Dat zij daarbij wellicht buiten
hun competentie treden, moet dan maar
op de koop worden toegenomen.
Profijtelijker op
koude planeet
Het antwoord op de vraag, hoe het
staat met de toepassingsmogelijkheden
van de supergeleiding achtte prof. Gor
ter niet negatief, hoewel het duidelijk
is. dat de beperking van het verschijn
sel tot zeer lage temperaturen aanzien
lijke kosten voor het bereiden van de
omstandigheden en het aanbrengen van
uitzonderlijk goede warmte-isolatie mee
brengt, hetgeen de toepassing minder
aantrekkelijk maakt.
Wat dat betreft lijkt de supergelei
ding meer profijtelijk op een veel kou
dere planeet.
Grote energieverspilling treedt als ge
volg van de elektrische weerstand op bij
het transport van elektrisch energie van
centrale naar verbruiker. Over grote af
standen kan men die verspilling gedeel
telijk bestrijden door het gebruik van
zeer hoge spanningen en overeenkom
stige vermindering van stroomstrekte.
Gebruikmaking van supergeleidende ka
bels zou het verlies ongetwijfeld tot nul
reduceren, terwijl als bijkomend voor
deel ook het gewicht der kabels rela
tief gering zou kunnen zijn. De warmte-
isolatie over lange afstanden zal echter
exhorbitant hoge kosten meebrengen,
tenzij op isolatiegebied nieuwe wegen
worden ingeslagen. Prof. Gorter zag op
dit terrein vooralsnog geen praktische
toepassingsmogelij kheid
Een aanverwant gebied is de elimi
natie van verliezen door warmteontwik
keling in elektrische generatoren, trans
formatoren en elektromagneten, hoewel
stoord wordt door grote stromen. Er zijn
de laatste tijd wel technieken ontwik
keld de mogelijkheden openen.
Zender-techniek
Voorts zou men kunnen denken, dat
b.v. in de zendertechniek van radio of
radar de eliminering van weerstand op
bepaalde punten zo essentieel zou blij
ken, dat dit tegen de moeiten en kos
ten van warmteisolatie zou opwegen.
Elke weerstand is voorts een bron van
elektrisch fluctuatieverschijnselen, die
onder de moderne verzamelnaam „ruis"
vallen. Bjj het opvoeren van de gevoe
ligheid van ontvangers, b.v. de door de
vroegere Nederlandse Leidse doctor N.
Bloembergen uitgevonden „solid state
maser" die in Dwingelo wordt toege
past voor waarneming van uit de
wereldruimte afkomstige radiostraling,
en wellicht ook voor de plaatsbepaling
van hoogvliegende vliegtuigen en projec
tielen gaat de weerstandsruis een grote
rol spelen. Aangezien bij detze micro
golfversterker toch al vloeibaar helium
gebruikt wordt, ligt hier toepassing der
supergeleiding voor de hand.
Grootste perspectief
Voor het opvoeren van de gevoelig
heid van elektrische metingen bij zeer
lage temperaturen kan men evenzeer
van de supergeleiding gebruik maken.
Hiermee verwant is het gebruik van
supergeleidende draadjes en ringetjes, in
zogenaamde cryotrons, die men wil gaan
gebruiken in elektronische geheugens en
zeer snelle schakelmechanismen van
elektronische rekenmachines. Deze mo
gelijkheid staat wellicht het dichtst bij
technische toepassing op vry grote
schaal.
Tenslotte noemde prof. Gorter als toe
passingsmogelijkheid het gebruik van
bepaalde verschijnselen der supergelei
ding voor de waarneming van infra
rode of warmtestraling van vliegtuigen,
een in Amerika ontwikkelde techniek
die echter nooit in praktijk werd ge
bracht.
Twijfel over zin, taak en sociale status
openbaart zich in vlucht uit het ambt
Structuur gewijzigd
Prof. dr. P. Smits, buitengewoon
Leids hoogleraar in de kerkelijke socio
logie, die op uitnodiging van de theo
logische faculteit sprak over de struc
tuur en functie van het predikantsambt
in de moderne maatschappij, merkte op,
de onzekerheid over zijn taak van het
ambt alleen bestaat bij kerkelijke out
siders, doch vooral ook bij insiders. In
dit verband wees hij op het feit, dat,
vooral in de laatste jaren, het aantal
der theologen, die het predikantsambt
ambiëren, daalt. Hiervoor bestaan en
kele oorzaken. Zo behoren b.v. in vele
gezinnen, waaruit de theologische kan
didaten naar voren moeten en ook kun
nen komen, kerk en christendom tot
een geestelijk randgebied.
Veelal wordt in deze gezinnen over
kerk en christendom weinig meer ge
sproken, hetgeen tot gevolg heeft, dat
er minder belangstelling voor een theo
logische studie gewekt wordt. Daarnaast
in het laboratorium, die werden gede
monstreerd.
bestaat er het symptoom van de onze
kerheid over de sociale status van de
predikant, hetgeen in vele gevallen
reeds een vlucht uit het ambt ten ge
volge had, een vlucht, welke zich niet
alleen openbaart in protestantse, doch
ook in rooms-katholieke kring.
Prof. dr. Smits, weidde hierna uit over
de structuur en functie van het predi
kantsambt. Hij wees erop dat de insti
tutionele structuur steeds meer ver-i
vangen wordt door een structuur van
prestatie. Tegenwoordig wordt veel
meer gelet op de persoondlijke kwalitei
ten van de predikant, overeenkomstig
de beroepscultuur van onze tijd. Van een
predikant wordt steeds meer gevraagd,
o.m. door gespecialiseerde opdrachten
en de opkomst van het verenigingsleven.
Directeurspost
Ten aanzien van de sociale status van
de predikant merkte prof. Smits op,
dat een predikant, zodra hij in zijn
eerste gemeente is bevestigd, direct een
„directeurspost" bezet. Reeds bij zijn in
trede komt hij „aan de top"! Zijn func
tie leiding geven komt overeen
met die van een burgemeester. Klimt
men in andere beroepen langzaam op,
waarmee de verantwoordelijkheid groeit,
een predikant is van het begin af ge
roepen een leidinggevende positie in te
nemen.
Volgens spreker is het dan ook ver
eist dat het inkomen van een predikant
niet beneden dat van een leraar van
een middelbare school ligt. Helaas is dit
in vele gevallen wel het geval, hetgeen
een gevoel van onbehagen oproept.
Laat een predikant er zich voor
wachten een „schijndirecteur" te zijn.
Hij moet uitgroeien tot een „echte", die
goed is toegerust voor de veelzijdige
Volgens inleider is daarmee de specia
lisatie in de predikantenopleiding niet
in strijd. Een dergelijke specialisatie,
moet niet alleen de stads-, doch ook de
dorpspredikant ten goede komen.
Echtscheiding, een
probleem op helling
Waarom geen vrouw in
studiecommissie
Het Groot Auditorium, tot de laatste
plaats bezet met juristen, o.w. velen uit
de kring der advocaten en rechterlijke
macht, heeft tot slot van juridische
dies-colleges kunnen luisteren naar mr.
A. F. Visser van IJzendoorn, curator
van de Leise Universiteit en advocaat
in Den Haag. Hij sprak over „echt
scheiding", naar aanleiding van het ver
slag dd. 31 januari 1960, door een ad
viescommissie aan de minister van Jus
titie uitgebracht en de publikatie van
de Teldersstichting over dit onderwerp.
Het verslag van de commissie .aldus
begon mr. Visser van IJzendoorn, ver
tegenwoordigt de mening der voorman
nen van de religieuze groeperingen in
ons land, waardoor de betekenis niet
algemeen is. Vreemd had het hem ge
troffen, dat by de samenstelling van de
commissie geen plaats was ingeruimd
voor vrouwelijke vertegenwoordigers,
daar het probleem der echtscheiding
zeer sterk samenhangt met de positie
van de vrouw.
Blijkens het verslag wil men enerzijds
de echtscheiding bemoeilijken, ander
zijds door invoering van meerdere echt
scheidingsgronden aan modernere op
vattingen tegemoet komen.
Spreker behandelde vervolgens de
voorgestelde uitbreiding der echtschei
dingsgronden, waarover hij in het alge
meen weinig enthousiast kon zijn. Zo
vreesde hij bij de bewijslevering van
overspel een kwalijke ontwikkeling, zo
als die zich in andere landen heeft
voorgedaan.
Naar aanleiding van het rapport van
de Telders Stichting vroeg mr. Visser
van IJzendoorn aandacht voor het ali
mentatieprobleem. De wettelijke rege
ling van de alimentatie achtte hij. even
als de Telders Stichting, onvoldoende.
De voorstellen in het rapport hierover
schetste hij als een poging om aan de
eerste gescheiden vrouw verhaalsrech
ten of pensioenrechten toe te kennen,
waarbij hij pleitte voor enkele sugges
ties van de zijde der levensverzekering
maatschappijen. Het blijft de vraag, zo
besloot hij, of we bij de oplossing van
dit sociale probleem de eerste geschei
den vrouw moeten laten voorgaan, ge
lijkstellen of achterlaten by de positie
Openbaarheid van de Europese regelingen
Onmisbaar geacht voor de
rechtspraktijk
Voor de juridische faculteit sprak
prof. dr. I. Samkalden over „De open
baarheid van Europese regelingen". Dit
college kwam in de plaats voor Bet aan
gekondigde college van prof. mr. G. E.
Langemeijer over rechtsfilosofie en po-
taak, welke van hem wordt verwacht. I van de tweede echtgenote.
Maan en leven in zee
Periodiciteit in gedrag in
Den Kelder in onderzoek
In de collegezaal van het botanisch
laboratorium sprak de heer J. W. de
Blok, verbonden aan het Zoölogisch
Station te Den Helder, over „De in
vloeden van de maanfasen op het leven
in de zee". Ter inleiding van het eigen
lijke onderwerp gaf hij een korte schets
van de drie voornaamste invloeden-van
-buiten op het leven van het dier in het
algemeen. Deze invloeden zijn: de hoogte
van de zon-ecliptica, dag- en nacht
cyclus door de draaiing van de aarde,
en de draaiing van de maan om de
aarde. Deze zijn o.m. merkbaar aan de
verandering van het levensritme der
dieren. Voor het leven in de zee zijn
deze invloeden merkbaar in de vorm
van getijden en de temperaturen en
daarmee hangen de trek der vissen (ha
ring en aal) en de voortplantingsperio-
den samen. Vaak zijn bepaalde perio-
diciteiten dat is dus: ritmische ver
anderingen bij het dier niet onmid
dellijk te berekenen, hetgeen zijn oor
zaak vindt in het feit dat deze niet zijn
ontstaan door één invloed van buiten,
maar door de interferentie van twee of
meer invloeden.
Dat de invloeden vooral ln zee plaats
vinden, komt doordat de zee een homo
geen milieu is, waar veranderingen, zo
wel ten aanzien van plaats als van tijd,
zeer geleidelijk plaats vinden.
Aan de hand van lichtbeelden gaf de
heer De Blok enkele voorbeelden uit de
honderden gevallen die bekend zijn van
voortplartitingsperiodiciteit. Uitvoerigt
stond hij stil bij de zeeworm, die gevon
den wordt op de koraaleilanden en die
vier periodiciteiten kent: een jaar, een
lunaire-, een dag- en een getijperio-
diciteit. Deze door invloeden van buiten
gefixeerde tijden voor de voortplanting
zijn zo gesynchroniseerd, dat bij elke
periode zich alles afspeelt binnen enkele
uren.
De grote vraag, waarmee de onder
zoekers zich bezighoudten, is hoe en
waarom de zeedieren reageren op deze
1 van buitenaf komende invloeden. Meten
zij de temperatuur, de hydrostatische
druk en de stroomsnelheid van het
water? Zo ja, hoe gaat dit dan in zijn
werk? Of is er wellicht een interferentie
tussen deze factoren en de stofwisseling
bij deze dieren, waardoor zij tot een
schema van hun trek en voortplanting
komen? Met te trachten op deze vragen
een antwoord te krijgen, houdt zich
o.m. het wetenschappelijk onderzoek in
Den Helder bezig.
De heer De Blok weidde het laatste
deel van zyn betoog aan een kort over
zicht van het werk dat daar op dit
gebied wordt verricht.
Identificatie van
van 3 slaapmiddelen
Onderzoek en publicaties
Prof. dr. A. J. Steenhauer, hoogleraar,
hoogleraar in de toxicologie aan de
Leidse Universiteit, besprak in het Far
maceutisch Laboratorium enkele aspec
ten van vergiftiging met nieuwere slaap
middelen. Deze nieuwere middelen zijn
onder meer ontwikkeld vanwege de na
delen, welke aan de barbitalen inhae-
rent zijn. Prof. Steenhauer bepaalde
zich in het bijzonder tot de middelen
persedon, noludar en doriden.
Zij behandelde een onderzoek, dat zij
met enkele medewerkers heeft verricht
naar de mogelijkheden tot identificatie
van deze middelen bij vergiftigingsver
schijnselen. onder meer door middel van
fluorescentieverschijnselen, met micro-
chemische reacties en door papier-chro-
matografie. bij welke laatste techniek
ook zeer kleine hoeveelheden blijken te
kunnen worden aangetoond met duide
lijke onderscheidingseffecten. Voorts be
sprak zij de meest belangwekkende pu
blicaties op dit gebied en wees zij op en
kele therapeutische voordelen van deze
slaapmiddelen, waaronder de grote vei
lige marge beneden de lethale dosis. El
ders zijn onderzoekingen gedaan naar
de kringloop van de slaapmiddelen door
het lichaam, waarbij onder meer het
gebruik van door radioactief koolstof
gemerkte slaapmiddelen op proefdieren.
Prof. Steenhauer wees er tenslotte na
drukkelijk op, dat de lethale gevaren
van deze slaapmiddelen aanzienlijk
zijn, zodat zij alleen op recept by apo
thekers verstrekt behoren te kunnen
worden.
Na de voordracht bezichtigden de vele
aanwezigen enkele nieuwe instrumenten
litiek betoog. Hfj begon met een korte
uiteenzetting over de nieuwe wetgevende
macht, die sinds 1 januari 1958 is inge
steld voor het maatschappelijk verkeer
in de Europese Economische Gemeen
schap. Deze wetgevende macht wordt
gevormd door de Raad van Ministers,
waarin elk regering der lid-staten is
vertegenwoordigd, en de Commissie, die
uit negen onafhankelijke leden bestaat.
Hij constateerde, aan de hand van
een enkel voorbeeld, dat men nog on
wennig te werk ging bij de openbaar
making en inwerkingstreding der vast
gestelde „verordeningen". Sprekende
over de publiciteit in de wetgevingspro
cedure. betoogde hij hoe men aan de
artikelen 144 en 149 van het Verdrag
zelf de argumenten kan ontlenen voor
openbaarmaking der voorstellen, die
door de Commissie bij de Raad worden
ingediend. De parlementaire procedure
maakt de eis van openbaarmaking der
ingediende voorstellen nog klemmender.
Nog onlangs, aldus prof. Samkalden, is
het ontbreken van voldoende publiciteit
gesignaleerd in het Europese parlement:
bovendien doet de werkwijze van het
parlement niet ten volle recht aan de
behoefte aan openbaarheid der wets
ontwerpen.
Wy zyn in ons land misschien ver
wend met het medeleven in de gang der
wetgeving in de vorm van brochures,
tijdschrift- en krantenartikelen. Deze
bijdrage tot de aanvaarding en de eer
biediging van de wet kan men by de
Europese wetgeving ook niet missen, zo
meende hij. De practische rechtsbeoefe-
naar kan niet zonder de openbaarma
king, waardoor de bepalingen aan dui
delijkheid en doorzichtelykheid winnen.
Ook de rechtsbescherming die de na
tionale wetgeving de betrokkenen biedt
heeft de openbaarheid van de Europese
regelingen nodig, zo besloot hij.
Kunst en Kitsch in
human relations
Overleg en aandacht voor
elkander bepalend
Op een geestige wijze behandelde de
heer B. J. IJsel de Schepper, docent
aan het Instituut voor Conflicts- en
Bedrijfspsychologie het onderwerp
„Kunst en kitsch in de human relations",
verduidelijks met enkele excerpten uit
de films „The man who never was" en
„How to handle your boss?"
Allereerst gaf spreker enkele voorbeel
den van het feit, dat het probleem der
menselijke verhoudingen, dat in feite
een is van „gezagsverhoudingen' 'thans
in zo grote mate de aandacht trekt, ver
volgens behandelde hij de achtergrond
van dit verschijnsel en of men op de
goede weg is om tot juiste oplossingen
te komen.
De problematiek der menselijke ver
houdingen is van sociale aard. In de
moderne tijd is veel, dat vanzelfsprekend
was. bewust overboord gegooid, een be
roep op „traditie" is ouderwets. Sinds
de Franse revolutie met de leuze „Ge
lijkheid, vrijheid en broederschap" is de
onzekerheid, de twijfel geboren, ieder
een en alles wordt bekritiseerd. Men
weet niet meer, wiens woord „wet" is,
zelfs niet dat van de „deskundige".
Uitvoerig ging spreker hierop nader
in aan de hand van de verhoudingen
tussen werkgevers en de werknemers in
de bedrijven. Er dient aandacht te zijn
voor het werknemersstandpunt, zulks in
verband met de menselijke waardigheid.
Men dient tot gezamenlijk overleg te ko
men, aandacht voor elkaar en eikaars
belangen te hebben.
Wanneer dit op de juiste wyze ge
schiedt, is er sprake van „kunst",
zo het niet oprecht gemeend is, van
„kitsch". Goed leiderschap in dit op
zicht is een kunst. Om tot goede resul
taten te komen, kan de psychotherapie
een juist hulpmiddel zyn. Bij werkelijk
vakmanschap is er geen probleem der
menselijke verhoudingen; sociaal begrip
en eerlykheid zijn noodzakelijk. De be
ïnvloeding is hierbij een belangrijke fac
tor. Aller gezamenlijke inspanning is
nodig voor goede menselyke verhoudin
gen, waarbij de juiste doelen gekozen
dienen te worden.
In het filmpje „The man who ne
ver was", werd duidelijk aangetoond, hoe
bijv. bij het plaatsen van nieuwe machi
nes in een bedrijf, de gang van zaken
totaal mis, en op staking uitloopt, wan
neer niet de werknemers begrip wordt
bijgebracht, zulks in gemeenschappelijk
overleg, voor de oplossing van bepaalde
problemen.
IN RAILS GESLIPT
Gistermiddag even voor twee uur is de
25-jarige J. v. d. Es uit de Kapteinstraat
met de fiets geslipt in de rails op de
Breestraat. De wielrijder reed tegen een
geparkeerde auto aan en viel. Hij kreeg
een bloedende wond boven het rechter
oog en een hersenschudding. De EHD
vervoerde de gewonde naar het Acade
misch Ziekenhuis.
Een korte adempauze in het
drukke dies-programma. De hoog
leraren Rijpperda WierdsmaJon
kers en Lam versterken de inwen
dige mens tijdens de lunch welke
gisteren in de Lakenhal aangeboden
werd.
(Foto L.D./Holvast)
Utopie, anti-utopie
en prognose
Vijf gelijke elementen
Utopie Anti utopie Prognose,
was het onderwerp, dat prof. dr. W.
Banning voor de verenigde faculteiten
van rechten, letteren en wijsbegeerte
aansneed.
Utopie als type literatuur over de
maatschappij, zo stelde hij vast, is stof,
waarover vele meningsverschillen be
staan, o.m. of de utopie beinvloed mag
worden door politiek denken.
Sinds de dertiger jaren is het schrij-
van en denken over de utopie sterk ver
anderd. Legde men voordien de nadruk
op het individuele karakter van
de auteur, later werd diens sociale be
paaldheid en het tijdperk, waarin het
werk ontstond meer geaccentueerd.
Prof. Banning onderscheidde als vor
men van utopisch denken enerzijds het
type met een algemene heilsverwachting
Thomas More anderzijds het
toekomstbeeld in bepaalde bewegingen,
zoals de jeugdbeweging, arbeidersbewe
ging en vrouwenbeweging.
Beide vormen hebben een vijftal ele
menten: eerst het realisme, dat men
leert kennen uit de beschrijving van de
eigen tijd van de auteur. Voorts de kri
tiek, (want een utopie wordt geschreven
vanuit een bepaald waardebesef), de
fantasie en het verantwoordelijkheids
besef. Tenslotte noemde hij het profe
tisch element.
de Renaissance hebben de technische en
bepaalde bewegingen komen daarbij nog
de speciale groep in verdrukking en het
„wilsoptimisme", de hoop en de wil om
de maatschappij te veranderen. Sinds
de Renaisance hebben de technische en
wetenschappelijke vondsten het utopisch
denken sterk gestimuleerd.
Sedert 1918, maar nog sterker sinds
het einde van de tweede wereldoorlog
heeft zich een ommekeer voltrokken: de
techniek slechts op betrekkelijke wijze
enthousiastmerend. Voorbeelden hier
van, als „Untergang des Abendlandes",
„Brave New World", „1984", en „Werkers
van het 25ste uur", noemde prof. Ban
ning „anti-utopiën' waarin een som
ber en onheilspellend toekomstbeeld
wordt ontwikkeld en de mens zijn macht
over de techniek verliest.
Dezelfde elementen als bij de utopie
zijn kenmerkend voor de anti-utopie,
aldus prof. Banning, alleen is de „do
sering' anders. De aanpassing van het
sociologisch denken aan deze ommekeer
in het geestelijk klimaat noemde hij
de „prognose": een analyse van de ge
gevens in het heden, waarop een toe
komstbeeld wordt gebaseerd.
Eerste lustum sectie
autorijscholen F.N.O.P.
De afdeling Leiden en Omstreken van
de sectie Autorijscholen van de Federa
tie van Nederlandse Organisaties van
het Personenvervoer (FNOP) bestaat 5
jaar. Het doel van deze organisatie werd
ter gelegenheid van dit eerste lustrum
zaterdagmiddag in het Witte Huis te
Oegstgeest uiteengezet.
De afdeling is werkzaam in een groot
gebied rondom Leiden, dat 54 gemeen
ten omvat. Bedoeld is een goede organi
satie te verkrijgen voor de scholen, die
de rijlessen op een deskundige wijze ver
zorgen. Aangesloten zijn uitsluitend die
scholen, die de opleiding tot verkrijging
van het rijbewijs beroepshalve ter hand
hebben genomen. De leden worden niet
alleen getest, zodat hun vakbekwaam
heid vaststaat, zij worden ook in staat
gesteld hun wetskennis en technische
kennis te vergroten, deel te nemen aan
excursies naar automobielfabrieken en
vakliteratuur gezamenlijk aan te schaf
fen. Op deze wijze wordt een geselec
teerde groep gevormd die gebonden is
aan minimum-prijzen-besluit en ver
plicht is te zorgen voor behoorlijke ver
zekering tijdens de lessen en de rijexa
mens. Men hoopt te bereiken dat de
beunhazerij zoveel mogelijk wordt ge
weerd. althans wordt een scheiding ge
maakt tussen beroepsmatig en niet-be-
roepsmatig lesgeven. De heer A. de Jong,
secretaris van de landelijke organisatie
in Den Haag wees op het verschil tussen
de diploma's van de volledig beroeps
matige opleiders en het VAMOR-diplo-
ma. dat ook door anderen kan worden
behaald. Het streven van de afdeling om
het rijonderwijs op zo hoog mogelijk
niveau te brengen kan in verband met
de wellicht komende wettelijke regeling
alleen maar nuttig zijn.