LEIDS JEUGD KAMERORKEST^" Lydia Goozen (14) is aan haar trompet verknocht non TAM TAM TWEN TOCH TAM Piepjong mannekeBriër zegt: De vorderingen zijn nog groter dan de gezelligheid hij het Opgericht 1 maart 1860 Zaterdag 7 januari 1961 Vierde blad no. 30248 Een van de jongere leden van het Leidse Jeugdkamerorkest is een meisje. Hoewel zij bij een eerste ontmoeting een heel bescheiden indruk maakt is de veertienjarige Lydia Goozen bijdehand genoeg om met succes haar partijtje in het door Henk Briër zo enthou siast geleide orkest mee te blazen. Zij vindt het op de wekelijkse repetitie-avonden „reuze gezellig", terwijl haar vrienden en vriendinnen en dat zijn er heel wat! spijtig zouden kijken als Lydia er eens niet zou zijn. Per slot van rekening zorgt ook zy dikwijls voor een flinke dosis hi lariteit. Haar uitlatingen en ma nier van doen zyn spontaan en ge tuigen van zin voor humor. De piepjonge Lydia ze is aardig om te zien. heeft kortgeknipt donker bruin haar en gaat smaakvol ge kleed zit in de achterste gele deren van het orkest. Zij bespeelt hetzelfde instrument, dat de jazz- koning Louis Armstrong wereldbe roemd heeft gemaakt. Inderdaad ja, de trompet! Over haar muzikale prestaties kunnen wij niet oordelen, maar di rigent Briër is in ieder geval te vreden over de vorderingen, want Lydia komt uit een muziekminnend gezin. Vader Goozen en zijn twee zoons zijn al jarenlang actief lid van het harmonie-orkest „Werk- mans Wilskracht". Zij spelen in dit populaire orkest resp. bas, hoorn en trompet. Lydia is trouwens zelf ook als muzikante aan de harmonie ver bonden, ze is er een in alle op zichten gewaardeerde trompettiste. Haar liefde voor de muziek is zo groot dat zij zelfs af en toe haar vader en broers moet aansporen om toch maar vooral op de repe tities van het korps, die twee maal per week worden gehouden, te ko men. Het elfjarige zusje van dit mu zikale Leidse meisje wil niets lie ver dan zich als lid bij dezelfde vereniging laten inschrijven, maar daarvoor is zij op het ogenblik té jong. De toekomstplannen van Lydia Goozen zijn vanzelfsprekend nog niet vastomlijnd. Wat zij in het da gelijks leven doet? Hard studeren, want zij is een ijverige leerlinge van de R.K. ULO-school voor meis jes aan de Haarlemmerstraat. Leiden heeft zijn Jeugdkamerorkest in zekere zin aan Zwitserland te danken! Herinnert u zich het bezoek, dat het jeugdorkest uit Zurich in de herfst van 1959 aan de Sleutelstad bracht? Het concert, dat de jonge Zwitsers in de Stadsgehoorzaal gaven, maakte menige jonge Leide- naar enthousiast maar nee, plannen voor een eigen plaatselijk jeugdorkest werden toen nog niet geboren Dat gebeurde pas het jaar daarna tijdens het gebruikelijke tegenbezoek, in april, op een uitkijktoren in het land van Wilhelm Teil, nadat Rien de Reede en Marente Zaalberg voor de grap wat eieren naar beneden hadden gemikt Die eieren hebben overigens niets te maken met het plannetje, dat Rien (18 jaar) en Marente (17) op die uitkijktoren smeedden; een plannetje, dat al plan gewor den was, voordat zij in Nederland terug waren. Afgelopen zomer, toen weer en kele jonge Zwitserse misici in Leiden te gast waren, vormden deze samen met een groepje jonge lui uit deze contreien voor korte duur een kamermuziekensemble. Dat was feitelijk het begin de jongelui uit Leiden en omgeving, die toen in dat ensemble zaten, vormen nu de kern van het Leids Jeugdkamerorkest. Maar voordat dat orkest er was.... „We hebben de hele stad afge graasd", vertelt Rien, nu voorzitter van het Leids Jeugdkamerorkest. „We hebben een heleboel lui afge beld. En waar we maar ergens een muziekinstrument in de kamer zagen staan, daar gingen we pra ten". Het bellen en babbelen bleef niet zonder resultaat. Negentien jongens en meisjes verschenen op de eerste repetitie, nu ruim drie maanden geleden. Thans telt het LJK 34 leden. Men mag dus al spreken van een uit de kluiten gewassen kamerorkest. „We hebben het de naam kamerorkest gege ven om een beetje bescheiden te lijken", merkt Rien lachend op. Henk Briër, de 28-jarige dirigent van het LJK (in de laatste zomervakantie werd hij door Rien reeds voor deze functie aangezocht) corrigeert hem: „Een orkest van vijftig man kan nog kamerorkest zijn; dat hangt van de bezetting af". Reclame Maar al zit het Leids Jeugdkamer orkest vlot tamelijk goed in zijn leden, er kan, populair uitgedrukt, nog meer bij. Henk Briër zegt het met nadruk: Iedereen die graag mee wil doen, kan lid worden, ook al zou de bezetting compleet zijn. Zijn er bijvoorbeeld meer fluitisten dan nodig is, dan spelen een paar in het ene stuk mee en de rest in een ander stuk. Overigens kunnen we nog heel goed alviolen, violen en hoorns gebruiken". De enige alt violist die het orkest rijk is, laat bij deze woorden, een instemmend ge mompel horen. Iedereen is welkom! Daarom ook zyn geen strikte leeftijdsgrenzen gesteld voor het lidmaatschap. Wie zich jong voelt (en met een zekere vaardigheid een in strument bespeelt) kan lid worden. Enkele leden van liet orkest tijdens de, repetitie. Iedereen. Momenteel bestaat het meren deel van de orkestleden uit leerlingen van middelbare scholen, maar de bedoe ling is de grondslag van het LJK zo al gemeen mogelijk te maken. Daarom ziet men in het orkest ook graag de gezich ten van jongelui die al een baan hebben of van studenten. Iedereen. (Het begint verdacht veel op reclame te lijken). Niet alleen Leidena- ren, maar ook jonge musici uit de om geving of van verre wil het bestuur graag als lid accepteren. „Een van de orkest leden komt uit Rotterdam", wordt ons niet zonder trots verteld. Een andere op merking: „We hebben er helemaal geen bezwaar tegen om een nationaal jeugd orkest te worden". Henk Briër: uitvloeisel concert is het Gezellig Tijdens het gesprek, dat wij met het bestuur, de dirigent en enkele leden van LJK hebben, komt ook de „bedoeling" van het orkest ter sprake. Voorzitter De Reede zegt: „Het is onze bedoeling zo gezellig mogelijk te studeren". Dirigent Briër schertsend: „Ja, ontspannings avonden op cultureel niveau". De heer Steinbach van de Leidse Jeugd- actie, die halverwege het gesprek binnen is komen vallen, merkt op: „Dus een concert is niet het doel", en dan Briër:: „Nee. dat is het uit vloeisel". Ernstiger nu verkondigt de dirigent: „Maar het is leuk om een concert in het vooruitzicht te hebben. Men werkt er naar toe, het stimuleert de Ijver en de trouw van de leden. Een concert geeft het orkest ook meer bekendheid, waar door je weer meer leden krygt, enzo voort". „Het is leuk, dat het orkest zich straks aan een groot en gevarieerd publiek kan voorstellen". Ter gelegenheid van het zilveren jubileum van de Leidse Sport stichting zal namelijk het LJK tegen de zomer in de Stadsgehoorzaal een concert geven met Joop Stokkermans als solist in het eerste pianoconcert van Mendels sohn. Gezellig studeren. We komen nog eens op deze woorden terug. „De sfeer by ons is bijzonder prettig", vertelt Rien. „We zijn zelfs van plan een fuif te organise ren" (en dat schijnt een kriterium te zyn). „Het is zo gezellig, laatst hebben we tot half twaalf (de repetities zijn op dinsdagavond van acht tot tien uur) zitten napraten". Ook dirigent Briër „Ik componeer een beetje, ik geef les, een groot beetje, dat is wel de hoofdmoot, ik ben muziek recensent voor twee bladen en ik speel piano" bevalt het werken met het jeugdkamerorkest voortreffelijk. Hij zegt: „Oh, dat vind ik verrukkelijk, dat kunt u gerust in de krant zetten. Ik heb altijd wat ouwelijk geleefd en nu vind ik het wel fijn om weer te werken met mijn leeftijdgenoten, want ik ben eigenlijk nog zo'n piepjong manneke". Geen kinderwerk En dan zo dachten wij een gemene vraag: „En zijn de presta ties in overeenstemming met de mate van gezelligheid?" Briër aar zelt niet: „De vorderingen zijn nog groter dan de gezelligheid en aan gezien de gezelligheid heel groot isHet is bepaald geen kinder werk". Janneke heeft geld nodig De 20-jarige Janneke Bouma. leerlinge van Meisjes-HBS, maakt geen deel uit van het jeugdorkest, althans niet als musicerend lid. Haar functie bij dit gezelschap is echter wel belangrijk. Zij voert n.l. het beheer over de financiën. Zonder geldmiddelen kan het or kest niet bestaan, dat spreekt vanzelf. Gelukkig zijn er zowel jongeren als ouderen, die het streven van de jeugdige musici waarderen. Sommige van hen brengen deze waardering tot uiting door het verlenen van financiële steun. Hun aantal is jammer genoeg nog veel te klein. Het plan bestaat om over een halve maand met een donateursactie te beginnen. Ver- J schillende Leidse ingezetenen zul- len warden aangeschreven. zy krijgen dan tevens een inteken- kaart toegestuurd. t Het is voor het kamerorkest, dat t geen enkele subsidie ontvangt en f dus volkomen onafhankelijk is. van het allergrootste belang, dat deze actie slaagt. Aan Janneke zal het niet liggen, want zij spant er zich byzonder voor in. In de oprichtingsperiode heeft het or kest van verschillende zyden bij dragen ineens ontvangen, terwyl de jongelui zelf op tyd het geld voor hun lidmaatschap moeten storten. Het valt te begrypen, dat er aan dit laatste streng de hand wordt gehouden. Men kan van de penningmees teresse nu eenmaal niet verwachten, dat zy wonderen verricht! Hy vertelt verder: „De bezetting was in het begin al zo goed, dat we meteen konden beginnen aan de Fireworks-music van Handel. We zyn nu bezig aan de symfonie nummer 104 van Haydn en binnenkort beginnen we aan de Sinfo- nietta van Herman Strategier". Hiermee heeft hy tevens de belangrykste werken genoemd, die het Leids Jeugdorkest op zyn repertoire neemt. De meeste leden van het LJK zyn (nog) amateurs-pur-sang. Slechts drie zitten op het conservatorium en nog drie anderen willen er naar toe. Henk Brier steekt zyn armen op alsof hy van plan is te gaan dirigeren: „We hopen het enthousiasme zo groot te maken, dat alle leden stuk voor stuk naar het conser vatorium gaan, zodat we van het Leids Jeugdkamerorkest mettertijd een be roepsorkest kunnen maken". Maar dat is natuurlyk een grapje, dat evenals het eieren gooien vanaf een Zwitserse uit kijktoren met de betekenis van het orkest niets te maken heeft. We gaan niet aan een jaaroverzicht beginnen, maar vergun ons ten minste deze ene bovendien nog retorische vraag: Wat had voor de twintigers in Nederland de grote gebeurtenis van 1960 kunnen worden? Antwoord: TWEN! Want wat verwachtte men (en u en jij), nadat met veel tam-tam de geboorte van de nationale pendant van het Duitse jongerentijdschrift was aangekondigd? Op zijn minst: de bom die zou barsten, de kogel die door de kerk zou gaan Met veel port en sherry werd op de avond van de tiende november in het Stedelijk Museum te Amsterdam Twen ten doop gehouden. Een kloeke boreling van 104 pagina's weliswaar, maar toch niet het jeugdige genie (of genius) dat velen hadden verwacht. Eerder een kogel 's nachts om drie uur in de Leidse Breestraat afgeschoten, of een onschuldig haha-bommetje in de Sahara En dat is dan de zoveelste onaardig heid jegens Twen gepleegd. Want we kunnen moeilyk schryven, dat Twen by zyn verschyning een goede pers heeft gekregen. We willen niet schry ven, dat we het eens waren met al die onbarmhartige of nauwelyks toe- geefiyke kritieken. We doen zelfs zoals vele mensen die televisie hebben: we wachten tot het beter wordt. En zien daarom toch nog benieuwd uit naar Twen nummer twee. Al vragen we ons af, of dat weer hoofdzakelyk zal worden gevuld door schryvers van naam zoals Campert, Claus, Noote- boom, Vryman en Vinkenoog, die ken- nelyk voor Twen nummer een niet hun beste werk hadden afgestaan. Wat was de eerste Nederlandse Twen welbeschouwd anders dan een bunde ling van minder verdienstelyke verha len of opstellen van bekende schryvers en journalisten verlucht met over het algemeen verdienstelyker foto's (de beste zagen we trouwens al in enkele albums zoals „Family of man") in plaats van een jongerenblad met een eigen gezicht? Wat wij van Twen ver wacht hadden, was een blad waarin schrijvende jongeren aan het woord zouden komen en geen (jonge?) schrijvers. Aardig (het woord „juist" willen we niet gebruiken) vonden we de type ring. die Godfried Bomans op die no vemberavond in het museum van Twen gaf: „Een blad voor jongeren, die met diepe argwaan de ouderen gadeslaan". Een andere karakteristie ke opmerking van hem: „Ik wens Twen het succes toe dat ik er zelf niet van verwacht". Er waren critici die hadden uitge rekend, dat het voordeliger is de losse nummers van Twen te kopen dan abonné» op dit blad te worden. Een los nummer kost namely k f 1,25 en een jaarabonnement (zes nummers) f10. Wil Twen dan persé geen abon- né's? Beste jazzmusici Elk jaar vraagt Down Beat, het be langrykste blad op jazzgebied in Ame rika. aan zijn talrijke lezers, welke jazzmusici naar hun mening in het afgelopen jaar de beste prestaties heb ben geleverd. We weten nu wie dat in 1960 zyn geweest. In Down Beat van 22 december zyn de resultaten van deze bekende en internationaal hoog aangeslagen poll gepubliceerd. De beste trompettist bleef volgens van Down Beat Miles Davis (terwijl Dizzy Gillespie weer de tweede plaats bezette). Favoriet en dus nummer een bleven ook de trombonist J. J. John son, baritonsaxofonist Gerry Mulligan, pianist Oscar Peterson, gitarist Barney Kessel, bassist Ray Brown, drummer Shelly Mane, fluitist Herbie Mann, vi- brafonist Milt Jackson en accordeon- nist Art van Damme. By de altsaxofonisten werd Can- nonball Adderley op de eerste plaats gekozen en Paul Desmond op de twee de, vorig jaar was dat net omgekeerd. By de tenorsaxofonisten verdrong John Coltrane (vorig jaar nummer 3» Stan Getz van de eerste plaats, Sonny Rollins is zelfs afgezakt van de tweede naar de zesde plaats. Bij de klarinet tisten heeft Buddy de Franco de plaats van Tony Scott ingenomen. Jimmy Giuffre bleef tweede. De beste grote jazzband was volgens de lezers ran Down Beat ook in 1960 die van Count Basie. Als grote dans- band nummer een kwam het orkest van Les Brown uit de bus. Bij de combo's wisselden The Modern Jazz Quartet en de combo van Dave Bru- beck van plaats: ditmaal eindigde het kwartet van Milt Jackson als eerste. Uit al deze cyfers biykt wel, dat ten opzichte van vorig jaar in de Ameri kaanse jazzwereld zich geen schokken de verschuivingen in populariteit heb ben voorgedaan. En om nog even ver der te gaan: wie is nog steeds de meest gewaardeerde zanger in de Verenigde Staten? Juist, Frank Sinatra. En wie werd in 1960 de First Lady of Jazz? Wie anders dan Ella Fitzgerald! Een byzondere onderscheiding kreeg Dizzy Gillespie, die thans werd aangewezen als de man die een plaats krijgt in de Hall of Fame. Een gelyke onderschei ding werd eerder verleend aan o.a. Louis Armstrong, Benny Goodman. Glen Miller, Duke Ellington en Stan Kenton. Plus en min Ooit gehoord van „plus-muziek en „min-muziek"? In Oost-Duitsland we ten ze er alles van. Onlangs werd het dansorkest „Hallo-Satre-Sextett" ver boden nog langer in het openbaar op te treden. De band had namelijk niet genoeg „plus-muziek" gespeeld en in plaats daarvan te vaak de voorkeur gegeven aan „min-muziek". Onder „plus-muziek" verstaan de Oostduitse autoriteiten danswijsjes en lichte amu sementsmuziek van eigen bodem en onder „min-muziek" tophits die uit het Westen zyn geïmporteerd. Er zyn trouwens nog meer zaken die de Oostduitse autoriteiten „min" vinden. Enige tyd geleden bepaalden zy. dat de kledingindustrie geen „blue jeans" (spykerbroeken» meer mocht maken. De jongelui die spyker broeken droegen werden uitgemaakt voor „agenten van het imperialisme", „apen van Wall Street" en ..a-soclak- elementen". Hoe wy dit hele gedo; vinden? Min!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 7