IN 15 JAAR STEEG AANTAL ONGEVALLEN VAN BIJNA VA TOT MEER DAN 7 PER DAG j I960:; 12650 Afgelopen jaar 2650 ongelukken met 549 gewonden en 8 doden mm* 4, LEIDS VERKEER WORDT ANGSTIG SNEL ONVEILIGER Opgericht 1 maart 1860 Maandag 2 januari 1961 Tweede blad no. 30243 1958: 2025 1956: 1956 1957: 1920 1952: 1090 1950 1949 821 gemaakt, ook door het slechtste wegen net niet. De twintigduizend doden in Nederland in de laatste vijftien jaar zijn vrijwel alle te vergelijken met slachtoffers van moorden, niets minder dan dat. (Van een onzer redacteuren) Het jaar 1960 heeft ons, zoals verwacht kon worden, een nieuw bedenkelijk record-aantal van verkeersongevallen in Leiden opgeleverd: in totaal 2650, waarbij 549 gewonden en 8 doden te betreuren waren. Vorig jaar bedroeg het totaal aantal ongevallen 2333, het aantal gewonden 560 en het aantal doden 1. De afgelopen maand waren er 219 ongevallen met 47 gewonden en 3 doden. Vrijwel jaar in jaar uit hebben wij na de oorlog een dergelijke stijging moeten melden. Het dreigt een vertrouwd bericht te worden, waardoor wij gaan wennen aan een ontwikkeling die ons eigen lijk dagelijks moet bezig houden en beangstigen. Hoe ernstig deze ontwikkeling is hebben wij op deze pagina in beeld gebracht in een grafiek van de jaarlijkse Leidse verkeersongevallen over de laatste vijftien jaar, een onheilspellend regelmatige stijging van 489 ongevallen in 1946 tot 2650 onge vallen in het thans afgelopen jaar. Deze cijfers betekenen, dat in 1946 het aantal ongelukken gemiddeld op 1.4 per dag lag, en in 1960 op 7.2 per dag! In vijftien jaar vonden er in Leiden 21.008 verkeersongevallen plaats, waarbij 5419 gewonden en 96 doden vielen. Dit zijn verbijsterende cijfers. Het is zelfs niet een schrale troost, dat deze ontwikkeling in Leiden parallel loopt met die in het gehele land, waarbij Leiden alleen een .gunstige" indruk maakt wat het dodencijfer betreft. Het gaat btf een misdaad niet om de gevolgen in de eerste plaats maar om de daad zelf, die gestraft moet wor den. Daarom zyn ook niet alleen die genen schuldig, die direct een dodelijk ongeval op hun geweten hebben, maar allen die dezelfde verkeersovertreding begingen. De ene maal komt uit het niet voorrang verlenen een ongeluk met doden voort, de andere maal slechts ge piep van remmen en een boos gezicht. In beide gevallen is het misdrijf even ernstig, de dader even schuldig, al zijn de gevolgen zo verschillend. De gevol gen heeft de dader niet in de hand zyn gedrag op de weg wel. Hardnekkig misverstand Bovendien heerst vrij algemeen het misverstand, dat de verkeersregelen in het leven zijn geroepen om iemands rechten op de weg vast te leggen. Het tegendeel is waar: het gaat om de plichten. Wij zouden het zo willen stellen, dat b.v. niet de voorrangsregeling in wezen bepaalt, dat rechts voor gaat, maar dat links moet wachten. Honoreer het recht van de ander eerst en aanvaard slechts daarna het eigen recht. Dat is moeilijk in een maatschappij, die in vrijwel alle facetten het omgekeerde laat zien. maar het is de enige geestelijke instelling, die een verder afglijden naar een volledige verkeersramp kan voorkomen. Alleen dodencijfer is verhoudingsgewijs lager dan in de rest van het land Van de landelijke verkeersongevallencjjfers kan slechts een ruwe schatting gemaakt worden, aangezien niet in alle gemeenten eenzelfde norm wordt aan gehouden bü de telling. Die ruwe schatting levert over vijftien jaar een totaal van 2.5 miljoen op, hetgeen op de totale bevolking gerekend ongeveer hetzelfde percentage is als de Leidse ongevallen onder de Leidse bevolking. Het aantal gewonden in ons land bedroeg in vijftien jaar naar schatting 550.000. Van 1946 tot en met 1959 waren er in het gehele land 18.415 doden geteld en de stijging in het eerste halfjaar van 1960 rechtvaardigt de vrees, dat het aantal dit jaar de 20.000 zal hebben overschreden. Twintigduizend doden in het verkeer in vijftien jaar, dat is eenzelfde aantal als de totale bevolkingen van Oegstgeest en Rijnsburg tezamen Zware klappen op de buitenwegen Dat het aantal doden in Leiden ver houdingsgewijs geringer is dan lande lijk moet overigens niet als een „ver dienste" van Leiden worden aangemerkt. Naar de landelijke cijfers gerekend zou Leiden „bij" zijn met 150 doden, terwijl het er „slechts" 96 waren in deze vijftien jaar. Over het algemeen vallen de zwaarste klappen wat doden betreft echter bui ten de stadskernen op de grote wegen. Leiden beschikt nu eenmaal alleen over een stadskern, terwijl de grote wegen gemeentelijk bezien onder de kleine ge meenten vallen. Vele kleine plaatsen, over welker ge bied grote verkeerswegen buiten de be bouwde kom om lopen, hebben daardoor een relatief veel hoger dodencijfer dan op grond van de bevolking zou mogen worden verwacht. Relatief ligt het aan tal gewonden in Leiden iets hoger dan het landelijke cijfer, doch dit kan het gevolg zijn van de tellingsnorm. Ruim een kwart van het aantal Leidse ongelukken had gewonden of do den ten gevolge, een percentage dat met het landelijke overeenstemt. Het heeft er enige tijd naar uitge zien, dat het verkeer in Leiden zo was vastgelopen, dat er nauwelijks meer zeer ernstige ongelukken konden gebeuren. Na mei 1958 kwam er een periode van zeventien maanden, waarin geen enkele dode te betreuren viel. Een dodelijk on geluk in november 1959 maakte aan deze periode een einde. Weer volgden daarna vijf maanden zonder dodelijk on geval, maar na mei van het afgelopen jaar werden fatale ongelukken weer bij na maandelijke verschijnselen. In to taal werden het zoals gezegd acht do den in dit jaar, een jaartotaal dat in Leiden alleen overtroffen werd in 1950 (9), het rampjaar 1953 (12), 1955 (9) en 1956 (10). Gewonden dikwijls zieliger dan doden Overigens spreekt een dodelijk onge val wel meer aan dan een ongeval met alleen gewonden, maar veelal zijn die laatste ongelukken tragischer. Talloos zyn de gevallen, dat een ge wonde levenslang lichamelijk en vooral ook geestelijk invalide blijft, zijn werk moet opgeven, een last wordt voor fa milie en omgeving, een wrak waarvan de ellende het begrip te boven gaat van allen, die niet in directe eigen om geving zoiets hebben meegemaakt. Deze intens zielige gevallen komen véél meer voor dan U denkt. Hersen letsel treedt naar schatting bij 39 pro cent van het aantal ongevallen op en in vele van die gevallen is dit letsel blijvend. Hersenletsel wordt zeer veel bij bromfietsers geconstateerd en het zou in de meeste gevallen te voorkomen zijn geweest door het dragen van een valhelm. Maar zelfs zo eenvoudige preventieve maatregelen (zoals ook de veiligheids gordel voor automobilisten) kunnen blijkbaar nog niet genoeg inburgeren. Afstomping Verbeeldingskracht 2555 1959: 1954: 1461 1955 1447 Verkeersongevallen dreigen zó da gelijkse nieuwskost te worden, dat een botte afstomping het gevolg schijnt te zijn: zij behoren tot de normale as pecten van de jachtige samenleving, men ziet ze niet meer als een kankerver schijnsel. 1795 doden in één stormramp spreken meer aan, dan de 1718 doden die het verkeer in 1959 in ons land eiste, meer zelfs dan de ,20.000 doden in vijftien jaar. Dat is een afstompingsverschyn- sel dat een van de ernstigste hinder palen vormt voor een krachtige bestrij ding van de verkeersonveiligheid. Verbetering is slechts te bereiken, wan neer de weggebruiker, dat is dus ieder een, U en wü, de ernst van de situatie onderkent en door dit besef bereid is mee te helpen aan bestrijding van de twee hoofdschuldigen aan de verkeers onveiligheid: het (zeker in Leiden) ho peloze wegennet en wanbegrip over de betekenis van de verkeersregelen. Altijd wel een schuldige Eerst willen wij iets zeggen over dat laatste. De verkeersregelen zijn NIET gemaakt om de politie aan werk te hel pen. Zij zyn opgesteld om de veiligheid te verzekeren. Zij moeten nageleefd wor den, integraal en voortdurend. Bij vrij wel elk ongeluk is een schuldige aan te wijzen, iemand die een of ander voor schrift met de voeten heeft getreden. Weliswaar wordt dit veelal door moeilijke verkeersomstandigheden in de hand ge werkt, maar volkomen naleven van de voorschriften wordt nimmer onmogelijk het wegennet geschikt te maken voor het moderne verkeer, maar deze in vestering betaalt zichzelf door het voor komen van de enorme materiële schade, welke thans jaarlijks in het verkeer wordt veroorzaakt. Zou er niet een mogelijkheid bestaan, een fors plan in een reeks van jaren uit te voeren, zoals men met verbeel dingskracht het Deltaplan heeft aange pakt toen in zuidwest-Nederland in en kele uren 1795 doden vielen en voor miljoenen schade werd aangericht? Is zulk een forse aanpak wel mogelijk wanneer een ramp in enkele uren er aan ten grondslag ligt en niet wanneer een veel, veel grotere ramp zich over een reeks van jaren voltrekt? In de steden Een dergelijk fors programma voor wegenverbetering zou zich niet in de eerste plaats moeten richten op de in- terlocale verbindingen maar op de ver betering van de situatie in en direct om de grote steden. Die kunnen thans met betrekking tot het verkeer tot de ver achtergebleven gebieden gerekend wor den, doordat de zeer grote geldelijke of fers voor verbetering in de steden door de gementne moeten worden betaald in plaats van door de gehele gemeenschap. Dit financiële beleid is ten énen male fout. Uiteindelijk zoekt het verkeer de grote bevolkingscentra, het verkeer gaat daarheen of komt daar vandaan, het gaat om die steden, niet om de onder linge verbindingen in de eerste plaats. Het is alsof de KLM een prachtig lucht net opbouwt, maar genoegen neemt met een weilandje in plaats van met een aan het moderne luchtnet aangepaste Schiphol. Psychologisch effect Verbetering van de zeer moeilijke ver keerssituatie in de steden heeft ook een belangrijk psychologisch effect. Veelal verliest de weggebruiker in de steden zoveel tijd, dat hij deze op de grote wegen met jakkeren wil inhalen. Bo vendien werkt het stadsverkeer thans in hoge mate irriterend, en een geirri- teerde weggebruiker is een bijzonder ge vaarlijk iemand, die vergeleken kan worden met een potentiële moordenaar op zoek naar een slachtoffer. Heel veel ongelukken beginnen ver van de plaats van de ramp, doordat de weggebruiker elders in een stemming is gebracht, die hem de nodige zorgvuldig heid en oplettendheid doet verliezen. Datzelfde geldt overigens ook in ander opzicht. De samenleving zit tegenwoor dig zo boordevol met «veelal zeer per soonlijke) problemen, dat de weggebrui ker vrijwel steeds in zijn gedachten met deze problemen bezig is terwijl hij eigenlijk zijn volledige aandacht aan het verkeer zou moeten besteden. Op welke wijze hierin verandering zou kun nen worden gebracht is vooralsnog een onoplosbaar vraagstuk. Tijdelijke maatregelen Overigens is de situatie op de weg thans zo rampzalig, dat niet gewacht kan worden op uitvoering van zelfs de meest stoutmoedige plannen. Er zullen tijdelijke maatregelen moeten worden getroffen, die dikwijls onaangenaam zijn en offers van velen vergen, maar die dringend nodig zijn. Deze tijdelijke maatregelen kunnen niet in algemene vorm gegoten worden maar moeten plaatselijk worden bezien. Ook voor Leiden bestaan er nog vol doende mogelijkheden op dit gebied, waarvan wy een zeer belangrijke een andermaal zullen bespreken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 3