Weerzien met geboortestad
Een sympathieke expositie:
„Vrienden van Van Gogh"
er maar vast voor zitten!
Ga
Eerbetoon op hoog
niveau aan Vincent
ZATERDAG 3 DECEMBER WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 4
Een interessante confrontatie
nieuwe industriegebieden en woonwij
ken zijn geprojecteerd. Wanneer dat al
les zal zijn verwezenlijkt en ten
dele is dat reeds het geval zal de
stad, zoals ge die in uw jeugd gekend
hebt. maar een stipje zijn in het ko
mende conglomeraat van groot-Leeu
warden.
En met een bijna onbeleefde haast
voldoet ge aan het verzoek van burge
meester Van der Meulen om in een
autobus te stappen en door een per
soonlijke aanschouwing kennis te ne
men van hetgeen in zijn gemeente be
zig is zich te voltrekken. En wéér herrij
zen de „beelden uit mijn kinderjaren".
Ge passeert de lagere schoc-, waar de
meesters Van der Ploeg, de Boer, Oos
terhuis, Simplonius en Balt u de aller
eerste beginselen van het weten heb
ben bijgebracht, de oude Prinsentuun,
(vooral geen tuin, zetter) waar
in onze jeugd onze tegenwoordige
stadgenoot Richard Boer de zondag
avondconcerten dirigeerde, het Ren-
gerspark en nog talloze andere plekjes
meer, waarbij de herinneringen zich
vermenigvuldigen en we de jongens-
kiel, als het ware, weer om de schou
ders voelen glijden
Een ontroerend moment, wanneer we
het huis passeren, waar we het levens
licht aanschouwen. Daar, achter dat
raam placht Vader te staan en achter
dat andere herinneren we ons het sil
houet van Moeder. Niet sentimenteel
worden, nu. We voelen ons op dit ogen
blik toch weer een stoere Fries?
(Van onze Parijse correspondent)
Voor de zoveelste maal doet het Nederlandse Instituut in Parijs een
gerechtvaardigd en beantwoord beroep op de belangstelling van de
geïnteresseerden-in-schilderkunst. De expositie „Vrienden van Van
Gogh'* kondigt zich aan op een geschikt ogenblik, nu na de recente
tentoonstelling van zijn levenswerk in Parijs zijn kunst en figuur in
het nieuws staan.
Dit stukje is nu eens niet in de eer
ste plaats bestemd voor onze Leidse
lezers, doch voor de vele Friezen en
Friezinnen, die sinds kort of lang het
„Heitelan" hebben verlaten om zich
metterwoon in de omgeving van de
Sleutelstad te vestigen. Die neiging ge-
getuigt overigens niet van een bepaal
de voorliefde voor de Leidse contreien,
doch zij is een in Friesland algemeen
voorkomend verschijnsel en zij bestaat
in een zodanige mate, dat het provin
ciaal bestuur, in het bijzonder het ge
meentebestuur van de hoofdstad Leeu
warden, erdoor is verontrust. Men heeft
zich in deze kring bezonnen op de
vraag hoe het komt, dat nu al tien
tallen jaren achtereen Fr.iezen over het
gehele land, ja eigenlijk over de gehele
wereld uitzwermen om ver van hun
geboortegrond zich een bestaan op te
bouwen.
contact heeft op zijn beurt wederom
geleid tot een doelbewust streven om
Friesland en in het bijzonder Leeuwar
den, als werk- en woonoord aantrek
kelijker te maken.
Daartoe is o.a. een stichting „Leeu
warden Frieslands Kern'' in het le
ven geroepen in welker bestuur onder
voorzitterschap van een bekend Leeu
warder advokaat, mr. H. Schootstra,
alle krachten zijn samengebundeld, die
door hun positie in het maatschappe
lijk verkeer geacht mogen worden een
bijdrage te kunnen leveren tot de om
bouw van Leeuwarden tot een moderne
industriestad.
In het kader van dit streven is on
langs een zgn. Kernweek georganiseerd,
waarin op landelijk niveau de aandacht
op dit probleem werd gevestigd o.a.
door spreekbeurten van minister-pre
sident De Quay en staatssecretaris
Rooi vink en welke actie tevens een be
zoek omvatte van een aantal oud-
Leeuwarders, die een groot deel van
hun jeugd in de Friese hoofdstad heb
ben doorgebracht.
Tot hen behoorde ook de schrijver
dezer regelen, die door een merkwaar
dige samenloop van omstandigheden
de laatste 40 jaar niet of slechts zeer
vluchtig in zijn geboortestad was te
ruggekeerd en die dankbaar de uitno
diging aanvaardde om kennis te nemen
van hetgeen zich voornamelijk als ge
volg van het hierboven uiteengezette
initiatief vooral in de laatste jaren al
daar heeft voltrokken.
Als geïmporteerd Leidenaar heb ik
me op en rond 3 oktober wel eens ver
wonderd over de ontroering, welke zich
blijkbaar meester maakt van vroegere
stadgenoten bij het weerzien van hun
geboortestad en over de bijna liefde
volle eerbied, waarmede zij spreken
over Rapenburg, Breestraat en Van der
Werfpark.
En als de spreekwoordelijk-nuchtere
Fries dacht ik daarbij, dat dergelijke
gevoelens in dezelfde omstandigheden
mij vreemd zouden blijven
Maar lefler, 't liep geheel anders.
Toen ik op een heldere novembermor
gen op het Leeuwarder Stationsplein
stond, vielen de tussenliggende 40 ja
ren weg en waande ik me weer ver-
plaatet in de tijd van de prille jon
gensjaren. Kleinigheden, waarvan men
zich nauwelijks kan voorstellen, dat ze
Frieslands Glorie: zijn stam-
boekrundvee. Nabij het gebouw
van het Friese Stamboekvee en het
Beursgebouw voor de zuivelpro-
dukten staat dit standbeeld voor
een kampioene der kampioenen.
De volksmond gaf het, als tegen
hanger van het monument op het
Hofplein, de naam „Us Mem"
(Onze Moeder).
(Foto Leeuwarder Courant)
in iemands herinnering kunnen voort
leven, deden het verleden haarscherp
herleven. Het begon al bij die dóód
simpele rode brievenbus naast het sta
tionsgebouw, waarin ik in opdracht van
Vader zo menige brief deponeerde,
wanneer deze spoedeisend naar „Hol
land" moest worden verzonden. Ge ziet
recht voor U het Oranjehotel en links
de veemarkt, waar ge als dreumes clan
destien het eerste zakgeld verdiende
door levensgrote koeien naar de vee
wagens te begeleiden. Deze eerste con
frontatie met het verleden wakkert
onstuimig het verlangen aan om an
dere bekende plekjes uit uw jonkheid
terug te zien. Ge staat in tweestrijd of
ge de weg naar het stadhuis zult ne
men via het Zaailand, waar ge als
schooljongen de in Friesland zo popu
laire kaatssport. hartstochtelijk hebt
beoefend, met zijn imposante Gerechts
hof en de aloude Rijks-HBS, óf via de
Wirdummerdijk en de Nieuwestad, het
winkelcentrum bij uitnemendheid.
Want ge zoudt ze beide willen zien. Ge
arriveert op het Hofplein met het
standbeeld van „Us Heit", het eerste
standbeeld, dat uw jonge ogen aan
schouwden .staande voor de ambts
woning van de Commissaris der Ko
ningin en ge betreedt het Stadhuis,
waar ge in uw stoutste dromen nooit
hebt kunnen vermoeden ooit als gast
door het gemeentebestuur officieel te
zullen worden ontvangen.
Ge luistert geboeid naar de uiteen
zetting van burgemeester Van der
Meulen over de problemen, waarmede
Leeuwarden te kampen heeft en waar
van de oplossing de Friese hoofdstad
in een tijdsbestek van 20 jaar moet
doen uitgroeien van een stad met ruim
83.000 tot ongeveer 114.000. Ge kijkt
naar de kaarten waarop de oude stads
kern staat aangegeven en waarop de
De tocht gaat verder, door geheel
nieuwe stadswijken, die in onze tijd
nog maagdelijk weiland waren met
boterbloemen in het gras en kikkerdril
in de sloten.
Onze buschauffeur Feenstra, die op
verzoek van burgemeester Van der
Meulen, het gezelschap in onvervalst
Leeuwarder dialect van voorlichting
dient, komt tijd te kort om ons alles te
vertellen.
Die tijdnood veroorzaakt soms merk
waardige uitspraken. Rijdende door de
Pasteurlaan, verklaart Feenstra dat
deze straat haar naam ontleent aan de
veroorzaker van de hondsdolheid
En als even later een der gasten infor
meert naar de naam van de architect
van het een of ander kerkgebouw krijgt
Feenstra's schijn van alwetendheid een
gevoelige knauw door diens antwoord:
„Ik weet waarachtig niet wie dat ding
daar del set hat!"
Na de lunch in het Eurohotel, bezoe
ken we wederom onder Feenstra's on
volprezen leiding het oosten van de
stadde Groninger Straatweg, het
Tolhuis, het Kalverdijkje, de immense
overdekte jachthaven, de grootste van
geheel West-Europa, ligplaats biedende
aan ongeveer 500 jachten, het research
laboratorium van het machtige bedrijf
der Coöp. Condensfabriek Friesland
(met 2000 man personeel Leeuwardens
grootste werkgever) en tot besluit het
Fries Museum in de Koningstraat,
waar directeur Wassenbergh de gasten
rondleidt op de tentoonstelling over
Friese pottenbakkerskunst. Het was
alles machtig interessant!
's Avonds aan tafel, nadat burge
meester Van der Meulen zijn gasten
nogmaals had bedankt voor him komst,
heeft mr. G. van 't Huil, geboren en
getogen te Leeuwarden en thans wet
houder van Publieke Werken te Am
sterdam, in voortreffelijke en gevoelige
bewoordingen het Stichtings- en ge
meentebestuur uit aller naam grote er
kentelijkheid betuigd voor deze con
frontatie met verleden en heden en
blik op de toekomst.
Waarbij wij cms niet alleen van har
te aansluiten, maar waaraan wij tevens
de wens verbinden, dat de burgemees
ter anno 1980 ons alsdan moge uitno
digen tot een herhaling van dit bezoek
teneinde te komen kijken of wat nu
nog toekomstdroom lijkt, dan werke
lijkheid zal zijn geworden.
De Friese vasthoudendheid en het
Friese doorzettingsvermogen kennende,
hebben wij daarin volledig vei-trouwen.
Wat ons persoonlijk betreft, willen
wij eerlijk verklaren, dat wij van dit
bezoek méér genoten hebben dan wij
tevoren voor mogelijk hadden gehou
den.
En dat ons bovendien heeft geleerd,
dat wij voortaan niet meer zullen
meesmuilen om die sentimentele oud-
Leidenaars, die waarachtig lichtelijk
van de kook raken, wanneer ze na vele
jaren hun geboortestad terugzien
Deze oud-Leeuwarder was al niet
anders!
Zijn vriend Eugène Bernard tekende Vincent van Gogh
in 1887 achter zijn schildersezel te Asnières, bij Parijs.
Bovendien getuigt de opzet ook op
zichzelf nog van een sympathieke en
belangwekkende gedachte en drijfveer.
De kunsthistoricus A. M. Hammacher
die de collectie samenstelde, is blijk
baar van de gedachte uitgegaan dat een
man als Vincent die, getuige reeds zijn
brieven, zulke hoge eisen aan de vriend
schap stelde waaraan hij zelf ook
ruimschoots beantwoordde wel om
ringd moet zijn geweest door mensen,
en merendeels kunstenaars, die uit hoof
de van deze band reeds de moeite van
een kennismaking, een speciale belich
ting en een gemeenschappelijke ontmoe
ting rechtvaardigden. Hammacher heeft
dus een keuze gedaan uit het oeuvre
van bijna al die vrienden, een keuze
die op deze plaats zo ook nog een toe
passelijk getuigenis biedt van wederzijd
se Frans-Nederlandse beïnvloeding waar
van Vincent, in zekere zin, als het pro-
dukt kon worden beschouwd.
Er zijn doeken zowel uit de kring
van zijn Nederlandse als van zijn Franse,
en ook Amerikaanse, Engelse en Belgi
sche vrienden. Uit de eerste categorie
worden hier verschillende werken van
kunstenaars als Van Rappard, Mauve,
Koning, Van der Weele en Breitner
getoond die voor Frankrijk nog geheel
of haast onbekenden zijn. In een kri
tiek in Le Monde werd Anton
Mauve. Vincents oudoom en leermees
ter, een „bescheiden Millet van de Zui
derzee" genoemd. Van Rappard beschreef
„Arts" daarentegen als „de belangrijkste
der onbekenden die hier aanwezig zijn."
Spoedig grote vriendenkring
In de twee J»ren 188»—1890 dat de
jonge Vincent in Parijs verbleef, heeft
hij zich onder de belangrijkste schilders
van de tijd verschillende grote vrienden
gemaakt met wie hij doeken ruilde en
brieven wisselde; en het is weinig min
der dan een psychologisch raadsel hoe
Van Gogh, die toch allerminst een „aan-
papper" was, zo spoedig en snel een
vriendenkring van deze hoge kwaliteit
wist te vormen.
Men treft onder die intieme relaties
mensen aan als Gauguin, Toulouse Lau-
trec, Pissarro, Signac, Emile Bernard
vooral en ook de Australiër Russell, de
Amerikaan Boggs en niet te vergeten
de Belgen Anna en Eugène Boch die
de eerste en de laatste kopers waren
van een werk van Vincent tijdens zijn
leven.
Er liggen, volgens t nieuwere procédé
dat ook bij de expositie in het Jac-
quemart-museum werd gevolgd,-hier ook
weer heel wat foto's, brieven en andere
personalia uitgestald, waardoor het kli
maat van vriendschap waarin deze schil-
derijen zijn ontstaan,"nog"treffender en
voelbaarder tot uiting komt.
Die vriendschap doet de onderlinge
waardering of bewondering soms mis
schien wel 's iets buiten de gangbare
proporties stijgen, wanneer bijvoorbeeld
Vincent in een brief Bernard's snelle
en vaardige impressies uit een bordeel
als „Rembrandtesk" meent te moeten
begroeten. Over het algemeen heeft Ham-
machter zich echter door symptomen van
„onderlinge aanbidding" niet bij zijn
selectie laten verleiden. Zo is hier dan
ook een collectie schilderijen en teke
ningen bijeen gebracht die op bewon
derenswaardig hoog niveau een eerbe
toon van vrienden aan Vincent is ge
worden en waarvoor hij zelf zich zeker
even gevoelig als dankbaar zou hebben
betoond. Is een groter compliment denk
baar?
Het standbeeld van Willem Bode
wijk, Graaf van Nassau, op het
Hofplein nabij het Stadhuis, die
door de Friezen als „Us Heit"
(Onze Vader) wordt vereerd.
(Foto Leeuwarder Courant)
Friesland is van oudsher een bij uit
stek agrarisch gebied en dit heeft tot
gevolg, dat. het industriële beeld een
zeer eenzijdig patroon vertoont. Men
vindt er de meeste en de prachtigste
zuivelfabrieken van ons land en voorts
treft men er een aantal machine
fabrieken aan, die zich hebben gespe
cialiseerd op de vervaardiging van de
benodigde apparatuur, zowel voor de
zuivelproduktie als voor de landbouw.
Bij een zo eenzijdig industrieel patroon
biedt Friesland voor de zich snel uit
breidende bevolking onvoldoende werk
gelegenheid, ook te weinig geva
rieerde werkgelegenheid en dat is
een van de voornaamste oorzaken van
de uittocht van zovele jonge mensen,
waarvan het bezit juist in het maat
schappelijk arbeidsproces van zo emi
nente betekenis is. Deze snelle groei
laat zich het beste illustreren door het
feit, dat de Leeuwarder ambachtsscho
len vlak na de oorlog werden bezocht
door 1350 leerlingen tegen 6000 op het
ogenblik. En het vorige jaar meldden
zich niet minder dan 2500 nieuwe leer
lingen voor de diverse lagere techni
sche scholen. Waar moeten al deze
jonge mensen naar toe, wanneer zij
straks hun studie voltooid hebben?
Dit probleem heeft reeds geruime
tijd geleden geleid tot overleg tussen
provincie- en gemeentebestuur ener
zijds en een aantal Friese captains of
Industry en andere vooraanstaande
persoonlijkheden anderzijds. En dit
<^CS<3<®<3S0K»090t<»<^<&©30Ke03c*c»0gcK&0SciK»<aiaKöcriOr<a<3i<^
EEN oud, maar nog altijd ge
zegend kwiek man!
Een man, die zich het ganse
jaar trainde om fit te blijven
voor al hetgeen van hem op zijn
verjaardag vereist wordt.
Ik verzeker U: die tocht over
de daken is geen peuleschil!
En toch gaat de gespierde Bis
schop ermee door, gedragen door
het „heilige moeten" en de filo
sofische inslag van de mens, die
wéét, dat er niet meer aan te
ontkomen is, nu hij reeds van
geslacht tot geslacht de ander
gelukkig en blij maakte en er
dus mee dóórgaat, tot hij er ééns
bij neervallen val
PIET is hem daarbij een op
gewekte steun!
Als die er niet was, als die
niet zei: „Kop op, Sint" en hem
af en toe een heerlijk zetje gaf,
zou de tocht misschien niet te
volbrengen zijn.
Maar de trouwe Piet is er, al
tijd, Sint wéét, dat hij op hem
bouw -n kan als een rots!
Piet weet dan ook precies,
wanneer Sint dat „zetje" nodig
heaft.
Foto Will Eiselin, Rijswijk.
Piet kent iedere spier van Sint
van haver tot gort en weet hem
telkens over zijn zwakke punten
heen te helpen.
Hij is dan ook sinds jaar en
dag Sint's grote vriend en wéét,
waar het schort.
KIJKEND omhoog, zie ik hen
gaan.
Het is een fantastisch ge
zicht, die twee daar in de lucht.
Hun silhouetten steken fel af
tegen de nu eenmaal onontbeer
lijke maan, die schijnen móét,
wil het góéd zijn.
Zij bewegen zich naar alle
kanten, want iedereen moet zijn
beurt krijgen: U óók!
U kunt nu wel zeggen: „Ik doe
er niet meer an!", maar dat is
siekeneurige kinderpraat, waar
Sint beslist niet van houdt.
Nee: iedereen moet zijn feest
meevieren op dit heerlijk avond
je.
U ontkomt er eenvoudig niet
aan!
WANNEER U maandag
avond gerommel hoort,
dan wéét U, dat Sint in
aantocht is.
Zet U schrap, want hij heeft
misschien óók iets voor U bij
zich.
Of 't nu de koek is of de gard
verrasend is het altijd, omdat
Sint een origineel man is, die
het bovendien met een snedig
rijmpje goed en geestig weet te
zeggen.
U moet niet denken, dat hij
iemand vergeten zal, Sint heeft
een drommels goed geheugen en
kent zijn Pappenheimers op een
prik.
Ga er maar vast voor zitten!
FANTA8IO
GE behoeft niet te vragen,
naar wie deze lieve kinde
ren kijken.
Hij is de eeuwig-onverander
lijke uit Spanje, wiens peper
noten. suikergoed en marsepein
met balen naar onze lage landen
vervoerd zijn om van de daken
gestrooid te worden. Deze, on
danks zijn hoge ouderdom, voor
kinderen zo hoogst aantrekke
lijke figuur, met zijn allesziende,
alles doorvorsende, maar ook
alles mild begrijpende en verge
vende ogen. van wie jong en
oud dus véél kunnen leren, ver
toont zich maandagavond op de
daken. Het wordt voor U allen
een feest hem dan op zijn jaar
lijkse rondgang te observeren.