D Oecumene Een Zoeklicht KLEIN HONGAARS STADJE IS BEROEMD OM ZIJN KOPPIGE SUIKERZOETE WIJN J Minaret in Eger herinnert aan 95 jaar Turkse overheersing WOORD VAN BEZINNING v. OP DE BOEKENMARKT Zaterdag 3 december 'SSO s (Van onze Weense correspondent, dr. N. Greitemann) Van alle Hongaarse specialiteiten, zoals nationale muziek, paprika en salami-worst, is de Tokajer-wijn in het buitenland wel het meest bekend. Op weg naar Tokaj had ik eigenlijk een dorp verwacht, maar het bleek een kleine stad te zijn, die voor 1938 zelfs 10.000 inwoners telde. Het plaatsje ligt aan de samenloop van twee rivieren, de Bodrok en de Theiss, en daaraan dankte het vroeger zijn economische bete kenis als omslagplaats. Vanaf een heuvel kan men het geheel over zien: de brede rivieren, de wijnbergen en het stadje met de torens van vier kerkgebouwen, namelijk een r.-k., een Calvinistische, een Grieks- Orthodoxe kerk en tenslotte een synagoge. Voor de laatste oorlog leefden hier een paar duizend joden, die voornamelijk de wijn kochten, verkochten en exporteerden. Vrijwel alle joden op het platteland van Hongarije werden door het Hitier- regime achterhaald en zijn in de concentratiekampen omgekomen. In Boedapest begon deze actie gelukkig te laat, zodat daar minder slachtoffers zijn gevallen. In Tokaj met zijn 6.000 inwoners leven op het ogenblik hoogstens nog ldrie jodenfamilies. Erasmits dweepte al met Tokajer-wijn De synagoge is gesloten evenals de Griek-Orthodoxe kerk. Het overgrote deel van de inwoners is protestant. Het gymnasium hebben wij niet gezien, maar wel een aantal jongens en meisjes die de typische blauwe gym- nasium-kepi droegen. Behalve Rus sisch moeten zij nog een tweede vreemde taal leren, die ze vrij kunnen kiezen. De meesten (70 pet) leren Duits, de rest Engels en vrijwel nie mand Frans. Deze kinderen verstaan beter Duits dan het merendeel van de jongere professoren aan de technische hogeschool van Miskolc; maar de ou dere hoogleraren spreken een perfect en beschaafd Duits, waaraan veel We ners een voorbeeld kunnen nemen. Poolse koers Ook In Tokaj bemerkt men dat het huidige regime een mildere koers in slaat, ongeveer in de trant van het Poolse experiment. Onder Rakosi wer den de boeren nog hardhandig ge dwongen om zich aan te sluiten bij de kolchozen en de andere genationa liseerde landbouwbedrijven. Ook op de wijnbouwer'» van Tokaj werd druk uitgeoefend. Dat is tegenwoordig niet meer het geval, zodat in Tokaj by voorbeeld nog 70 pet. van de wijnbou- wer's zelfstandig is n.l. 4.500. De regering heeft er zelfs geen be lang bij om hen in de coöperatie op te nemen. Er is namelijk in de naaste omgeving nog zeer veel onbebouwde bodem, die de regering eerst voor een grootscheepse wijnaanplanting wil cul tiveren en dan als staatsbedrijf gaat exploiteren. Daar dit plan lange jaren voor zich opeist, worden de boeren voorlopig met rust gelaten. Wie zich vrijwillig wil aansluiten, wordt niet afgewezen en hij krijgt voor het afstaan van zijn grond of wijngaard een passende scha devergoeding. Zelfs de secretaris van de wijncoöperatie in Tokaj, die dus een ambtenaar is van de hand van de staat en misschien zelfs lid van de partij, heeft nog altijd een kleine wijn gaard in particulier bezit. Wanneer over een paar jaar de prijs van de grond is opgelopen, wil hij dit stuk cultuurgrond aan de staat afstaan en hoopt hij dan daarvoor een schadever goeding te krijgen die tenminste twee maal hoger is dan nu. Door Voltaire bezongen Tokaj is beroemd om zijn witte wijn, waarmee reeds onze Erasmus heeft gedweept. Later werd deze wijn door Voltaire bezongen en zelfs Goethe laat haar in zyn „Faust" opdienen. Het is een tamelijk zoete, zeer sterke en koppige wijn, langzaam vloeiend als olie en heerlijk van smaak. „De koning der wijnen en de wijn der koningen" wordt de Tokajer terecht genoemd, omdat hy een suikergehalte bereikt tussen 28 en 32 pet. terwijl dit bij andere wijnsoorten nooit be ven de 20 ligt. Dit resultaat is het gevolg van meerdere factoren, o.a. de gunstige gesteldheid van de bodem, het uitstekende klimaat van deze streek en vooral een speciale behandeling. Men laat de druiven hier zeer lang hangen en rijpen, zelfs tot begin de cember, waardoor het vochtgehalte weliswaar afneemt, maar het concen traat sterker wordt. Hoe hoger de kwaliteit, des te kleiner is de hoeveel heid. Daarom zijn de Tokajer-flesjes kleiner dan de normale en hebben zij slechts een halve liter inhoud. De produktie van het gehele Tokaj- gebied, dat 25 dorpen omvat, is dan ook betrekkelijk gering, namelijk 6000 hektoliter per jaar, en daarvan is slechts 1000 hektoliter zogenaamde „aszu" of keur-wijn van de fijnste kwaliteit, die voornamelijk wordt geëx porteerd. Om -deze wijn onaangetast te bewaren en om te voorkomen dat zij met andere soorten wordt ver mengd. is deze streek hermetisch van de andere wijngebieden afgesloten en mogen er hier geen andere Hongaarse wijnen worden ingevoerd. lichtere Samorodner wijn (ook een Tokajer) en sluit het geheel af met een glas edele keurwijn als dessert. Pittoresk stadje Wie de voorkeur geeft aan rode wijn, vindt een van de beste soorten in Eger (Erlau), een zeer pittoresk stadje in noordoost-Hongarije, dicht bij de Tsjechische grens. In de omgeving van dit goed verzorgde stadje, dat geen industrie kent, groeit de zeer goede en niet minder koppige rode wijn die men „stierenbloed van Erlau" (Egri bikaver) noemt. de 43-ste herdenking van de Russische revolutie voor de deur staat, hangen er rode vlaggen en spandoeken aan regeringsgebouwen, scholen, bruggen en op pleinen. Op de trams is zelfs een rode ster gemonteerd, maar uit de ramen van de particuliere wonin gen wappert vrijwel geen enkele vlag, behalve dan boven de ingang van ge meente-woningen. Voor het hotel Gellert staat een obe lisk met Russische emblemen. Een groep jongens en meisjes klaarblij kelijk leden van een communistische jeugdorganisatie legt wat bloemen neer, terwijl een kleine compagnie sol daten in paradepas voorbij marcheert. Er is weinig belangstelling. De mensen wandelen in de warme zon op de brede kaden van de Donau en velen gaan naar het grote overdekte Thermaalbad van hotel Gellert. waar zij zich door de spuitende stralen van het hete zwa vel water laten masseren. De mensen wandelen langs de goed verzorgde gras- en bloemperken, som migen gaan naar de gebombardeerde burcht, het vroegere keizerlijke paleis, dat nu geheel in de stijl van Frans Jozef weer wordt opgebouwd. Enkele jonge paartjes tuffen op een motor fiets weg en nemen voor alle zekerheid een flesje benzine en gereedschap mee. Drukte op de boulevards Op de boulevards wordt het nu druk ker, veel drukker dan by ons om deze tijd vanaf 10 uur in het Westen. De mensen zijn ontegenzeglijk beter gekleed dan door de week. Ze wandelen trots met een elegante hoed Tiroolse modellen zijn in trek en met op vallende licht-bruine schoenen. In de koffiehuizen geven ze nu hun overjas in de garderobe af en genieten zicht baar van hun goed zittend kostuum. Boedapest zou weer de meest elegante stad van de Balkan kunnen en willen zijn, als men voor kleding maar het nodige kleingeld had. De slanke minaret van Eger die nog herinnert aan de 95 jaar Turkse overheersing die het Hongaarse stadje dicht bij de Tsjechische grens heeft gekend. Visgerechten Er is in Centraal-Europa geen land, waar de visgerechten een zo hoog peil hebben als in Hongarije. Zelfs Neder landers en Noordduitsers, die verwend zijn met hun bot. schol, tarbot, tong, aal enz.weten een Hongaarse vissoep als een delicatesse te appreciëren, vooral wanneer daar een gerecht op volgt van snoek, karper of vooral van de echte Hongaarse zoetwatervis, de fogasj, een zeer fijne soort snoek baars. De vissoep, die in Tokaj en elders in ouderwetse koperen pannetjes met hengsel wordt opgediend, is zo sterk met paprika gekruid, dat men deze hitte met wijn moet „blussen". Doch da^ryoon o drinkt^meiv* da iets Bovendien vindt de toerist hier een aantal opmerkelijke bezienswaardighe den. In de bibliotheek van de vroegere bisschoppelijke universiteite (nu staats- hogeschool voor pedagogie) ontdekt men een interessant fresco, waarop een episode van het concilie van Trento is afgebeeld. De stad is rijk aan ker ken, o.a. de Minderbroederskerk, die nodig gerestaureerd moet worden, ba rokke paleisjes, mooie burgerhuizen en regeringsgebouwen met prachtig smeedwerk. Turkse minaret Boven op de heuwel bevindt zich de oude burcht, vanwaar de burgers vrouwen inbegrepen het eerste Turkse beleg in 1552 hebben afgesla gen. Bij een latere aanval werd de stad ingenomen en zij bleef toen 95 jaar onder Turkse bezetting. Dat be wijst nog de slanke minaret midden in de stad, een kostelijk staal van Arabische bouwkunst met de smalle stenen wenteltrap en de balustrade voor de muezzin, die hier 95 jaar lang zijn „Allah is groot" over de daken heeft uitgegalmd. Wij hebben in dit stadje geen enkele Russische soldaat gezien, maar onder de invloed van de kleurrijke verhalen over de Turkentijd, de heldenmoed van de Hongaren en de uiteindelijke be vrijding krijgt men onwillekeurig de indruk dat deze nationalistische en trotse Hongaren de huidige toestand niet als definitief beschouwen. In het beste hotel, dat een verademing is na de teleurstelling van het Avas-hotel in Miskolc, wemelt het van Russische toeristen die op gepaste manier wor den bediend, maar onvergelijkelijk hoffelijker is het personeel tegenover gasten uit het Westen en vooral de oudere kelners bewijzen dat zij een feilloos Duits spreken. Herfst in de hoofdstad Evenals vier jaar geleden tijdens de revolutiedagen geniet de hoofdstad ook mi van het £>aar In een restaurant begint reeds een kleine band met de onmisbare cim baal echte Hongaarse muziek te spe len. Bij de woorden van een liedje, dat in het Duits ja, in het Duits wordt gezongen, schijnt het verleden weer op te leven, een verleden dat niet rooskleurig was, maar wel vol romantiek met vioolspelende zigeuners, een meisje, dat in nationale kleder dracht en op hoge laarsjes een czardas danst, terwijl een rijke magnaat daar bij in zijn handen klapt en zingt. Volle kerken Op de Kossuth Lajos-ut is de Fran- ciscus-kerk vol mensen die aandachtig ET is niet elegant om in een krant, waarin men een stukje schrijven mag, openlijk te zeg gen dat de berichtgeving in onze dagbladen en ook in onze radio sterk eenzijdig is. Toch ben ik zo vrij dat hier neer te schrijven. Wat aan ons als lezers en luisteraars wordt doorgegeven is dat wat op valt in stad en land en in de we reld. Wat opvalt is vooral wat slecht is en angstaanjagend. Een dronken autobestuurder, die terecht staat, omdat hij hier in Leiden een aantal mensen in het ziekenhuis reed, dat staat met grote letters in de krant. Maar wanneer een chauf feur, die op dit punt zijn zwakheid kent, zich voorneemt om geheelont houder te worden, dan is er geen enkele journalist, die daar een be richt van maakt. Wanneer een mi litair met zijn vliegtuig valt op een boerderij, waardoor een geheel ge zin met één siag wordt geaooa, aan weet de volgende dag iedere kran telezer dat. Maar hoeveel van die lezers weten, dat er vele oud-oor logsvliegers zijn, die het als hun christenplicht zien om te vliegen in de binnenlanden van Nieuw-Gui- nea, Afrika en Zuid-Amerika en daar met hun kleine vliegtuigjes op dikwijls maar wat geïmproviseerde vliegvelden de zendingsarbeiders van dienst te zijn? Omdat de kranten en de radio hun schijnwerpers al te zeer rich ten op wat slecht is en ellendig. Velen zien alleen maar onkruid groeien in de wereld. Ze horen van spanningen tussen volken en rassen, maar het ontgaat hun dat er in deze voor de wereldgeschiedenis kritieke jaren ook een gemeenschap groeit, die alle spanningen te boven gaat. Jezus heeft eens gezegd: „slaat uw ogen op een beschouwt de vel den, dat zij wit zijn om te oogsten." naar de preek luisteren. Ze zijn even goed gekleed als de wandelaars buiten. Men ziet niet alleen oudere mensen, maar ook veel mannen en vrouwen tussen 30 en 40, veel jongeren onder de 20 en telkens weer kinderen aan de hand van vader of moeder, zelfs verloofde paartjes zijn geen uitzonde ring. Op het kerkplein treuzelen vier Rus sen, die men dadelijk aan hun blauwe pakken en brede matrozenbroeken herkent. Na enig aarzelen gaan ze de kerk binnen en zien daar iets wat ze niet begrijpen. Datzelfde herhaalt zich in de basilica en verderop in het ge restaureerde Rochuskerkje op de Ra- koszi-ut. De speelse gevel in een fees telijk Schönbrunn-geel vormt een fel contrast met de grauw-grijze gevels van de andere gebouwen. Na de kerk dienst blijven de mensen buiten nog even napraten. Iets verderop staan zes jonge gymnasiasten met hun bekende blauwe mutsen op. Ze discussiëren en ginnegappen met twee meisjes van hun leeftijd en in hun hand hebben ze een dik misboek. Kalverstraat van Boedapest Het wordt drukker in de Vaci-ut, de Kalverstraat van Boedapest, waar bij de autobushalte een paar bakken met verzorgde bloemen staan. De mensen wandelen langzaam en genieten van het mooie weer. Ze lopen een cafe taria binnen om een kopje koffie te drinken of een sandwich te eten. Ze bekijken de etalages en blijven vooral lang staat voor de antiquiteiten-win kels, waar de vroegere rijken, die nu arm zijn, serviezen, kostbaar porselein, tapijten, klokken, sierlijke meubeltjes, juwelen en horloges hebben verkocht. Snel loopt een jonge vrouw naar de bakker en haalt een paar gebakjes. Haar man in pyjama op de eerste ver dieping gooit haar het geld toe. Dat is voor de thee van vier uur. Dan gaat men een blokje om, be zoekt misschien een bioscoop, maar niet de laatste voorstelling, want de meesten gaan vroeg naar bed. Voor hen bestaat er geen „dolce vita", ze kennen geen nachtclubs, want daar voor hebben alleen hogere partijfunc tionarissen en buitenlanders het nodige geld. Over het algemeen echter moet men met de mogelijkheid rekening houden dat de nog schuchter beginnende wel vaart langzaam zal toenemen. Na zo veel jaren wordt het trouwens hoog tijd. Leerlingen van het gymnasium in Tokaj die zich behoorlijk in het Duits kunnen uitdrukken. Hij wil dus dat we zullen letten op een andere oogst dan het onkruid, dat er in de wereld groeit. Dat is een oogst, die God laat groeien. Stellig in die oogst is er ook veel onkruid. Wie zijn bijbel een beetje kent, weet wel dat daar telkens op gewezen wordt. Maar daar is ook de tarwe, dat wat goed is en wat het hart verheugt, dat wat van een andere orde is, wat door de „Ander" wordt gewerkt. Mag ik een paar dingen noemen? Als de spanning in Indonesië om het conflict met Nederland met de dag toeneemt en de regering te Dja karta op de nationalistische senti menten van de massa speelt, zeggen de kerken ir. dit zeer overwegend Moslimse land tot die regering, dat het haar plicht is de weg der ver zoening te zoeken! Wanneer deze zelfde regering de diplomatieke betrekkingen met Ne derland verbreekt en een oorlogs psychose kweekt, vragen deze ker ken de Nederlandse zendingsarbei ders om toch vooral in Indonesië te blijven en deze zijn daartoe bereid! Als de delegatie van de Neder landse kerken in Moskou de ge meente daar toespreekt, verstaan deze Russen de woorden wel niet, maar als ze de naam Jezus horen, bekruisen ze zich. Er is veel dat scheidt, maar de Naam verbindt. Als de Hervormde zending zich op maakt om nieuw werk aan te vatten in Afrika dan schrijft ze een brief naar de zendingsdeputatie der Gereformeerde Kerken om hun te vragen of het geen tijd wordt om samen dit werk aan te vatten. Als 1500 jonge mensen uit allerlei landen en kerken van Europa en de hele wereld in Lausanne samen ko men, dan vragen zij ongeduldig hoe lang het nog moet duren voordat de leiders van hun kerken met daden laten zien, dat zij werkelijk één wil len zijn. Of zal dit eerst geschie den als over een aantal jaren deze jongeren geroepen worden om lei ding te geven? Als in Friesland 150 jongeren van Hervormde, Gereformeerde, Doops gezinde en Vrij Evangelischen huize een weekeinde samen komen, dan vallen voor hen de scheidsmuren weg en vieren zij samen het Avond maal; voor deze jonge mensen een onvergetelijke gebeurtenis. Zo maar enkele dingen heb ik ge noemd. Nog veel meer zou te noe men zien. Het zijn maar kleine plantjes, die groeien op de wereld akker, plantjes waar pers en radio weinig of in het geheel geen aan dacht aan schenken, maar toch is dat de tarwe, die tussen veel on kruid naar boven groeit. Wie er ogen voor krijgt, die ziet het en ver heugt zich erin. Het is de oogst die groeit in de oecumene, in de wereld wijde Kerk van Christus, die lang zaam te langzaammaar toch zeker gaat, verstaan, dat zij een nieuwe door God gewilde gemeen schap is en daarom ook metterdaad moet zijn. Morgen is het de jaarlijkse oecu menische zondag. Wanneer U naar de kerk toegaat dan hoop ik dat U daar iets over deze groeiende ge meenschap horen zult en dat U in de dienst der gebeden met tallozen over de gehele wereld voor deze oecumene bidden zult. P. J. Mackaay, Zendingssecretaris Ned. Herv. Kerk te Oegstgeest. Anna Blaman. „De Verliezers". J. M. Meulenhoff, Amsterdam 1960. De vraag of men het werk van een schrijver, die gestorven is voor hij dat werk voltooid had, moet publiceren ja of neen, is in dit geval niet urgent. Anna Blaman is in juli van dit jaar overleden en haar laatste roman „De Verliezers", was zo goed ais persklaar. Die vraag is evenwel ook om 'n andere reden in dit. geval niet urgent, nl. om dat de aard van dit werk, de aard van alle romans van Anna Blaman. zo vloeiend is. Haar scheppingen zijn zo weinig „gevallen" en zozeer levensseg menten, waarvan de grenzen desnoods ook iets eerder of iets later bepaald hadden kunnen worden, dat men bij haar voltooide romans nooit het gevoel had van een definitief»einde en nu by deze niet voltooide geen ogenblik van een tekort. Want de prachtige roman van Driekje Vos, de verpleegster, is in wezen voltooid. De figuur van dit in haar warmte en wijsheid zo natuurlijke mens, dat haar patiënten behalve de lichamelijke verzorging, die zij hun geeft, ook oprechtheid en waardigheid in de menselijke verhoudingen zou kunnen bijbrengen, indien die daar voor toegankelijk zouden zijn geweest, staat onvergetelijk en strak omlijnd voor ons. Dat haar verlies niet volle dig uitgeschreven is, doet er niet veel toe, want het element, waardoor deze Driekje verliezen moet, zal niemand kunnen ontgaan. Dat is haar liefde voor haar medemens .die altijd en over. al verkeerd zal worden uitgelegd door de misdeelden, die geen hart hebben. Met dit boek in handen, dringt het eens temeer tot iemand door hoeveel de Nederlandse letterkunde aan Anna Blaman verloren heeft. Jos Vanderloo. „Het Gevaar". Ad Multorsreeks. Manteau NV Brus sel, 1960. Wanneer men ontdekt, dat de pro loog van dit verhaal eigenlijk het slot is, wordt veel duidelijk. Dan weet men, dat de cirkel van Bentings bestaan zich sluit tijdens die hallucinerende treinreis. Alfred Benting is met twee collega's door nalatigheid het slacht offer geworden van de kernreactor, waarbij deze drie mannen werkzaam waren. Een van hen sterft spoedig en de beide anderen zien kans het afge legen paviljoen van het ziekenhuis te ontvluchten. Zij denken dat zij genezen kunnen als zij maar een afgelegen plek vinden om te verblijven. Benting houdt het het langste vol en bezwijkt einde lijk op de fatale treinreis uit de pro loog. Indien men in dit verhaal een betekenis naast de realiteit wil zoeken, dan moet men mi. uitgaan van het in dividu, gesymboliseerd in de .besmette' mens. Hij zoekt een plek „om rustig te leven", om te genezen. Maar die is niet meer te vinden. Blijkbaar heeft de schrijver willen zeggen, dat wie de „ra- dio"-activiteit van de maatschappij wil ontvluchten, ook niet verder komt dan de dood. Willem G. van Maanen. „De Dierenhater". Querido, Amster dam 1960. ,,De Dierenhater" is een amusante goed volgehouden satire op het leven tussen de beide oorlogen. Een journa list In ruste in een tehuis van ouden van dagen komt in verzet tegen het plan om van de binnenplaats van het tehuis een dierentuin te maken. Men heeft dit bedacht, omdat de'bewoners geen dieren mogen houden. Hij zet zich in zijn kamer en schrijft in één nacht het verhaal waarom hy een dieren hater is. In die geschiedenis rekent hij af met zyn dorp, met zijn collega's, met de burgemeester Rotgans met diens vrouw Musa en tenslotte met de Okapi, die het dorp van de dankbare Belgische vluchtelingen (wereldoorlog I) ten ge schenke had gekregen. Op dat araifi dier heeft zich nl. alle strijd in het dorp samengetrokken. O.K.A.P.I. de vijf groepen waarin de bewoners ver deeld waren; onafhankelijk, katholiek, arbeider, protestant, ingezetene. Het dier eet te veel; het houdt de mensen uit de kerk, het heet Musa naar de overleden vrouw van de burgemeester, tevens de geliefde van de journalist. Dit sierlijke wezen uit het oerwoud roept romantische dromen op en „ge droeg zich als de vertegenwoordiger van een oud cultuurvolk, dat een jonge beschaving onder de neus krijgt." Na tuurlijk loopt het fataal af met het ar me schepsel. Er is evenwel een nieuwe okapi in het vooruitzicht, want als de journalist de volgende morgen alles „van zich af geschreven heeft", kondigt hij aan dat het dier van zijn keuze een okapi zal zijn uit de regenwouden van Ituri. De mens wordt nu eenmaal nooit wijzer. Albert van der Hoogte. Uitgave Contact, Amsterdam, 1960. „De Ballade van een stad en van old man river" de oude stad ligt al dui zend jaar in de bocht van de rivier: zo begint de ballade en in die zin ligt reeds de sfeer besloten van wat deze roman brengen zal. Er leeft een oude man in de stad, die Godert Talhout heet, in een oud huis bij de rivier het huis waarin hij geboren is. „De trap van het goede leven" is een laat ste overblijfsel van vroegere tijden. De straten bij de rivier „weten alles af" van vroeger en Godert draagt zyn af komst van hen, die eens rijke hout handelaren waren, onbewust in zich. De .heksenoude" toren, waar Godert op uitziet, staat scheef en zijn voet is nog zwart van de brandstapels hij zal wel omgehaald worden. In Goderts huis heerst de benauwde atmosfeer van zijn vrouw Lydia, die niets begrijpt van Goderts onmachtig verlangen naar een kleine schoonheid, maar des te meer van boenwassen. De intrige van het wankele liefdes droompje van Godert in verband met de jonge vrouw, die op een kamer in zijn huisje is komen wonen, is in zo verre belangrijk, omdat naast dit ma gere stekje opeens de brandnetel van de moordlust in Godert omhoog schiet. Hij wil zijn vrouw Lydia vermoorden maar het hoeft al niet meer. Onmach tig is Godert, die geen goed en geen kwaad kan doen, onmachtig is ook de stad, die niet weet of zy de man straf fen moet om zijn zelfbeschuldiging. Een ballade in proza is dit boek ze ker. want de schrijver heeft geen ander doel gehad dan een beeld en een stem ming op te roepen van het „duizend en zoveel"-jarige leven van een oude stad in Nederland. Hij heeft zyn verhaal in derdaad het indringende van een vers weten te geven. CLARA COGINK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 15