D
Oecumene
Een Zoeklicht
KLEIN HONGAARS STADJE IS BEROEMD
OM ZIJN KOPPIGE SUIKERZOETE WIJN
J
Minaret in Eger herinnert aan
95 jaar Turkse overheersing
WOORD VAN BEZINNING
v.
OP DE BOEKENMARKT
Zaterdag 3 december 'SSO
s
(Van onze Weense correspondent, dr. N. Greitemann)
Van alle Hongaarse specialiteiten, zoals nationale muziek, paprika
en salami-worst, is de Tokajer-wijn in het buitenland wel het meest
bekend. Op weg naar Tokaj had ik eigenlijk een dorp verwacht, maar
het bleek een kleine stad te zijn, die voor 1938 zelfs 10.000 inwoners
telde.
Het plaatsje ligt aan de samenloop van twee rivieren, de Bodrok
en de Theiss, en daaraan dankte het vroeger zijn economische bete
kenis als omslagplaats. Vanaf een heuvel kan men het geheel over
zien: de brede rivieren, de wijnbergen en het stadje met de torens van
vier kerkgebouwen, namelijk een r.-k., een Calvinistische, een Grieks-
Orthodoxe kerk en tenslotte een synagoge.
Voor de laatste oorlog leefden hier een paar duizend joden, die
voornamelijk de wijn kochten, verkochten en exporteerden. Vrijwel
alle joden op het platteland van Hongarije werden door het Hitier-
regime achterhaald en zijn in de concentratiekampen omgekomen. In
Boedapest begon deze actie gelukkig te laat, zodat daar minder
slachtoffers zijn gevallen. In Tokaj met zijn 6.000 inwoners leven op
het ogenblik hoogstens nog ldrie jodenfamilies.
Erasmits dweepte al
met Tokajer-wijn
De synagoge is gesloten evenals de
Griek-Orthodoxe kerk. Het overgrote
deel van de inwoners is protestant. Het
gymnasium hebben wij niet gezien,
maar wel een aantal jongens en
meisjes die de typische blauwe gym-
nasium-kepi droegen. Behalve Rus
sisch moeten zij nog een tweede
vreemde taal leren, die ze vrij kunnen
kiezen. De meesten (70 pet) leren
Duits, de rest Engels en vrijwel nie
mand Frans. Deze kinderen verstaan
beter Duits dan het merendeel van de
jongere professoren aan de technische
hogeschool van Miskolc; maar de ou
dere hoogleraren spreken een perfect
en beschaafd Duits, waaraan veel We
ners een voorbeeld kunnen nemen.
Poolse koers
Ook In Tokaj bemerkt men dat het
huidige regime een mildere koers in
slaat, ongeveer in de trant van het
Poolse experiment. Onder Rakosi wer
den de boeren nog hardhandig ge
dwongen om zich aan te sluiten bij
de kolchozen en de andere genationa
liseerde landbouwbedrijven. Ook op de
wijnbouwer'» van Tokaj werd druk
uitgeoefend. Dat is tegenwoordig niet
meer het geval, zodat in Tokaj by
voorbeeld nog 70 pet. van de wijnbou-
wer's zelfstandig is n.l. 4.500.
De regering heeft er zelfs geen be
lang bij om hen in de coöperatie op
te nemen. Er is namelijk in de naaste
omgeving nog zeer veel onbebouwde
bodem, die de regering eerst voor een
grootscheepse wijnaanplanting wil cul
tiveren en dan als staatsbedrijf gaat
exploiteren.
Daar dit plan lange jaren voor zich
opeist, worden de boeren voorlopig met
rust gelaten. Wie zich vrijwillig wil
aansluiten, wordt niet afgewezen en
hij krijgt voor het afstaan van zijn
grond of wijngaard een passende scha
devergoeding. Zelfs de secretaris van
de wijncoöperatie in Tokaj, die dus een
ambtenaar is van de hand van de
staat en misschien zelfs lid van de
partij, heeft nog altijd een kleine wijn
gaard in particulier bezit. Wanneer
over een paar jaar de prijs van de
grond is opgelopen, wil hij dit stuk
cultuurgrond aan de staat afstaan en
hoopt hij dan daarvoor een schadever
goeding te krijgen die tenminste twee
maal hoger is dan nu.
Door Voltaire bezongen
Tokaj is beroemd om zijn witte
wijn, waarmee reeds onze Erasmus
heeft gedweept. Later werd deze wijn
door Voltaire bezongen en zelfs Goethe
laat haar in zyn „Faust" opdienen.
Het is een tamelijk zoete, zeer sterke
en koppige wijn, langzaam vloeiend
als olie en heerlijk van smaak. „De
koning der wijnen en de wijn der
koningen" wordt de Tokajer terecht
genoemd, omdat hy een suikergehalte
bereikt tussen 28 en 32 pet. terwijl
dit bij andere wijnsoorten nooit be
ven de 20 ligt. Dit resultaat is het
gevolg van meerdere factoren, o.a. de
gunstige gesteldheid van de bodem, het
uitstekende klimaat van deze streek
en vooral een speciale behandeling.
Men laat de druiven hier zeer lang
hangen en rijpen, zelfs tot begin de
cember, waardoor het vochtgehalte
weliswaar afneemt, maar het concen
traat sterker wordt. Hoe hoger de
kwaliteit, des te kleiner is de hoeveel
heid. Daarom zijn de Tokajer-flesjes
kleiner dan de normale en hebben zij
slechts een halve liter inhoud.
De produktie van het gehele Tokaj-
gebied, dat 25 dorpen omvat, is dan
ook betrekkelijk gering, namelijk 6000
hektoliter per jaar, en daarvan is
slechts 1000 hektoliter zogenaamde
„aszu" of keur-wijn van de fijnste
kwaliteit, die voornamelijk wordt geëx
porteerd. Om -deze wijn onaangetast
te bewaren en om te voorkomen dat
zij met andere soorten wordt ver
mengd. is deze streek hermetisch van
de andere wijngebieden afgesloten en
mogen er hier geen andere Hongaarse
wijnen worden ingevoerd.
lichtere Samorodner wijn (ook een
Tokajer) en sluit het geheel af met een
glas edele keurwijn als dessert.
Pittoresk stadje
Wie de voorkeur geeft aan rode wijn,
vindt een van de beste soorten in
Eger (Erlau), een zeer pittoresk stadje
in noordoost-Hongarije, dicht bij de
Tsjechische grens. In de omgeving van
dit goed verzorgde stadje, dat geen
industrie kent, groeit de zeer goede
en niet minder koppige rode wijn die
men „stierenbloed van Erlau" (Egri
bikaver) noemt.
de 43-ste herdenking van de Russische
revolutie voor de deur staat, hangen
er rode vlaggen en spandoeken aan
regeringsgebouwen, scholen, bruggen
en op pleinen. Op de trams is zelfs
een rode ster gemonteerd, maar uit
de ramen van de particuliere wonin
gen wappert vrijwel geen enkele vlag,
behalve dan boven de ingang van ge
meente-woningen.
Voor het hotel Gellert staat een obe
lisk met Russische emblemen. Een
groep jongens en meisjes klaarblij
kelijk leden van een communistische
jeugdorganisatie legt wat bloemen
neer, terwijl een kleine compagnie sol
daten in paradepas voorbij marcheert.
Er is weinig belangstelling. De mensen
wandelen in de warme zon op de brede
kaden van de Donau en velen gaan
naar het grote overdekte Thermaalbad
van hotel Gellert. waar zij zich door
de spuitende stralen van het hete zwa
vel water laten masseren.
De mensen wandelen langs de goed
verzorgde gras- en bloemperken, som
migen gaan naar de gebombardeerde
burcht, het vroegere keizerlijke paleis,
dat nu geheel in de stijl van Frans
Jozef weer wordt opgebouwd. Enkele
jonge paartjes tuffen op een motor
fiets weg en nemen voor alle zekerheid
een flesje benzine en gereedschap mee.
Drukte op de boulevards
Op de boulevards wordt het nu druk
ker, veel drukker dan by ons om deze
tijd vanaf 10 uur in het Westen.
De mensen zijn ontegenzeglijk beter
gekleed dan door de week. Ze wandelen
trots met een elegante hoed Tiroolse
modellen zijn in trek en met op
vallende licht-bruine schoenen. In de
koffiehuizen geven ze nu hun overjas
in de garderobe af en genieten zicht
baar van hun goed zittend kostuum.
Boedapest zou weer de meest elegante
stad van de Balkan kunnen en willen
zijn, als men voor kleding maar het
nodige kleingeld had.
De slanke minaret van Eger die nog herinnert aan de 95
jaar Turkse overheersing die het Hongaarse stadje dicht bij
de Tsjechische grens heeft gekend.
Visgerechten
Er is in Centraal-Europa geen land,
waar de visgerechten een zo hoog peil
hebben als in Hongarije. Zelfs Neder
landers en Noordduitsers, die verwend
zijn met hun bot. schol, tarbot, tong,
aal enz.weten een Hongaarse vissoep
als een delicatesse te appreciëren,
vooral wanneer daar een gerecht op
volgt van snoek, karper of vooral van
de echte Hongaarse zoetwatervis, de
fogasj, een zeer fijne soort snoek
baars. De vissoep, die in Tokaj en
elders in ouderwetse koperen pannetjes
met hengsel wordt opgediend, is zo
sterk met paprika gekruid, dat men
deze hitte met wijn moet „blussen".
Doch da^ryoon o drinkt^meiv* da iets
Bovendien vindt de toerist hier een
aantal opmerkelijke bezienswaardighe
den. In de bibliotheek van de vroegere
bisschoppelijke universiteite (nu staats-
hogeschool voor pedagogie) ontdekt
men een interessant fresco, waarop
een episode van het concilie van Trento
is afgebeeld. De stad is rijk aan ker
ken, o.a. de Minderbroederskerk, die
nodig gerestaureerd moet worden, ba
rokke paleisjes, mooie burgerhuizen en
regeringsgebouwen met prachtig
smeedwerk.
Turkse minaret
Boven op de heuwel bevindt zich
de oude burcht, vanwaar de burgers
vrouwen inbegrepen het eerste
Turkse beleg in 1552 hebben afgesla
gen. Bij een latere aanval werd de
stad ingenomen en zij bleef toen 95
jaar onder Turkse bezetting. Dat be
wijst nog de slanke minaret midden
in de stad, een kostelijk staal van
Arabische bouwkunst met de smalle
stenen wenteltrap en de balustrade
voor de muezzin, die hier 95 jaar lang
zijn „Allah is groot" over de daken
heeft uitgegalmd.
Wij hebben in dit stadje geen enkele
Russische soldaat gezien, maar onder
de invloed van de kleurrijke verhalen
over de Turkentijd, de heldenmoed van
de Hongaren en de uiteindelijke be
vrijding krijgt men onwillekeurig de
indruk dat deze nationalistische en
trotse Hongaren de huidige toestand
niet als definitief beschouwen. In het
beste hotel, dat een verademing is na
de teleurstelling van het Avas-hotel
in Miskolc, wemelt het van Russische
toeristen die op gepaste manier wor
den bediend, maar onvergelijkelijk
hoffelijker is het personeel tegenover
gasten uit het Westen en vooral de
oudere kelners bewijzen dat zij een
feilloos Duits spreken.
Herfst in de hoofdstad
Evenals vier jaar geleden tijdens de
revolutiedagen geniet de hoofdstad ook
mi van het £>aar
In een restaurant begint reeds een
kleine band met de onmisbare cim
baal echte Hongaarse muziek te spe
len. Bij de woorden van een liedje,
dat in het Duits ja, in het Duits
wordt gezongen, schijnt het verleden
weer op te leven, een verleden dat
niet rooskleurig was, maar wel vol
romantiek met vioolspelende zigeuners,
een meisje, dat in nationale kleder
dracht en op hoge laarsjes een czardas
danst, terwijl een rijke magnaat daar
bij in zijn handen klapt en zingt.
Volle kerken
Op de Kossuth Lajos-ut is de Fran-
ciscus-kerk vol mensen die aandachtig
ET is niet elegant om in een
krant, waarin men een stukje
schrijven mag, openlijk te zeg
gen dat de berichtgeving in onze
dagbladen en ook in onze radio
sterk eenzijdig is. Toch ben ik zo
vrij dat hier neer te schrijven. Wat
aan ons als lezers en luisteraars
wordt doorgegeven is dat wat op
valt in stad en land en in de we
reld. Wat opvalt is vooral wat
slecht is en angstaanjagend. Een
dronken autobestuurder, die terecht
staat, omdat hij hier in Leiden een
aantal mensen in het ziekenhuis
reed, dat staat met grote letters in
de krant. Maar wanneer een chauf
feur, die op dit punt zijn zwakheid
kent, zich voorneemt om geheelont
houder te worden, dan is er geen
enkele journalist, die daar een be
richt van maakt. Wanneer een mi
litair met zijn vliegtuig valt op een
boerderij, waardoor een geheel ge
zin met één siag wordt geaooa, aan
weet de volgende dag iedere kran
telezer dat. Maar hoeveel van die
lezers weten, dat er vele oud-oor
logsvliegers zijn, die het als hun
christenplicht zien om te vliegen in
de binnenlanden van Nieuw-Gui-
nea, Afrika en Zuid-Amerika en
daar met hun kleine vliegtuigjes op
dikwijls maar wat geïmproviseerde
vliegvelden de zendingsarbeiders
van dienst te zijn?
Omdat de kranten en de radio
hun schijnwerpers al te zeer rich
ten op wat slecht is en ellendig.
Velen zien alleen maar onkruid
groeien in de wereld. Ze horen van
spanningen tussen volken en rassen,
maar het ontgaat hun dat er in
deze voor de wereldgeschiedenis
kritieke jaren ook een gemeenschap
groeit, die alle spanningen te boven
gaat.
Jezus heeft eens gezegd: „slaat
uw ogen op een beschouwt de vel
den, dat zij wit zijn om te oogsten."
naar de preek luisteren. Ze zijn even
goed gekleed als de wandelaars buiten.
Men ziet niet alleen oudere mensen,
maar ook veel mannen en vrouwen
tussen 30 en 40, veel jongeren onder
de 20 en telkens weer kinderen aan
de hand van vader of moeder, zelfs
verloofde paartjes zijn geen uitzonde
ring.
Op het kerkplein treuzelen vier Rus
sen, die men dadelijk aan hun blauwe
pakken en brede matrozenbroeken
herkent. Na enig aarzelen gaan ze de
kerk binnen en zien daar iets wat ze
niet begrijpen. Datzelfde herhaalt zich
in de basilica en verderop in het ge
restaureerde Rochuskerkje op de Ra-
koszi-ut. De speelse gevel in een fees
telijk Schönbrunn-geel vormt een fel
contrast met de grauw-grijze gevels
van de andere gebouwen. Na de kerk
dienst blijven de mensen buiten nog
even napraten. Iets verderop staan zes
jonge gymnasiasten met hun bekende
blauwe mutsen op. Ze discussiëren en
ginnegappen met twee meisjes van hun
leeftijd en in hun hand hebben ze
een dik misboek.
Kalverstraat van Boedapest
Het wordt drukker in de Vaci-ut, de
Kalverstraat van Boedapest, waar bij
de autobushalte een paar bakken met
verzorgde bloemen staan. De mensen
wandelen langzaam en genieten van
het mooie weer. Ze lopen een cafe
taria binnen om een kopje koffie te
drinken of een sandwich te eten. Ze
bekijken de etalages en blijven vooral
lang staat voor de antiquiteiten-win
kels, waar de vroegere rijken, die nu
arm zijn, serviezen, kostbaar porselein,
tapijten, klokken, sierlijke meubeltjes,
juwelen en horloges hebben verkocht.
Snel loopt een jonge vrouw naar de
bakker en haalt een paar gebakjes.
Haar man in pyjama op de eerste ver
dieping gooit haar het geld toe. Dat is
voor de thee van vier uur.
Dan gaat men een blokje om, be
zoekt misschien een bioscoop, maar
niet de laatste voorstelling, want de
meesten gaan vroeg naar bed. Voor
hen bestaat er geen „dolce vita", ze
kennen geen nachtclubs, want daar
voor hebben alleen hogere partijfunc
tionarissen en buitenlanders het nodige
geld.
Over het algemeen echter moet men
met de mogelijkheid rekening houden
dat de nog schuchter beginnende wel
vaart langzaam zal toenemen. Na zo
veel jaren wordt het trouwens hoog
tijd.
Leerlingen van het gymnasium in Tokaj die zich behoorlijk in het
Duits kunnen uitdrukken.
Hij wil dus dat we zullen letten op
een andere oogst dan het onkruid,
dat er in de wereld groeit. Dat is
een oogst, die God laat groeien.
Stellig in die oogst is er ook veel
onkruid. Wie zijn bijbel een beetje
kent, weet wel dat daar telkens op
gewezen wordt. Maar daar is ook de
tarwe, dat wat goed is en wat het
hart verheugt, dat wat van een
andere orde is, wat door de „Ander"
wordt gewerkt.
Mag ik een paar dingen noemen?
Als de spanning in Indonesië om
het conflict met Nederland met de
dag toeneemt en de regering te Dja
karta op de nationalistische senti
menten van de massa speelt, zeggen
de kerken ir. dit zeer overwegend
Moslimse land tot die regering, dat
het haar plicht is de weg der ver
zoening te zoeken!
Wanneer deze zelfde regering de
diplomatieke betrekkingen met Ne
derland verbreekt en een oorlogs
psychose kweekt, vragen deze ker
ken de Nederlandse zendingsarbei
ders om toch vooral in Indonesië te
blijven en deze zijn daartoe bereid!
Als de delegatie van de Neder
landse kerken in Moskou de ge
meente daar toespreekt, verstaan
deze Russen de woorden wel niet,
maar als ze de naam Jezus horen,
bekruisen ze zich. Er is veel dat
scheidt, maar de Naam verbindt.
Als de Hervormde zending zich
op maakt om nieuw werk aan te
vatten in Afrika dan schrijft ze
een brief naar de zendingsdeputatie
der Gereformeerde Kerken om hun
te vragen of het geen tijd wordt om
samen dit werk aan te vatten.
Als 1500 jonge mensen uit allerlei
landen en kerken van Europa en de
hele wereld in Lausanne samen ko
men, dan vragen zij ongeduldig hoe
lang het nog moet duren voordat de
leiders van hun kerken met daden
laten zien, dat zij werkelijk één wil
len zijn. Of zal dit eerst geschie
den als over een aantal jaren deze
jongeren geroepen worden om lei
ding te geven?
Als in Friesland 150 jongeren van
Hervormde, Gereformeerde, Doops
gezinde en Vrij Evangelischen huize
een weekeinde samen komen, dan
vallen voor hen de scheidsmuren
weg en vieren zij samen het Avond
maal; voor deze jonge mensen een
onvergetelijke gebeurtenis.
Zo maar enkele dingen heb ik ge
noemd. Nog veel meer zou te noe
men zien. Het zijn maar kleine
plantjes, die groeien op de wereld
akker, plantjes waar pers en radio
weinig of in het geheel geen aan
dacht aan schenken, maar toch is
dat de tarwe, die tussen veel on
kruid naar boven groeit. Wie er ogen
voor krijgt, die ziet het en ver
heugt zich erin. Het is de oogst die
groeit in de oecumene, in de wereld
wijde Kerk van Christus, die lang
zaam te langzaammaar toch
zeker gaat, verstaan, dat zij een
nieuwe door God gewilde gemeen
schap is en daarom ook metterdaad
moet zijn.
Morgen is het de jaarlijkse oecu
menische zondag. Wanneer U naar
de kerk toegaat dan hoop ik dat U
daar iets over deze groeiende ge
meenschap horen zult en dat U in
de dienst der gebeden met tallozen
over de gehele wereld voor deze
oecumene bidden zult.
P. J. Mackaay,
Zendingssecretaris
Ned. Herv. Kerk te
Oegstgeest.
Anna Blaman. „De Verliezers".
J. M. Meulenhoff, Amsterdam
1960.
De vraag of men het werk van een
schrijver, die gestorven is voor hij dat
werk voltooid had, moet publiceren ja
of neen, is in dit geval niet urgent.
Anna Blaman is in juli van dit jaar
overleden en haar laatste roman „De
Verliezers", was zo goed ais persklaar.
Die vraag is evenwel ook om 'n andere
reden in dit. geval niet urgent, nl. om
dat de aard van dit werk, de aard van
alle romans van Anna Blaman. zo
vloeiend is. Haar scheppingen zijn zo
weinig „gevallen" en zozeer levensseg
menten, waarvan de grenzen desnoods
ook iets eerder of iets later bepaald
hadden kunnen worden, dat men bij
haar voltooide romans nooit het gevoel
had van een definitief»einde en nu by
deze niet voltooide geen ogenblik van
een tekort. Want de prachtige roman
van Driekje Vos, de verpleegster, is in
wezen voltooid. De figuur van dit in
haar warmte en wijsheid zo natuurlijke
mens, dat haar patiënten behalve de
lichamelijke verzorging, die zij hun
geeft, ook oprechtheid en waardigheid
in de menselijke verhoudingen zou
kunnen bijbrengen, indien die daar
voor toegankelijk zouden zijn geweest,
staat onvergetelijk en strak omlijnd
voor ons. Dat haar verlies niet volle
dig uitgeschreven is, doet er niet veel
toe, want het element, waardoor deze
Driekje verliezen moet, zal niemand
kunnen ontgaan. Dat is haar liefde
voor haar medemens .die altijd en over.
al verkeerd zal worden uitgelegd door
de misdeelden, die geen hart hebben.
Met dit boek in handen, dringt het
eens temeer tot iemand door hoeveel
de Nederlandse letterkunde aan Anna
Blaman verloren heeft.
Jos Vanderloo. „Het Gevaar". Ad
Multorsreeks. Manteau NV Brus
sel, 1960.
Wanneer men ontdekt, dat de pro
loog van dit verhaal eigenlijk het slot
is, wordt veel duidelijk. Dan weet men,
dat de cirkel van Bentings bestaan
zich sluit tijdens die hallucinerende
treinreis. Alfred Benting is met twee
collega's door nalatigheid het slacht
offer geworden van de kernreactor,
waarbij deze drie mannen werkzaam
waren. Een van hen sterft spoedig en
de beide anderen zien kans het afge
legen paviljoen van het ziekenhuis te
ontvluchten. Zij denken dat zij genezen
kunnen als zij maar een afgelegen plek
vinden om te verblijven. Benting houdt
het het langste vol en bezwijkt einde
lijk op de fatale treinreis uit de pro
loog. Indien men in dit verhaal een
betekenis naast de realiteit wil zoeken,
dan moet men mi. uitgaan van het in
dividu, gesymboliseerd in de .besmette'
mens. Hij zoekt een plek „om rustig te
leven", om te genezen. Maar die is niet
meer te vinden. Blijkbaar heeft de
schrijver willen zeggen, dat wie de „ra-
dio"-activiteit van de maatschappij wil
ontvluchten, ook niet verder komt dan
de dood.
Willem G. van Maanen. „De
Dierenhater". Querido, Amster
dam 1960.
,,De Dierenhater" is een amusante
goed volgehouden satire op het leven
tussen de beide oorlogen. Een journa
list In ruste in een tehuis van ouden
van dagen komt in verzet tegen het
plan om van de binnenplaats van het
tehuis een dierentuin te maken. Men
heeft dit bedacht, omdat de'bewoners
geen dieren mogen houden. Hij zet zich
in zijn kamer en schrijft in één nacht
het verhaal waarom hy een dieren
hater is.
In die geschiedenis rekent hij af met
zyn dorp, met zijn collega's, met de
burgemeester Rotgans met diens vrouw
Musa en tenslotte met de Okapi, die
het dorp van de dankbare Belgische
vluchtelingen (wereldoorlog I) ten ge
schenke had gekregen. Op dat araifi
dier heeft zich nl. alle strijd in het
dorp samengetrokken. O.K.A.P.I. de
vijf groepen waarin de bewoners ver
deeld waren; onafhankelijk, katholiek,
arbeider, protestant, ingezetene. Het
dier eet te veel; het houdt de mensen
uit de kerk, het heet Musa naar de
overleden vrouw van de burgemeester,
tevens de geliefde van de journalist.
Dit sierlijke wezen uit het oerwoud
roept romantische dromen op en „ge
droeg zich als de vertegenwoordiger
van een oud cultuurvolk, dat een jonge
beschaving onder de neus krijgt." Na
tuurlijk loopt het fataal af met het ar
me schepsel.
Er is evenwel een nieuwe okapi in
het vooruitzicht, want als de journalist
de volgende morgen alles „van zich af
geschreven heeft", kondigt hij aan dat
het dier van zijn keuze een okapi zal
zijn uit de regenwouden van Ituri. De
mens wordt nu eenmaal nooit wijzer.
Albert van der Hoogte. Uitgave
Contact, Amsterdam, 1960.
„De Ballade van een stad en van old
man river" de oude stad ligt al dui
zend jaar in de bocht van de rivier:
zo begint de ballade en in die zin ligt
reeds de sfeer besloten van wat deze
roman brengen zal. Er leeft een oude
man in de stad, die Godert Talhout
heet, in een oud huis bij de rivier
het huis waarin hij geboren is. „De
trap van het goede leven" is een laat
ste overblijfsel van vroegere tijden. De
straten bij de rivier „weten alles af"
van vroeger en Godert draagt zyn af
komst van hen, die eens rijke hout
handelaren waren, onbewust in zich.
De .heksenoude" toren, waar Godert
op uitziet, staat scheef en zijn voet is
nog zwart van de brandstapels hij
zal wel omgehaald worden. In Goderts
huis heerst de benauwde atmosfeer van
zijn vrouw Lydia, die niets begrijpt van
Goderts onmachtig verlangen naar een
kleine schoonheid, maar des te meer
van boenwassen.
De intrige van het wankele liefdes
droompje van Godert in verband met
de jonge vrouw, die op een kamer in
zijn huisje is komen wonen, is in zo
verre belangrijk, omdat naast dit ma
gere stekje opeens de brandnetel van
de moordlust in Godert omhoog schiet.
Hij wil zijn vrouw Lydia vermoorden
maar het hoeft al niet meer. Onmach
tig is Godert, die geen goed en geen
kwaad kan doen, onmachtig is ook de
stad, die niet weet of zy de man straf
fen moet om zijn zelfbeschuldiging.
Een ballade in proza is dit boek ze
ker. want de schrijver heeft geen ander
doel gehad dan een beeld en een stem
ming op te roepen van het „duizend en
zoveel"-jarige leven van een oude stad
in Nederland. Hij heeft zyn verhaal in
derdaad het indringende van een vers
weten te geven.
CLARA COGINK