D JAPANSE VROUW W Een Zoeklicht JAPAN IV stap voor stap naar „anders maar gelijk" r Emancipatie is niet alleen een kwestie van wetgevingmaar ook van strijd tegen traditie i Pi r „Wees niet hoogmoedig maar vrees" OP DE BOEKENMARKT Zaterdag 5 november 1960 Politie arresteert elk jaar een paar duizend s 1 a v e n h a n d e 1 a a r s "N Kantoormeisjes, met de jurkjes, de make-up en de dromen van de laatste Westerse mode. (Van onze reisredacteur, W. L. Brugsma) ,,Japan heeft in de oorlóg al zijn koloniën verloren. En die oorlog heeft zelfs een begin gemaakt met de oplossing van Japans interne koloniale probleem: dat van de vrouw. De oorlog heeft haar uit haar isolement gehaald, zij is gaan werken in fabrieken en kantoren. Zodat nu de status van 46 miljoen Japanse vrouwen is geëvolueerd van een koloniale naar die van een protectoraat". Het is een van de spitsvon dige definities voor de emancipatie uit de terreur van maatschappij en schoonfamilie (die van de Japanse vrouw het lieftalligste en ge hoorzaamste slaafje ter wereld maakte), naar een althans wettelijk gelijkgestelde positie met de man. Er is nog een kernachtiger graad meter: er plegen tegenwoordig meer schoonmoeders zelfmoord in Japan dan schoondochters! In dit melancholieke land waar zelfmoord een achtenswaardig middel is om uit de narigheid te raken en waar schoonmoeders de gewoonte hebben het haar aangedane leed op haar schoondochters te verhalen, is dat een interessant sociologisch trekje Lieftallig en gehoorzaam: de buiten landers die de tussen hun tanden sis sende Japanse mannen niet om hun uiterlijke charme bewondert, voelt zijn hart smelten bij het zilveren lachje en de dienstbare tegemoetkomendheid van Japanse vrouwen en meisjes, ele gant silhouet in zijden kimono met t f Meisjesstudenten zingen de Internationaletijdens een onachtens- tvaardiga demontUati* tegen, W wannentcgenng „obi", de brede kleurige ceintuur, on gemakkelijk maar elegant. Weliswaar ziet hij zelden of nooit de wettige echtgenote van een Japanner, maar de verkoopsters in de warenhuizen, de geisja's in de theehuizen, de dien stertjes in de restaurants, de masseuses in de badhuizen, de „hostesses" in de nachtclubs, zijn van een bekoorlijk heid, die al heel wat zakenreizen naar Japan op hun rekening hebben. Knip oogjes ook in herenclubs waar men aan de borreltafel tot de slotsom komt, dat die Japanners wel weten hoe ze hun vrouwen moeten opvoeden. De Japanse politie heeft daar een andere mening over. Zij arresteert jaarlijks een paar duizend slavenhan delaars, die de industrie, de winkels, theehuizen, bars, inmiddels verboden huizen van ontucht en particulieren van vrouwelijk personeel voorzien. Op het platteland, waar de Japanse boer zich het hoofd breekt over de vraag hoe hij met zijn gezin rond moet ko men. kost zo'n meisje niet veel, twin tig tot dertig gulden, afhankelijk van blankheid en ovaalheid van het gezicht en witheid der tanden. Zij gaan voor het dubbele van de hand. de werk gever in de stad steekt het meisje in de kleren en daarmee in de schulden en zij moet een jaar of vier voor niets werken om zich vrij te maken van die verplichting In een textielfabriek ondekte men dat zo gekochte meisjes al tien jaar werkten zonder te mogen uitgaan, brie ven te ontvangen, jongens te ontmoe ten Iaat staan te trouwen. Na die tien jaar kregen zij zeventig gulden. Soms verdienen die meisjes wel meer, on veranderlijk sturen zy zoveel geld als zjj kunnen naar hun hongerige familie op het platteland. Soms gaan zij zó ver dat zij niet alleen de financiële positie maar ook de eer van de familie redden door, als zij hun vrijheid herwonnen hebben, zelfmoord te ple gen. Merkbare vooruitgang Al voor de oorlog hebben Japanse feministen tegen die toestanden ge streden, de eerste successen zijn erna gekomen. De Japanse vrouwen hebben nu ac tief en passief kiesrecht: vrouwelijke afgevaardigden zijn erin geslaagd de prostitutie te doen verbieden. Joshi- wara, 's werelds grootste centrum van ontucht, is gesloten, tot woede van bordeelhouders, die verontwaardigde brieven aan de kranten stuurden, zeg gend: „Dit is een aantasting van onze mensenrechten. Ons bedrijf is van va der op zoon uitgeoefend. Ik ben voor ons vak opgeleid en kan niet zomaar omzwaaien". Het verbod op de pro stitutie, dat uiteraard niet tot verdwij ning daarvan heeft geleid, is niet het enige succes van de Japanse feminis ten. Veertig procent van de industriële arbeidskrachten zijn nu vrouwen en al is haar loon. ondanks de wettelijke bepalingen, lager dan dat van de man nen, het is een lóón en daarmee een sleutel tot persoonlijke onafhankelijk heid. Vijftigduizend vrouwen tronen op verantwoordelijke, leiding gevende po sities in staat en bedrijfsleven. Op de universiteit zitten nu naast iedere vijf mannelijke drie meisjes-studenten. Loodzware traditie Helaas is vrouwelijke emancipatie niet een kwestie van wetgeving alleen. In haar moeizame klauterpartij naar de positie „anders, maar gelijk" sleept de Japanse vrouw een loodzwaar ge wicht van traditie mee. Japanse vrou wen spreken een andere taal dan de mannen, vol onderworpen en deemoe dige zinswendingen, met veel woorden vooraf gegaan door „o", hetgeen ach tenswaardig betekent. Deze taal is een bron van vermaaka voor Japanse man nen, want bijna alle vreemdelingen die een mondje Japans opbrengen, spreken dat vrouwelijke Japans. En nog zwaarder weegt die traditie in wat, on danks alle emancipatiewensen, het vrouwelijke doel blijft, het huwelijk. Slechts een minimaal percentage hu welijken in Japan komt op de per soonlijke wens van de partners tot stand: de overgrote meerderheid is door de wederzijdse ouders gearran geerd! De Westelijke opvatting over individueel „geluk" komt daarbij in het stuk niet voor. het Japanse huwelijk is een sociale plicht .onderdeel van een Spartaans-maatschappelijk patroon van nationaal-religieuze identiteit, waarbij op bevel van het Confucianis me (Westerlijke dweperijen daarom trent ten spijt) het produceren yab zoons de heiligst© plicht £41) a Ilea js. Een opvallend verschijnsel van onze tijd is de belang stelling, die er in brede kring is voor de geschiedenis van het joodse volk. Het boek „Exodus" van Leon Uris beleef de een ongekend grote oplage. Voor radio en televisie zijn er telkens programma's, waarin we geconfronteerd worden met een stuk geschiedenis van het joodse volk. Het gaat dan meestal om de recente geschiedenis voor dit volk, vooral om de periode sinds 1933 toen een vloedgolf van anti semitisme losbrak over Duits land. Op de een of andere manier blijkt Israël de Westerse mens bezig te houden. Het is de moei te waard na te gaan, wat hier van de diepere oorzaken zijn. De geschiedenis van het christen dom is nauw verweven met de geschiedenis van Israël. Dit ver- WOORD VAN BEZINNING al te vaak een minderheid .die ondraaglijk moest lijden. Objec tief bezien, moeten we zelfs vaststellen, dat het Westerse antisemitisme zijn impulsen heeft gekregen vanuit de kerk. In het boek van André Schwarz- Bart „De laatste der rechtvaar digen". wordt dit heel schril en scherp getekend. Reeds in het Nieuwe Testa ment vinden we de sporen van deze verkeerde houding tegen over het joodse volk. Paulus waarschuwt de christenen in Rome om ten aanzien van het ontstaat telkens de controverse tussen christenen en joden. Nu er in onze tijd weer een bijzondere belangstelling blijkt te bestaan voor de geschiedenis van het joodse volk, is het zaak om eens na te gaan, hoe vanuit de bijbel bezien, de verhouding tussen Israël en de kerk is. Dan kunnen we direct voorstellen, dat er vanuit de bijbel geen en kele aanleiding is voor de kerk om de plaats van Israël voor zichzelf op te eisen. Waar de christelijke theologie dat tóch gedaan heeft, daar dwaalt zy en geeft zij blijk, de bijbel slecht gelezen te hebben. Als er ergens van vernieuwing het kerkelijke denken sprake zal zijn. dan zal deze vernieu wing moeten inaetten bij een doordenking van de verhouding tussen kerk en Israël. Maar hier liggen twintig eeuwen kerk- r?' wonderd ons niet, wanneer we bedenken, dat de wortels van het christendom in Israël liggen. Het zgn. Oude Testament is het boek der joden. De bijbel is dus voor verreweg het grootste deel gemeenschappelijk bezit van joden en christenen. Wat wél verwonderlijk is, is het feit. dat reeds in het begin van de geschiedenis van het christen dom er een controverse is ont staan met het joodse volk, on danks het vele dat men gemeen schappelijk had. Bezien we de geschiedenis van de Kerk onder het aspect van haar verhouding tot Israël, dan krijgen we wel een zeer triest beeld. Het beeld namelijk van discriminatie en onderdrukking. In een christelijk Westen is het joodse volk bijna altijd een ternauwernood gedul de minderheid geweest en maar Een essentieel barbaars sociaal pa troon, dat aan de eisen van de twin tigste eeuw niet beter voldoet dan een op de helft van zijn cylinders lopende motor. „Schaamteloos" In afwachting van de dag dat Japan niet alleen de industriële maar ook de amoureuze procédé's van het Westen overneemt ondergaan miljoenen Ja panse meisjes zwijgend en gelaten een tweede-rangspositie achter hun echtge noot, aan wie op buitenechtelijk ge bied vrijwel alles veroorloofd is, en een nulderangspositie ten opzichte van de schoonouders, bij wie zij doorgaans in huis moeten wonen. Zij gaan als voorlaatste, nog net voor het dienst meisje, in ,.o furo", het achtenswaar dige bad. In afwachting van die dag ook werpen jonge geliefden, door het veto van ouders getroffen, zich jaar lijks bij honderden, samen gebonden in de „obi" van het meisje, van een rots, voor een trein, of in de zee. Toch komt er, heel langzaam, onder invloed van Westerse litteratuur en Westerse films, verandering, vooral in de grote steden en op de universiteiten. Het meisje dat haar moeder vroeg: „heb je wel eens aan geluk gedacht?" en ten antwoord krijgt „ik heb geen tijd voor futiliteiten", laat zich niet maar zo gemakkelijk afschepen. Uit het poppegezichtje met de zilveren lach verborgen achter de waaier, uit het figuurtje in kimono en obi, uit de levenstaak mannen te behagen, groeit al wat anders: kantoormeisjes naar de laatste Paryse mode gekleed, fa brieksarbeidsters in vakbonden, meis jesstudenten die, o onachtenswaardige schaamteloosheid, tegen een regering van wijze, rijke en oude mannen de monstreren! joodse volk niet hoogmoedig te zijn. Blijkbaar kenden deze christenen toen reeds dat supe rioriteitsgevoel, dat berustte op de zeer onbijbelse en in wezen onchristelijke gedachte, dat de rol van het volk Israël in de ge schiedenis uitgespeeld was. De rol die in het Oude Testament be schreven wordt, namelijk, dat Israël de roeping had om de naam van God te dragen. Al in het begin van de geschiedenis der kerk meende men. dat deze rol overgenomen moest worden door de kerk. De kerkgeschiede nis toont ons, dat deze waar schuwing van Paulus ons op dit punt niet hoogmoedig te zijn, weinig effect heeft gehad. Nog heden ten dage huldigt men in veel kerken de mening, dat de kerk „het nieuwe Israël of het geestelijke Israël is. Van hieruit geschiedenis tussen. Dit zal een lange weg terug zijn, een weg, waarop we voortdurend ons zul len moeten laten waarschuwen door Paulus: „Wees niet hoog moedig, maar vrees". Belangrijk zal daarby zijn, dat we gaan luisteren naar wat over deze verhouding door de joden zelf gezegd wordt. Vooral in het boek van André Schwarz-Bart worden hierover zeer belang wekkende dingen gezegd. Wij zijn met een vlotte ver oordeling van het antisemitisme niet klaar. Het zal er om gaan, juist als christenen een nieuwe houding te vinden tegenover de vragen, die de geschiedenis ons stelt. D. H. GIJSBERS. herv. predikant te Leimuiden. jeugdpredikant te Leiden Adriaan van der Veen „Doen alsof". Querido Amsterdam 1960 Wie schrijft er een psychologische roman, die zo boeiend is als een avon turenverhaal? Dat heeft Adriaan van der Veen gepresteerd. Want de kwali teit van dit boek, die het eerst treft, is het meeslepende ervan. Dat het daarnaast nog vele, andere kwaliteiten heeft spreekt vanzelf bij deze schrijver. Men moet zich evenwel achteraf niet te nuchter gaan afvragen hoe een gang van zaken als hier verteld, eigenlijk in zijn werk gegaan is. want daarvoor is het procédé te ingewikkeld enerzijds en heeft de schrijver het volkomen aanvaardbaar gemaakt anderzijds. De figuur, waar de schokkende gebeurte nissen in Rome om draaien, is een meisje dat Ida heet. Zich verdiepen in de vrouwelijke, zeer vrouwelijke psyche is iets dat Van der Veen zeer goed afgaat. Men komt soms passages tegen, waarin men de neiging in zich voelt opkomen nog eens even op de omslag te kijken of men zich niet vergist. Of deze finesses betreffende de vrouwe lijke wankelmoedigheid inderdaad door een mannelijke auteur zo raak zijn getroffen. Vooral de beschrijving van Ida's eerste dag in Rome daar \angt de roman mee aan is buitengewoon van doorzicht. In één slag staat het verwarde wezentje voor je met al haar leegte en al haar angst. Ida is eigenlijk een gewoon meisje, dat door ervarin gen in haar jeugd (die jeugdervaringen Gei-sja. hetgeen ..kunst-persoon'' betekent, gekocht, gekleed opgeleid en betaald om mannen te behagen met muziek, spel en vrolijk gepraat (en. Westerse misvattingen ten spijt, dan ook ni t s meed) schijnen tegenwoordig verschrikkelijk veel op hun geweten te hebben» niet toegekomen is aan het normale lot, dat zo'n meisje beschoren behoort te zijn. Nu wil ze niet opgroeien. Zij verstopt zich voor het leven en heeft tevens haar ziel geladen met een soms latente, soms op geraffineerde wijze aan den dag tredende kabouterachtige boosaardigheid. Zij speelt om beurten voor Jenny, de Zeeroversbruid uit de Driestuiversopera und wenn dann der Kopf fallt, sage ich. Hopla! en het kindvrouwtje, dat bescherming zoekt aan brede mannenborsten. Nu moet gezegd, dat het Ida ook niet meeloopt in de wereld van de liefde De eerste vriend, die we ontmoeten, is Dolf de schrijver, die alles doorpraat, uitpraat en wegpraat. De man, die regelrecht in haar zieltje schouwt en haar zijn bevindingen uitvoerig mee deelt. Hij is het, die haar veertien dagen alleen vooruit naar Rome ge stuurd heeft zelf moet hij eerst nog enige artikelen voltooien met het advies zich vooral te verdiepen in het volk van Rome, in de levende mensen. Dat doet onze Ida dan ook. Meer dan haar lief is, waarschijnlijk. Uit een restaurant, waar ze gegeten heeft, wordt zij gevolgd door Leo. een Belg die zijn goede beroep in Brussel heeft laten schieten om in Rome rond te hangen met een stel onderwereld- figuren van gering formaat. Hij ont voert haar. De invloed, die dit simpele mannetjesdier op haar krijgt, komt voornamelijk voort uit Ida's vrees voor de lege dagen. Als een willoze pop laat zy de man voor souteneur spelen. Haar wraak op de beide mannen is de wraak van de mismaakte ziel. Als Dolf in Rome verschijnt, vertelt zy hem van haar leven met Leo. Dolf, de lief hebber van de realiteit in theorie, ge looft haar niet en om hem de waar heid eens en voor al te bewijzen, laat zij hen beiden door Leo betrappen in een zeer onkuise situatie. Leo zelf, de man met de kleine hersentjes, pest zy eenvoudig met wat hij haar van zijn eigen jeugd verteld heeft en met zijh opkomende genegenheid voor haar. Als Ida al te erg in de knoop is geraakt Dolf heeft de benen geno men, Leo weifelt tussen haar en zijn „baas", een lichtschuwe Italiaanse na- maakgraaf en terug naar Amsterdam wil Ida ook niet duikt er gelukkig een derde man op. Van der Poll is een nette heer uit Zwolle zoals Ida oor spronkelijk een net meisje uit Enschede was. Zij vertelt hem wat zij kwijt wil wezen en Van der Poll beschermt de hulpeloze Ida door naar de politie te gaan en vervolgens met haar op reis. Merkwaardig is, dat wy in dit boek vol belangstelling komen te staan te genover lieden, die geen van allen sympathiek zyn. Toch zijn ze met een zekere gemoedelijkheid en zonder op zettelijke boosaardigheid gecreëerd. Zij hebben dit gemeen, dat ze allemaal op zoek zijn naar een realiteit of naar een romantiek, dat hangt er vanaf hoe men de zaak op wil vatten. Men kan natuurlijk zeggen: dat komt er nu van als mensen het maatschappelijke bestel los laten zonder de kracht te hebben een eenling te zijn. Dan wordt het hele bestaan een doelloos rond draven om bij anderen te zoeken wat men in zichzelf behoort te vinden Zo bekeken zou men „Doen Alsof" een geslaagde parodie op de moderne mensheid kunnen noemen. Doch de auteur heeft gewezen op hun schi- sophrene kanten en zijn sujetten bo vendien laten behoren tot een niet maatschappelijk milieu, met uitzonde ring van Van der Poll en oorspronkelijk Ida zelf. Hiermee beperkt hij zyn groep weer tot een speciale groep, zo dat men. na de roman gelezen en bewonderd te hebben, niet helemaal een antwoord vindt op de vraag: Doen alsof, ja maar ten opzichte van wat? CLARA EQGXNK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 17