JAP AN
Voor slraks; „behouden vaart!
ZATERDAG 15 OKTOBER
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 4
GESPLETEN LAND,
IS ALS HET WARE
OP ZOEK NAAR
ZICHZELF
Razende economische groei en superproduktie
naast dankdienst voor zielen van dode krekels
"N
TOKIO: stad zonder
riolering, maar wel
niet kleurentelevisie
In de lichtreclames van Tokio's
Ginza-boulevard: nieuw Japan.
De wereldbol waarom een spoet-
nik draaitkostte driehonderd'
duizend gulden en maakt reclame
voor een chocola waaraan enkele
jaren geleden honderd baby's
stierven.
Tussen de rijstvelden staan de don
kere heggen van de theestruiken, grijs
bruine houten dorpjes, rode tempel-
poortjes en blauwe hortensia's vol
tooien de volmaakte tuin van het Ja
panse landschap. In een brede rivier
staan dunne bamboestokken met dun
ne netten, in smalle bootjes zitten
kleine figuren met lange hengels, zwar
te, delicate silhouetten tegen het grijze
water, de flits van een zilveren vis is
de geniale inval in de sublieme rust
van de volstrekte harmonie der vor
men.
Merkwaardige tweespalt
De splitsing tussen stad en land is
maar een aspect van de veel diepere
in dit land, waarvan Marcel Giuglaris
zegt, dat het tegelijkertijd tien en vijf
entwintighonderd jaar oud is. Tien in
zijn geestdrift voor techniek en ver
nieuwing, vijfentwintighonderd in mo
raal, geloof en vormen van een volk dat
zich uitverkoren en anders acht. De
tweespalt van Japan is die van de Ja
panner. De manager die de hele dag
heeft getelefoneerd, gedicteerd en ge
calculeerd, trekt om zes uur 's avonds
zijn Europese pak uit, baadt, doet een
schone kimono aan, gaat op zijn tata-
mi-mat zitten voor de thee-ceremonie
van het Zen-Boeddhisme en stapt, al
dus communicerend met de natuur,
duizend jaar terug. Hij is dan thuis
in Japan in het hechte samenstel van
vormen en tradities, goden en voor
ouders, deugden en genoegens, in het
uitzonderlijk levenspatroon, dat als
middelpunt de tenno, de goddelijke
keizer heeft. Dat als middelpunt de
goddelijke keizer had!
In augustus 1946 zei een dunne stem
door de radio: „Ik ben niet goddelijk.
Ik ben niets, nauwelijks een man als
de anderen".
Wereld stortte ineen
Op dat moment stortte voor Japan
de wereld in elkaar. Wij Europeanen
die altijd om de goddelijke zoon van
de zon gegniffeld hebben, moeten ons
eens voorstellen wat het effect op de
christenheid zou zijn, wanneer de Paus
en de Wereldraad van Kerken in een
gezamenlijk communiqué zouden ver
klaren, dat het geloof in Christus een
misvatting zou zijn gebleken. En Ja-
fian verloor niet alleen een geloof. Een
evenswij ze waarin ieder gebaar, iedere
stap op het keizerlijke symbool van
Japan gecentreerd was, verloor zijn
middelpunt, zijn metafysische bestaans
redenen. De vormen bleven bestaan,
maar zij werden leeg, culturele snuis
terijen.
De speurtocht naar het werkelijke
Japan moet zo een tocht in de ruimte
worden. Is het dat van de nieuwe reli
gie der technologie, de geweldige cijfers
van leven en dood, de superproduktie
van Kobe-Osaka, het massale sterven
in Hirosjima? Ligt het in de nieuwe
fetisjen van geld, seks en alcohol op
Tokio's Ginza of in de dankdienst voor
de krekels in de oude keizerlijke hoofd
stad Kiota, Japans Florence, een van
's werelds mooiste steden, waar de Zen
monniken in hout, goud en rood hun
geniale tempels bouwden?
Ligt het in de koortsachtige straten
van het grote Japan of in de volmaak
te rust van de achtertuin, waar een
boompje, wat mos, een stroompje en
drie stenen Japan verkleinen en subli
meren op twee vierkante meter?
Aan die uiteenliggende aangrijpings
punten, technische vernieuwing en leeg
geworden vormen van een nation ale
missie, vindt een heel volk slechts
moeizaam houvast. Voor het eerst
wordt de keten der geslachten verbro
ken, generaties scheiden zich van el
kaar af, wagen de sprong naar de ver
nieuwing, krabbelen terug naar for
meel conservatisme, speuren naar nieu
we doelen. En vaak vallen zij in de
diepte van een nationale neurose.
In het gezicht van deze oude ja
panner weerspiegelt zich het oude
land dat met schokken plaat*
maakt voor het nieuwe
Fascinerend eilandenrijk
Op zoek naar Japan van
daag beginnen wij met de pu-
blikatie van het tweede deel van
een reportage van onze reis-
redacteur, W. L. Brugsma, die
hij moest onderbreken voor een
reis naar Kongo. Waar hij in
het reeds gepubliceerde deel van
zijn Japanse serie vooral de ac-
tueel-politieke problemen rond
het afgelaste bezoek van presi
dent Eisenhower behandelde,
gaat hij in het tweede deel op
zoek naar een volk, dat naar
zichzelf op zoek is. Een fascine
rend eilandenrijk, eens een van
de vijf grote mogendheden, door
een roekeloze oorlog aan de rand
van de afgrond gebracht, nu
bezig aan een voor Azië onge
kende economische expansie.
Maar bij zijn nationale en
economische vernieuwing stuit
het op geweldige obstakels, over
bevolking, handelsbarrières, po
litieke onrijpheid en een natio
naal vacuum door de ontgodde-
lijking van de keizer.
In deze nieuwe grote repor
tage zal onze reisredacteur die
conflicten en contrasten eerst op
het nationale, dan op het per
soonlijke plan schilderen.
(Van onze reisredacteur, W. L. Brugsma)
(I)
„Japan", zo zegt het aardrijkskundeboek van mijn neef op de h.b.s.,
„is elf keer zo groot als Nederland. Zijn keizer wordt „tenno" d.i.
de goddelijke genoemd. Het is de grootste producent van natuurzijde
ter wereld". Met die beknopte kennis gewapend mag mijn neef dan
gissen waarom de Amerikanen zich zo bezorgd maken over Japans
toekomst, waarom zij Japan als een beslissende factor in de machtsver
houdingen tussen Oost en West zien. Is het vanwege die natuurzijde?
Kom, kom, het mysterieuze eilandenrijk van samoerais en geisja's, van
Foejijama en kersebloemsem, is vandaag Azië's eerste industriële natie,
hoogovenvuren verlichten er de nacht, er glijden supertankers van
's werelds grootste scheepswerven, het heeft een ruim voldoende auto-
industrie, Japanse elektronica, optiek en radio's vloeien naar de wereld
markten. Het industriële, politieke en militaire potentieel van deze enige
hoog-ontwikkelde Aziatische staat, dit andere Duitsland, moet het
tegenwicht vormen voor de Chinese reus, die aan het opstaan is.
Maar ook andere steden doen zich
gelden, het provinciestadje Nagoja
(slechts twee miljoen) heeft een krant
die iedere dag kleurenfoto's drukt. Op
de scheepswerven van Mitsjoebisji in
Nagasaki liggen op een doordeweekse
dag zo'n veertig schepen in aanbouw,
waarvan vijftien supertankers, soms
gaan er twee per dag te water.
Dit Japan dat de modernste treinen
ter wereld teeft, loopt een furieuze
marathonrace naar een totale ver
nieuwing. Het tijdperk van de door
zakkende fietsen van vijf gulden is al
Spanning tussen de
oude vormen en de
nieuwe techniek
abnormaal, de klanten gaan zich na
him aankopen verpozen in speeltuin,
manege, dierenpark of Sjintotempel op
het dak.
Indrukwekkende feiten
Tokio heeft 50.000 bars en kleuren-
„„„„t -Io vpiwiand televisie, er worden per maand zestig-
Elf keer zo groot als Nederland.duizend „needekte cheoues afirereven
tennonatuurzijde, wat is het wer
kelijke Japan? Maken wij onze over
hun schoolboeken ingedommelde
neefjes wakker met een paar andere
cijfers, over de 92 miljoen Japanners
die de eilandcurassen Hondo, Sjikokoe,
Kioesjioe en Hokkaido bemannen. To
kio is met zijn tien miljoen inwoners
de grootste stad ter wereld. Het is ook
de gevaarlijkste.
Driehonderdduizend auto's maken er
twintigduizend ongelukken per jaar:
achthonderd doden, twintigduizend ge
wonden van het kwart miljoen dat
Japan er jaarlijks telt.
Aardbevingen, vloedgolven en de
zesduizend branden per jaar hebben
Tokio drieëntwintig maal geheel en
tweeduizend keer gedeeltelijk vernie
tigd De Amerikaanse bombardementen
tigd. De Amerikaanse bombardementen
sen en maakten er drie miljoen dak
loos door achthonderdduizend houten
huizen in as te leggen. Maar als een
kwaad gezwel blijft de stad groeien,
vierentwintig uur per dag ratelen
pneumatische hamers, meer wolken
krabbers op de Ginza, meer lichtrecla
mes. In de schaduw van die torenge
bouwen tikken timmermanshamers de
houten woonhuisjes overeind, in de
baai legt het stadsbestuur kunstmatige
eilanden aan. Tokio moet zijn zuster-
metropool Kobe-Osaka (acht miljoen)
voorblijven. Die „kansai" heeft het
geld, werven, textiel, metallurgie, een
amusementswijk met veertigduizend
man personeel, een nachtclub met dui
zend animeermeisjes. Die rijke „kan
sai" haalt de neus op voor de hoofd
stad, terecht want de hoofdstad heeft
geen riolering
Vrachtwagens en boten voeren het
menselijk afval naar een eiland, waar
het gedroogd en geconserveerd wordt
voordat het als mest naar het platte
land gaat. Daar teelt men er rapen
op. die tachtig centimeter lang worden.
Het is maar een voorbeeld van een
waanzinnige economische kringloop
waarin het op zijn eilanden samenge
perste Japan zichzelf soms lijkt op te
eten. Volgens de statistieken is Japan
even dicht bevolkt als Nederland, maar
Japans bergen laten slechts 15 pro
cent van het land bewoonbaar. Die
zien er dan ook het hele jaar uit als
Zandvoort op een zomerse zondag.
Tussen het brullende verkeer met zijn
kamikaze-taxi's staan Tokio's waren
huizen als gigantische mierenhopen.
Driehonderdduizend klanten en twee
miljoen gulden omzet per dag is niet
duizend ongedekte cheques afgegeven
in deze stad waar het geld nooit snel
genoeg rolt om de koortsachtige eco
nomie bij te benen.
lang voorbij, dat van de botte imitatie
verloopt ook, al leest men nog in een
herdenkingsboek van een Japanse ca-
merafabriek: „In november 1933 wa
ren in een kamertje in de Azahoewijk
enkele mannen Leica- en Contax-ca-
mera's aan het demonteren. Hun ogen
glommen van scheppingskracht. Zij
moesten beslissen welke camera zij
zouden imiteren". Vandaag gebruiken
internationale crack-reporters noch
tans ook Japanse camera's. Dat Japan
met zijn wolkenkrabbers, zijn onder
grondse, zijn atoomschepen op de te
kentafels, zijn Europese pakken en
Europese biefstukken (de beste komen
uit Kobe, waar de koeien bier drinken
en gemasseerd worden) bedoelen de
Japanners als zij zeggen: „Schrijf over
het nieuwe Japan, niet over Geisja's,
Toejijama en kersebloesem".
Is er nog een ander Japan? Op het
moment dat in Nagasaki een cham
pagnefles tegen de boeg van een nieuw
schip slaat, wordt er in een Sjintotem
pel een dankdienst gehouden voor de
zielen van de dode krekels, die de oren
van de mensen met hun lieflijk gezang
hebben verrukt. Tussen de razende
miljoenen-steden groeit de rijst in de
bergvalleien, licht groen in het spiege
lend water van de natte akkers, tot de
laatste duim bebouwd door boeren,
voorovergebogen onder him rieten hoe
den.
Nationale neurose: nozems voor
een Sjinto-tempél. Het is deze
na-oorlogse generatie in wie Ja
pans tragische breuk met zijn
eigen verleden een geweldige ont
reddering heeft teweeg gebracht.
Onlangs weer eens Rot
terdam, de meest dyna
mische stad van ons land,
Ge raakt daar wel diep onder
de indruk van de enorme bloei
der havens, de werkkracht en
handelsgeest der inwoners, de
energie, waarmee sinds de oor
log de opbouw ter hand geno
men werd.
Het is werkelijk géén wonder,
dat onze andere grootste steden
Den Haag en Amsterdam
met. jaloerse blikken volgen, wat
in Rotterdam uit de grond wordt
gestampt met de allures van een
ware wereldstad.
De groei, vooral nu het Bot-
lekgebied onoverzienbare moge
lijkheden voor de toekomst biedt,
lijkt onstuitbaar.
Er moet bepaald géén Rotter
dammer zijn, die met z'n armen
in de schoot zit
Wanneer ge op het terras
van het clubgebouw der
Kon. Roei- en Zeilver
eniging „De Maas" de rivier
opkijkt, liggen er de immense
oceaanreuzen, als getuigen van
Nederlandse ondernemingszin in
de beste betekenis van het
woord.
Die reuzen gaan naar alle
oorden van de wereld, waar zij
onze naam hoog houden en
waar maken, dat het, ondanks
het verlies van Indonesië,
„waarachtig nog wel zal gaan"!
Ge spreekt er met enige van
die merkwaardig krachtige figu
ren, op wie Rotterdam sinds
eeuwen trots mag zijn en ge be
seft meteen, dat zij zich niet en
nooit in een hoekje laten druk
ken, dat zy altijd onvermoeid
uitzien naar nieuwe wegen, om
Rotterdams naam ook in de toe
komst hoog te houden!
Tegen de avond gaan de
lichtjes aan en het wordt
op de Maas èèn feestelijk
gezicht!
Ge schaamt u eigenlijk, dat
ge zo kalm aan uw kopje koffie
zit te nippen, want dat gezicht
op de schepen en kranen geeft
u het gevoel, dat men in het
drukke en bezige Rotterdam
nimmer tot rust komt.
De scheepshoorns toeteren, de
schepen varen nog altijd af en
aan, achter en tussen de ver
lichte patrijspoortjes ziet ge de
zwarte schaduwen van beman
ningsleden, die de laatste hand
leggen aan alles wat er zoal te
doen is, voordat het „zeekasteel"
dat naar New York of elders
stomen gaat, de Waterweg op-
koerst.
Ge zoudt plotseling wel mèè
willen naar de verre landen,
waar straks die mannen zullen
passagieren, ge zoudt, evenals
zij. de zilte zeelucht willen in
ademen, die over luttele uren
hun deel zal zyn. En ge komt
tot het besef, dat het toch
waar is, dat de Hollanders nog
alle zeeën bevaren, ondanks het
feit, dat de luchtvaart een aar
dig deel van het debiet gaat
wegpikken
Het samenspel tussen de
„grote" en de „kleine"
vaart ligt voor uw oog: ge
kunt er nauwelijks genoeg van
krijgen!
D'aloude wereldzeeën zien ook
in deze eeuw hoe het „kleine"
Holland zich niet laat wegvegen
en dat zijn bewoners op alle
routes van kindsbeen af thuis
zijn.
Foto Will Eiselin, Rijswijk.
Het zit onze mannen van
oudsher in het bloed: wie aan
de zee zijn hart verpand heeft,
komt er nooit meer volkomen
'an los
Op de terugreis in de trein
met een doorgewinterde zeeka-
Ditein gesproken. Hij zag tegen
zijn vier maanden verlof aan de
wal op, wist beslist, dat na twee
maanden de onrust al weer ko
men zou.
Zelfs deze bereisde Roel leek
't geen pretje zo'n lange tijd in
huis te zitten, al zou het er dan
met Kerstmis wel gezellig wor
den.
En het jongmaatje, dat naast
hem stond,was een half jaar
geleden maar weer van „kan
toor" weggelopen.
Het heeft toch immers geen
zin postzegels te plakken, als je
éénmaal de tros hebt los gesme
ten?
Zo zijn die mannen: ze varen
Rotterdam in- en uit en weten,
dat ze t zonder die haven niet
stellen kunnen.
Ze zouden doodongelukkig zijn
als ze op èèn plek vastgeroest
zaten. Daarom heb ik ze voor
straks maar weer een „be
houden vaart" gewenst!
FANTASIO