ZEELT VANGEN
WIST IK HET MAAR
NARCISSEN VOOR DE TUIN
ONS WEKELIJKS FOTO-praatje
Een Zoeklicht
ZATERDAG 1 OKTOBER
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 2
FEEST EN VUURWERK!!
OP DE BOEKENMARKT
Dezer dagen kwam er een kennis bij mij binnenstappen. Hij was
in de polder geweest, had wat voorn en baars gevangen en was totaal
overstuur. Overstuur van wat hij gezien had die dag. De polder lééfde
van de zeelt. Hier en daar en overal hadden de zeelten liggen plompen
en dartelen en het was zelfs zo hevig geweest, dat ze bijna de kant
opkwamen. Duidelijk had je de donkere ruggen en staarten kunnen
zien en er waren ,,knoepers" bij geweest van drie en vier pond.
Die kennis van mij had er een halve dag aan besteed om ze te
vangen, maar het resultaat was wat voorn en baars geweest. Of ik hem
nu even wilde vertellen hoe je dat aanpakt.
WAARDE lezer, ik weet het niet.
Met de zeelt heb ik heel vreem
de ervaringen opgedaan, En
hoe meer ervaring ik opdeed, hoe min
der ik van de zeelt ging weten. Ik was
eens aan het vissen op een privé-plas
nabij Gouda en ik spinde op snoek en
baars. Mijn gastheer deed
hetzelfde en op een be
paald moment kreeg hij
een bijzonder grote vis
aan de hengel. Wij dach
ten een snoek, maar dan
een van tenminste een
pond of tien. De dril van
het beest duurde verschei
dene minuten en toen ik
hem in het net kon krij
gen zag ik tot mijn ver
bazing dat het een zeer
zware zeelt was. Ruim zes
pond bleek later. De spin
ner met een afmeting van
ruim zeven centimeter zat
hem tot over de helft in
de bek; de spinner die
voor een snoek was be
doeld. Hetzelfde ervoer ik
zelf op een dag in Hazers-
woude. Ik viste toen met
de lepel van Heintz en op
een gegeven moment deed
de baars het erg vlot. Ik
kreeg een vis vast en ik
dacht de grootste baars
van mijn leven te vangen.
Het bleek weer een zeelt
te zijn van bijna drie
pond. En de forse Duitse
lepel zat bijna geheel in
de bek. Verleden jaar
spinde ik op Vinkeveen.
In een vrij ondiepe maar
brede wetering, die rijk
aan baars is. Ik deed het
ultra-licht; u weet wel,
een lijntje van 15/100 mm
en een zeer klein spinner -
tje met vlieg. Direct al, na
de derde worp, kreeg ik
een enorme klap op de
hengel en na een woedend
en langdurig gevecht,
waarbij de vis, gevolg van
de zeer dunne lijn, alle
voordelen aan zijn kant
had, kon ik een zeelt lan
den van even twee pond.
De spinner zat achter
ln zijn keel. Vreemde vis
die zeelt.
OP Nieuwkoop zaten we op bra
sem. Eén van die zeer zeldzame
dagen, dat ik op brasem vis, al
tijd verleid door een visvriend, die
niets liever doet. Eerlijk gezegd vind
ik het een vreselijke visserij. Goed, we
zaten te vissen en te vissen te kijken
naar een puntje van een dobber, dat,
al beweegt het de gehele dag niet, toch
in de gaten gehouden moet worden
om dit te kunnen constateren. Op een
gegeven moment, ik geef toe dat het
zeer spannend kan zijn, op een ge
geven moment verhief de pen zich
huizenhoog. Het was brasem. Het heen
en weer zeilen van de vis maakte
iedere vergissing daaromtrent onmo
gelijk. De tweede opsteker van die dag
een half uur later, was geen brasem,
het was zeelt. En de volgende vis was
ook zeelt. We vingen die dag een bra
sem en zeven zeelten. We hadden de
zeeltplek ontdekt, hoera
De volgende keer zijn we weer naar
die stek gegaan. Vol hoop op goede
vangst want de zeelt is een excellente
sportvis. We zijn er nog tientallen
keren geweest. We hebben er nooit
meer zeelt gevangen.
De Juiste aassoort? We hebben zeelt
gevangen aan de broodvlok en de
made, het stukje aardappel en de grote
worm, aan de mestpler en aan een
deegje. Ik weet niets van het Juiste aas
in verband met zeelt.
Bij het bruggetje
EEN ding weet ik wel. In Vinke
veen is een visgelegenheidby
boer De Lange. Zijn bedoening ligt
recht tegenover een klein kruideniers-
winkeltje. In feite is het niet helemaal
Vinkeveen; het is Demmerik, een ge
hucht tussen Vinkeveen en Wilnis.
Achter de boerderij van De Lange ligt
een brede sloot. Voorin staat bijna geen
water, maar achterin, bjj een brugge
tje, staat een meter op twee. Even
voorbij die brug vernauwt de wetering
zich en daar begint een enorm wier-
veld. Vlak voor dat wierveld, op een
meter water en vlak bij de kant, is
een zeeltstek uit duizenden. Een stek
die, ijs en weder dienende, altijd goed
is voor tien zeelten per dag.
Die plek is bij toeval ontdekt en ik
geloof dat zo'n zeeltstek zich in vrij
wel iedere polder bevindt. Het is alleen
een kwestie van zoeken tot men hem
gevonden heeft. Want volgens de be
roepsvissers, die de zeelt met netten
vingen en vangen, heeft de zeelt een
vaste weg in het water waarlangs hij
zich verplaatst. Zoals het wild in het
oerwoud langs een bepaalde weg naar
de bron gaat, zo zou de zeelt langs een
bepaalde weg zijn voedsel zoeken. Er
varen ogen kunnen dan ook de zeelt
gangen ontdekken, tussen wier en
planten en blubber.
Het is een feit dat de zeelt zich in
de meest onooglijke watertjes ophoudt.
In watertjes waarin vaak niet te vis
sen is omdat het meer planten dan
water is.
Zeelt vangt men met alles
K geloof dat het aas niet zo belang-
Iryk is. Want in bovengenoemde pol
der De Lange heeft men de
meeste resultaten met maden. Terwijl
men toch allerwegen hoort beweren,
dat de worm het supreme aas is.
Ik geloof dat men de zeelt met alles
vangt. Maar zeker weet ik dat men
hem moet zoeken. In de diepere gaten
tussen wier en planten, op de meest
onooglijke, onmogelijke plekjes. Op die
plekjes waarvan men zich afvraagt,
hoe kan hier een vis nog leven?
Ik weet ook dat men met licht tuig
moet vissen, want de zeelt is schuw.
Boven de 20/100 mm lijndikte lijkt me
niet Juist. Het best kan men het tuig
zwevend afstellen, met het aas net
tegen de bodem. Want in het water
waar men de zeelt moet zoeken, is de
bodem altijd zacht en begroeid en het
aas raakt gemakkelijk verloren.
Ook weet ik, dat de zeelt de moeite
van het opsporen waard is, want hij is
een sterke sportvis, zeker zo sterk als
de karper, die veel genoegdoening geeft,
aan een lichte hengel en dito lijn.
En voor de rest weet ik eigenlijk
niets.
Jan Schreiner.
Volwassen zijn betekent niet:: alle kinderlijke gevoelens verloren
hebben. De oudere mens houdt gelukkig nog sommige jeugdverlan-
gens, -fantasieën en -genoegens vast. Bij bepaalde gelegenheden komt
dit sterk tot uiting en een voorbeeld daarvan is: vuurwerk afsteken.
En of men dit nu zelf mag doen of dat het wordt gedaan, aan het slot
van elke werkelijk grote en algemene grote-mensen-vreugde komt
als knallend slot een spel van vuurspattende kleurige sterren en lich
tende lijnen.
Zo'n feest vormt stellig de derde oktober in Leiden. Natuurlijk
zeggen we in dit hoekje: laat toch uw camera enkele hoogtepunten
daarvan vasthouden voor later. Want de drie-oktober-viering geeft
volop stof voor de reportage van een bijzondere feestdag, die elke
amateur kan maken.
Mogen we direct maar van wal ste
ken met enkele algemene raadgevin
gen? Gebruik voor uw feestelijke ver
slaggeving een wat snellere film, b.v.
van 21 Din°. Onder minder gunstige
omstandigheden kunnen dan toch mo
mentopnamen worden gemaakt. Houdt
bovendien uw toestel steeds schotvaar
dig. d.w.z. ingesteld op drie vier
meter, lensopening 8 of 11 en een
belichtingstijd van 1/50 of 1/60 se
conde. Komen er bijzondere momenten
voor, dan is uw camera klaar voor ac
tie behoeft u vrijwel niet in te stellen.
René Goris en J. Greshoff. „Mar
nix Gijsen". A. A. M. Stols,
's-Gravenhage.
Sedert de dichter Marnix Gijsen na
de oorlog als romanschrijver is gede
buteerd met het veel omstreden ver-
haaal „Joachim van Babyion", een
werk. dat een ongekend aantal her
drukken beleefd heeft, heeft zyn pen
om zo te zeggen, niet stilgelegen. Joa
chim heeft totnutoe negen opvolgers
gehad. Al deze boeken zijn zowel door
de kritiek als door het publiek twee
grootheden, die het lang niet altijd met
elkaar eens zijn geestdriftig ontvan
gen. Een geestdrift ik heb dat eer
der gezegd die helaas geen zuiver
literaire is aangezien Gijsens zwakste
kant, zijn neiging tot getuigen, wel tot
dat enthousiasme zal hebben bijgedra
gen.
Hoe dan ook, een levensbeschrijving
van een zo geliefd auteur is stellig op
zijn plaats. Het eerste gedeelte van dit
boek, hetwelk „De Jeugd van Marnix
Gijsen" heet, is geschreven door zijn
broer, René Goris. Ik moet zeggen, dat
ik zelden zo'n bescheiden en daarbij
toch bijzonder aardige bijdrage tot de
betere kennis van een beroemd fami
lielid gelezen heb. Het zijn ogenschijn
lijk kleine bijzonderheden, die deze
broer vertelt over het kind Jan-Albert
Goris want zo heet Marnix Gijsen
bij de burgerlijke stand maar het
zijn precies die zaken, die er op aan
komen, wanneer men de achtergrond
van het levenswerk van een schrijver
wil belichten. Met begrip en genegen
heid vertelt hij over het kind en over
de jongen; niet met bewondering voor
de „grote" broer die in de jaren waar
over René aan het woord is zijn kleine
broertje was, want dat zou een vooruit
lopen op de feiten betekenen.
Tweederde van het boek is gevuld
door een groot essay over het werk van
Marnix Gijsen van de hand van Jan
Greshoff; een bijzonder lucide en ver
fijnd analyserend geschrift. Zelfs wan
neer men het met Jan Greshoff niet
helemaal eens is, dan nog dwingt deze
beschouwing tot de grootste bewonde
ring en innige belangstelling. Greshoff
is altijd op zijn best als hij tot in de
grond van zijn letterkundige hart be
wonderen kan. En dit is in wezen het
grootste compliment, dat men een cri
ticus maken kan, daar bij velen de
geest pas vaardig wordt, wanneer zij
boos zijn of afkeuren. Niets is moeilij
ker dan genuanceerd bewonderen, dat
wil zeggen zonder te vervallen in su
perlatieven. Greshoffs enige bezwaar
tegen Gijsen is diens vrijmoedig om
springen met de Nederlandse taal; ln
zijn ogen té vrijmoedig. Inderdaad is
deze schrijver geneigd wat galllicismen
uit te strooien, maar daar is hij ook
een Vlaming voor. Ik ben 't met Gres
hoff eens. dat dit wat te ver gaat bij
de uitdrukking „een theorie van gaten"
voor een onberijdbare weg. Doch het
gebruik van het woord „theorie" in de
betekenis van opeenvolging eigenlijk
theoria, het aanschouwde, optocht
kon ook uit het Grieks resp. Latijn zijn
gekomen, iets wat helemaal niet on
waarschijnlijk is, gezien Gijsens klas
sieke voorkeuren. En zou Greshoff in
derdaad met zijn hand op zijn hart
kunnen volhouden, dat men in Frank
rijk spreekt van „une théorie de bana-
nes"? Hoe amusant pardon (neem
mij niet kwalyk), ik bedoel, hoe ver
makelijk.
Garmt Stuiveling. „Willem Els-
schot". Voor het ministerie van
openbaar onderwijs uitgegeven
door A. Manteau NV, Brussel, '60.
Over het werk van een tweede grote
Vlaamse prozaïst en dichter, die he
laas overleden is, geeft Garmt Stuive
ling een beschouwing en wel over Wil
lem Elsschot. Men bereikt een merk
waardig effect, wanneer men deze bei
de analyses van letterkundig werk
beide van de eerste orde naast el
kaar legt. Die merkwaardigheid vindt
zijn ooi-zaak in de instelling van de
beide essayisten. Waar Greshoff tegen
over het werk van Gijsen staat met
volkomen openhartige bewondering en
met het begrip, dat voortkomt uit die
genegenheid, daar is Stuiveling de koe
le beschouwer, de intelligente formula-
tor. In zijn diepste wezen laat Els-
schots werk Stuiveling waarschijnlijk
koud. Daardoor komt het, dat hij bijv.
de jeugdbrief van de op dat moment
vijftienjarige Elsschot „dweepziek"
noemt, terwijl die toch niet anders dan
jeugdig-enthousiast is. Daarom ook be
gint hij met te zeggen, dat de cynicus
Elsschot is begonnen als „sentimen
teel". Stuiveling bedoelt waarschijnlijk
„gevoelig". Na deze peremptore uit
spraken evenwel toont Stuiveling toch
een goed inzicht in en ook wel begrip
voor het werk van Elsschot te hebben,
ofschoon de lezer nooit helemaal ont
komt aan de indruk, dat al dat „cynis
me", al dat „ontmaskeren", al die
„meedogenloosheid", die „skepsis"
woorden, die men herhaaldelijk aan
treft hem toch wat, tegen de borst
stuiten.
Men heeft 't gevoel, dat Stuiveling Els
schot met zijn hoofd bewondert, maar
hem moreel niet helemaal pruimen
kan. Dat is zijn goed recht natuurlijk,
maar een zuiver letterkundig oordeel
is het niet meer.
CLARA EGGINK
Narcissen pleegt men ook wel
Paasbloemen te noemen. Als
die dagen gunstig vallen en men
heeft het weer een beetje mee.
kunnen ze omstreeks die tijd
heel mooi bloeien. Het zijn
prima bolgewassen voor de tuin
en kunnen heel rijk bloeien.
Men behoeft het tegenwoordig
niet alleen meer in het wit en
geel te zoeken; er zijn ook heel
mooie soorten met zalmkleurige
trompetten en met oranje
cupjes. Er is zo veel verschei
denheid, dat men best voor de
tuin iets kan vinden. Trouwens
de Keukenhof biedt altijd een
prima gelegenheid tot het ma
ken van een keus; de bollen
staan er op soort en men kan
dus noteren. Doch daar is het
nü niet de goede tijd voor; men
dient ze nu te bestellen en
direct na ontvangst moeten ze
op de voor hen bestemde plaats
gepoot worden. Narcissen zijn
niet zo mooi voor tuinbeplan-
ting; dat wil zeggen: niet voor
perkbeplanting. Daarvoor kan
men beter tulpen en hyacinthen
gebruiken, doch voor wildorde-
ning; dus om ze maar raak te
laten groeien, zal men er veel
plezier van hebben. Ze houden
niet van een zonnig plekje,
doch voldoen het best aan de
rand van een heestergroep of
tussen de heesters en ook wel
onder hoog opgroeiende, niet te
dichte bomen. De bollen kunnen
op een diepte van ongeveer tien
centimeter gepoot worden; ze
zullen het dan prima naar hun
zin hebben. Ge moet ze na de
bloei met rust laten; ze moeten
rustig kunnen afsterven. Als het
loof groen wordt afgemaaid of
afgesneden, zal men er niet veel
meer van behoeven te verwach
ten. En dat zou jammer zijn,
want ze kunnen heus jarenlang
mee, doch dan moet men ze goed
verzorgen en is het nuttig er te
gen de herfst wat oude mest
overheen te strooien. De bollen
behoeft men als ze zijn afge
storven, niet op te nemen; ze
kunnen blijven zitten. Als men
tóch opnemen moet, is het nut
tig ze opnieuw zo spoedig mo
gelijk te poten; ze vormen na
melijk weer snel opnieuw wor
tels. Ze houden wel van een
voedzame grondsoort. Het is
nuttig er wat oude mest onder
te spitten. Bevat de grond ech
ter voldoende humus, dan kan
men ook heel goede resultaten
bereiken met tuin- en gazon-
korrelmest. Narcissen kunnen
ook prima op de voorgrond in
de border gepoot worden; ze
zullen het daar ook goed naar
hun zin hebben. Men kan het
best telkens" groepjes van één
soort poten.
G. KROMDIJK.
Want bijzondere shots maakt u liever
niet op een afstand van twintig of der
tig meter maar zo mogeiyk dichtby.
Wat we met bijzondere shots be
doelen? Voornamelijk dit, dat u niet
alleen maar de stereotype opnamen
moet maken op een geijkte manier. Als
Karei meeloopt in de optocht of bo
venop een groot paard zit, zou dat een
reden kunnen zijn om hem onderweg
vanuit het met moeite verworven voor
ste plaatsje in de rij, even onder schot
te nemen. Misschien komt het paard
er dan maar half op of zijn z'n benen
fotografisch geamputeerd. Maar dat je
op het kiekje toch kunt zien dat Karei
er uit ziet zoals-ie waarschijnlijk nooit
meer in z'n leven zal rondlopen, ver
goedt veel van de technische tekort
komingen. En Karei vindt het zelf na
tuurlijk ook leuk!
Maar met dezelfde moeite kunnen
we een goed plaatje maken: een iets
hoger standpunt kiezen, liefst in een
kromming van de straat, waar het
overzicht beter is. Of van échter de
dikke rij van toeschouwers staande op
een krukje of stoel.
Maar neem dan behalve Karei in
z'n drie-oktotoer-vermomming, ook eens
wat andere opnamen. Nee, niet alleen
van de optocht. Van ménsen en situa
ties: van de ballonnenkoopman bij het
afleveren van zo'n gasgevulde vrucht
of van de zuurverkopers bij het prik
ken naar een grote augurk. Foto's van
warme-oliebollen-eters met vette kin
en geharde ijslikkers (zonder kippevel).
Kijk eens naar een straattoneeltje van
spelende muzikanten of richt de lens
op een in volle aandacht luisterende
toeschouwer. Maak zo het feest op stra
ten en pleinen eens met uw camera
mee.
Vergeet niet naar ,,'t veld" te gaan.
Met 1/50 seconde kunt u weliswaar
niet zo maar de zwierende zweefmolen
klanten opnemen. Dat moet minstens
1/250 zijn en dan nog niet van al te
dichtbij opnemen. Wilt u een kansje
wagen met een eenvoudig apparaat,
beproef het dan op deze manier: ga
met uw gezicht naar de „spil" van de
zweefmolen staan. Maak dan bijna een
kwartdraai naar rechts, en fotografeer
de meest naar buiten komende „zwe-
verd" terwijl hij op u toesuist. Druk af
als hij, nét door de bocht gegaan, bij
het op u toekomen de indruk maakt
plotseling sterk vaart te verminderen.
Natuurlijk is dat gezichtsbedrog, maar
recht op uw camera afkomende, kimt
u zo'n opname misschien nog net met
1/50 of 1/100 seconde maken. Een
lichte onscherpte is vaak niet eens
storend bij zo'n opname, omdat het de
vaart in de beweging even accentueert.
Heel aardige foto's zijn zelfs de avond
opnamen, waarbij de lichten van de
molen met de bekende zweefstoeltjes
of de moderne raket-zitplaatsen cirkels
van licht tekenen doordat zo'n opname
met een belichtingstijd van meerdere
seconden wordt gemaakt (Van statief
af!) Lensopening f=8. Enige seconden
belichten. Behalve zweef- en draai
molens is er op het feestterrein nog een
schat van onderwerpen te vinden. De
schetter-orkestjes voor de allerlei ge
heimzinnigheden omsluitende tentjes,
de machtige pogingen om door middel
van de drievoudige knal van 't hoofd
van Jut een extra kunstbloem te ver
krijgen of de stralende kindergezicht
jes toy het trekken aan het touwtje,
dat wondere waren bengelend tevoor
schijn tovert.
O ja, onderwerpen genoeg op zo'n
dag. Ook op de avond. Wie eens zo'n
héél snelle film wil proberen kan de
palingverkopers by het licht van een
benzinelamp opnemen of de schoonste
en opgeruimdste foto van heel de drie
oktoberviering maken van de helver
lichte, opgepoetste noga-kraam ook de
sfeer van het dampende licht van een
frites-kraam of de feeststemming rond
de muziek.
Groots vuurwerk
„Tot slot: groots vuurwerk". Zó on
geveer staat het in de feestwijzer. Tot
slot van uw reportage ook een paar
by vuurwerk is dat zo leuk. Daaro is
het niet, 't probleem om een goede
plaats te krijgen zal heel wat groter
zyn. Want er moet een plaatsje zyn
voor het statief, waarop het toestel
staat. Neem een film van 21 Din°. Ge
bruik lensopening 5, 6 of 8 en hanteer
de draadontspanner om trilling te voor
komen. Want u moet tyd-opnamen
maken. Dus: sluiter op B. Zodra de
lichtpylen gaan opstygen de draadont
spanner indrukken. De lens staat nu
open en een lyn van licht wordt op uw
filmpje getekend. Spat de vurige ster
uit elkaar, dan nog even het dalen der
lichtende delen afwachten. Nu kunt u
de sluiter dichtdoen. Maar by menige
camera moet u dan de film doorge
draaid worden, omdat hy een sperin-
richting tegen dubbele opnamen heeft,
m.a.w. men kan daarmee geen twee
opnamen over elkaar maken. En Juist
by vurwerk is dat zo leuk. Daarom ia
het verstandig, de draadontspanner na
de eerste vuurpijl-opname niet los te
laten, maar hem ingedrukt te houden.
De lens dekt u even voorzichtig af met
een zakdoek of doosje. Zodra een twee
de serie pyien de lucht in gaat wordt
over de eerste nog een opname ge
maakt door alleen maar zakdoek of
doosje weg te halen. Pas na twee of
drie seconden laat u de draadontspan
ner los en de dubbelopname is ge
maakt.
In kleuren is op dezelfde wyze ook
een prachtige serie opnamen van vuur-
werkpyien of -stukken te maken.
By langzame kleurenfilm lensopening
f=4 kiezen, by de wat snellere (18
Din°) f=5.6 nemen. Gebruik daglicht
kleurenfilm, het effect is dan wat war
mer, wat vooral by projectie prettig
aandoet.
Probeeer altyd foto's en zeker
feestfoto's onbemerkt te ma
ken. Dan ontstaan geen speciale
foto-gezichten van: „Vin-Je-me-
niet leuk op de kiek"
Maak vuurwerkopnamen nooit
tegen wind in want dan komen
er alleen maar mooie rook
wolken op de prent.
Met een hypersnelle film (27-
33Din) kunnen momentopnamen
(1/25 sec.) gemaakt worden by
het licht van een enkele gewone
lamp, lensopening moet dan wel
groot zyn (f=4).
Narcissen voor de tuin.