RIJKSBEGROTING 1961 TOONT GUNSTIGE POSITIE VAN ONS LAND DUIDELIJK AAN BELASTINGVERLAGING ZWEEFT VOORLOPIG NOG IN DE LUCHT Te verwachten tekort bedraagt 539 miljoen overschot gewone dienst van 1239 miljoen Weer een program voor 80.000 woningen MILJOEN BELASTINGVERLAGING VOORNAAMSTE STEMPEL Woningnood in 1970 ingehaald Kabinet moet beslissen over de datum van inwerkingtreding Uitgaven voor emigratie lager door sterk verminderde animo Opgericht 1 maart 1860 Dinsdag 20 september I960 Derde blad no. Ooloo uitgaven en inkomsten vertoont een overschot van 1293 miljoen. De in komsten bedragen 9058 miljoen, de uitgaven belopen 7765 miljoen, met inbegrip van 297 miljoen voor steun aan de landbouw. De buitengewone dienst voor de -financiering van hoofdzakelijk wer ken van duurzame aard, vermeldt een tekort (zoals gewoonlijkvan 1487 miljoen. Uitgaven 1897 miljoen. Inkomsten 410 miljoen. Minister-president De Quay en minister Zijlstra, de hoofd-auteurs van de vandaag ingediende mil joenen-nota, waarin een forse be lastingverlaging in het vooruitzicht wordt gesteld. DE BELASTINGDRUK VOLGENS DE NIEUWE BELASTINGVOORSTELLEN "(HET VERLOOP V.D. INKOMSTENBEt^STINGPERCENT2GES)- Belastingverlaging is het voornaamste stempel, dat is gedrukt op de Rijksbegroting voor 1961, die vandaag bij de Tweede Kamer is ingediend, gelijk tijdig met voorstellen tot verlaging van de loon- en inkomstenbelasting. Die verlaging kost de schat kist over een jaar gerekend 475 miljoen gulden. De regering is echter van plan de verlaging pas 1 juli 1961 te doen ingaan en op voorwaarde dat de conjunctuur de maatregel toelaat. In 1961 geeft het Rijk dan 195 miljoen gulden aan be lastinggeld prijs. Ook de vennootschapsbelasting zal worden verlaagd, van 44-47°/0 tot 40-43% (herstel van het tarief van twee jaar geleden) maar over de datum van ingang zal eveneens pas in de loop van 1961 worden beslist. Deze verlaging zou de schatkist 115 miljoen per jaar kosten. De omzetbelasting op sigaretten wordt met ingang van 1 januari a.s. verlaagd van 7 tot 5%. Dit zal niet leiden tot een verlaging van de prijzen. De maatregel (die de belasting vermindert met 15 miljoen per jaarwordt o.a. getroffen om ruimte te scheppen voor een verbetering van de winst mogelijkheden van de detailhandeldie het thans niet breed heeft. Sigaren blijven vrijgesteld van omzetbelasting. De omzetbelasting op personenauto's, motor rijwielen en banden wordt 1 januari 1961 verlaagd van 20 tot 18%. Dat kost de schatkist 12 miljoen per jaar. De vermogensbelasting wordt met ingang van 1 januari 1962 verlaagd van 6 per duizend tot 5 per duizend (herstel van het oude tarief) waardoor het Rijk per jaar 30 miljoen minder belasting ont vangt. Volgens de voorstellen van de regering zullen de thans geldende tijdelijke belastingverhogingen op benzine. Dieselauto's en een aantal weelde artikelen, blijvend worden gemaakt. Dat brengt dus geen verandering in de belastingopbrengst. De omzetbelasting op boter zal zo spoedig mogelijk worden afgeschaft. Verlaging van loon- en inkomstenbelasting gaat (indien mogelijk) op 1 juli 1961 in In totaal komen de voorgestelde belastingverlagingen neer op een bedrag van 647 miljoen. Daar staat tegenover een beperking van de investeringsaftrek van tweemaal 8% tot tweemaal 5% (reeds ingegaan) hetgeen het Rijk een voordeel oplevert van 150 miljoen gulden per jaar. De schatkist brengt dus een offer van 497 miljoen of afgerond 500 miljoen per jaar. Voor 1961 bedraagt de belastingver laging 215 miljoen, indien de verlaging van de inkomsten- en loonbelasting 1 juli 1961 ingaat. met 194 miljoen, waarbij dan reke ning is gehouden met een verlaging van de loon- en inkomstenbelasting per 1 juli. Het tekort van 194 mil- Belastingverlaging van 647 miljoen De voorstellen tot belastingverla ging duiden er reeds op dat de fi nanciële positie van het Rijk gunstig is. Volgens de.raming zullen in 1961 de uitgaven (9662 miljoen) de in komsten (9468 miljoen) overtreffen WAT WU PRESTEERDEN AU3 PR0DUK7IE VAN DE INDUSTRIE EN DE PRODUKTIE PER WERKNEMER^ 3sis195M00) (excl.bouwnijverh.) joen zal in verband met nu reeds te verwachten verdere uitgaven nog toenemen tot ongeveer 539 miljoen. Het kastekort (doordat belastingen later binnenkomen) zal ongeveer 750 miljoen bedragen. Voor de financie ring van dit tekort zal het Rijk - zo als normaal altijd gebeurt - 500 mil joen onderhands kunnen lenen van pensioenfondsen, zodat op de open kapitaalmarkt nog slechts 250 mil joen moet worden geleend. Daarte genover staat dan de tegenwaarde van de te bouwen bruggen, huizen, wegen enz. enz Daarvoor zijn lenin gen dus verantwoord. De financiële positie van het Rijk is gezond. De gewone dienst van dagelijkse In het woningbouwprogramma voor 1961 is weer uitgegaan van 80.000 woningen. Hiervan zjjn begrepen 32.500 woningwetwoningen waarvoor in 1961 verplichtingen zullen worden aangegaan. Van laatstgenoemd aantal zullen 320 woningen in de Noordoostpolder en in Oost-Flevoland worden gebouwd. Hiervoor komt 6.4 miljoen ten laste van de begroting van het Zuiderzeefonds. Er is voorts gerekend met 32.500 woningen die zullen worden gebouwd met toepassing van de premie- en bijdrageregeling 1960. De overige 15000 woningen zullen zonder overheidssteun tot stand komen. De voornaamste posten van de op de gewone dienst uitgetrokken bijdragen ten behoeve van de volkshuisvesting zijn: a. Bijdragen in de exploitatiekosten van de woningwetwoningen 146.0 miljoen. b. Premieregeling woningbouw 125,0 miljoen. c. Kosten van woningverbetering en -splitsing 4,5 miljoen. d. Uitkeringen ineens ingevolge de financieringsregelingen 1947 en 1948 ter dekking van de onrendabele bouw kosten 26,0 miljoen. De nieuwe subsidieregeling voor de de particuliere woningbouw maakt een verlaging van de uitgaven van het Rijk mogelijk. Omdat echter ten laste van de begroting 1961 nog een groot aantal verplichtingen op basis van de oude re geling moeten worden nagekomen, is de raming voor 1961 slechts 75 miljoen gul den lager dan die voor 1960. Het statistisch woningtekort, dat per 1 januari 1954 nog 220.000 bedroeg, zal in de loop van 1960 naar verwachting belangrijk beneden de 100.000 woningen komen te liggen. Tegen 1970 zullen op de woningmarkt de gevolgen van de ge- boortetop in 19461947 te voelen zijn door de versterkte vraag naar woningen. Dan zal de woningnood echter zijn in gehaald, aldus de miljoenennota, en zal op het gebied van de huren evenwioht zijn bereikt. Minister Zijlstra vraagt van het Parlement de loon- en inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting te verladen, maar de datum van ingang over te laten aan een nadere beslissing van het Kabinet. Dat voorlopig van plan is men zie elders de loon- en inkomstenbelasting te verlagen met ingang van 1 juli 1961. Het zal echter in 1961 moeilijk zjjn het economisch evenwicht te handhaven. Men zou zelfs kunnen zeggen, aldus minister Zijlstra, dat in 1961 de beslissing valt over de vraag of do voortgaande hoogconjunctuur zal leiden tot overspanning en over- besteding (met als consequentie een nieuwe bestedingsbeperking). Belastingver laging (vergroting koopkracht) op een ongeschikt moment, zou het evenwicht kunnen verstoren. Terwijl door schaarste aan arbeidskrachten een opwaartse druk op de lonen heerst, is het dan uitgesloten prijsstijging te voorkomen. Daarom vraagt de minister (waarmee hij het Parlement voor een nieuwigheid stelt) de datum van ingang van de belastingverlaging aan het Kabinet over te laten, omdat omtrent de economische ontwikkeling in 1961 nog veel onzekerheid bestaat. NIET TE ONDERSCHATTEN BESTEDINGSPRIKKEL Met erkenning van de aan deze pro cedure verbonden bezwaren van niet- economische aard, is het Kabinet van oordeel dat het moment van in werking treden van de belastingverlaging op grond van conjuncturele overwegingen nog nader zal moeten worden vastge steld. De datum van 1 juli 1961 zou in Üeohdeaweapek- -- verband met een verdere verscherping van de conjunctuur beslist slecht kun nen vallen. De omstandigheden kunnen een zo groot mogelijke tegendruk nood zakelijk maken tegen een ongewenste ontwikkeling. Een belastingverlaging als thans wordt voorgesteld, aldus de minister, betekent op het moment van inwerking treden een bestedingsprikkel van niet te onder schatten betekenis. Het verleden heeft voldoende aangetoond hoe belangrijk een juiste keuze is van het tijdstip voor het treffen van maatregelen die naar hun aard de bedrijvigheid prikkelen. Zij kun nen, wanneer onze economie door grote spanningen in wankele toestand ver keert, gemakkelijk de oorzaak zijn van evenwichtsverstoring. Daarbij dient men ook niet te vergeten dat dan de belas tingverlichting zelf door een optredende prijs- en inkomensinflatie haar effect op korte termijn weer zou kunnen ver liezen. Onder deze omstandigheden hecht het Kabinet er grote waarde aan de moge lijkheid open te houden in de loop van het eerste halfjaar van 1961 aan de hand van de dan beschikbare gegevens de vraag te beantwoorden of de invoe ring van het nieuwe tarief per 1 juli 1961 inderdaad verantwoord is te achten. Mocht het Kabinet tot de slotsom komen dat invoering van de verlaging van de loon- en inkomensbelasting niet verantwoord is per 1 juli, dan zal het Parlement daarvan onverwijld in kennis worden gesteld. Voorzover thans kan worden overzien zal pas na een beslissing over de loon- en inkomstenbelasting het tijdstip kun nen worden vastgesteld waarop de ta riefsverlaging van de vennootschapsbe lasting in werking dient te treden. Dat is niet zo bezwaarlijk omdat de belasting op winsten van vennootschappen over 1961 toch pas geheven wordt in 1962. Die voor sociale zekerheid 340 miljoen De uitgaven boor de emigratie in 1961 vertonen ten opzichte van de ontwerp-begroting 1960 als ge volg van verminderde animo een daling met 2.9 miljoen tot 25 mil joen. Er is van uitgegaan dat het volgend jaar 26.000 emigranten zullen vertrekken tegenover 30.000 in 1960. De uitgaven voor sociale zekerheid (inbegrepen uitgaven voor pensioenen en wachtgelden) zijn in de Rijksbegro ting voor 1961 gesteld op 340 miljoen gulden. Voor de Rijksbijdrage in het tekort van de Ziekenfondsverzekering voor bejaarden is een bedrag van 35 mil joen opgenomen. In 1961 is een bedrag van 16 miljoen meer geraamd voor renten krachtens de Invaliditeitswet en 5,5 miljoen voor de kinderbijslagen aan rentetrekkers. Voorts zijn de geheel of ten dele ten laste van het Rijk komende premies voor de algemene ouderdomsverz.ekering vermeerderd met ongeveer 5 miljoen. Bovendien is rekening gehouden met de te verwachten stijging van de post „toe slagen op pensioenen" als gevolg van de voorgenomen maatregelen tot verbete ring van de financiële positie der ge pensioneerden. Bijstand Voor sociale bijstand is op de gewone dienst 80.3 miljoen uitgetrokken. Dat is 9,4 miljoen meer dan in 1960. De uitvoe ring van de wet „Buitengewoon pen sioen 1940—1945" zal 5.8 miljoen meer vergen. Voor de diverse activiteiten op het terrein van het maatschappelijk werk zal meer geld nodig zijn, o.a. voor het bijzonder gezins- en wijkwerk (1.4 miljoen) en voor het uitvoerend alge meen maatschappelijk werk (0.6 mil joen). Bovendien is een bedrag van 5 miljoen opgenomen voor subsidies, ver band houdende met investeringen in het kader van de sociale planning in de ont wikkelingsgebieden en de probleemge bieden. Gerepatriëerden Voor de verzorging van gerepatrieer- den in opvangcentra en in contractpen sions vermeldt de begroting een bedrag van 9.5 miljoen. Voor meubelvoorschot ten is een bedrag van 2.5 miljoen uit getrokken. De ondersteuning van gere- patrieerden via de gemeenten zal in 1961 tweemiljoen gulden meer vergen dan oorspronkelijk voor 1960 werd ge raamd. De uitgaven voor de openbare ge zondheid zullen in 1961 met driemiljcen gulden stijgen tot 29.2 miljoen. Behalve door de loon- en salarismaatregelen wordt deze hogere raming voornamelijk veroorzaakt door een toeneming van het aantal onderzoeken in streeklaboratoria en bijzondere instituten en door de nieuwbouw van het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid te Bilthoven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 9