ii
D
Uulbranssen
Tentoonstelling van noeste
huisvlijt
w
Een Zoeklicht
1
1
II
is verbitterd
door de
scherpe kritiek
Nog een tweede film over
„En eeuwig zingen de bossen"
„Diep gekwetst"
WOORD
VAN
BEZINNING
^DE GEMEENSCHAP DER HEILIGEN
"N
Zoeterwoudenaar wrocht een
prachtige zweefmolen
Zaterdag 17 september I960
In cc/i bibliollieek in de rimboe
NOORSE SCHRIJVER
Zijn succes werd zijn verdriet
Geen sprake van valse romantiek
omdat zijn personen bestaan
(Van onze Scandinavische medewerker)
Een uitgestrekte, welvarende gemeente in Zuid-
oost-Noorwegen is Eidsberg. ,,Het kerkportaal is
uit het midden van de 12de eeuw -reken maar
uit hoeveel geslachten daar al doorheen zijn ge
gaan, in ogenblikken van de grootste vreugde en
van de grootste droefenis, die het mensenleven
meebrengt."
Het is Trygve Gulbranssen, die dat tot ons zegt
als wij hem een bezoek brengen. Hij woont er al
vele jaren, hoog in de heuvelen, ver van de men
sen, in moeilijk toegankelijk terrein, waar de auto
hotst en herhaaldelijk in de eerste versnelling moet
worden geschakeld.
Hij woont er in een bibliotheek in de rimboe:
talloze klassieken en vele modernen staan er om
hem heen. Door het raam op het westen beleven
zijn vrouw en hij onwaarschijnlijk rode zonsonder
gangen. De uit de Glomma opstijgende avonddam
pen breken de zonnestralen, die vallen op de
eenzame hoeven, een boerderij waarin het boek
heerst en het woord domineert.
Gulbranssen behoeft maar even te spreken en men voelt met een cultuur
drager te maken te hebben, iemand die het nog de moeite waar vindt cultuur
goederen door te geven aan jongeren. Wij willen hem echter over zichzelf laten
spreken. Hebben duizenden bioscooptheaters zijn naam niet wekenlang, ja soms
maandenlang op hun gevels gehad? Hij is immers de auteur van „Het geslacht
Bjorndal", de veelgeloofde en veel gewraakte trilogie, die met „En eeuwig zingen
de bossen" een kwart eeuw geleden zijn zegetocht begon en deze nu heeft hervat.
Nauwelijks roeren wij dat onderwerp evenwel aan of de blijdschap om het be
zoek is van zijn gelaat verdwenen. Er komt een verbitterde trek om zyn mond.
Zyn succes is namelijk zijn verdriet geworden!
„Inderdaad, en de première in Arn
hem, in aanwezigheid van de commis
saris van de Koningin en de burge
meester, is een onvergetelijke dag voor
ons geworden. Het was inderdaad
vorstelijk".
Dus u hebt u tenslotte met de film
verzoend?"
„Neen, volstrekt niet" zijn ogen
vonken fel „en die Weense heren
zullen hetzelfde ook niet opnieuw uit-
De kritiek heeft hem zo betoogt
hij van den beginne af neergesa
beld, in Noorwegen en overal. Het le
zend publiek heeft gelezen, het boeken-
kopend publiek heeft gekocht, de bio
scoopbezoekers komen in brede stromen
Maar sommige critici hebben zelfs niet
geaarzeld hem belachelijk te maken
en gedaan alsof hij met zijn zwijgende,
sterke bosfiguren opzettelijk naar de
gunst van het publiek heeft gedongen.
Men noemt het valse romantiek om
dat men denkt dat zulke mensen niet
bestaan en niet bestaan hebben. Vol
gens Gulbranssen is dat een verkeerd
uitgangspunt. Zij bestaan. Hij zegt:
„Toen kardinaal Spellman mijn trio-
gie boven aan de lijst van positief
christelijke boeken plaatste en in de
bibliotheek van het Witte Huis deed
opnemen, had ik nog nooit van kar
dinaal Spellman gehoord en aan ver
talingen heb ik bij het uitwerken van
mijn familiekroniek niet gedacht. Mijn
figuren bestaan. Denk aan de pas
overleden generaal Helseth. Hij ver
dedigde Eidsvoll met een handvol
scherpschutters, een bijeengeraapt stel
letje uit diezelfde bossen achter Ha-
mar, waar onze sportkampioenen van
daan komen en waarover ik schreef.
De Duitsers waren in 1940 dicht
achter de regering en de goudschat
van de Noorse Bank aan, maar Hel
seth bood de eerste efficiënte weer
stand en de Duitsers trokken tijdelijk
terug. Zij waren geschrokken, in de
eerste paats omdat er geen enkele
gewonde Noor op het slagveld achter
bleef en verder omdat alle Duitsers in
het voorhoofd waren geraakt. Valse
romantiek? Waarom vals? Men schijnt
te moeten schrijven over mensen zo
als men die overal kent en aantreft
met hun kwalen en tekortkomingen.
Wie dat weigert wordt gehoond."
Groot sportman
„U behoeft" zeggen wij —„toch
geen kritieken te lezen? Halldor Las-
ness leest ze ook niet en Hamsun deed
het evenmin".
Gulbranssen: „jawel, maar pas na
dat zij de Nobelprijs gekregen hadden.
Dat maakt verschil. Dan kan men de
kritiek aan zijn laars lappen. Ik kan
dat niet. Ik trek mij er veel van aan.
Het kwetst mij diep dat is waar
schijnlijk ook de bedoeling".
Van het onderwerp afstappende wij
zen wij op sportdiploma's en zilveren
bekers. Gulbranssen leeft dan weer op.
Hij is ook sportman geweest en heeft
20 jaar leiding gegeven in het Noorse
sportverbond.
Met intens genoegen vertelt hij hoe
hij de oudste zoon van Knut Hamsun
eens heeft kunnen bijstaan. Die was
bij het skieën ongelukkig komen te
vallen en had zijn knie uit de kom.
In geen velden of wegen was er een
arts. Toen heeft Gulbranssen de ver
antwoording zelf genomen en uit alle
macht aan het been getrokken, zodat
het weer in de kom schoot, iets waar
de grote meester, die 36 jaar ouder
was dan Gulbranssen. hem bijzonder
erkentelijk voor is geweest. Men krygt
de indruk dat dit simpele voorval hem
meer genoegen doet. nog altijd, dan
het wereldsucces van zijn boeken en
films!
Prettige herinneringen
aan Nederland
„Ik was vorig jaar in Holland, bij
de filmpremière. De burgemeester va.
Rotterdam was zo vriendelijk mij uii
te nodigen toen de Noorse kerstboon.
werd ontstoken. Ik heb dat buiten
gewoon gewaardeerd. Ik ben alleen
bang hem niet duidelijk genoeg mijn
dank betuigd te hebben. Dat spijt me
erg. Allerlei mensen in Noorwegen zijn
boos geworden omdat mijn dochter en
ik geen kerstkaarten hadden gestuurd,
maar dat konden we onmogelijk want
ons programma in Nederland liet geen
vijf minuten adempauze".
„Als was u een staatshoofd".
halen als binnenkort de tweede film
komt."
„Komt er dan nog een?"
Object voor een proces
„Wis en zeker, het contract luidde:
twee films. Zij is al opgenomen. Maar
ze hadden er zelf geen vertrouwen
in", zucht hij kwasi-treurig, „want ze
hebben in de eerste film alle zes doden
al „opgemaakt". Nu is er niet één meer
over".
Als we samen even ontspannen ge
lachen hebben, vervolgt hij: „Neen,
ik heb bedongen dat ze nu mijn manus
cript nauwgezet volgen. In die eerste
film was van de godvrezende dag een
wrede godslasteraar gemaakt, waar
geen draad Noors aan was. Het kerst
maal. een hoogtepunt in ons leven hier,
was in een vreet- en zwelgpartij
ontaard en zo was er meer. Mijn vrien
den van de christelijke kant zijn nu
ook nog boos op me geworden, hoewel
de producenten mij nergens in kenden
en zich niets van het contract aan
trokken. Het zou een pracht object voor
een proces zijn, als ik twintig jaar
jonger was. Dan had ik er graag een
bokspartij voor over gehad. Maar dan
moet men er tien jaar voor kunnen
uittrekken."
ij geloven en belijden van
Kerk. dat zij de gemeen
schap der heiligen
Daarmee wordt niet bedoeld een
gemeenschap van geestelijke en
zedelijk volmaakte mensen, of
een kerk van engelen, met een
stralenkrans op het hoofd, maar
een gemeenschap van doodge
wone stervelingen, die in Chris
tus geloven en daarom vertrou
wen. dat ze Hem mogen toebe
horen.
Daardoor zijn ze „heilig", dat
wil zeggen afgezonderd van de
wereld en toegewijd aan hun
Heer. Zij weten, dat zij iedere
dag moeten vechten tegen het
verkeerde, zowel in de wereld als
in hun eigen hart en dat zij
daarmee nooit klaar komen.
Naar de buitenkant is er van
„heiligheid" der Kerk bitter
weinig te zien. Degenen immers,
die tot deze gemeenschap beho-
toch eigenlijk wel. In zo'n hou
ding schuilt een groot stuk fari
zeïsme.
Maar degenen, die niet hele
maal van zelfkennis verstoken
zyn, gevoelen zich thuis onder
hen, die helaas wel dagelijks
struikelen en vallen, maar daar
door des te meer overtuigd zijn,
dat zij het enkel van Gods
barmhartigheid moeten ver
wachten.
Dat het in de Kerk vroeger
evenmin veel zaaks is geweest
als tegenwoordig, leert ons de
Kerkgeschiedenis wel. Onlangs
1686 Vrouw Van den Berg en
haar dochter brengen wel wat
veel kinderen ten doop bij de
preekstoel. Bij kostersexploit
wordt aan beiden aangezegd, dat
zy dit niet meer mogen doen.
1747. Er is een klacht binnen
komen. dat ds. Velingius bui
tenslands clandestien is gehuwd
met mej. Visch. Kort daarop
wordt er een spook waargeno
men in het huis van ds. Velin
gius.
1830: De aparte banken voor
de arme luiden leveren moeilijk
heden op. De diakenen moeten
er voortaan op toezien, dat de
arme luiden niet over de banken
naar de verhuurde zitplaatsen
klimmen.
1863: Er wordt over geklaagd,
dat de kerkeraadsvergaderingen
te saai en te ongezellig zijn. De
praeses zal er het zijne aan bij
dragen, dat hierin verandering
komt.
ren, houden er minstens even
zoveel menselijke zwakheden en
ondeugden op na, als degenen,
die er buiten staan. Als men
naar de kerk kijkt, zoals ze reilt
en zeilt, heeft de volksmond ge
lijk, als ze zegt, dat onze lieve
Heer er rare kostgangers op na
houdt.
Voor de vele „brave" mensen
is dat blijkbaar een reden om
zich van de kerk afzijdig te hou
den. Ze halen meewarrig hun
schouders op, als ze hun oog
over het kerkvolk laten gaan.
Met zo'n stelletje huichelaars
willen zij zich liever niet inlaten
Ze zijn immers vroom met hun
mond. maar leugenachtig met
de daad: stipt in de leer, maar
slordig in het leven.
Als men aan deze brave buiten
staanders vraagt, of zij zelf mis
schien beter in een kerk van
engelen zouden passen, durven
zij daarop natuurlijk geen ja te
zeggen, maar zij bedoelen het
Na ons de groeten voor alle vrienden
in Holland, zijn oude vrienden uit de
tabaksindustrie, te hebben meegegeven,
nemen wij afscheid.
Een eenzaam man wuift ons na.
„STIL! PA KNUTSELT!"
Nederland telt er tweeduizend: mannen, die in een rustig hoekje
van de woonkamer hun uren vullen met knutselen en „prutsen". De
televisie komt er bij hen niet in en als ze op hun vrije zaterdagmiddag
inkopen doen, duurt dat uren. Maar als ze eenmaal met hun met zorg
uitgekozen materiaal huiswaarts keren, is er geen enkel probleem
meer, of het moet het stilte probleem zijn, als de kinderen al te luid
ruchtig worden en iemand een waarschuwend: „Stil! Pa knutselt!"
laat horen.
Geduld is hun sterke kant. Zonder
dat zouden uit hun nijvere handen
nooit de creaties te voorschijn komen,
die als Pa's nieuwste schepping de ere
plaats in het huis krijgen.
De beste daarvan staan- tot oktober-
te kijk in het Rotterdamse Maritiem
Museum „Prins Hendrik" .waar ontel
bare knutseluren vorm hebben gekre
gen in ingenieuze hijskranen, scheeps
modellen. spoorwegcomplexen of minia
tuur kermisattracties.
Daar staat bijvoorbeeld de fraaie
zweefmolen van de heer Th. C. de Boer
uit Zoeterwouden, vooral voor de jonge
bezoekers een echte trekpleister. Met
minutieuze nauwgezetheid moet dit
werkstuk in elkaar gezet zijn. Maar
de heer De Boer heeft er dan ook eer
mee ingelegd. Aspirantknutselaars met
een zwak voor kermisattracties kunnen
er geen afscheid van nemen: ze dro
men er van zelf nog eens hun naam
te zien prijken onder zo'n kunstwerk.
Kleiner
Opvallend op deze expositie is dat
de modellen over het algemeen kleiner
zijn dan op vorige tentoonstellingen.
De voorzitter van de Nederlandse Ver
eniging van Modelbouwers (organisatri
ce van deze derde lustrumexpositie),
de heer H. H. Betonville. zegt daarvan:
„De meeste leden kampen met ruimte
gebrek. slechts enkele hebben de be
schikking over een goed geoutilleerde
werkruimte, maar de meesten moeten
het doen met een bescheiden flatkamer
tje".
Dan nog een punt: de werkelijkheid
wordt hoe langer hoe groter.
Neem nu dit voorbeeld: wanneer op
Nederlandse werven mammoettankers
van zo'n slordige tachtigduizend ton
worden gebouwd, is het ondoenlijk deze
op schaal 1:100 na te maken, ze zouden
de deur niet meer uit kunnen
Met de beperkte ruimte beginnen
pvodukt van honderden uren huisvlijt
ook de bouwtekenaars steeds meer re
kening te houden. Bouwtekeningen
vormen everigens in tegenstelling tot
voor de oorlog geen probleem meer.
De leden kunnen ze direct bij hun ver
eniging bestellen. Er is een tijd ge
weest, dat rederijen en luchtvaartmaat
schappijen hun deuren zorgvuldig ge
sloten hielden voor vreemde pottekij-
kers, voor wier hobby maar weinig be
grip getoond werd. Nu ondervindt de
Nederlandse Vereniging voor Model
bouwers slechts medewerking van die
zijde; men heeft voor de leden al vele
honderden tekeningen laten maken van
machines, treinen, vliegtuigen en sche
pen.
Nuttig
De vereniging omvat niet alleen
individuele leden en plaatselijke afde
lingen, maar ook zogenaamde bedrijfs
modelbouwclubs, waar ze zich bevinden.
Die steun is niet onbegrijpelijk, want
de directies en bedrijfsleidingen zien
graag dat hun personeelsleden een heb-
by hebben, die de handvaardigheid en
het technisch inzicht bevordert. Er
komt heel wat voor kijken voordat men
in het hoe en waarom van het schip,
de locomotief en de machine thuis is.
Voor het maken van een goed model
is veel voorstudie verreist en boven
dien een flinke dosis fantasie!
Niet alleen vindt men modelbouw
een goede en verantwoorde vrije tijds
besteding, het vervaardigen van een
voorwerp op een zo goed mogelijke
manier geeft de modelbouwer een spe
ciale bevrediging, die in een tijd van
fabrieksmatigheid en uniformiteit van
niet te onderschatten betekenis is.
In hun eigen blad kunnen de Neder
landse modelbouwers de laatste ont
wikkelingen o.m. op het gebied van de
scheepsbouw uitgebreid en op de voet
verscheen er een boekje van de
hand van de heer J. Wisse, ar
chivaris van de Herv. Gemeente
te 's-Hertogenbosch. Hij heeft
de notulen van de kerkeraad al
daar van het begin af doorgele
zen en uit de vergetelheid der
eeuwen een hele reeks mense
lijke, al te menselijke ondeugden
opgediept, bijvoorbeeld:
1634. Er is een klacht bij de
kerkeraad binnengekomen, dat
de echtgenote van ds. Schuijlius
een handel drijft ten nadele
van de neringdoenden.
Ds. Schuijlius wil dit handeltje
aanhouden ten bate van zijn ge
zin.
1635 Hans Lauwerens, lidmaat,
blijkt brandewijn te tappen op
zondag tijdens de predikatie.
1672. De organist wordt ver
zocht geen aanstotelijke liederen
te spelen. Hij mag niet anders
spelen dan de psalm, die op het
briefje staat.
Die laatste klacht is natuurlijk
onbillijk. Uit het voorafgaande
blijkt duidelijk, dat de vergade
ringen allerminst saai zyn ge
weest.
Maar wel vragen wij ons af:
Is dit nu de gemeenschap der
heiligen? Ja, want te midden
van deze rare kostgangers, die
clandestien handel drijven en
spoken zien en „aanstotelijke"
liederen spelen (dit zal nog wel
meegevallen zijn) wordt verkon
digd, dat God bemoeienis met
hen wil hebben en hen uit hun
duisternris roept tot Zijn licht,
duisternis roept tot Zijn licht,
niet in haar leden, maar in haar
Heer.
En dat zo'n kerk nog blijft be
staan is te danken aan Hem, die
door Zyn Geest en Woord Zijn
gemeente vergadert, beschermt
en onderhoudt.
D. J. VOSSERS,
herv. predikant
te Leiden
OP DE BOEKENMARKT)
M. H. Szekely-Lulofs. „De hon
gertocht van 1911" Pocketsala-
inander Querido Amsterdam 1960.
De heruitgave van dit verhaal
een roman kan men deze aangrijpende
geschiedenis niet noemen heeft be
halve een literaire, ook historisch-
psychologische waarde. Vooral in deze
tijd waarin velen geneigd zijn ieder
voorval waarbij er sprake is van held
haftigheid of zelfs maar plichtgevoel
zonder nadenken te verwerpen.
„De Hongertocht van 1911" is het
verslag van een tocht van twee pa
trouilles in de Atjeh-oorlog. Zonder
twyfel was die hele Atjeh-oorlog, van
het standpunt van heden uit gezien,
niet iets om trots op te zyn. Maar dat
neemt niet weg, dat men er toch de
belangstelling voor kan hebben, die de
historie altijd waard is. Het koloniale
standpunt is niet meer het onze. maar
wederom, men doet er niet juist aan
hen, die toen hun kracht en hun ener
gie gegeven hebben voor een in hun
ogen waardig doel, thans te verwijzen
naar het oord der misdadigheid.
M. H. Szekely-Lulofs heeft dit boek
gebaseerd op een ware gebeurtenis,
waarvan zij het verslag had gekregen
van de aanvoerder van de ongelukkige
patrouilles, de onder-luitenant Nut
ters. In haar verhaal noemt zij hem
Nijhof. Het verloop is in het kort als
volgt: De patrouilles trekken weg met
levensmiddelen voor tien dagen, een
kaart die niet deugt en een gids, die de
weg niet weet. Het doel is het ver
blijf op te sporen van een troep At-
jehers. die iedere nacht het basiskamp
beschieten. De scVaten verdwalen.
Ruim een maand scharrelen zy door
de welhaast ondoordringbare oerwou
den, weerhouden door ravijnen, regens
en overstromende rivieren. Als zij ten
slotte gevonden worden door de mare-
volgen. Zo heeft men nu de beschik
king over de bouwbeschrijving met te
keningen van Nederlandse vlaggeschip,
de „Rotterdam".
De grootste belangstellingen van de
vaderlandse knutselaars echter gaan
uit naar de spoorwegen: 1200 van de
2000 georganiseerde modelbouwers hou
den zich bezig met het maken van
spoorwcgmodelïen. Het aantal scheeps
bouwers beloopt ruim zeshonderd. De
belangstelling van anderen gaat meer
naar het „fijnere werk" uit, zoals by
de heer De Boer uit Zoeterwoude.
Madurodam
De produkten van de Nederlandse
knutselaars staan niet altyd alleen te
pronk boven de huiselijke haard; soms
vragen opdrachtgevers overal in 't
land om hun werkstukken, waarbij de
vereniging dan bemiddelt. Zo is het
nog niet zo lang geleden, dat de direc
tie van de Haagse miniatuurstad Ma
durodam de modelbouwers verzocht
honderd spoorwegwagons te vervaardi
gen, een karwei, waarmee tien hunner
vier jaar lang zoet zyn geweest. Een
treinreis door Zwiterland was de belo
ning van de Nederlandse Spoorwegen
voor de tien miniatuurbouwers met
hun echtgenoten.
En de knutselaar, die het fraaiste
model maakte van het passagierschip
..Willem Ru.vs" kreeg door de Rotter
damse Lloyd eveneens een reis aange
boden
Maar die snoepreisjes en andere at
tracties zyn voor de heer De Boer en
ijn tweeduizend mede-hobby-isten
ïict het voornaamste. Wat hen trekt
s het knutselen zelf, het creatief bezi-,
/ijn in de huiselijke kring.
Dat is het wat hun voldoening
schenkt: onder hun handen een werk
stuk tot een schepping te zien groeien.
chaussee, ls het grootste gedeelte van
de manschappen dood of bijna ver
hongerd.
R. Nieuwenhuys, die deze uitgave
van een voorwoord voorzien heeft, zegt
daarin dat M. H. Szekely-Lulofs'boek
„gewild of ongewild" een pleidooi is
geworden voor de aanvoerder Nutters.
Mij lijkt dat niet Juist. Deze hele be
schrijving. eerst van het leven in het
basiskamp en vervolgens van de tocht,
is tot het einde toe gehouden in de na
vrante toon van iemand, die de betrek
kelijkheid van dit streven en de nutte
loosheid van dit militaire vertoon heus
wel inziet. Het standpunt van de
schrijfster is m.i. eerder: gegeven zijn
nu eenmaal deze toestanden. Laten wy
trachten medelijden met en desnoods
bewondering voor de onversaagdheid te
hebben van die mensen, die nu een
maal in die situatie waren. Wat zij
heeft willen doen en waar zij zo
voortreffelijk in geslaagd is dat is
de mentaliteit weer geven van de ge
middelde Nederlandse soldaat en zyn
gezin, die het haide leven in Atjeh
moesten lijden. En als men dan be
denkt, dat zij dit boek in 1936 geschre
ven heeft en zelf geboren is in dit mi
litaire milieu, dan moet men eerder
haar objectiviteit bewonderen dan dit
boek voor een pleidooi aanzien.
Marek Hlasko. „De achtste dag
van de Week".
Marek Hlasko „Wie volgt naar
het Paradijs". Beide bij De Arbei
derspers. Amsterdam 1960.
Marek Hlasko is, volgens de mede
delingen bij zijn eerst genoemde boek.
een jonge Poolse schrijver, die in zijn
land veel succes heeft en ook in West-
enA A!nerika de belangstel
ling tot zich heeft getrokken. Dit is de
eerste maal, dat er van zijn werk een
Nederlandse vertaling verschijnt
Na de opstanden tegen het commu
nistische regiem in 1956, kon hy zyn
S n Publicere«- Hy heeft in
vom7 Prus van de Uitgevers ont-
Ipït» ieei? v?n. "D® achtste dag van de
week is in het volgende jaar een film
gemaakt. Deze roman is evenwel niet
£3? Pole" verschenen en thans
leeft hy in West-DUitsland
Deze Hlasko is zeker een knap schrij
ver. De novellen, die verzameld zijn in
„De achtste dag van de wek", zhn van
VranHfm!e?!ep-en(Le en onthutsende
wrnïm de vertaling, die door
wuiem A. Mayer byzonder knap ge
maakt moet zyn (ik ken geen Pools),
klink duidelyk het grimmige en soms
ook ingehouden gevoelige geluid van
de schryver, die tot getuigen gedreven
In het tweede boek, dat aanvangt
met de korte roman „Wie volgt naar
het Paradijs", heeft men de indruk,
dat de schrijver in zijn hartstocht tot
genadeloos beschrijven wat te ver gaat
Men verdenke mij niet van preutsheid
wanneer ik zeg. dat zoveel gevloek en
gescheld op iedere bladzijde op den
duur alleen vervelend werkt. Ik twijfel
er niet aan of dat stel desperado's dat
de besneeuwde onherbergzaamheid is
ingestuurd om hout te kappen en aan
te voeren, zo spreekt, maar daar had
ik met een beetje minder herhalingen
ook wel in geloofd.
De indruk, die men uit de beide boe
ken krijgt van Polen onder communis
tische leiding, is kortweg ontzettend
en weerzinwekkend. Als deze boeken
ook maar voor de helft waarheid be
vatten en ondanks de overmaat van
dramatiek, waar de schrijver een voor
keur voor heeft, zal de lezer daar toch
niet aan twijfelen dan is het wel
zeker, dat dit regiem er een is van
misdadige krankzinnigen, die maar op
één ding uit zijn; nl. om het individu
te vernietigen en in een volgend ge
slacht geen mensen te baren, maar
robots.
CLARA EGGINK