ii D Uulbranssen Tentoonstelling van noeste huisvlijt w Een Zoeklicht 1 1 II is verbitterd door de scherpe kritiek Nog een tweede film over „En eeuwig zingen de bossen" „Diep gekwetst" WOORD VAN BEZINNING ^DE GEMEENSCHAP DER HEILIGEN "N Zoeterwoudenaar wrocht een prachtige zweefmolen Zaterdag 17 september I960 In cc/i bibliollieek in de rimboe NOORSE SCHRIJVER Zijn succes werd zijn verdriet Geen sprake van valse romantiek omdat zijn personen bestaan (Van onze Scandinavische medewerker) Een uitgestrekte, welvarende gemeente in Zuid- oost-Noorwegen is Eidsberg. ,,Het kerkportaal is uit het midden van de 12de eeuw -reken maar uit hoeveel geslachten daar al doorheen zijn ge gaan, in ogenblikken van de grootste vreugde en van de grootste droefenis, die het mensenleven meebrengt." Het is Trygve Gulbranssen, die dat tot ons zegt als wij hem een bezoek brengen. Hij woont er al vele jaren, hoog in de heuvelen, ver van de men sen, in moeilijk toegankelijk terrein, waar de auto hotst en herhaaldelijk in de eerste versnelling moet worden geschakeld. Hij woont er in een bibliotheek in de rimboe: talloze klassieken en vele modernen staan er om hem heen. Door het raam op het westen beleven zijn vrouw en hij onwaarschijnlijk rode zonsonder gangen. De uit de Glomma opstijgende avonddam pen breken de zonnestralen, die vallen op de eenzame hoeven, een boerderij waarin het boek heerst en het woord domineert. Gulbranssen behoeft maar even te spreken en men voelt met een cultuur drager te maken te hebben, iemand die het nog de moeite waar vindt cultuur goederen door te geven aan jongeren. Wij willen hem echter over zichzelf laten spreken. Hebben duizenden bioscooptheaters zijn naam niet wekenlang, ja soms maandenlang op hun gevels gehad? Hij is immers de auteur van „Het geslacht Bjorndal", de veelgeloofde en veel gewraakte trilogie, die met „En eeuwig zingen de bossen" een kwart eeuw geleden zijn zegetocht begon en deze nu heeft hervat. Nauwelijks roeren wij dat onderwerp evenwel aan of de blijdschap om het be zoek is van zijn gelaat verdwenen. Er komt een verbitterde trek om zyn mond. Zyn succes is namelijk zijn verdriet geworden! „Inderdaad, en de première in Arn hem, in aanwezigheid van de commis saris van de Koningin en de burge meester, is een onvergetelijke dag voor ons geworden. Het was inderdaad vorstelijk". Dus u hebt u tenslotte met de film verzoend?" „Neen, volstrekt niet" zijn ogen vonken fel „en die Weense heren zullen hetzelfde ook niet opnieuw uit- De kritiek heeft hem zo betoogt hij van den beginne af neergesa beld, in Noorwegen en overal. Het le zend publiek heeft gelezen, het boeken- kopend publiek heeft gekocht, de bio scoopbezoekers komen in brede stromen Maar sommige critici hebben zelfs niet geaarzeld hem belachelijk te maken en gedaan alsof hij met zijn zwijgende, sterke bosfiguren opzettelijk naar de gunst van het publiek heeft gedongen. Men noemt het valse romantiek om dat men denkt dat zulke mensen niet bestaan en niet bestaan hebben. Vol gens Gulbranssen is dat een verkeerd uitgangspunt. Zij bestaan. Hij zegt: „Toen kardinaal Spellman mijn trio- gie boven aan de lijst van positief christelijke boeken plaatste en in de bibliotheek van het Witte Huis deed opnemen, had ik nog nooit van kar dinaal Spellman gehoord en aan ver talingen heb ik bij het uitwerken van mijn familiekroniek niet gedacht. Mijn figuren bestaan. Denk aan de pas overleden generaal Helseth. Hij ver dedigde Eidsvoll met een handvol scherpschutters, een bijeengeraapt stel letje uit diezelfde bossen achter Ha- mar, waar onze sportkampioenen van daan komen en waarover ik schreef. De Duitsers waren in 1940 dicht achter de regering en de goudschat van de Noorse Bank aan, maar Hel seth bood de eerste efficiënte weer stand en de Duitsers trokken tijdelijk terug. Zij waren geschrokken, in de eerste paats omdat er geen enkele gewonde Noor op het slagveld achter bleef en verder omdat alle Duitsers in het voorhoofd waren geraakt. Valse romantiek? Waarom vals? Men schijnt te moeten schrijven over mensen zo als men die overal kent en aantreft met hun kwalen en tekortkomingen. Wie dat weigert wordt gehoond." Groot sportman „U behoeft" zeggen wij —„toch geen kritieken te lezen? Halldor Las- ness leest ze ook niet en Hamsun deed het evenmin". Gulbranssen: „jawel, maar pas na dat zij de Nobelprijs gekregen hadden. Dat maakt verschil. Dan kan men de kritiek aan zijn laars lappen. Ik kan dat niet. Ik trek mij er veel van aan. Het kwetst mij diep dat is waar schijnlijk ook de bedoeling". Van het onderwerp afstappende wij zen wij op sportdiploma's en zilveren bekers. Gulbranssen leeft dan weer op. Hij is ook sportman geweest en heeft 20 jaar leiding gegeven in het Noorse sportverbond. Met intens genoegen vertelt hij hoe hij de oudste zoon van Knut Hamsun eens heeft kunnen bijstaan. Die was bij het skieën ongelukkig komen te vallen en had zijn knie uit de kom. In geen velden of wegen was er een arts. Toen heeft Gulbranssen de ver antwoording zelf genomen en uit alle macht aan het been getrokken, zodat het weer in de kom schoot, iets waar de grote meester, die 36 jaar ouder was dan Gulbranssen. hem bijzonder erkentelijk voor is geweest. Men krygt de indruk dat dit simpele voorval hem meer genoegen doet. nog altijd, dan het wereldsucces van zijn boeken en films! Prettige herinneringen aan Nederland „Ik was vorig jaar in Holland, bij de filmpremière. De burgemeester va. Rotterdam was zo vriendelijk mij uii te nodigen toen de Noorse kerstboon. werd ontstoken. Ik heb dat buiten gewoon gewaardeerd. Ik ben alleen bang hem niet duidelijk genoeg mijn dank betuigd te hebben. Dat spijt me erg. Allerlei mensen in Noorwegen zijn boos geworden omdat mijn dochter en ik geen kerstkaarten hadden gestuurd, maar dat konden we onmogelijk want ons programma in Nederland liet geen vijf minuten adempauze". „Als was u een staatshoofd". halen als binnenkort de tweede film komt." „Komt er dan nog een?" Object voor een proces „Wis en zeker, het contract luidde: twee films. Zij is al opgenomen. Maar ze hadden er zelf geen vertrouwen in", zucht hij kwasi-treurig, „want ze hebben in de eerste film alle zes doden al „opgemaakt". Nu is er niet één meer over". Als we samen even ontspannen ge lachen hebben, vervolgt hij: „Neen, ik heb bedongen dat ze nu mijn manus cript nauwgezet volgen. In die eerste film was van de godvrezende dag een wrede godslasteraar gemaakt, waar geen draad Noors aan was. Het kerst maal. een hoogtepunt in ons leven hier, was in een vreet- en zwelgpartij ontaard en zo was er meer. Mijn vrien den van de christelijke kant zijn nu ook nog boos op me geworden, hoewel de producenten mij nergens in kenden en zich niets van het contract aan trokken. Het zou een pracht object voor een proces zijn, als ik twintig jaar jonger was. Dan had ik er graag een bokspartij voor over gehad. Maar dan moet men er tien jaar voor kunnen uittrekken." ij geloven en belijden van Kerk. dat zij de gemeen schap der heiligen Daarmee wordt niet bedoeld een gemeenschap van geestelijke en zedelijk volmaakte mensen, of een kerk van engelen, met een stralenkrans op het hoofd, maar een gemeenschap van doodge wone stervelingen, die in Chris tus geloven en daarom vertrou wen. dat ze Hem mogen toebe horen. Daardoor zijn ze „heilig", dat wil zeggen afgezonderd van de wereld en toegewijd aan hun Heer. Zij weten, dat zij iedere dag moeten vechten tegen het verkeerde, zowel in de wereld als in hun eigen hart en dat zij daarmee nooit klaar komen. Naar de buitenkant is er van „heiligheid" der Kerk bitter weinig te zien. Degenen immers, die tot deze gemeenschap beho- toch eigenlijk wel. In zo'n hou ding schuilt een groot stuk fari zeïsme. Maar degenen, die niet hele maal van zelfkennis verstoken zyn, gevoelen zich thuis onder hen, die helaas wel dagelijks struikelen en vallen, maar daar door des te meer overtuigd zijn, dat zij het enkel van Gods barmhartigheid moeten ver wachten. Dat het in de Kerk vroeger evenmin veel zaaks is geweest als tegenwoordig, leert ons de Kerkgeschiedenis wel. Onlangs 1686 Vrouw Van den Berg en haar dochter brengen wel wat veel kinderen ten doop bij de preekstoel. Bij kostersexploit wordt aan beiden aangezegd, dat zy dit niet meer mogen doen. 1747. Er is een klacht binnen komen. dat ds. Velingius bui tenslands clandestien is gehuwd met mej. Visch. Kort daarop wordt er een spook waargeno men in het huis van ds. Velin gius. 1830: De aparte banken voor de arme luiden leveren moeilijk heden op. De diakenen moeten er voortaan op toezien, dat de arme luiden niet over de banken naar de verhuurde zitplaatsen klimmen. 1863: Er wordt over geklaagd, dat de kerkeraadsvergaderingen te saai en te ongezellig zijn. De praeses zal er het zijne aan bij dragen, dat hierin verandering komt. ren, houden er minstens even zoveel menselijke zwakheden en ondeugden op na, als degenen, die er buiten staan. Als men naar de kerk kijkt, zoals ze reilt en zeilt, heeft de volksmond ge lijk, als ze zegt, dat onze lieve Heer er rare kostgangers op na houdt. Voor de vele „brave" mensen is dat blijkbaar een reden om zich van de kerk afzijdig te hou den. Ze halen meewarrig hun schouders op, als ze hun oog over het kerkvolk laten gaan. Met zo'n stelletje huichelaars willen zij zich liever niet inlaten Ze zijn immers vroom met hun mond. maar leugenachtig met de daad: stipt in de leer, maar slordig in het leven. Als men aan deze brave buiten staanders vraagt, of zij zelf mis schien beter in een kerk van engelen zouden passen, durven zij daarop natuurlijk geen ja te zeggen, maar zij bedoelen het Na ons de groeten voor alle vrienden in Holland, zijn oude vrienden uit de tabaksindustrie, te hebben meegegeven, nemen wij afscheid. Een eenzaam man wuift ons na. „STIL! PA KNUTSELT!" Nederland telt er tweeduizend: mannen, die in een rustig hoekje van de woonkamer hun uren vullen met knutselen en „prutsen". De televisie komt er bij hen niet in en als ze op hun vrije zaterdagmiddag inkopen doen, duurt dat uren. Maar als ze eenmaal met hun met zorg uitgekozen materiaal huiswaarts keren, is er geen enkel probleem meer, of het moet het stilte probleem zijn, als de kinderen al te luid ruchtig worden en iemand een waarschuwend: „Stil! Pa knutselt!" laat horen. Geduld is hun sterke kant. Zonder dat zouden uit hun nijvere handen nooit de creaties te voorschijn komen, die als Pa's nieuwste schepping de ere plaats in het huis krijgen. De beste daarvan staan- tot oktober- te kijk in het Rotterdamse Maritiem Museum „Prins Hendrik" .waar ontel bare knutseluren vorm hebben gekre gen in ingenieuze hijskranen, scheeps modellen. spoorwegcomplexen of minia tuur kermisattracties. Daar staat bijvoorbeeld de fraaie zweefmolen van de heer Th. C. de Boer uit Zoeterwouden, vooral voor de jonge bezoekers een echte trekpleister. Met minutieuze nauwgezetheid moet dit werkstuk in elkaar gezet zijn. Maar de heer De Boer heeft er dan ook eer mee ingelegd. Aspirantknutselaars met een zwak voor kermisattracties kunnen er geen afscheid van nemen: ze dro men er van zelf nog eens hun naam te zien prijken onder zo'n kunstwerk. Kleiner Opvallend op deze expositie is dat de modellen over het algemeen kleiner zijn dan op vorige tentoonstellingen. De voorzitter van de Nederlandse Ver eniging van Modelbouwers (organisatri ce van deze derde lustrumexpositie), de heer H. H. Betonville. zegt daarvan: „De meeste leden kampen met ruimte gebrek. slechts enkele hebben de be schikking over een goed geoutilleerde werkruimte, maar de meesten moeten het doen met een bescheiden flatkamer tje". Dan nog een punt: de werkelijkheid wordt hoe langer hoe groter. Neem nu dit voorbeeld: wanneer op Nederlandse werven mammoettankers van zo'n slordige tachtigduizend ton worden gebouwd, is het ondoenlijk deze op schaal 1:100 na te maken, ze zouden de deur niet meer uit kunnen Met de beperkte ruimte beginnen pvodukt van honderden uren huisvlijt ook de bouwtekenaars steeds meer re kening te houden. Bouwtekeningen vormen everigens in tegenstelling tot voor de oorlog geen probleem meer. De leden kunnen ze direct bij hun ver eniging bestellen. Er is een tijd ge weest, dat rederijen en luchtvaartmaat schappijen hun deuren zorgvuldig ge sloten hielden voor vreemde pottekij- kers, voor wier hobby maar weinig be grip getoond werd. Nu ondervindt de Nederlandse Vereniging voor Model bouwers slechts medewerking van die zijde; men heeft voor de leden al vele honderden tekeningen laten maken van machines, treinen, vliegtuigen en sche pen. Nuttig De vereniging omvat niet alleen individuele leden en plaatselijke afde lingen, maar ook zogenaamde bedrijfs modelbouwclubs, waar ze zich bevinden. Die steun is niet onbegrijpelijk, want de directies en bedrijfsleidingen zien graag dat hun personeelsleden een heb- by hebben, die de handvaardigheid en het technisch inzicht bevordert. Er komt heel wat voor kijken voordat men in het hoe en waarom van het schip, de locomotief en de machine thuis is. Voor het maken van een goed model is veel voorstudie verreist en boven dien een flinke dosis fantasie! Niet alleen vindt men modelbouw een goede en verantwoorde vrije tijds besteding, het vervaardigen van een voorwerp op een zo goed mogelijke manier geeft de modelbouwer een spe ciale bevrediging, die in een tijd van fabrieksmatigheid en uniformiteit van niet te onderschatten betekenis is. In hun eigen blad kunnen de Neder landse modelbouwers de laatste ont wikkelingen o.m. op het gebied van de scheepsbouw uitgebreid en op de voet verscheen er een boekje van de hand van de heer J. Wisse, ar chivaris van de Herv. Gemeente te 's-Hertogenbosch. Hij heeft de notulen van de kerkeraad al daar van het begin af doorgele zen en uit de vergetelheid der eeuwen een hele reeks mense lijke, al te menselijke ondeugden opgediept, bijvoorbeeld: 1634. Er is een klacht bij de kerkeraad binnengekomen, dat de echtgenote van ds. Schuijlius een handel drijft ten nadele van de neringdoenden. Ds. Schuijlius wil dit handeltje aanhouden ten bate van zijn ge zin. 1635 Hans Lauwerens, lidmaat, blijkt brandewijn te tappen op zondag tijdens de predikatie. 1672. De organist wordt ver zocht geen aanstotelijke liederen te spelen. Hij mag niet anders spelen dan de psalm, die op het briefje staat. Die laatste klacht is natuurlijk onbillijk. Uit het voorafgaande blijkt duidelijk, dat de vergade ringen allerminst saai zyn ge weest. Maar wel vragen wij ons af: Is dit nu de gemeenschap der heiligen? Ja, want te midden van deze rare kostgangers, die clandestien handel drijven en spoken zien en „aanstotelijke" liederen spelen (dit zal nog wel meegevallen zijn) wordt verkon digd, dat God bemoeienis met hen wil hebben en hen uit hun duisternris roept tot Zijn licht, duisternis roept tot Zijn licht, niet in haar leden, maar in haar Heer. En dat zo'n kerk nog blijft be staan is te danken aan Hem, die door Zyn Geest en Woord Zijn gemeente vergadert, beschermt en onderhoudt. D. J. VOSSERS, herv. predikant te Leiden OP DE BOEKENMARKT) M. H. Szekely-Lulofs. „De hon gertocht van 1911" Pocketsala- inander Querido Amsterdam 1960. De heruitgave van dit verhaal een roman kan men deze aangrijpende geschiedenis niet noemen heeft be halve een literaire, ook historisch- psychologische waarde. Vooral in deze tijd waarin velen geneigd zijn ieder voorval waarbij er sprake is van held haftigheid of zelfs maar plichtgevoel zonder nadenken te verwerpen. „De Hongertocht van 1911" is het verslag van een tocht van twee pa trouilles in de Atjeh-oorlog. Zonder twyfel was die hele Atjeh-oorlog, van het standpunt van heden uit gezien, niet iets om trots op te zyn. Maar dat neemt niet weg, dat men er toch de belangstelling voor kan hebben, die de historie altijd waard is. Het koloniale standpunt is niet meer het onze. maar wederom, men doet er niet juist aan hen, die toen hun kracht en hun ener gie gegeven hebben voor een in hun ogen waardig doel, thans te verwijzen naar het oord der misdadigheid. M. H. Szekely-Lulofs heeft dit boek gebaseerd op een ware gebeurtenis, waarvan zij het verslag had gekregen van de aanvoerder van de ongelukkige patrouilles, de onder-luitenant Nut ters. In haar verhaal noemt zij hem Nijhof. Het verloop is in het kort als volgt: De patrouilles trekken weg met levensmiddelen voor tien dagen, een kaart die niet deugt en een gids, die de weg niet weet. Het doel is het ver blijf op te sporen van een troep At- jehers. die iedere nacht het basiskamp beschieten. De scVaten verdwalen. Ruim een maand scharrelen zy door de welhaast ondoordringbare oerwou den, weerhouden door ravijnen, regens en overstromende rivieren. Als zij ten slotte gevonden worden door de mare- volgen. Zo heeft men nu de beschik king over de bouwbeschrijving met te keningen van Nederlandse vlaggeschip, de „Rotterdam". De grootste belangstellingen van de vaderlandse knutselaars echter gaan uit naar de spoorwegen: 1200 van de 2000 georganiseerde modelbouwers hou den zich bezig met het maken van spoorwcgmodelïen. Het aantal scheeps bouwers beloopt ruim zeshonderd. De belangstelling van anderen gaat meer naar het „fijnere werk" uit, zoals by de heer De Boer uit Zoeterwoude. Madurodam De produkten van de Nederlandse knutselaars staan niet altyd alleen te pronk boven de huiselijke haard; soms vragen opdrachtgevers overal in 't land om hun werkstukken, waarbij de vereniging dan bemiddelt. Zo is het nog niet zo lang geleden, dat de direc tie van de Haagse miniatuurstad Ma durodam de modelbouwers verzocht honderd spoorwegwagons te vervaardi gen, een karwei, waarmee tien hunner vier jaar lang zoet zyn geweest. Een treinreis door Zwiterland was de belo ning van de Nederlandse Spoorwegen voor de tien miniatuurbouwers met hun echtgenoten. En de knutselaar, die het fraaiste model maakte van het passagierschip ..Willem Ru.vs" kreeg door de Rotter damse Lloyd eveneens een reis aange boden Maar die snoepreisjes en andere at tracties zyn voor de heer De Boer en ijn tweeduizend mede-hobby-isten ïict het voornaamste. Wat hen trekt s het knutselen zelf, het creatief bezi-, /ijn in de huiselijke kring. Dat is het wat hun voldoening schenkt: onder hun handen een werk stuk tot een schepping te zien groeien. chaussee, ls het grootste gedeelte van de manschappen dood of bijna ver hongerd. R. Nieuwenhuys, die deze uitgave van een voorwoord voorzien heeft, zegt daarin dat M. H. Szekely-Lulofs'boek „gewild of ongewild" een pleidooi is geworden voor de aanvoerder Nutters. Mij lijkt dat niet Juist. Deze hele be schrijving. eerst van het leven in het basiskamp en vervolgens van de tocht, is tot het einde toe gehouden in de na vrante toon van iemand, die de betrek kelijkheid van dit streven en de nutte loosheid van dit militaire vertoon heus wel inziet. Het standpunt van de schrijfster is m.i. eerder: gegeven zijn nu eenmaal deze toestanden. Laten wy trachten medelijden met en desnoods bewondering voor de onversaagdheid te hebben van die mensen, die nu een maal in die situatie waren. Wat zij heeft willen doen en waar zij zo voortreffelijk in geslaagd is dat is de mentaliteit weer geven van de ge middelde Nederlandse soldaat en zyn gezin, die het haide leven in Atjeh moesten lijden. En als men dan be denkt, dat zij dit boek in 1936 geschre ven heeft en zelf geboren is in dit mi litaire milieu, dan moet men eerder haar objectiviteit bewonderen dan dit boek voor een pleidooi aanzien. Marek Hlasko. „De achtste dag van de Week". Marek Hlasko „Wie volgt naar het Paradijs". Beide bij De Arbei derspers. Amsterdam 1960. Marek Hlasko is, volgens de mede delingen bij zijn eerst genoemde boek. een jonge Poolse schrijver, die in zijn land veel succes heeft en ook in West- enA A!nerika de belangstel ling tot zich heeft getrokken. Dit is de eerste maal, dat er van zijn werk een Nederlandse vertaling verschijnt Na de opstanden tegen het commu nistische regiem in 1956, kon hy zyn S n Publicere«- Hy heeft in vom7 Prus van de Uitgevers ont- Ipït» ieei? v?n. "D® achtste dag van de week is in het volgende jaar een film gemaakt. Deze roman is evenwel niet £3? Pole" verschenen en thans leeft hy in West-DUitsland Deze Hlasko is zeker een knap schrij ver. De novellen, die verzameld zijn in „De achtste dag van de wek", zhn van VranHfm!e?!ep-en(Le en onthutsende wrnïm de vertaling, die door wuiem A. Mayer byzonder knap ge maakt moet zyn (ik ken geen Pools), klink duidelyk het grimmige en soms ook ingehouden gevoelige geluid van de schryver, die tot getuigen gedreven In het tweede boek, dat aanvangt met de korte roman „Wie volgt naar het Paradijs", heeft men de indruk, dat de schrijver in zijn hartstocht tot genadeloos beschrijven wat te ver gaat Men verdenke mij niet van preutsheid wanneer ik zeg. dat zoveel gevloek en gescheld op iedere bladzijde op den duur alleen vervelend werkt. Ik twijfel er niet aan of dat stel desperado's dat de besneeuwde onherbergzaamheid is ingestuurd om hout te kappen en aan te voeren, zo spreekt, maar daar had ik met een beetje minder herhalingen ook wel in geloofd. De indruk, die men uit de beide boe ken krijgt van Polen onder communis tische leiding, is kortweg ontzettend en weerzinwekkend. Als deze boeken ook maar voor de helft waarheid be vatten en ondanks de overmaat van dramatiek, waar de schrijver een voor keur voor heeft, zal de lezer daar toch niet aan twijfelen dan is het wel zeker, dat dit regiem er een is van misdadige krankzinnigen, die maar op één ding uit zijn; nl. om het individu te vernietigen en in een volgend ge slacht geen mensen te baren, maar robots. CLARA EGGINK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 17