Er tikte een vogel tegen 'I glas... Ellen Neel (Brits Columbia) snijdt totems voor vorsten en ministers ZATERDAG 23 APRIL WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 4 Kijkjes in de Natuur door van der Zee Sjouke Oorringenmaar ook palen van acht nieter met dondervogel Geen oeroude kunst negatieve elektronen positieve proton leutron jeen ladir luchtblaas] jwols| fotografisch negatief gietstuk] isotoop| -^|fl-jEtJ STRALINGSMETING DE RADIO (ACTIEVE-) ISOTOOP IS DE LANGS KUNSTMATIGE WEG (CYCLO TRON) RADIO-ACTIEF GEMAAKTE STOF. MEESTAL EEN TFEFPLAATJE CF STAAFJE VAN EEN BEPAALD METAAL, DAT VOOR VELE INDUS TRIËLE DOELEINDEN WORDT GE BRUIKT. EEN ATOOM BESTAAT UIT EEN POSITIEF GELADEN KERN OMRINGD DOOR EEN WOLK VAN NEGATIEF GE LADEN ELEKTRONEN. DE KERN ZELF BESTAAT UIT POSITIEF GELADEN PROTO NEN EN NIET GELADEN NEUTRONEN. A 1beschieting met andere deeltjes [atoomkern! kern neemt neutron op en wordt onstabiel ander atoom r£* (stabiel) ont- staat atoom gaat ontleden STOFFEN ZENDEN STRALEN UIT DE MATERIE HEEN DRINGEN. DAAR- DE STRALEN ENERGIE. DOOR HET ENERGIEVERLIES KUNNEN WIJ KOMEN OVER DE STOF WAAR DE DRINGEN. EEN RADJO-ISOTOOP IS EEN ATOOM WAARAAN PROTONEN OF NEUTRO NEN ZIJN TOEGEVOEGD OF WEG GESCHOTEN. EEN DERGELIJK V ATOOM IS ONSTABIEL EN GAAT ZICHZELF ONTLEDEN DOOR UIT STRALING VAN KERNDEELTJES, WAARBIJ HET WORDT OMGEZET IN EEN STABIEL ATOOM VAN EEN ANDER ELEMENT. DE UITGEZON DEN DEELTJES KUNNEN ALPHA- BÊTA OF GAMMASTRALEN ZIJN. Totempalen zijn geen afgods beelden, al is in Europa de op vatting, dat zü het wel zijn, zeer verbreid. Totempalen beelden de emblemen en symbolen af van de stam of de familie, ter wijl zij tevens soms een ge schiedenis in beelden" zijn. De laatste hand wordt gelegd aan de kop van een totemdier. Mijn artikel over het roodborstje in de keuken van een boerderij heeft weer wat pennen in beweging gebracht en zo ben ik dan weer wat brieven rijker geworden. Aardige brieven van lezers en lezeressen, die mij hun vaak interes sante ervaringen op het gebied van niet schuwe vogels meedelen. Ook een enkele brief, waaruit maar nauwelijks waardering blijkt voor wat men noemt mijn ongeloof in de betrouwbaarheid van dierenverhalen. Men vindt me maar een ongelovige Thomas. Dat ongeloof spruit echter niet voort uit betweterij (want daar komt het in die brief vrijwel op neer), maar mijn wantrouwen geldt het gemak, waarmee de meeste mensen, een conclusie trekken uit slechts één enkele waarneming. Zij zien iets eigenaardigs in het gedrag van een dier, zij worden getroffen door een vreemde uiting van dat dier en een-twee-drie staan zij klaar met een verklaring, die een mogelijk andere uitleg volkomen uitsluit. De eerste zal vragen: Wat moet ik dan wèl denken van hetgeen ik zo duidelijk voor me zie? De tweede kan antwoorden: begin met denken, d.w.z. met gevolgtrekkingen maken pas als U heel veel van dat dier hebt gezien. Als ik in een dierentuin zit te te kenen bij de verblijfplaatsen der uilen, hoor ik de haastige en meest ongeïnteresseerde wandelaars steeds hetzelfde zeggen: „O kijk, uilen! Die kunnen niet zien overdag". HET ïs zo, want ik heb het zelf gezien", ziehier de samenvat ting van wat de mensen inzo'n geval bezig houdt. Uit vele voorbeel den zou ik U kunnen duidelijk maken, hoe snel men zich bedient van dat „het is zo" en hoe zelden iemand tegen zichzelf zegt: „Ja maar, is het wel zo? Ben ik soms te voorbarig met mijn conclusie?" Ik heb vaak gesprekken gehad met mensen, die in hun dieren, hun kat, hun hond, hun kanarie wonderen van scherpzinnigheid en denkvermogen zagen. Begrijpelijk, al overdrijven zij in hun gevoeligheid voor hun dieren. Zij gaan dagelijks met hun viervoetige vriend of vriendin om, ze zien er tientallen uitingen van en zijn licht geneigd deze te meten met de maten, die tot het terrein van de menselijke geest behoren. En zij weigeren, vaak tegen beter weten in, hun lievelingen te zien als verstandelijk zeer be grensde wezens, die vaak handelen volgens een schema. Raakt dit schema in de war, klopt er iets niet, dan is het dier „ontredderd", reageert het op een voor ons onbegrijpelijke wijze. Ik heb eens een zware discussie ge had met iemand, een groot dieren vriend en een bewonderaar van de na tuur in al haar vormen en uitingen, iemand die gewend was zijn omgeving scherp op te nemen. Bij zijn huis wer den de mezen regelmatig gevoerd op vaste tijden zodat de diertjes alle schuwheid hadden afgelegd. Dit laat ste is een algemeen bekend verschijn sel. Er zijn mensen, die door eindeloos geduld vogels op hun hand kunnen krijgen, waar ze het voer wegpikken. Op een zondagmorgen echter staat de familie laat op en dan wordt er aan het raam getikt. U raadt het: 't is een mees, die vindt, dat het nu welletjes is en dat het nu tijd wordten dat hij hier niet voor gek staat, enz. enz.". Dit was het struikelblok in onze discussie. Tot en met dat pikken was ik het. eens met mijn opponent, maar ik weigerde hem te volgen in zijn beschouwing over dat pientere dier tje, dat de luie mensen daar eventjes aan hun plicht kwam herinneren. Moeilijk IK ben me ervan bewust, dat ik hier een heel moeilijk onderwerp te pakken heb, waarover ik zelf met de grootste voorzichtigheid een mening durf uitspreken, terwijl ik be reid ben die mening te laten varen, als ik de overtuiging mocht krijgen, dat ik me toch heb vergist. Het moei lijkste van alles vind ik, aan degenen, die zo lichtvaardig en zonder onder zoek, hun mening vormen, duidelijk te maken, wat ik bedoel. Daarom vond ik het zo buitengewoon prettig, dezer dagen een boek in handen te krijgen, dat voor mij in dezen een onverwachte steun blijkt te zijn. Dit boek, dat „Spieden en speuren in de vrije natuur" heet en geschre ven is door onze oud-stadgenoot Nico Tinbergen, zou ik gaarne willen aan bevelen bij hen, die ervan houden de verschijnselen in de natuur te be studeren eenvoudiger gezegd, die het prettig vinden, goed te letten op wat er om hen heen in de natuur gebeurt, maar niet goed raad weten me't de beoordeling van het waargenomene. Zij zullen al lezende in dit helder geschreven en buitengewoon belang- Weinig nut DERGELIJKE discussies hebben doorgaans weinig nut omdat de uitgangspunten, van waaruit wordt geredeneex-d, verschillend zijn. De een ziet niet verder dan de uitin gen van een dier en is dan tevreden, hij zoekt niet verder, probeert niet aan de weet te komen ,wat er achter dat merkwaardige dierengedrag steekt. Vandaar dat hij genoeg heeft aaneen enkele waarneming, want zijn conclu sie staat al vast. De ander zegt: alles goed en wel, maar een dier is geen mens. Doet een dier nu iets menselijks (büv. tegen een raam tikken) dan behoeven wij aan zo'n handeling niet direct een menselijke drijfveer of bedoeling te verbinden. Als ze de moeite namen ook eens lange tijd bij die dieren te gaan zitten en aandachtig te kijken, zonder iets te zeggen, zouden ze zelf kunnen ontdekken dat uilen overdag heel goed kunnen zien ,maar dat ze als vogels van schemering en duisternis, overdag hun nachtogen afschermen met hun oogleden. Maar men kijkt toch immers niet naar de dieren, men loopt alleen maar met zakjes rond, waaruit van alles naar de dieren wordt gemikt. Een lezer uit Vleuten deed een aai-dige waarneming en schrijft me het volgende: „Er lag een leeuwerik nest in de wei ,in een z.g. mestpol, dat is gras op een plek, waar koemest heeft gelegen. Een koe kwam al gra zend op het nest af. de leeuwerik liep van het nest af. de koe tegemoet en ging vlak voor de neus met de wiek jes zitten klepperen, net zo lang, tot het de koe verveelde en ze van rich ting veranderde". Het prettige van dit eenvoudige ver haal (maar je ziet het in gedachten voor je!) vind ik, dat de schrqver nu niet dadelijk klaar staat met een me ning over „dat scherpe verstand" van die vogel, want wat weten we ervan, wat er in dat kleine brein van zo'n dotje veren omgaat. Gaat er wel iets in om? Ja .natuurlijk! zeggen de vrienden van de ruitenpikkende mezen en roodborstjes ,dat kun je toch zo maar zien aan de manier van doen van die leeuwerik! wekkende boek, kennis maken met de wijze, waarop de man van de weten schap, (professor Tinbergen) als bio loog te werk gaat bij het bestuderen van verschijnselen, die zijn belang stelling hebben gewekt. Zij zullen echter ook aan de weet komen, hoeveel proefnemingen, ver nuftig bedacht en met bewonderens waardig geduld uitgevoerd, zo'n on derzoeker nodig acht voor hjj één verschijnsel heeft begrepen en een conclusie mag neerschrijven. We le zen, dat het hem en zijn medewerkers liefst 5 jaren (d.w.z. 5 zomers) kostte om achter de geheimen te komen van de bijenwolf, een roofwesp, die de honingbij nodig heeft voor de in standhouding van haar soort. We volgen de onderzoekeis ook over de grenzen naar Groenland, waar zij de vogels van de ijzige fjordenkusten bestuderen veertien maanden lang, naar Zuid-Afrika, waar het grote wild van heit Krügerpark hun aandacht vraagt. En wij, lezers, we reizen ge boeid mee, ons verbazend over het doorzettingsvermogen van deze ras echte zwervers, die wetenschappelijk gesproken .nooit en nergens over één nacht jjs gaan. Kortom een boek naar mijn hart. En een grote steun voor degenen die al reeds vermoedden dat „de waar heid" in biologische zin nergens voor het grpen ligt, maar gewoonlijk moei zaam en geduldig moet worden ont dekt. Mevr. Ellen Neel in haar ale- lier bezig met een totembeeldvcm De meesten onzer herinneren zich uit de boeken van schrijvers als Karl May, Gustave Aimard en Cooper, dat de Indianen totems hadden. De totempalen waren versierd met die- renfiguren, gestalten, symbolen en koppen. De motieven waren sterk traditioneel, maar de kunstenaars, die de totems maakten, waren vrij in de manier van uitbeelding. Menige totempaal gaf „in beeldenlegenden, mythen of historische gebeurtenissen weer. Om zo'n paal te kunnen „le zen", moest men dus beschikken over een grote kennis van het land en de diverse Indianenstammen, alsmede over hun religieuze opvattingen, hun symboliek en hun historie. Tot een eind in onze eeuw toe be stond in Europa de opvatting, beter: de misvatting, dat. de totempaal een oeroud Indiaans cultuurbezit was. De waarheid is, dat de „totem-kunst" pas ontstond in het begin der vorige eeuw. Vermoedelijk werd zij geïnspi reerd door het veel oudere gebruik (dat men vooral bij de Indianen van de Canadese provincie Brits-Columbia vond) om de palen der woningen te vei-sieren met snijwerk. Pas toen, na de komst der „Bleekgezichten", goede stalen messen in Indiaans bezit kwa men, kon de totem-kunst opbloeien! Het aantal totem-kunstenaars is tegenwoordig nog maar klein. Een der bekendste is (mevrouw) Ellen Neel. Zij is een .squaw" van de Kwakioetl- stam, die woont in het gebied van de Alert Baai (Brits-Columbia). Haar bet-overgrootvader begon vijf gene raties geleden de (toen namelijk nieu we) kunst te beoefenen. Zijn nazaten hebben het vak in ere gehouden. En mevrouw Neel's zeven kinderen drie van hen zijn zoons worden allen opgeleid tot totem-snijders. De oudsten hebben hun sporen in die kunst reeds verdiend en leveren zeer fraaie werkstukken. De meeste palen, die Ellen Neel maakt, zijn gedecoreerd met. de totem emblemen van haar geslacht, te weten de dondervogel, de beer, de walvis en de zeeotter. De dondei-vogel was (en is) het symbool of wapen-embleem van tal van vooraanstaande Indiaanse ge slachten langs de kusten van Brits- Columbia. De vogel wordt afgebeeld met een sterk gekromde snavel. De Indianen zeiden, dat de dondervogel de boodschapper of de bode van de donder was en dat hij zijn prooi ving door fluitend-sissend bliksem stralen met zijn snavel weg te slin geren. In het Stanley Park te Van couver bevindt zich een prachtige totempaal, bekroond met een don dervogel. Wie het dier bekijkt, be grijpt, waarom hij „dondervogel" heet en zelfs, dat hij bliksemstralen weg kon slingeren. kaliber". De meeste totempalen, die In de vorige eeuw voor „echt gebruik" wer den vervaardigd, zijn vergaan of op andere wijze verdwenen, al vindt men er in sommige Canadese musea nog enige bijzonder fraaie. Ellen Neel maakt ze tegenwoordig nog precies zo als haar voorzaten in de negentiende eeuw. Geen wonder dus, dat vele van haar werkstukken hun weg hebben ge vonden naar musea en particuliere verzamelingen in zowel als buiten Ca nada. Vorstelijke bezoekers van Ca nada en buitenlandse staatslieden, die naar Brits-Columbia kwamen, .koch ten „Neel-totems". Een tweetal voor beelden Koningin Elizabeth II van Engeland was verrukt en kocht er een paar Dit geldt ook van de Russische minister van "Visserij, die een van Ellen Neel's totems meenam naar Moskou. Ellen Neel maakt totems van zeer verschillende afmetingen. Palen van acht meter hoogte, maar ook totem oorringen verlaten haar atelier. En de prijzen? Die vai'iëren ook sterk. Wie over een bescheiden beurs beschikt, kan reeds voor vier a vijf gulden een totem-pronkstukje kopen. Er zijn ech ter ook totems, waarvoor Ellen Neel tweeduizend gulden vraagt! Mevrouw Neel verricht haar werk met hart en ziel. Naturlijk vindt zij het prettig, dat zij met haar kunst de inkomsten van haar gezin kon vergro ten, maar misschien schat zij het nog hoger, dat zij door haar kunst de oude beschaving van de Roodhuiden in het algemeen en vooral die van haar stam bekendheid en waardering geeft in vele streken der wereld. (NADRUK VERBODEN) Hoe werkt het? Schematische voorstelling van het gebruik van een isotoop in papier-of rubber fabrieken. DE RADIO-ISOTOPEN WORDEN VEEL GEBRUIKT OM DE DIKTE VAN GEWALST MATERIAAL TE REGELEN. DE DIKTE VAN HET MATERIAAL BEPAALT DE HOE VEELHEID DOORGELATEN STRA LING OP DE METER KAN EEN AUTOMAAT. WORDEN AANGE- SLOTEN DIE DE AFSTAND Wfc DE WALSRQLLEN REGELT. DE ISOTOPEN WORDEN GEBRUIKT OM DE VULLING VAN STALEN FLESSEN TE KONTROLEREN. DAAR FLES SEN MET SAMENGEPERSTE VLOEISTOF, ZOALS BUTAAN OF KOOLZUUR, TIJDENS LEGEN OF VULLEN STEEDS DEZELFDE DRUK AANWIJZEN, IS EEN MA NOMETER HIER NUTTELOOS. DOOR MET EEN STRALINGSBRON EN EEN TELBUIS (GEIGER-TELLER) LANGS DE FLES TE SCHUIVEN KAN MEN MERKEN OP WELK PUNT DE METER VERANDERT. DAAR IS DAN DE VLOQSTOFSPIE- GEL. BIJ HET ONDERZOEK VAN ZWAAR MA TERIAAL KAN MEN GEBRUIK MAKEN VAN EEN FOTOGRAFISCH NEGATIEF BIJ HET AANTONEN VAN ONREGEL- I MATIGHEDEN ZOALS LUCHT BLAZEN HGiETGALLEN) OF SCHEUREN.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 16