D 'let lijden van de Heiland GOEDEMORGEN! Een Zoeklicht Ook tal van gewoonten ten plattelande herinneren eraan Poëtische visie van ons voorgeslacht OP DE BOEKENMARKT Zaterdag 16 april 1960 De plantensprookjes, die een vromer voorgeslacht te boek heeft gesteld als tedere vertolking van het lijden van de Heiland, moet men nemen voor wat ie zijn. Zij behelzen geen historische juistheid. Zij geven ons een zeer onzuiver beeld van de geschiedenis der planten in kwestie; zij geven ons niet eens een beeld van wat dat vrome voorgeslacht zélf als juist en waarachtig heeft geloofd en uitgedragen. Het zijn slechts mooie oude paasverhalen, sprookjes, die een moeder aan haar kind vertelt, brokjes volkspoëzie. Maar dan poëzie, die voort gesproten is uit de dichterlijke ziel van een naïef gelovend volk, dat van hoge eerbied voor de Verlosser was vervuld. Overal in Europa bestond trouwens voor de eenvoudige van harte een nauw verband tussen het paasfeest en de natuur. Met Pasen begon immers vroeger het Nieuwe Jaar. Er was dus goede grond voor om, gelijk men dat nog altijd doet in Oostenrijk, in de paasweek, al of niet met blote voeten, neer te knielen op de akker of onder een boom om een gebed tot de hemel op te zenden. In Beieren meende men, dat het zaad, hetwelk op Goude Vrijdag aan de aarde werd toevertrouwd, een goed gewas zou leveren, want op die dag rust er een bijzondere zegen op het landwerk. De vruchtbomen meende men het best op die dag te kunnen snoeien. Wie dat doet kan n.I. staat maken op een overvloedige oogst. aan ieder stengeltje wederom twaalf belletjes. En als men ln de paasweek door Limburg en Noord-Brabant komt, dan wil het gebeuren dat men hier of daar nog een boer met ontbloot hoofd op de akker ziet staan, bezig met een oeroude gewijde handeling, die het gewas tegen hagelslag en brand be schermen moet. Onder het prevelen van een spreuk in de geest van het oud-Budelse: „lek stek iene gewijde palm Oos lieve Herke verlent oos koorn en walm!" steken de boeren een takje Buxus op de vier hoeken van hun land. Het woord walm betekent hier stro: zij hopen dus, dat God de op palm-zon- dag in de kerk gewijde palmtakjes een beschermende kracht zal verlenen, die een misoogst zal voorkomen. En in Rusland sloeg men elkaar tot en kele tientallen jaren geleden op Pasen nog met wilgenroeden onder het uitspreken van een zegenwens. Het is het oude vruchtbaarheidsslaan, dat men b.v. in de Zaanstreek ove rigens op een andere datum nog terugvindt. Daar bewerkte men elkaar op Luilak met brandneteltakken, of liever „de" luilak werd er meer be werkt. Via dit merkwaardige gebruik zijn wij dan aangeland bij een oude Duitse legende, volgens welke het wil gentwijgen zijn geweest, waarmee men de Heiland heeft gegeseld. Het is of deze legende een brug slaat tussen het oude heidense gebruik en het christelijke geloof. De planten namen in het leven van onze voorouders zeker sommige meer, zoals deze, andere minder een zeer voorname plaats in. Toen het christelijke geloof zich over onze landen verbreidde, knoopten zich aan de planten en bloemen vele schone legenden vast. Enkele knopen aan bij vele oudere heidense overleveringen, andere zijn slechts devote sprookjes vol van een tere verheven vroomheid. Het heidekruid hoort tot de nede rigste gewassen ter wereld. Het neemt genoegen met een plekje op de on vruchtbaarste gronden, die de aarde kent. En toch is het door de Heiland gezegend en draagt het volgens de le gende aan zijn stengeltjes het merk teken van zijn grote liefde. Wie achteloos door de heide loopt, ziet het niet, maar eens heeft Hij het heidekruid boven alle andere gewassen onderscheiden. Hij zat met zijn disci pelen op een dorre plek en de woestijn gaapte grauw en troosteloos om hen heen. De discipelen vroegen Hem, of Hij niet wat warmte en schoonheid kon geven aan die dorre woestenij. Een glimlach gleed over Zijn gezicht. Hij plantte een zaadje in de grond en zei: „Laat ieder van U iets aan dit zaadje meegeven, een goede gedachte, een goede wens. Dan zal het zich ont wikkelen tot een schone bloem, die warmte en kleur schenkt aan deze dorre plaats". En zie, een jaar later bloeide er de heide en aan ieder stengeltje beierden te Zijner ere twaalf roze klokjes. Maar de Duivel gromde in zijn rode baard. Dat verlaten oord was zijn heiligdom en hij kon niet tegen dat eeuwig gebeier der klokjes. Zo trok hij tegen het heidekruid van leer: hij rukte en plukte aan de roze belletjes tot ze wijd en zyd over de heide wa ren weggestoven. Maar de goede aard mannetjes konden dat niet gedogen: z\j kropen uit de aarde tevoorschijn en zochten net zo lang, tot ze alle klokjes hadden teruggevonden en toen haasten zij zich om ze weer aan de kale stengeltjes vast te maken. Zij haastten zich zó zeer, dat ze niet alle klokjes aan het juiste stengeltje hebben bevestigd en zo komt het, dat men thans bijna nooit meer een hei destruik vindt, die zijn belletjes nog allemaal heeft. Sommige hebben er twaalf, net zoveel als het aantal dis cipelen, andere hebben er minder (b.v. de dophei) of ook wel meer (zo als de struikhei. De den, die men midden op de heide vindt, heeft zijn altijd-groene naalden niet vergeefs gekregen. Tijdens een hevige regenbui heeft hij eens zyn beschermende takken over de Heer uitgespreid en zijn altijd-groene naal den kreeg hij als beloning. Toen Jezus eens na een verre tocht zijn voeten uitstrekte op het zachte mos, ont sproot daaruit een roosje, dat vol vreugde zijn knoppen opende in de zegen, die Jezus erover uitsprak. Jaren later, toen Jezus met een be kommerd hart door de Hof van Geth- ■>emane dwaalde bogen alle bloemen het hoofd Zijn vingers streelden het groene loof van de adelaarsvaren, achteloos en in het voorbijgaan, maar de herinnering is de varen eeuwig bijgebleven en wie thans een van die krachtige stengels doorsnijdt, die ziet op het snijvlak de merktekens van de Heiland Staan: de letters J en C, als een monogram dooreengestrengeld. De bloelende planten bogen ootmoedig het hoofd, onmachtig om Zijn leed te ver lichten. Alleen de trotse lelie hief het hoofd rechtop en trachtte Hem te troosten met haar geur en schoon heid. Hij bleef bij haar staan en keek naar haar maar zo vol diepe droef heid, dat de lelie besefte machteloos te zyn tegenover Zijn nameloos lijden. Zij schaamde zich zulk een trotse ge dachte te hebben gekoesterd en liet haar bloemen hangen. Een rode blos verspreidde zich over haar kelken en tot op de jongste dag heeft de leüe er rode spikkels van over gehouden. Men kan ook het lijden van de Heer weerspiegeld zien in de Dicentra en de Cyclaam. Zy herinneren aan het woord, dat tot Maria werd gesproken: .Een zwaard zal U door het hart gaan". Niet voor niets heet de Dicen tra tot op deze dag het Gebroken Hartje of Mariahartje. Zelfs de hulst overigens een kerstplant bij uitnemendheid wordt in een paaslegende genoemd. Deze plant is ni. voortgekomen uit de palmtakken, die bij Jezus' intocht te Jeruzalem over de weg werden gelegd om Hem te eren. Toen enkele dagen later het joodse volk, dat Hem Ho- sannah! toeriep, te hoop liep en Hem verguisde met de woorden: „Kruisigt hem!", kregen de hulstblaren van gramschap stekels, die ze tot op deze dag hebben gehouden. Aan het verraad van Judas dragen vele planten een herinnering mee. Volgens een legende uit het land der Wenden hebben Jezus en zijn volge lingen eens by een oude weduwe over nacht. Judas werd er op uitgezonden om brood te kopen, maar hij gaf toe aan zijn slechte neigingen en verdob belde het geld, tot hij van zijn zilveren munten er niet een meer over had. Toen leende hij dertig zilverlingen bij vijanden van de Heer op voorwaarde, dat hij deze aan hen zou overleveren. Tijdens het laatste avondmaal toonde Jezus de snode plannen van Judas te kennen en vol afschuw over zichzelf liep Judas weg, vast voornemens om zich van het leven te beroven. Hij vond tenslotte een populier. .Jouw hout is taai!", zei hij tegen de boom, „en taai moet het ook zijn om mij en mijn schuldige ziel te dragen!" Zo hing hij zich op aan een tak van de populier en vanaf die dag is de on rust in de takken en bladeren van deze boom gevaren en de boom trilt en beeft alsof hij nooit weer vrede vinden zal. Anderen zeggen, dat het niet. een populier was, maar een wilg of een vlier: de wilg is daarop ge barsten van schaamte en de oude vlier is van binnen verteerd en hol: er groeien paddestoelen op zijn stronk, die men Judasoren noemt De doornenkroon, die men Jezus op het hoofd heeft gedrukt, bestond vol gens de sage uit de twijgen van de Doorn-Acacia, de Gleditschia triacan- thos, of van de Paliurus Spina-Chris- ti, een doornige struik, die ook thans nog in Palestina voorkomt. Maar er zijn meer planten, die men Christus doorn noemt. Een daarvan is een mooie vuurrode Euphorbia, die men «lgemeen als kamerplant kweekt. De evlekte rupsklaver. Medicago macu la ta. die volgens het volksgeloof uit Jeruzalem afkomstig is en daar vooral op Golgotha groeide, werd bij het zien van deze doornenkroon zo geroerd, dat zij in haar gekromde zaadhauwtjes voor eeuwig een herinnering aan die doornenkrans bewaart. In de volks mond heet deze plant dan ook Passie klaver, Jeruzalemklaver, Doornen- kroonbloem en Christi Blut In alle mogelijke landen heeft men haar met het lijden van Jezus in verband ge bracht. Toen de doornenkroon Jezus ruw op het hoofd werd gedrukt, lekten druppel van Zijn kostbaar bloed langs Zyn gelaat. De druppels vielen op een paar bloemen, die sedertdien rood van kleur zijn. Het is vóór alles de Anemone fulgens, die aldus haarkleur gekregen heeft. Ook de bloemen onder het kruis zijn door het bloed van Christus blijvend getekend. Zo is er de Aaronskelk met purperen vlekken, het Bloedblad t Jezuskruid met roodbruine en het hertshooi met fijne roodbruine spik keltjes. Het bloed van de Heer lekte langs de takken van een roos en ver anderde in glanzende rozebottels. Een der gewassen aan de voet van het kruis sidderde en trilde bij iedere drop, die op zijn bladeren lekte en toen de Heiland stierf, was ook dit plantje gestorven. Maar gelijk Christus weer is opgestaan, zo groeide uit het zaad dezer plant een veredelde vorm: de Passiebloem, die in elk onderdeel het lijden van de Heiland verzinne beeldt, de nagels, de doornenkroon, de speer, de koorden, waarmee Hij was geboeid, de stralenkrans rondom zyn hoofd. Dat hertshooi, al van oudsher een toverplant, waarvan nog tot op deze dag de bloemknoppen elk een donker droppeltje bloed afscheiden als men ze tussen duim en vinger wrijft, heeft de haat van de Duivel gaande gemaakt. Tijdens een donkere nacht heeft hij geprobeerd de plant te gronde te rich ten. Met. duizenden fijne naalden heeft hij de plant doorstoken. De bladeren en bloemen van dit hertshooi zyn nog altijd doorzeefd, maar Jezus heeft de plant niet laten sterven. Integendeel, het kreeg bijzondere gaven en nog tot op onze dag leeft het oude volksge loof voort in de vele namen, die men de plant geeft: Jaag-den-Duivel, Jage- teufel, Chasse-Diable, Fuga daemonum zo noemde men deze plant Gods- ware (Godsbescherming» Teufelsflucht, Christi Kreuzblut, Herrgottsblut en Christi Wundenkraut noemt men het hertshooi elders. In Oostenrijk hangt men een bosje hertshooi aan de deur om boze invloeden te weren en in Zuid- Limburg, zal het mooie gele bloempj nooit ontbreken in de „kroedwisj", die men met Sint Jan in de kerken laat zegenen Toen Jezus de kruisdood stierf, zat de duivel op het kruishout in de over tuiging, dat hy nu gewonnen had Maar de Here Jezus bezat Zyn volle kracht nog over Goed en Kwaad en gebood de duivel zich te verbergen in het riet. De duivel moest wel gehooraaman, maar hij was zo woedend, dat hl) zijn tan- I •rSSBfe-S AAN het begin van iedere nieuwe dag groeten wij el kaar met„Goedemor gen!" Dat is tevens een wens. We wensen elkaar een goede morgen, een goede dag toe. Dat is althans de bedoeling van deze groet-wens, maar daar is veel, zo niet alles van verloren ge gaan. Zoals wij zoveel woorden gebruiken, die versleten zijn, mets-zeggend geworden. Dat onze morgengroet versle ten is, blijkt bijv. hieruit, dat we hem ook gebruiken op morgens, die helemaal niet goed kunnen zijn: op 10 mei 1940 hebben we elkaar toch goedemorgen ge wenst! Het kan dus een onbe wust-wrange groet worden: we WOORD VAN BEZINNING zin zijn we allemaal morgen mensen: we hebben het licht lief, wy zien op tegen de avond van het leven, we zyn bang. dat er door de grote spanningen tussen de volken weer een nacht over de wereld zal komen. Wij hopen in deze dagen vooral, dat er een morgen zal aanbreken over Zuid-Afrika. Een vraag. Die we heel vaak ver wegduwen, maar die toch ook altijd weer klemmend op ons afkomt: wat denkt U van Jezus. De dood van hun Mees ter betekende voor hen een on herroepelijk einde van alles, wat Hij had aangekondigd en. van alles, wat ze met Hem hadden beleefd. Zij verwachtten geen goede morgen meer. Zonder hun Meester kon geen enkele morgen meer goed zijn, had het leven geen zin meer. Ze hadden ont dekt. dat de weg van hun Meester een doodlopende weg was En dan is daar Ineens dat verrassende, dat Jezus zélf in hun midden staat op de morgen, drie dagen na zijn sterven. En dat Hij hun eigenlijk, wat zij el- ka&r die morgen onmogelijk konden doen, goedemorgen zegt. ~1 kunnen een zieke, die onnoeme lijk veel pijn lijdt, toch eigenlijk niet met deze groet tegemoet treden? Overigens neemt de morgen, als begin van de nieuwe dag en ook als teken van het licht, een belangrijke plaats in. Wij hun keren in een slapeloze nacht naar de morgen. Wy hopen dan, dat in de moeilijkheden, die we hebben, de morgen uitkomst zal brengen. Hoevelen hebben zich in de oorlog, in die nacht der verschrikking niet afgevraagd: zal er nog een morgen zijn, een dageraad der bevrijding? Er wordt wel eens onderscheid gemaakt tussen morgen- en avond-mensen. Maar in zekere Uw leven? Loopt het uit op de nacht? Of is er een morgen? Is dood dood? Is het leven alleen maar: opgaan, blinken en ver zinken en daarmee uit' Met deze vragen hebben de mensen zich, als ze tenminste geen verstop pertje speelden met zichzelf, in tens beziggehouden; er is en er wordt gezocht en gezocht naar een antwoord. Er zijn ook ge noeg mensen, die zich bij het harde feit van de dood hebben neergelegd. Ze hebben stormge lopen op deze muur, maar „er is toch geen doorkomen aan..". Ook in de bijbel lezen we van mensen, die zich bij het harde feit van de dood hebben neer gelegd. Het zijn de vrienden van En daarmee maakt HIJ hun duidelijk, dat zijn weg geen doodlopende weg is en dat zij zich ten onrechte bij het harde feit van de dood hadden neer gelegd. Hij komt hun, door zijn verschijning aan hen, zeggen, dat het leven niet uitloopt op de dood, op de nacht, maar dat er een morgen is. Dat HiJ de dood overwonnen heeft door de dood in te gaan. De dood kon Hem niet houden. Wie Hem volgt, gaat altijd een goede mor gen tegemoet. Dat is het Goede Nieuws van de paasmorgen. Ook voor U. E. H. KALKMAN. hervormd predikant Waddlnxveen. den zette in iedere rietstengel, die bin nen zijn bereik kwam. En ga maar kij ken: nog ziet men aan de rietstengels de inkeping, als blijvend teken van des duivels machteloze woede. Duisternis kwam over de aarde, toen Christus Zijn laatste adem uitblies en alles in de na tuur treurde mee. De ceder kleurde zyn naalden donkergroen en staat sedert dien te treuren op de kerkhoven in het zuiden. De wijnstok kreeg blauw zwartedruiven en de rouwrit haar som bere kleur. Alleen de espeboom was hooghartig en zei: „Hy is gestorven voor de schuldigen en zondaren: ik ben onschuldig wat gaat mü die droefenis aan?" Het is niet de dood van Judas, aldus deze sage, maar een straf van God voor zijn harteloze onbewogenheid, dat de populier sedertdien ononderbroken siddert en beeft. In Zeeuws-Vlaanderen groeit de Ge- rardsbloem of Aardaker (Lathyrus tuberosus». En hoe komt die daar? Te gen het einde van de 15de eeuw trok Gerard Clement ter bedevaart naar Jeruzalem. De Saracenen namen hem gevangen en verkochten hem aan een man, die een stukje hout bezat van het kruis, waaraan Jezus is gestorven. De man toonde het zyn slaaf en spotte: „Kijk. daaraan is nu jullie Heiland ge storven", Maar op een goede miste hy zowel zyn slaaf als het stukje hout. Gerard Clement was ermee vandoor gegaan en om de splinter hout te ver bergen maakte hij een diepe snede in zijn been. De wond groeide onmiddel lijk dicht en onttrok de splinter aan het oog. De vluchteling keerde na lange omzwervingen in Zeeuws-Vlaanderen terug en hij beloofde God: „Ik geef mijn relikwie aan die kerk, waarvan ik het eerst de klokken hoor luiden". Hy had het nauwelijks gezegd of de klok ken van Zande begonnen uit zichzelf te luiden. Gerard haastte zich naar de kerk. De wonde aan zijn been ging open. Het bloed lekte er uit en overal waar een druppel neerkwam, schoot de plant op, die men nu nog Gerardsbloem noemt. Het is de aardaker met zyn eet bare knollen, die de voorloper werd van de aardappel. Men vond haar eerst nergens anders dan in Zeeland en dan nog maar alleen daar, waar Gerard Clement langs ging. toen hy de kruis- splinter naar de kerk van Zande bracht. Zo leeft in de plantensagen nog een stuk voort van de oude volkspoëzie, die door haar naïeve vormen en haar tedere devotie zelfs de moderne mens nog kan ontroeren en bekoren. GERARD LUTKE MEYER. Interessant, maar Henry James. „Een dichterlijke Nalatenschap". Wereldbiblio theek, Amsterdam. 1959. Hoezeer het ook toe te juichen is om werken van de Amerikaanse schrijver Henry James (18431916) in vertaling uit te geven, de manier waarop dit hier geschied is, lykt mij tooh niet he lemaal juist. Ten eerste gaat het niet aan om een verhaal alsfdit „The Aspern Papers", in het Nederlands „Een dichterlijke Nalatenschap" geheten, zonder enige verklaring vooral toe te werpen aan het vertalingen lezend publiek. Henry James toch is in de voornaamste plaats een auteur voor de zeer gelet terden. Ik wil niet beweren, dat lezers van vertalingen ongeletterd zouden zijn. Zeker is eohter, dat de mensen, die Henry James kennen, hem in het Engels gelezen hebben Enige kennis making is dus voor de eerste groep werkelijk niet overbodig. Om een verhaal als dit in al zijn kostelijke fijnheid goed te kunnen ge nieten, diene een klein aanwijzing. De kennis van de achtergrond van de ge schiedenis en enig vermoeden van de zielsgesteldheid van figuren, zoals die hier beschreven zijn. zouden het geheel voor de lezer boeiender en vermakelij ker maken. In het zeer kort verteld zyn de ach tergronden van „Een dichterlijke Na latenschap" de beide volgende. De ene is de zeer grote belangstelling, welke Henry James had voor de gedragingen van zyn landgenoten, de Amerikanen, wanneer zij Europa bezochten. Een reis naar Europa was in de vorige eeuw nog iets avontuurlijks en speciaal het land Italië droeg nog een aureool van romantiek, dat thans vrijwel verdwe nen is. In die tijd geviel het ook, dat Amerikanen o.a zozeer in de ban raak ten van de oude wereld, dat zij zich vestigden in de wel vervallen, maar bij na voor niets te huren Italiaanse pa leizen. Zo komt het dat wij in dit ver haal de beide oude dames Bordereau, zeer verarmd, verscholen vinden in hun Venetiaanse huis met vijftig kamers. De Mie bhost nn nog van schaamte. niet bevredigend gelegen aan een stil zijkanaal, dat. zo als de oudste het uitdrukt, ..zeer com- me-il-faut" was. De relatie, die zal ontstaan tussen de .ik", de verteller van het verhaal en deze schuwe, afzijdige Amerikaansen. is typisch literair en typisch in de tijd passend. In de negentiende eeuw leef de een ieder, die zich op beschaving wilde laten voorstaan, in een welhaast onstelpbare belangstelling voor de avontuurlijke levens van de romanti sche dichters Shelley en Byron. De eer ste was overleden in 1821, de tweede in 1824. Beiden hebben lange tijd in Ita lië gewoond. Henry James nu heeft zijn verhaal ..The Aspern Papers" gebaseerd op een feit, dat hij gehoord had en dat een zekere Amerikaan betrof, die een grote bewonderaar van Shelley was. Deze be wonderaar had op zijn beurt weer ge hoord, dat een van Shelley's geliefden, miss Clairmont, nog in afzondering in Italië leefde en brieven van Shelley in haar bezit had. Om nu als eerste toe gang te kunnen krijgen tot deze docu menten, indien de oude vrouw mocht sterven, had de Amerikaanse bewonde raar het zover weten te brengen, dat hy kamers had kunnen huren in het oude huis van miss Clairmont. Zijn doel heeft hij evenwel niet bereikt Doch James heeft zich niet bepaald tot deze simpele historie. Miss Clair mont nl. was ook bemind door Byron en zij heeft hem zelfs een dochter ge schonken. Henry James, met zijn voor keur voor het experiment, heeft nu Bvron en miss Clairmont getranspo neerd tot een Amerikaanse Byron en een Amerikaanse miss Clairmont en in het verhaal hoort men hen genoemd: Jeffrey Aspern. de overleden dichter en Juliana Bordereau, de stokoude ge liefde. De Shelley-aanbiddende Am en kaan is veranderd in „ik". Men moet dit we ten en de bezeten Jacht naar bijzon derheden over deze grote tetterkund.ee figuren in het oog houden om aan dit verhaal het ware genoegen te beleven. Mijn tweede bezwaar is, dat Henry James geen schrijver is. die men de argeloze lezer klakkeloos voor moet zet ten. Zijn werk stelt Juist door ziin fijne genuanceerdheid men heeft hem wel eens ^oNBd ..de meester van de storm in een glas water" genoemd tamelijk hoge eisen aan de lezer. Zoals ik al opmerkte, was James de man van het experiment, die de uiterste zorg be steedde aan d© wijze, waarop hij zijn novellen en romans opbouwde en schreef. Daarom is het jammer, dat de vertaling nogal wel van de hand van een prof. dr. zo weinig gaaf is. Zonder heel erge fouten te maken, heeft de vertaler net die moderne Ne derlandse uitdrukkingen gekozen, welke niet passen bi) James. Een voorbeeld. De schrijver zegt. dat de verteller van het verhaal vermoedde dat Juliana and her nieoe were untidy persons with a tew Italian standard". Dat be tekent evenwel niet dat zl) «slordige vrouwen van een laag Italiaans ni veau" waren. Niet juist zijn: „Ik moet me aan mijn tante houden" voor „I must stay with my aunt". „Bristling embroideries" zijn geen „ruige" borduurwerken, maar een overvloed van borduurwerken en .stuf finess" is niet „volgepropt en stoffig" maar „bedompt". „Sentimental" in dit verband en in deze tijd betekent niet „sentimenteel", ondanks het woorden boek, maar .het gevoel niet het ver stand. betreffende". En waarom het „I shall not take up space" te vertalen met het wat platte ,Jk zal me niet uit sloven"? Nogmaals. Henry James is een schrij ver. die het stellig verdient onder de aandacht van velen gebracht te a-or den. Om zijn werk en om de Invloed, welke hij na zijn dood gehad heeft. Het ls jammer, da/t de uitgever het niet wat verzorgder heeft gedaan. Clara Egg-ink

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 17