D
'let lijden van de Heiland
GOEDEMORGEN!
Een Zoeklicht
Ook tal van gewoonten ten
plattelande herinneren eraan
Poëtische visie van ons voorgeslacht
OP DE BOEKENMARKT
Zaterdag 16 april 1960
De plantensprookjes, die een vromer voorgeslacht te boek heeft gesteld als
tedere vertolking van het lijden van de Heiland, moet men nemen voor wat ie
zijn. Zij behelzen geen historische juistheid. Zij geven ons een zeer onzuiver
beeld van de geschiedenis der planten in kwestie; zij geven ons niet eens een
beeld van wat dat vrome voorgeslacht zélf als juist en waarachtig heeft geloofd
en uitgedragen. Het zijn slechts mooie oude paasverhalen, sprookjes, die een
moeder aan haar kind vertelt, brokjes volkspoëzie. Maar dan poëzie, die voort
gesproten is uit de dichterlijke ziel van een naïef gelovend volk, dat van hoge
eerbied voor de Verlosser was vervuld. Overal in Europa bestond trouwens voor
de eenvoudige van harte een nauw verband tussen het paasfeest en de natuur.
Met Pasen begon immers vroeger het Nieuwe Jaar. Er was dus goede grond voor
om, gelijk men dat nog altijd doet in Oostenrijk, in de paasweek, al of niet met
blote voeten, neer te knielen op de akker of onder een boom om een gebed tot
de hemel op te zenden. In Beieren meende men, dat het zaad, hetwelk op
Goude Vrijdag aan de aarde werd toevertrouwd, een goed gewas zou leveren,
want op die dag rust er een bijzondere zegen op het landwerk. De vruchtbomen
meende men het best op die dag te kunnen snoeien. Wie dat doet kan n.I. staat
maken op een overvloedige oogst.
aan ieder stengeltje wederom twaalf belletjes.
En als men ln de paasweek door
Limburg en Noord-Brabant komt, dan
wil het gebeuren dat men hier of daar
nog een boer met ontbloot hoofd op
de akker ziet staan, bezig met een
oeroude gewijde handeling, die het
gewas tegen hagelslag en brand be
schermen moet. Onder het prevelen
van een spreuk in de geest van het
oud-Budelse:
„lek stek iene gewijde palm
Oos lieve Herke verlent oos koorn
en walm!"
steken de boeren een takje Buxus op
de vier hoeken van hun land. Het
woord walm betekent hier stro: zij
hopen dus, dat God de op palm-zon-
dag in de kerk gewijde palmtakjes
een beschermende kracht zal verlenen,
die een misoogst zal voorkomen. En
in Rusland sloeg men elkaar tot en
kele tientallen jaren geleden op
Pasen nog met wilgenroeden onder
het uitspreken van een zegenwens.
Het is het oude vruchtbaarheidsslaan,
dat men b.v. in de Zaanstreek ove
rigens op een andere datum nog
terugvindt. Daar bewerkte men elkaar
op Luilak met brandneteltakken, of
liever „de" luilak werd er meer be
werkt. Via dit merkwaardige gebruik
zijn wij dan aangeland bij een oude
Duitse legende, volgens welke het wil
gentwijgen zijn geweest, waarmee men
de Heiland heeft gegeseld. Het is of
deze legende een brug slaat tussen
het oude heidense gebruik en het
christelijke geloof. De planten namen
in het leven van onze voorouders zeker
sommige meer, zoals
deze, andere minder
een zeer voorname plaats in. Toen
het christelijke geloof zich over onze
landen verbreidde, knoopten zich aan
de planten en bloemen vele schone
legenden vast. Enkele knopen aan bij
vele oudere heidense overleveringen,
andere zijn slechts devote sprookjes
vol van een tere verheven vroomheid.
Het heidekruid hoort tot de nede
rigste gewassen ter wereld. Het neemt
genoegen met een plekje op de on
vruchtbaarste gronden, die de aarde
kent. En toch is het door de Heiland
gezegend en draagt het volgens de le
gende aan zijn stengeltjes het merk
teken van zijn grote liefde.
Wie achteloos door de heide loopt, ziet
het niet, maar eens heeft Hij het
heidekruid boven alle andere gewassen
onderscheiden. Hij zat met zijn disci
pelen op een dorre plek en de woestijn
gaapte grauw en troosteloos om hen
heen. De discipelen vroegen Hem, of
Hij niet wat warmte en schoonheid
kon geven aan die dorre woestenij.
Een glimlach gleed over Zijn gezicht.
Hij plantte een zaadje in de grond en
zei: „Laat ieder van U iets aan dit
zaadje meegeven, een goede gedachte,
een goede wens. Dan zal het zich ont
wikkelen tot een schone bloem, die
warmte en kleur schenkt aan deze
dorre plaats".
En zie, een jaar later bloeide er de
heide en aan ieder stengeltje beierden
te Zijner ere twaalf roze klokjes.
Maar de Duivel gromde in zijn rode
baard. Dat verlaten oord was zijn
heiligdom en hij kon niet tegen dat
eeuwig gebeier der klokjes. Zo trok
hij tegen het heidekruid van leer: hij
rukte en plukte aan de roze belletjes
tot ze wijd en zyd over de heide wa
ren weggestoven. Maar de goede aard
mannetjes konden dat niet gedogen:
z\j kropen uit de aarde tevoorschijn
en zochten net zo lang, tot ze alle
klokjes hadden teruggevonden en
toen haasten zij zich om ze weer aan
de kale stengeltjes vast te maken.
Zij haastten zich zó zeer, dat ze niet
alle klokjes aan het juiste stengeltje
hebben bevestigd en zo komt het, dat
men thans bijna nooit meer een hei
destruik vindt, die zijn belletjes nog
allemaal heeft. Sommige hebben er
twaalf, net zoveel als het aantal dis
cipelen, andere hebben er minder
(b.v. de dophei) of ook wel meer (zo
als de struikhei.
De den, die men midden op de heide
vindt, heeft zijn altijd-groene naalden
niet vergeefs gekregen. Tijdens een
hevige regenbui heeft hij eens zyn
beschermende takken over de Heer
uitgespreid en zijn altijd-groene naal
den kreeg hij als beloning. Toen Jezus
eens na een verre tocht zijn voeten
uitstrekte op het zachte mos, ont
sproot daaruit een roosje, dat vol
vreugde zijn knoppen opende in de
zegen, die Jezus erover uitsprak.
Jaren later, toen Jezus met een be
kommerd hart door de Hof van Geth-
■>emane dwaalde bogen alle bloemen
het hoofd Zijn vingers streelden het
groene loof van de adelaarsvaren,
achteloos en in het voorbijgaan, maar
de herinnering is de varen eeuwig
bijgebleven en wie thans een van die
krachtige stengels doorsnijdt, die ziet
op het snijvlak de merktekens van de
Heiland Staan: de letters J en C, als
een monogram dooreengestrengeld. De
bloelende planten bogen ootmoedig het
hoofd, onmachtig om Zijn leed te ver
lichten. Alleen de trotse lelie hief het
hoofd rechtop en trachtte Hem te
troosten met haar geur en schoon
heid. Hij bleef bij haar staan en keek
naar haar maar zo vol diepe droef
heid, dat de lelie besefte machteloos
te zyn tegenover Zijn nameloos lijden.
Zij schaamde zich zulk een trotse ge
dachte te hebben gekoesterd en liet
haar bloemen hangen. Een rode blos
verspreidde zich over haar kelken en
tot op de jongste dag heeft de leüe
er rode spikkels van over gehouden.
Men kan ook het lijden van de Heer
weerspiegeld zien in de Dicentra en
de Cyclaam. Zy herinneren aan het
woord, dat tot Maria werd gesproken:
.Een zwaard zal U door het hart
gaan". Niet voor niets heet de Dicen
tra tot op deze dag het Gebroken
Hartje of Mariahartje.
Zelfs de hulst overigens een
kerstplant bij uitnemendheid wordt
in een paaslegende genoemd. Deze
plant is ni. voortgekomen uit de
palmtakken, die bij Jezus' intocht te
Jeruzalem over de weg werden gelegd
om Hem te eren. Toen enkele dagen
later het joodse volk, dat Hem Ho-
sannah! toeriep, te hoop liep en Hem
verguisde met de woorden: „Kruisigt
hem!", kregen de hulstblaren van
gramschap stekels, die ze tot op deze
dag hebben gehouden.
Aan het verraad van Judas dragen
vele planten een herinnering mee.
Volgens een legende uit het land der
Wenden hebben Jezus en zijn volge
lingen eens by een oude weduwe over
nacht. Judas werd er op uitgezonden
om brood te kopen, maar hij gaf toe
aan zijn slechte neigingen en verdob
belde het geld, tot hij van zijn zilveren
munten er niet een meer over had.
Toen leende hij dertig zilverlingen bij
vijanden van de Heer op voorwaarde,
dat hij deze aan hen zou overleveren.
Tijdens het laatste avondmaal toonde
Jezus de snode plannen van Judas te
kennen en vol afschuw over zichzelf
liep Judas weg, vast voornemens om
zich van het leven te beroven. Hij
vond tenslotte een populier. .Jouw
hout is taai!", zei hij tegen de boom,
„en taai moet het ook zijn om mij en
mijn schuldige ziel te dragen!" Zo
hing hij zich op aan een tak van de
populier en vanaf die dag is de on
rust in de takken en bladeren van
deze boom gevaren en de boom trilt
en beeft alsof hij nooit weer vrede
vinden zal. Anderen zeggen, dat het
niet. een populier was, maar een wilg
of een vlier: de wilg is daarop ge
barsten van schaamte en de oude
vlier is van binnen verteerd en hol:
er groeien paddestoelen op zijn stronk,
die men Judasoren noemt
De doornenkroon, die men Jezus op
het hoofd heeft gedrukt, bestond vol
gens de sage uit de twijgen van de
Doorn-Acacia, de Gleditschia triacan-
thos, of van de Paliurus Spina-Chris-
ti, een doornige struik, die ook thans
nog in Palestina voorkomt. Maar er
zijn meer planten, die men Christus
doorn noemt. Een daarvan is een
mooie vuurrode Euphorbia, die men
«lgemeen als kamerplant kweekt. De
evlekte rupsklaver. Medicago macu
la ta. die volgens het volksgeloof uit
Jeruzalem afkomstig is en daar vooral
op Golgotha groeide, werd bij het zien
van deze doornenkroon zo geroerd, dat
zij in haar gekromde zaadhauwtjes
voor eeuwig een herinnering aan die
doornenkrans bewaart. In de volks
mond heet deze plant dan ook Passie
klaver, Jeruzalemklaver, Doornen-
kroonbloem en Christi Blut In alle
mogelijke landen heeft men haar met
het lijden van Jezus in verband ge
bracht. Toen de doornenkroon Jezus
ruw op het hoofd werd gedrukt, lekten
druppel van Zijn kostbaar bloed langs
Zyn gelaat. De druppels vielen op
een paar bloemen, die sedertdien rood
van kleur zijn. Het is vóór alles de
Anemone fulgens, die aldus haarkleur
gekregen heeft.
Ook de bloemen onder het kruis zijn
door het bloed van Christus blijvend
getekend. Zo is er de Aaronskelk met
purperen vlekken, het Bloedblad t
Jezuskruid met roodbruine en het
hertshooi met fijne roodbruine spik
keltjes. Het bloed van de Heer lekte
langs de takken van een roos en ver
anderde in glanzende rozebottels. Een
der gewassen aan de voet van het
kruis sidderde en trilde bij iedere
drop, die op zijn bladeren lekte en
toen de Heiland stierf, was ook dit
plantje gestorven. Maar gelijk Christus
weer is opgestaan, zo groeide uit het
zaad dezer plant een veredelde vorm:
de Passiebloem, die in elk onderdeel
het lijden van de Heiland verzinne
beeldt, de nagels, de doornenkroon, de
speer, de koorden, waarmee Hij was
geboeid, de stralenkrans rondom zyn
hoofd.
Dat hertshooi, al van oudsher een
toverplant, waarvan nog tot op deze
dag de bloemknoppen elk een donker
droppeltje bloed afscheiden als men ze
tussen duim en vinger wrijft, heeft de
haat van de Duivel gaande gemaakt.
Tijdens een donkere nacht heeft hij
geprobeerd de plant te gronde te rich
ten. Met. duizenden fijne naalden heeft
hij de plant doorstoken. De bladeren
en bloemen van dit hertshooi zyn nog
altijd doorzeefd, maar Jezus heeft de
plant niet laten sterven. Integendeel,
het kreeg bijzondere gaven en nog tot
op onze dag leeft het oude volksge
loof voort in de vele namen, die men
de plant geeft: Jaag-den-Duivel, Jage-
teufel, Chasse-Diable, Fuga daemonum
zo noemde men deze plant Gods-
ware (Godsbescherming» Teufelsflucht,
Christi Kreuzblut, Herrgottsblut en
Christi Wundenkraut noemt men het
hertshooi elders. In Oostenrijk hangt
men een bosje hertshooi aan de deur
om boze invloeden te weren en in Zuid-
Limburg, zal het mooie gele bloempj
nooit ontbreken in de „kroedwisj", die
men met Sint Jan in de kerken laat
zegenen
Toen Jezus de kruisdood stierf, zat
de duivel op het kruishout in de over
tuiging, dat hy nu gewonnen had Maar
de Here Jezus bezat Zyn volle kracht
nog over Goed en Kwaad en gebood de
duivel zich te verbergen in het riet. De
duivel moest wel gehooraaman, maar
hij was zo woedend, dat hl) zijn tan-
I •rSSBfe-S
AAN het begin van iedere
nieuwe dag groeten wij el
kaar met„Goedemor
gen!" Dat is tevens een wens.
We wensen elkaar een goede
morgen, een goede dag toe. Dat
is althans de bedoeling van deze
groet-wens, maar daar is veel,
zo niet alles van verloren ge
gaan. Zoals wij zoveel woorden
gebruiken, die versleten zijn,
mets-zeggend geworden.
Dat onze morgengroet versle
ten is, blijkt bijv. hieruit, dat we
hem ook gebruiken op morgens,
die helemaal niet goed kunnen
zijn: op 10 mei 1940 hebben we
elkaar toch goedemorgen ge
wenst! Het kan dus een onbe
wust-wrange groet worden: we
WOORD
VAN
BEZINNING
zin zijn we allemaal morgen
mensen: we hebben het licht
lief, wy zien op tegen de avond
van het leven, we zyn bang. dat
er door de grote spanningen
tussen de volken weer een nacht
over de wereld zal komen. Wij
hopen in deze dagen vooral, dat
er een morgen zal aanbreken
over Zuid-Afrika.
Een vraag. Die we heel vaak
ver wegduwen, maar die toch
ook altijd weer klemmend op
ons afkomt: wat denkt U van
Jezus. De dood van hun Mees
ter betekende voor hen een on
herroepelijk einde van alles, wat
Hij had aangekondigd en. van
alles, wat ze met Hem hadden
beleefd. Zij verwachtten geen
goede morgen meer. Zonder hun
Meester kon geen enkele morgen
meer goed zijn, had het leven
geen zin meer. Ze hadden ont
dekt. dat de weg van hun
Meester een doodlopende weg
was
En dan is daar Ineens dat
verrassende, dat Jezus zélf in
hun midden staat op de morgen,
drie dagen na zijn sterven. En
dat Hij hun eigenlijk, wat zij el-
ka&r die morgen onmogelijk
konden doen, goedemorgen zegt.
~1
kunnen een zieke, die onnoeme
lijk veel pijn lijdt, toch eigenlijk
niet met deze groet tegemoet
treden?
Overigens neemt de morgen,
als begin van de nieuwe dag en
ook als teken van het licht, een
belangrijke plaats in. Wij hun
keren in een slapeloze nacht
naar de morgen. Wy hopen dan,
dat in de moeilijkheden, die we
hebben, de morgen uitkomst zal
brengen. Hoevelen hebben zich
in de oorlog, in die nacht der
verschrikking niet afgevraagd:
zal er nog een morgen zijn, een
dageraad der bevrijding?
Er wordt wel eens onderscheid
gemaakt tussen morgen- en
avond-mensen. Maar in zekere
Uw leven? Loopt het uit op de
nacht? Of is er een morgen? Is
dood dood? Is het leven alleen
maar: opgaan, blinken en ver
zinken en daarmee uit' Met deze
vragen hebben de mensen zich,
als ze tenminste geen verstop
pertje speelden met zichzelf, in
tens beziggehouden; er is en er
wordt gezocht en gezocht naar
een antwoord. Er zijn ook ge
noeg mensen, die zich bij het
harde feit van de dood hebben
neergelegd. Ze hebben stormge
lopen op deze muur, maar „er
is toch geen doorkomen aan..".
Ook in de bijbel lezen we van
mensen, die zich bij het harde
feit van de dood hebben neer
gelegd. Het zijn de vrienden van
En daarmee maakt HIJ hun
duidelijk, dat zijn weg geen
doodlopende weg is en dat zij
zich ten onrechte bij het harde
feit van de dood hadden neer
gelegd. Hij komt hun, door zijn
verschijning aan hen, zeggen,
dat het leven niet uitloopt op
de dood, op de nacht, maar dat
er een morgen is. Dat HiJ de
dood overwonnen heeft door de
dood in te gaan. De dood kon
Hem niet houden. Wie Hem
volgt, gaat altijd een goede mor
gen tegemoet. Dat is het Goede
Nieuws van de paasmorgen. Ook
voor U.
E. H. KALKMAN.
hervormd predikant
Waddlnxveen.
den zette in iedere rietstengel, die bin
nen zijn bereik kwam. En ga maar kij
ken: nog ziet men aan de rietstengels
de inkeping, als blijvend teken van des
duivels machteloze woede. Duisternis
kwam over de aarde, toen Christus Zijn
laatste adem uitblies en alles in de na
tuur treurde mee. De ceder kleurde zyn
naalden donkergroen en staat sedert
dien te treuren op de kerkhoven in
het zuiden. De wijnstok kreeg blauw
zwartedruiven en de rouwrit haar som
bere kleur. Alleen de espeboom was
hooghartig en zei: „Hy is gestorven
voor de schuldigen en zondaren: ik
ben onschuldig wat gaat mü die
droefenis aan?"
Het is niet de dood van Judas, aldus
deze sage, maar een straf van God
voor zijn harteloze onbewogenheid, dat
de populier sedertdien ononderbroken
siddert en beeft.
In Zeeuws-Vlaanderen groeit de Ge-
rardsbloem of Aardaker (Lathyrus
tuberosus». En hoe komt die daar? Te
gen het einde van de 15de eeuw trok
Gerard Clement ter bedevaart naar
Jeruzalem. De Saracenen namen hem
gevangen en verkochten hem aan een
man, die een stukje hout bezat van het
kruis, waaraan Jezus is gestorven. De
man toonde het zyn slaaf en spotte:
„Kijk. daaraan is nu jullie Heiland ge
storven", Maar op een goede miste hy
zowel zyn slaaf als het stukje hout.
Gerard Clement was ermee vandoor
gegaan en om de splinter hout te ver
bergen maakte hij een diepe snede in
zijn been. De wond groeide onmiddel
lijk dicht en onttrok de splinter aan
het oog. De vluchteling keerde na lange
omzwervingen in Zeeuws-Vlaanderen
terug en hij beloofde God: „Ik geef
mijn relikwie aan die kerk, waarvan ik
het eerst de klokken hoor luiden". Hy
had het nauwelijks gezegd of de klok
ken van Zande begonnen uit zichzelf
te luiden. Gerard haastte zich naar de
kerk. De wonde aan zijn been ging
open. Het bloed lekte er uit en overal
waar een druppel neerkwam, schoot de
plant op, die men nu nog Gerardsbloem
noemt. Het is de aardaker met zyn eet
bare knollen, die de voorloper werd
van de aardappel. Men vond haar eerst
nergens anders dan in Zeeland en dan
nog maar alleen daar, waar Gerard
Clement langs ging. toen hy de kruis-
splinter naar de kerk van Zande bracht.
Zo leeft in de plantensagen nog een
stuk voort van de oude volkspoëzie, die
door haar naïeve vormen en haar
tedere devotie zelfs de moderne mens
nog kan ontroeren en bekoren.
GERARD LUTKE MEYER.
Interessant, maar
Henry James. „Een dichterlijke
Nalatenschap". Wereldbiblio
theek, Amsterdam. 1959.
Hoezeer het ook toe te juichen is om
werken van de Amerikaanse schrijver
Henry James (18431916) in vertaling
uit te geven, de manier waarop dit
hier geschied is, lykt mij tooh niet he
lemaal juist.
Ten eerste gaat het niet aan om een
verhaal alsfdit „The Aspern Papers",
in het Nederlands „Een dichterlijke
Nalatenschap" geheten, zonder enige
verklaring vooral toe te werpen aan
het vertalingen lezend publiek. Henry
James toch is in de voornaamste
plaats een auteur voor de zeer gelet
terden. Ik wil niet beweren, dat lezers
van vertalingen ongeletterd zouden
zijn. Zeker is eohter, dat de mensen,
die Henry James kennen, hem in het
Engels gelezen hebben Enige kennis
making is dus voor de eerste groep
werkelijk niet overbodig.
Om een verhaal als dit in al zijn
kostelijke fijnheid goed te kunnen ge
nieten, diene een klein aanwijzing. De
kennis van de achtergrond van de ge
schiedenis en enig vermoeden van de
zielsgesteldheid van figuren, zoals die
hier beschreven zijn. zouden het geheel
voor de lezer boeiender en vermakelij
ker maken.
In het zeer kort verteld zyn de ach
tergronden van „Een dichterlijke Na
latenschap" de beide volgende. De ene
is de zeer grote belangstelling, welke
Henry James had voor de gedragingen
van zyn landgenoten, de Amerikanen,
wanneer zij Europa bezochten. Een
reis naar Europa was in de vorige eeuw
nog iets avontuurlijks en speciaal het
land Italië droeg nog een aureool van
romantiek, dat thans vrijwel verdwe
nen is. In die tijd geviel het ook, dat
Amerikanen o.a zozeer in de ban raak
ten van de oude wereld, dat zij zich
vestigden in de wel vervallen, maar bij
na voor niets te huren Italiaanse pa
leizen. Zo komt het dat wij in dit ver
haal de beide oude dames Bordereau,
zeer verarmd, verscholen vinden in hun
Venetiaanse huis met vijftig kamers.
De Mie bhost nn nog van schaamte.
niet bevredigend
gelegen aan een stil zijkanaal, dat. zo
als de oudste het uitdrukt, ..zeer com-
me-il-faut" was.
De relatie, die zal ontstaan tussen de
.ik", de verteller van het verhaal en
deze schuwe, afzijdige Amerikaansen.
is typisch literair en typisch in de tijd
passend. In de negentiende eeuw leef
de een ieder, die zich op beschaving
wilde laten voorstaan, in een welhaast
onstelpbare belangstelling voor de
avontuurlijke levens van de romanti
sche dichters Shelley en Byron. De eer
ste was overleden in 1821, de tweede in
1824. Beiden hebben lange tijd in Ita
lië gewoond.
Henry James nu heeft zijn verhaal
..The Aspern Papers" gebaseerd op een
feit, dat hij gehoord had en dat een
zekere Amerikaan betrof, die een grote
bewonderaar van Shelley was. Deze be
wonderaar had op zijn beurt weer ge
hoord, dat een van Shelley's geliefden,
miss Clairmont, nog in afzondering in
Italië leefde en brieven van Shelley in
haar bezit had. Om nu als eerste toe
gang te kunnen krijgen tot deze docu
menten, indien de oude vrouw mocht
sterven, had de Amerikaanse bewonde
raar het zover weten te brengen, dat
hy kamers had kunnen huren in het
oude huis van miss Clairmont. Zijn
doel heeft hij evenwel niet bereikt
Doch James heeft zich niet bepaald
tot deze simpele historie. Miss Clair
mont nl. was ook bemind door Byron
en zij heeft hem zelfs een dochter ge
schonken. Henry James, met zijn voor
keur voor het experiment, heeft nu
Bvron en miss Clairmont getranspo
neerd tot een Amerikaanse Byron en
een Amerikaanse miss Clairmont en in
het verhaal hoort men hen genoemd:
Jeffrey Aspern. de overleden dichter
en Juliana Bordereau, de stokoude ge
liefde.
De Shelley-aanbiddende Am en kaan
is veranderd in „ik". Men moet dit we
ten en de bezeten Jacht naar bijzon
derheden over deze grote tetterkund.ee
figuren in het oog houden om aan dit
verhaal het ware genoegen te beleven.
Mijn tweede bezwaar is, dat Henry
James geen schrijver is. die men de
argeloze lezer klakkeloos voor moet zet
ten. Zijn werk stelt Juist door ziin fijne
genuanceerdheid men heeft hem
wel eens ^oNBd ..de meester van de
storm in een glas water" genoemd
tamelijk hoge eisen aan de lezer. Zoals
ik al opmerkte, was James de man van
het experiment, die de uiterste zorg be
steedde aan d© wijze, waarop hij zijn
novellen en romans opbouwde en
schreef. Daarom is het jammer, dat de
vertaling nogal wel van de hand
van een prof. dr. zo weinig gaaf is.
Zonder heel erge fouten te maken,
heeft de vertaler net die moderne Ne
derlandse uitdrukkingen gekozen, welke
niet passen bi) James. Een voorbeeld.
De schrijver zegt. dat de verteller van
het verhaal vermoedde dat Juliana
and her nieoe were untidy persons
with a tew Italian standard". Dat be
tekent evenwel niet dat zl) «slordige
vrouwen van een laag Italiaans ni
veau" waren.
Niet juist zijn: „Ik moet me aan mijn
tante houden" voor „I must stay with
my aunt". „Bristling embroideries" zijn
geen „ruige" borduurwerken, maar een
overvloed van borduurwerken en .stuf
finess" is niet „volgepropt en stoffig"
maar „bedompt". „Sentimental" in dit
verband en in deze tijd betekent niet
„sentimenteel", ondanks het woorden
boek, maar .het gevoel niet het ver
stand. betreffende". En waarom het „I
shall not take up space" te vertalen
met het wat platte ,Jk zal me niet uit
sloven"?
Nogmaals. Henry James is een schrij
ver. die het stellig verdient onder de
aandacht van velen gebracht te a-or
den. Om zijn werk en om de Invloed,
welke hij na zijn dood gehad heeft. Het
ls jammer, da/t de uitgever het niet
wat verzorgder heeft gedaan.
Clara Egg-ink