LEIDSE NIJVERHEID r 1 *fe-- overwon vele problemen J In 1946 telde Leiden 317 industrieën - 1960 fe: MAART 1860 LE1DSCH DAGBLAD ECHO EN VISIOEN^ 100 jaar industriële bedrijvigheid in Leiden. Wie kan daarover beter rapporteren dan de voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland te Leiden, in casu ir. J. J. G. van Hoek? Wij prijzen ons gelukkig de heer Van Hoek bereid te hebben gevonden deze taak op zich te nemen en laten hem hierbij gaarne aan het woord. Het eeuwfeest van het „Leidsch Dagblad" stelt ons voor de taak om een eeuw Leidse nijverheid te overzien in een oogopslag en in een overzicht van enige dagbladkolommen vast te leggen. Het welvaren der stad Leiden is door de eeuwen heen een in allerlei opzicht omstreden zaak geweest, waarvan Pieter de la Court zich een weinig begrepen kampioen maakte toen hij in 1659 onder deze titel een aanval richtte op het keurslijf van verboden en voorschriften, dat de nijverheid omspande. Het stadsbestuur heeft in die tijd, en nadien over de Franse tijd heen tot de jaren 1850—1860, de nijverheid, en met name de lakenweverij, als een onvervreemdbaar bezit gekoesterd en ver dedigd. Het is begrijpelijk, dat in het economische patroon, waarin de steden als eenheden uit de middeleeuwen oprijzen en zich eigenlijk tot in de Franse tijd en haar tumultueuze nasleep hand haafden, een economische „basisindustrie" als de lakenweverij en vollerij, daterend uit de 14e eeuw, voor Leiden een onmisbaar steunpunt was geworden voor haar plaats in de inter-stedelijke concurrentie. Het was en is een bestuurlijke eigenschap en natuurlijke noodzaak zich van keuren, regle menten en verordeningen te bedienen, en zolang het economisch beleid in handen lag van het stadsbestuur, hebben deze bestuurderen voor zover nodig geruggesteund door de feodale hiërarchische structuur zich daarvan ruim schoots bediend. Kenmerkend is daarbij geweest, dat ter plaatse de invloed van de ondernemers en in het bijzonder van hun gildeverband zoveel mogelijk en met succes is geweerd. De zegswijze dat regeren vooruit zien betekent, maakte weinig school en de gesloten, gereglementeerde „stadseconomie" gaf de ondernemer te weinig armslag en geen mogelijkheid tot tijdige aanpassing aan wijzigingen in de grondstoffenaanvoer en de ver houdingen van de afzetmarkten. Illustratief voor deze typering is de vermelding, dat het geschrift van De La Court tot 1845 ongedrukt bleef. Bij een gunstige conjunctuur bloei den de nijverheid en de stad (in 1623 een Inwonertal van 40.000, in de bloei tijd van de 17de eeuw een aantal van 70.000, later teruglopend tot 28.000 in 1793), terwijl bij tegenwind voor wijzi ging van tactiek geen ruimte was en een afwachtende, defensieve houding de enige reactie bleef. In 1834 vindt de ijzer- en koper gieterij Schretler en Co., later W. Bar- neveld en Co., haar begin. Twee jaar later ontmoeten wij in de oprichting van de Grofsmederij een symptoom van de activiteit van de koning-koop man Willem I. Le Poole en Hartevelt Bedrijven en ondernemers wier na men doorklinken tot vandaag. Le Poole en Hartevelt, reeds in 1816 ver tegenwoordiger van respectievelijk de greinfabrieken en de graanhandel in het eerste bestuur van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leiden. In 1821 doet de heer Scheltema zijn intrede in het bestuur voor de deken- fabrikanten, in 1828 wordt de heer Leembruggen, die de greinhandel ver- In het verslag van de Kamer van Koophandel van 1893 lezen wij, dat meer en meer bij de patroons de me ning ingang vindt, dat voor de belan gen der werklieden op de een of an dere wijze gezorgd moet worden; hier door een systeem van verzekering, daar door een stelsel van pensionering, ginds weer op andere wijze. Van de Leidsche Katoen Maat schappij (voorheen De Heyder Co.) wordt in het verslag van 1896 ver meld, dat in dit jaar het gehele bedrijf der drukkerij, dat vroeger met stoom werd gedreven, zodanig is veranderd, dat thans de beweegkracht in een centraal punt door hogedrukstoom wordt opgewekt en vandaar door mid del van elektriciteit naar de verschil- 172 fabrieken in 1811 Aan het einde van de Franse tijd in 1811 vinden wij aan nog werkende fa brieken de volgende: van baai 12; van dekens 29; van duffels en calmuk 29; van grein 8; van laken 5; van saai 4; van wollen garens 35; van ververijen 10; vol molens 8; wolkammerijen 30; brouwe rijen en branderijen 2. De lakenfabricage geeft in 1839 een produktie van 3200 eenheden, in 1840 nog 1900 en in 1841 slechts 1500. De omkeer komt in 1850; lakenfabrieken drie in getal dekenfabrieken en garenspinnerijen hebben geen reden tot klagen. De reactie tegen de regle mentering der nijverheid resulteert in het „laissez aller, laissez passer" de invoering en verbreiding van de stoom machine als industriële energiebron markeert een nieuw tijdperk. De firma Koppescheer en Zn. plaatste in 1819 op de Cellebroersgracht een kleine stoommachine. In 1889 worden ge noemd: 1 lakenfabriek die tevens wol len stoffen produceert en verft; 2 die zich uitsluitend hiermede bezighou den; 5 wolspinnerijen, 4 dekenfabrie ken, 2 sajetfabrieken, 2 fabrieken van katoenen garens; ververijen van ga rens en manufacturen 4; tezamen hebben deze 50 stoomwerktuigen een vermogen van 740 paardekrachten. Naast de Leidse lakens drukt al vroeg de kunst van Planty n uit Ant werpen de signatuur van de boekdruk (Elsevier) op Leiden. De zoutziederij dateert van 1557 met de oprichting van de eerste zoutkeet. Octrooi voor de tweede werd verleend in 1562. De derde stond voor 1616 aan de Oude Singel bij de Herengracht en werd in 1671 aan de burgemeester van Alphen verkocht; in 1771 kwam deze in bezit van de heren Weyland en De Fremery. tegenwoordigt, beboet met f. 0.25 we gens te laat verschijnen ter vergade ring van 9 januari, aldus de aanteke ningen van de secretaris, mr. W. H. Dozy. Sommigen verdwijnen uit de onder nemerskring. anderen schijnen verwe ven te blijven met Leiden, zoals Brill, Van Wijk, Parmentier, Tieleman, Dros, Sanders, Wernink en Van Hoeken. Na de stoom komt in 1845 de op richting van de Gemeente Gasfabriek de ontwikkeling inleiden van de grote vooruitgang, welke de industrie in de tweede helft van de 19de eeuw ken merkt. Tentoonstelling van 1889 De broodfabrieken verschijnen, meel fabrieken; de verduurzaming van le vensmiddelen wordt een industrie. De tentoonstelling van produkten der Leidse nijverheid in 1889 ter gelegen heid van de 112e algemene vergade ring van de Nederlandsche Maat schappij ter Bevordering van Nijver heid gehouden, was de eerste sinds 1860 en getuigde van nieuwe bloei en zelfrespect. Wel spreekt het verslag van de Kamer van 1895 van toene mende concurrentie van enkele deken- fabrieken bezuiden de Moerdijk. Een concurrentie, welke al veel vroeger in deze eeuw de Leidse bedrijven ernstig bedreigde met haar lage arbeidslonen. Met de opkomst van de fabrieken komen de sociale toestanden als pro bleem naar voren; het euvel van de kinderarbeid komt aan de orde in de Maatschappij ter Bevordering van de Nijverheid in 1859 en in de betref fende commissie hebben de heren Krantz, Lisman en Zaalberg zitting voor de nijverheid. Mr. Le Poole heeft reeds in 1859 in artikelen in „De Eco nomist" de gedachte doen rijpen, dat hier de patroons een taak te vervullen hadden. Snuffelend in onze oude archieven troffen wij de bovenstaande aardige reproduktie aan. voorstellende de toegang tot het vroegere gebouw van het Leidsch Dagblad aan de Doeza- straat. Vermoedelijk dateert de foto van omstreeks de eeuwwisseling. De metaalindustrie is in Leiden en omgeving van oudsher ruim vertegenwoordigd; het aantal ma chinefabrieken en constructie bedrijven is opvallend groot. lende werkplaatsen wordt gevoerd en deze verandering een zee* goede blijkt te zijn. Al kan daaraan nog geen direct financieel voordeel verbonden zijn, de manier van werken is zeker veel eenvoudiger en veel zindelijker, terwijl ook het gevaar voor de werk lieden verminderd is. De Stedelijke Electriciteitsfabriek komt in 1907 in werking met een Ten toonstelling van Elektriciteit in Wo ning en Ambacht. De in dat jaar ge plaatste elektromotoren vinden wij onder meer by de katoenvlechtery en nettenfabriek van Jaeger en Co., druk kerijen De Bink en Sijthoff, de mine- raalwaterfabriek van Koster, Gebr Pel, Koek- en Banketbakkerij, Alex Meyer's Koffiebranderij, Clos en Leem bruggen, Van Deene, instrumentmaker en de goudsmid Van Rossum Du Chat tel en ter Sociëteit „Minerva" 11/4 pk voor ventilatoren. Sombere berichtei. Met de eeuwwisseling worden de mededelingen over de toestand van handel en nijverheid somberder, sterke concurrentie produktiecapaciteit en produktie zyn sterk toegenomen verhoging van invoerrechten op de afzetmarkten belemmeren de handel Slechts de metaalnijverheid kan eei optimistischer geluid laten horen, ge tuige de verslagen van de Koninklijke Grofsmederij en Gebr. Boot. In 190S spreekt men van verbetering en voor uitgang en in 1910 noemt de nuchtere chroniqueur de stad Leiden waarin in menig opzicht In de laatste jaren langzame, maar niettemin gestadige vooruitgang te bespeuren is op het ge bied van handel en industrie. Bloeiende middenstand Van de middenstand vernemen wij toenemende bloei nieuwe magazij nen komen erbij, andere reeds be staande zaken worden naar de eis des tijde ingericht, kunstig voorzien van elektrisch licht, ofschoon men zich af vraagt of de prijs voor avondstroom niet goedkoper gesteld kan worden, en onze mooie Breestraat op de oude kaarten Nobelstraat geheten schijnt voorbestemd geheel een winkelstraat te worden, die ons door grotere ge meenten zal worden benyd. De exploitatie van de Haarlemmer meerspoorwegen in 1922 accentueert de positie van Leiden als centrum; maar de verbinding per spoor naar Utrecht blijkt een aambeeld, waarop vergeefs wordt geslagen. De verbinding blijft gebrekkig. Wij mogen wel constateren: een hardnekkig gebrek. De oorlogsjaren 1914'18 De oorlogsjaren 19141918 brengen sommige bedrijven grote moeilijkheden bij de aanvoer van noodzakelijke grondstoffen, andere groot gewin. Het prijs- en loonpeil stygt sterk, een ont wikkeling, welke zich na de oorlog voortzet, hoewel de schaarste dan verdwynt. Afzetmarkten zyn verdwe nen, valuta's tuimelen. De styging van loon- en pryspeil vormt een vicieuze cirkel welke de export bijkans geen ruimte laat. In 1925 komt het streven naar een actieve handelspolitiek naar buiten ter zelfbescherming tegenover de hoge invoerrechten, welke de export van onze produkten zwaar belemme ren. De klacht wordt gehoord, dat de regering in haar politiek tegenover het buitenland te idealistisch is en peen voldoende oog heeft voor de nationale economische belangen. De invloed van het bedrijfsleven op de regering is te gering. De tarievenstryd blijft echter en met het uitbreken van de crisis van 1929—1930 wordt het handelspolitieke beeld bepaald door contingenteringen en deviezenverordeningen. 1933: 8 ton werklozen steun In 1933 wordt in Leiden f. 800.000. uitgekeerd aan werklozensteun. Con currentie op de nog open markten met de landen met gedeprecieerde valuta wordt vrywel onmogelyk. De bedrij ven, welke op de export zijn gericht, worden het zwaarst getroffen en zien zich voor grote moeilijkheden geplaatst om een afzet op de binnenlandse markt te veroveren. De concurrentie wordt dan ook steeds scherper, de prijzen komen in vele gevallen onder de kostprijs. De werkloosheid neemt toe. Met de devaluatie komt er in 1936 weer perspectief, in het bijzonder voor de exporterende bedryven. Het Ka merverslag van 1936 schat echter het aantal opgeheven en gesloten bedryven na de eerste wereldoorlog in het dis trict op 25 met een werkgelegenheid van 1400 arbeiders. De grote con currentie op de binnenlandse markt doet de drang naar ordening ont staan. Tot in 1939 neemt de bedry- vigheid toe. Het begin van de tweede wereldoorlog schept voor het bedrijfs leven zeer verschillende situaties. Het wegvallen van de aanvoer overzee heeft een direct gebrek aan grondstof fen tengevolge. Anderzyds ontstaat tuut in zijn rapport over de Leidse industrie 70 primaire industrie en 30 verzorgende, die haar afzet in Leiden en omgeving heeft. De betekenis van Leiden als cen trum van industrie wordt in sterke mate bepaald door haar gunstige lig ging tussen Rotterdam en Amsterdam voor de aanvoer van grondstoffen en de afzet der produkten. Daarnaast is het dichtbevolkte westelijk Nederland uiteraard een uiterst belangrijk con- sumptiegebied. Het ETI-rapport acht deze situatie de basis voor de hier ge- een grotere, nauwelyks te bevredigen vraag. Vervoer en distributie stellen hun eigen problemen. De goederen- schaarste doet haar intrede. Later be gint de gedwongen stillegging van be dryven, de onttakeling van bedrijfs- uitrusting, de vordering van arbeids krachten. Het oorlogsgeweld brengt harde slagen. Tenslotte vallen de ver keersmiddelen nog geheel uit. Het rad van het bedryfsleven komt praktisch tot stilstand. De bevryding luidt een nieuw tijd perk in, waarin het produktieapparaat wordt hersteld. Het contact met het buitenland komt moeizaam op gang, daar de regering het sluiten van han delstransacties aan zich houdt. De toe stand in Indië is zorgwekkend. Het verlies van Indië geeft een sterke eco nomische weerslag. De industrialisatie wordt doelgericht streven van de over heid. In 1946: 317 industrieën In 1946 telt Leiden 317 industrieves tigingen. waarvan 99 (31.2%) in de bouwindustrie, 59 18.6 in de voe- dings- en genotmiddelenindustrie, 55 (17.4%) in de papierverwerkende en grafische industrie. 49 (15.5%) in de textiel en kleding. 19 (6 i in de me taal- en elektrotechnische industrie, 18 (5.7%) in de houtbewerkingsindus trie en 15 (4.7 in de chemische industrie. Met de leder- en rubberver- werkende industrie en de openbare nutsbedrijven waren hierin werkzaam 7775 personen, van wie 2161 (27.8%) in de textiel. 60 was werkzaam in de grote en middelgrote bedryven en 10 bij het kleinbedrijf. Het karakter van de Leidse industrie wordt derhalve bepaald door de primaire industrie, welke haar produkten buiten Leiden afzet. In procenten uitgedrukt, geeft het Economisch-Technologisch Insti vestigde levensmiddelenindustrie, ter wijl het ook het handhaven van een deel van de textielindustrie hiermede in verband brengt. Uitgaande van deze basisfactoren is het verstaanbaar dat de Kamer van Koophandel steeds gepleit heeft en nog steeds zich beijvert voor de beste verbindingen te water, op de weg en per spoor. Deze voorwaarden zijn het. die teza men met de arbeidsvoorziening meer dan welke kunstmatige middelen, het klimaat scheppen voor een bloeiend bedrijfsleven ook in Leiden. Ongetwijfeld heeft de teruggang van de textielindustrie door een ruime ar beidsmarkt de vestiging in de voe- dings- en genotmiddelensector, de metaal- en de grafische industrie sterk bevorderd. Zeker schept de arbeidsvoorziening te Leiden thans problemen. Uitbrei ding van bestaande bedrijven en ves tiging van nieuwe bedrijven houden, met de werkforenzen, die buiten Lei den arbeiden, de markt gespannen. Voor een oplossing daarvan ligt de sleutel bij het tempo van de woning bouw en bij de beslissing over de plaats, welke Leiden en Rijnland zul len hebben in te nemen in het provin ciaal verband. Cultureel en economisch, als unlver- siteits- en als industriestad, heeft Lei den de kostbare taak wegen en mid delen te vinden beide aspecten tot hun recht te doen komen en te harmonise ren, een taak waaraan ook de jubila- resse terecht haar aandacht ruim schoots schenkt. Moge zij in haar nieuwe levensperiode het welslagen daarvan ervaren. Een kijkje in een moderne Leidse textielfabriek.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 9