Het Qr ijk ijzer Handelen en minnen, keuvelen en domineren met appelbollen en punch J HOOGEVEEN 1 MAART 1860 - 1960 LEIDSCH DAGBLAD ECHO EN VISIOEN BLEEF A BOSKOOP EN GOUDA HALVE EEUW TROUW Links op de foto de concurrent van het strijkijzer de Volharding. „Ik heb toen gehuild. Als een kind. Dat mogen ze gerust weten. zegt de 59-jarige heer C. Hoogeveen. die aan de Burg. Colijnstraat in Boskoop een gezellig sigarenwinkeltje drijft. „De techniek had ge wonnen. Het was allemaal voorbij. Uit". Eren stokt zijn verhaal. Heel even maar. Hij pulkt wat aan zijn sigaar. Zijn gezicht verstrakt. Het is of hij heel ver weg is met zijn gedachten. Dan lacht hij. En vertelt weer. Van „het strijkijzer". De bijnaam voor de „Vooruitgang", de boot. die 51 jaar de enige verbinding tussen Boskoop en Gouda onder hield. De boot. waarop de heer C. Hoogeveen 12 jaar en zijn vader •15 jaar heeft gevaren, waarvan vele jaren als kapitein. Hij vertelt hoezeer „het strijkijzer" geliefd was bij de passagiers. Hij vertelt van de kermis in Gouda en de naijver tussen Boskopers en Waddinxveners. Hij vertelt ook. hoe hij nu een kwart eeuw geleden afscheid van de boot heeft moeten nemen. En dat de boot tegenwoordig nog steeds vaart. Als sleper. In Ifmuiden. Dat hij hem enige tijd geleden plotseling zag. Dat zijn hart toen bijna stokte. Dat hij nog heeft geschreeuwd naar de kapitein: ..'t Is mijn boot geweest". En teleurgesteld: „Hij stopte niet eens. Ik ben balorig naar huis gegaan. Heb het m'n vrouw verteld". En enthousiast: „Ik herkende m'n boot uit duizenden. Het voorneusje was er nog en z'n kont was nog net zo als vroeger. En hij was nog net zo plat. Nog net zo'n gek strijkijzer. Veel vrije tijd kende de heer Hooge veen niet. Hooguit één vrije dag per jaar. Werken van half zeven 's mor gens tot half elf 's avonds. Hard wer ken. „Ik had het erg naar m'n zin. Het waren de mooiste jaren van m'n leven. Er was altijd wel iets te bele ven. Iedere dag, ieder uur was anders". Of hij nu nog zou willen varen? De oude kapitein lacht maar wat. Hü weet, dat het niet meer kan. Hij weet. dat de trein heeft gewonnen. En hij heeft er vrede mee. Maar in zijn hart0 Hy zou best nog wel eens met het oude strijkijzer de Gouwe af willen zakken. Dat zou hij best wel willen. „Het is voorbij. Uit", zegt hij. „Ik heb m'n zaak. Vaak komen er nog mensen langs, die met mij hebben gevaren. Dan praten we wat over vroeger". Vroeger. In de goeie ouwe tijd. Toen „het strijkijzer" nog voer en kapitein Hoogeveen hard moest werken voor niet zo heel veel geld. Tegenstellingen Het was mooi weer die zaterdagmid dag. De vlaggen hingen uit en er was muziek. Vrolijke muziek en blije men sen. Er werden lange redevoeringen gehouden. En er werd gejuicht toen de met bloemen en groen versierde loco motief zich in beweging zette. De spoorlijn GoudaAlphen was een feit geworden. Het miezerde. Triest weer. Met laag hangende wolken. Een sombere lucht. 's Avonds. De uitvaart van het zo ge liefde „strijkijzer". Het nieuwe kwam en werd bejubeld. Het oude ging en er was weemoed. De kapitein huilde. „Het ga je goed, strijk ijzer", riep iemand. Kapitein Hoogeveen maakte zijn hu welijksreis met „het strijkijzer". Dit jaar maakte hij een Rijnreisje. „In Arnhem gingen we aan boord van de „Tijdgeest". Ik kende het schip, 't Was een ouwetje. Van vroe ger. Ik met de kapitein gepraat en toen mocht ik aan het roer staan. Een halve dag". Kapitein Hoogeveen kan het niet laten. Toen hij een piepklein jongetje was wilde hij al varen en nu vaart hij nóg als hij de kans krijgt. lagen op een plateau met zo'n grote voet". „Op een keer hebben we iets moois meegemaakt, 't Was nog maar een jongen. Een leerling van de tuinbouw school De heer Hoogeveen kan heel plezierig vertellen. Hij weet zich de kleinste details te herinneren. Appelbollenmop „Die jongen kwam iets eerder aan boord dan de dames en heren, die naar de schouwburg waren geweest. .Hoeveel kosten die appelbollen", vraagt ie. „Twaalf cent", zei de hof meester. .Hoeveel heb je er". „Een stuk of honderd", luidt het verbaasde antwoord. „Die zyn allemaal voor mü", klinkt het beslist. De hofmeester keek wel gek op. De jongen legde echter vijftien gulden op tafel, dus waren de appelbollen voor hem. Toen de dames even later de eersteklas binnenkwa men en zich tevreden weg lieten zak ken in het pluche, keuvelend over de enige komedie en om een appelbol vroegen, moest de hofmeester helaas zeggen, dat ze allemaal verkocht wa ren. „Aan die jongen daar". „Jullie kunnen wel een appelbol krij gen, maar dan moet ik van jullie alle maal een zoentje hebben". En aldus geschiedde. Een zoen voor een appelbol. „Een koopje", vindt de heer Hoogeveen. boekje wilde scheuren. Dan leek het net of ze met de boot mee waren ge weest. Want de ouders informeerden vaak naar hun kinderen. Of ze wel meegingen en of ze zich wel goed ge droegen. U moest 's weten hoeveel Een van de laatste tochten van „het strijkijzer"Een van de laatste keren, dat de boot afmeert. En de afscheidsfoto. Van links naar rechts: hof meester v. d. Jagt, kapitein J. C. Hoogeveen, stuurman V. Pruisen en machinist Schouten Het spoor won Al een kwart eeuw behoort de Bos- koopse boot tot de geschiedenis. De boot, die moest wijken voor het spoor. Na 54 jaar trouwe dienst. Het vervoer van passagiers was aanzienlijk terug gelopen, verzending van vracht was nihil. De boot had afgedaan. Een impressie van de laatste tocht. Het snerpen van de stoomfluit scheurt door de nacht. De plank wordt inge haald, de touwen losgegooid. „Lang zaam vooruit De meester op de plaat doet zijn werk. Zoals hij dat al zo lang had gedaan. Routinewerk. Op de Kattesingel staan wat men sen. Ze kijken de boot na. Ze zullen „het strijkijzer" niet meer terugzien. Negenentwintig keer geeft de kapitein een stoot op de fluit. Een cafeetje op de Kattesingel stroomt leeg. „Hou je taai", schreeuwt een van de cafébezoe kers. „Er zijn er minder geweest". Een bemoedigend woord voor de laatste tocht. Bij „De drie Notebomen" komen nog wat passagiers aan boord. De brug wachter neemt afscheid. „Het ga je goed hoor", is het enige wat hij zegt. Hij doet zijn woorden vergezeld gaan van een stevige handdruk. Die hand druk wil zoiets zeggen van „wij begrij pen elkaar". De duisternis omsluit de boot. De lichten van Gouda worden kleiner en kleiner. Hij vertelt, dat de heren altijd tweedeklas reisden. „Dan waren ze vrijer. Jongens onder elkaar, zouden ze tegenwoordig zeggen. Konden ze de nieuwste moppen uitwisselen. De da mes amuseerden zich in de eersteklas. Daar zaten ook meestal de verliefde stelletjes. In de salon werd geschaakt, gedomineerd en gekaart. Het was altijd reuze gezellig aan boord. huwelijken uit dat kaartjesscheuren zyn voortgesproten Wèl boeren Ook werden aan boord heel wat or ders afgesloten. Het gebeurde, dat boeren met eieren naar de Goudse markt reisden en dat dezelfde eieren weer terug gingen naar Boskoop, om- dien werd de kapitein niet vergeten. Ik had een grote fles en een trechter in de kajuit. Thuis was het dan feest". Kapitein Hoogeveen glundert als een kwajongen. „Eigenlek moet je het maar niet in de krant zetten", zegt hü. Touwtje aan het stuur Of de maatschappij van „het stryk- ijzer" veel concurrentie ondervond van de bussen? „We waren erg fideel ten opzichte van elkaar. We sprongen voor elkaar in. Als de boot een mankement had dan reed de bus van Jan Jannes voor ons en omgekeerd. „Weet u, dat er van Boskoop naar Leiden nog een dubbeldekker heeft gereden? Daar zat een Franse chauf feur op hij is al lang dood en hij reed ook als een echte Fransman. Rijden viel dan ook niet mee op die wegen. Hü had zelfs een touwtje aan het stuur om het goed vast te kun nen houden. Dat reed gemakkelijker, vond ie. De passagiers „boven" hadden het ook al niet gemakkelyk. Die moes ten om de haverklap bukken voor takken en twügen". De „Vooruitgang" leefde wel by de bevolking. Vroeger was het de ge woonte om omstreeks tien uur voor het naar bed gaan een bord pap te eten. De „Vooruitgang" kwam altüd om en nabü die tijd voorbü'. Daarom werd het schip door velen de „pap boot" genoemd. „Dat is ook nog een aardig detail", herinnert de heer Hoogeveen zich op eens. „In Gouda wilde er een man aan boord stappen, die wel èrg veel op had. Ik zette 'm van boord en zei, dat ie maar moest gaan lopen. „Goed", zegt ie, „dat komt voor elkaar". Hy rennen tot ie er zowat bü neerviel. En laat ie nou eerder in Boskoop zün dan wü Hü stond te lachen aan de kant en was weer helemaal nuchter. „Het was in die tüd nog niet zoals vroeger. De mensen leefden niet in zo'n weelde als nu. Daarom had ik m'n klantjes, die voor niets meemoch- ten. Maar met de trein ging dat niet meer Ook de zieke vrouw ergens langs de Gouwe zal „het strijküzer" hebben ge mist. „Als we langs voeren zwaaiden we altyd naar haar. Ze wist precies hoe laat de boot voorbykwam. Lang van te voren had ze het gordyntje al opzü geschoven Ook voor haar was „het strükijzer" exit. Sic transit Het oude had afgedaan. Het nieuwe was gekomen. Advertentie SPECIAALZAAK IN Baby- en kinderkleding en grootste keus in: Wiegen Kinder- Commodes stoelen Ledikant jes Boxen Wandelwagens TOONZAAL le ETAGE. HAARLEMMERSTR5-7-9 In de wal Triest „Ja, dat was een tijd geleden". Gezellig De reis met „het strijkijzer" duurde ongeveer een uur. En het waren gezel lige reizen. Vooral als het zonnetje scheen was het goed loeven aan dek. Genieten van het wüdse polderland schap, de uit de vorige eeuw stam mende huizen aan de rechteroever van de Gouwe. Op de linkeroever bij Bos koop de boomkwekeryen, de sloten, de tuinen met de heesters, die als solda ten in het gelid op de parade wachiten. En de koeien. De vredig grazende koeien. Met haar lodderige staarogen, haar traag malende kaken. De koeien, die niet eens meer opkeken, als de boot voorbü voer. En als de najaarsstormen waren los gebarsten, de wind de bladeren deed wirrelwarrelen, de gele, rode, bruine bladeren, dan was het zo echt gezellig daar in de kajuit van „het strijkijzer". Diep weggedoken in de rood-pluche banken, koutend met de medepassa giers. In de ene hand een vorstelyke sigaar van drie centen, in de andere een appelbol van 12 centen. Een grote smakelüke appelbol, sappig en dam pend. Zoals je ze nu niet meer kent. In Waddinxveen verlaten enige dames de boot. „Het beste hoor, vrouwtjes", roept de kapitein. Een oud heertje neemt afscheid van de kapi tein. „Nu wordt de zevende dag ook voor jou een rustdag", zegt hy vriende- ïyk. De kapitein knikt. Hy is een beetje triest „Dat zal wel", verzucht hy „Ik begon als jongen met de tas te lopen", vertelt kapitein Hoogeveen. Een retour eersteklas kostte 70 cent, een enkele 45. Een retourtje tweede klas was 45 en een enkele 30. Maar dan zat je ook op de kale banken. Toch was 't een comfortabele boot. Met elektrisch licht, centrale verwarming, een toilet met doorspoeling en een wastafel met zeep en altyd een schone handdoek. Er was ook veel koper aan boord. Dat werd elke dag glimmend gepoetst. „Als er circus of kermis was in Gouda, voeren we 14 dagen achter elkaar door 't Was 't enige vervoer. Ook voeren we voor de schouwburg. Voor de 12 abon- nemenisvoorstellingen. Soms hadden we het zo druk, dat er nog een tweede boot by moest komen. Die werd dan gehuurd. Om elf uur haalden we de mensen, die naar de komedie waren geweest weer op. Die stonden te wach- •ten. Meestal hadden ze een queue ge vormd. De buffethouder maakte dan al vast wat grogs klaar. Cognacgrog en punchgrog. Heeriyk als het koud was buiten. De hofmeester zorgde, dat-ie de appelbollen klaar had staan. Die Het was er volgens de heer Hooge veen vaak zo gezellig, dat hij de reis met opzet wel eens wat vertraagde. „Dan liet ik het beestje zachtjes in de wal lopen en gaf in gedachten achter uit". De „Volharding" was een geduchte concurrent van de maatschappij waar de „Vooruitgang" voor voer. „Er werd meestal by het leven geconcurreerd. „Wij hadden een dienst van half drie in Den Ham. Zy hadden om vijf voor half drie al een dienst. Maar nooit hoefde ik te mopperen. M'n vaste klantjes bleven toch net zo lang wach ten tot de boot van onze maatschappü aan de steiger verscheen. We hadden een enorme goodwill". Opscheppertjes „Heeft u wel eens iemand van boord moeten zetten". „Vaak genoeg. Er kwamen wel eens mensen aan boord, die een borreltje te veel op hadden en aan het bakkeleien sloegen. Ruzie was er overigens wel eens meer. De Boskopers en de Wad dinxveners zaten elkaar voortdurend in de haren. Wist u, dat Boskopers en Waddinxveners zich in kleding van elkaar onderscheidden? De Boskopers droegen bruine schoenen en hadden een hoed op; hun rivalen hadden een pet op en zwart schoeisel. Bruine schoenen was deftiger wy behoor den tot de opscheppertjes". De verliefde meisjes uit die tyd zul len het verdwynen van „het stryk- yzer" ook wel hebben betreurd. Die moesten met de boot naar school, maar vonden het veel prettiger om by hun vriendje achterop de fiets naar „de stad" (Gouda) te trekken. „Ze kwamen dan naar me toe om te vra gen of ik een paar kaartjes uit bun dat ze aan boord van eigenaar waren verwisseld. Of de ene boer nam na handgeklap de kippen van een andere boer over. „Die boeren heb ik heel wat mee beleefd, 't Is leuk volk. En zeg niet, dat een boer geen gevoel voor humor heeft. Ik vroeg 's een keer aan een boer of er veel mensen op de markt waren. „Veel mensen niet, maar wel veel boeren", antwoordde hy" Het was een ijzeren wet, dat de ka pitein aan boord nooit een borrel mocht gebruiken. Er mocht zelfs hele maal geen sterke drank aan boord worden geschonken. „Maar soms liet je dat wel eens oogluikend toe. En de mensen waardeerden dat. En boven- De laatste tocht had voor het per soneel, dat zo veel jaren trouwe dienst had gedaan, onprettige gevolgen. Zij werden allen ontslagen. En dat in de crisistyd Impressie van de laatste reis. Daar was Boskoop. Voor de laatste keer zou „het strykyzer" afmeren. Langs de kade, by de aanlegsteiger, stonden heel wat mensen. Ze juichten niet en ze schreeuwden niet. Schippers had den het vaste plaatsje van de „Voor uitgang" al vast ingepikt. „Het stryk yzer" kon niet eens meer behoorlijk afmeren. De passagiers verlieten het vaartuig. De lichten werden gedoofd. En toen huilde de kapitein. Ook de sportvissers zullen het heen gaan van „het strükyzer" hebben be treurd. Die kwamen uit alle delen van het land naar Gouda en bleven meest al in de boot overnachten voordat ze gingen vissen. Dank zy „het strijk ijzer" konden zy de mooiste visplekjes bereiken. Afscheid nemen valt niet mee. Of het nu van een goede vriend of van een boot is. Maar zo is het leven. Steeds weer afscheid nemen. Vreugde voor het nieuwe. Weemoed omdat het oude niet meer is. Daarom huilde de kapitein. r' Kapitein J. C. Hoogeveen wijst de aanlegplaats De Ham aan. Dit schilderij heeft een mooi plaatsje gekregen in zijn woonkamer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 63