i^evenóócUetó van een aricfe r Eén eeuw: vier directies J Ej MAART 1860 - 1960 ECHO EN VISIOEN Dat de oprichter, de heer A. W. Sijthoff een voortvarend man was, die een krachtige bij drage heeft geleverd tot de ont wikkeling van het Nederlandse dagbladwezen, bewijst het feit, dat hij in 1869 tezamen met de heren Martinus Nijhoff en D. A. Thieme het in Den Haag verschijnende Staats- en Letterkundig Nieuws blad „Het Vaderland" oprichtte, terwijl hij eveneens de stoot gaf tot het ontstaan van het Rotter- damsch Nieuwsblad (1878) en de Haagsche Courant (1883). Het beheer van het Leidsch Dag blad berustte van 1886 tot 1917 bij zijn jongste zoon, de heer Gerard Henri Sijthoff. Zoals wij hier boven schreven, vormde de uitgave van het L.D. sinds 1860 een onder deel van de exploitatie van Sijt- hoffs Uitgeversmaatschappij, des tijds (en nog steeds!) gevestigd aan de Doezastraat, nadat het be drijf gedurende de eerste twee jaar van zijn bestaan gehuisvest was geweest in een perceel aan de Oude Vest. (Terloops zij hier opgemerkt, dat A. W. S. de eerste abonnee op het Leidse telefoonnet was en derhalve gedurende vele decennia het trotse telefoonnummer 1 droeg, terwijl zij bovendien de eerste aansluiting kreeg op het net van de Leidse Elektriciteitscentrale en de eerste vrachtauto in het stadsbeeld bracht). Als gevolg van deze combinatie is het helaas onmogelijk om na te gaan hoeveel personen in de be ginjaren werkzaam waren ten be hoeve van de dagelijkse verschij ning van het L.D., doch wèl is be kend, dat A. W. Sijthoff in 1850 zijn drukkerij opende met één handpers en een tiental helpers „zoo groote als kleine", terwijl er in 1891 negen stoomsnelpersen „ra telden", waarvan twee viervoudige uitsluitend voor het drukken van het L.D. In 1890 was de perso neelsbezetting gestegen tot 118 man. Reeds in 1867 ging A. W. S. over tot de aanschaffing van een zet- en distribueermachine, welke hij op een Parijse vaktentoonstel ling in werking had gezien. De veronderstelling schijnt gerecht vaardigd, dat deze aankoop ge schiedde ten behoeve van het L.D. Welk een belangrijke plaats dit bedrijf innam in de toenmalige Nederlandse drukkerswereld, be wijst ook het verzoek, dat de minister van Binnenlandse Zaken, jhr. Six, in 1879 tot A. W. S. richtte om hem „te willen mededeelen hoeveel uren een vlug zetter moet arbeiden tot het zetten van een bijvoegsel van de Nederlandsche Staatscourant als hiernevens is gevoegd, alsmede hoeveel uren het distribueeren en het corrigeeren van aan den zetter te wijten fouten vordert". Zoals hierboven reeds opgemerkt, werd het beheer van het bedrijf van 1886 tot aan zijn overlijden in 1917 gevoerd door de jongste zoon van de oprichter, de heer G. Henri Sijthoff, eerst als zelfstandig be windvoerder, later als directeur van de op 30 juni 1905 opgerichte naamloze vennootschap „Leidsch Dagblad". De koninklijke bewilli ging hiertoe was verleend op 5 juni 1905, nummer 79. Op 1 januari 1901 vierde de Uit geversmaatschappij haar 50-jarig bestaan en de oprichter tevens zijn gouden jubileum. Zijn gezondheids toestand noopte hem toen reeds tot een voortdurend verblijf in het hooggebergte. In verband daar mede vond de jubileumviering ge deeltelijk plaats te Leiden en ge deeltelijk te Bagnères de Luchon in de Pyreneeën. De Nederlandse regering benoemde hem bij deze gelegenheid tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In latere jaren verhuisde hij met zijn echtgenote naar het Beierse hooggebergte in de buurt van München, van waar uit hij de ontwikkeling van het be drijf te Leiden met intensieve be langstelling bleef volgen. Nadat in de loop der jaren zo wel de technische outillage als de lokaliteiten voor redactie en administratie van het L.D. diverse uitbreidingen hadden on dergaan, en het L.D. sedert 1908 een eigen afdeling in het gebouw aan de Doezastraat had betrokken, werd in 1913, het sterfjaar van de oprichter, besloten het bedrijf van de toen al 8 jaar zelfstandige N.V. Leidsch Dagblad uit het complex aan de Doezastraat los te maken en te vestigen aan de Witte Singel, hoek Noordeindsplein. Op 1 maart 1914 werd het L.D. daar voor het eerst gedrukt. Aan dé toen nog jeugdige archi tect W. M. Dudok, die in latere jaren in opdracht van de gemeente ook het huidige Rembrandtlyceum aan de Burggravenlaan zou bou wen, werd opgedragen de plannen voor een passende huisvesting te ontwerpen. Zijn opdracht betrof uitsluitend het ontwerpen van een kantoorgebouw, dat in 1917 zijn voltooiing beleefde. De bedrijfs ruimten werden opgetrokken vol gens de plannen van de N.V. Wer- nink's Beton Mij. alhier. Na het overlijden van de heer G. Henri Sijthoff in 1917 werd tot zijn opvolger als directeur benoemd de heer J. W. Henny, die deze functie tot 1 juli 1959 heeft bekleed. Onder zijn voortvarende leiding werd het machinepark volledig aangepast aan de eisen van een modern druk- kersbedrijf, o.a. door de vervanging van twee achtzijdige rotatiepersjes door een moderne 32-zijdige rota tiepers, die, in 1926 in bedrijf ge steld, nog dagelijks het L.D. drukt. Ook de personeelsbezetting nam tijdens zijn directoraat, mede als gevolg van aanzienlijke uitbreidin gen van de handelsdrukkerij, be langrijk toe. Na zijn aftreden werd hij opge volgd door de heer E. A. E. van Dishoeck, die voordien reeds enkele jaren, eerst als directie-secretaris, later als adjunct-directeur, aan het bedrijf verbonden was. Het college van commissarissen bestond gedurende vele jaren uit de heer A. de Koster en mevrouw A. C. Sijthoff-Plemp. In 1934 trad de oudste zoon van eerst genoemde, de heer A. D. de Koster, toe tot dit college, waarvan hij sedert 1956 het voorzitterschap bekleedt. Momenteel maken daarvan ver der deel uit de heren H. J. de Koster en jhr. J. van den Brande- ler (beiden sinds 1955) en de heer J. W. Henny (sinds 1959). In de beginjaren werd de redactie van het L.D. gevoerd door slechts één persoon, hetgeen gezien de omvang van het blad ook geen onmogelijke taak scheen. De op eenvolgende formaatvergrotingen leidden geleidelijk ook tot uitbrei ding van de redactionele staf, doch eerst na de eerste wereldoorlog steeg het aantal redactionele krachten tot boven de drie, afge zien uiteraard van de ook toen reeds talrijke verslaggevers, cor respondenten en medewerkers in nabije of verre omtrek en in bin nen- en buitenland. Gedurende de eerste vijftig jaren van het bestaan van het L.D. waren achtereenvol gens ter redactie werkzaam de heren A. Montagne Izn., dr. H. C. Rogge, dr. G. A. van Hamel, mr. H. Keer, H. N. van Praag, M. Vaz Dias, P. van Merkestyn, mr. P. Brooshooft, M. van Raalte, H. Scheltema, J. van den Dop en P. J. Coffrie. In de jaren na 1918 is de redac tionele kern geleidelijk toegeno men tot elf journalisten en is het aantal mutaties zo groot geweest, dat het ondoenlijk is aller namen hier te vermelden. Wij volstaan derhalve met een opsomming van hen, die sindsdien de hoofdredac tie hebben gevoerd. Dit waren de heren J. W. Henny (19171940, in welk laatste jaar de combinatie van deze functie met het directo raat door de bezetter ongewenst werd verklaard), B. W. Menkhorst (19401954), sinds 1946 tezamen met de heer J. Brouwer en vanaf 1954 tot heden alleen door laatst genoemde. Ten aanzien van de hierboven genoemde Van den Dop moge nog als bijzonderheid worden opge merkt, dat deze zijn werkzaam heden in 1865 aanving als correc tor en geleidelijk opklom tot de functie van hoofdredacteur. Door zijn betrekking als corrector was het L.D. een van de allereerste bladen in den lande, dat in die tijd een voornaam feit! de nieuwe spelling van De Vries en Te Winkel toepaste. De spelling wijze van onze Nederlandse taal is sedertdien weliswaar aanzienlijk vereenvoudigd, maar of zij inder daad gemakkelijker hanteerbaar is geworden in dien zin, dat er een grotere regelvastheid en logica aan ten grondslag ligt, is voor de schrij ver dezes, die ook nog uit de ouderwetse school van De Vries en Te Winkel stamt, vooralsnog een open vraag J. W. Henny1917—1959 E. A. E. van Dishoeck, 1959 De geschiedschrijving van het Leidsch Dagblad gedurende de afgelopen eeuw zou een ernstig hiaat vertonen, indien daarin niet uitvoerig zou worden stilgestaan bij de jaren, welke voor talloos velen tot de moeilijk ste van hun leven hebben behoord, de bezettingsjaren 19401945. Deze moeilijkheden vonden, wat ons blad betreft, hun culminatie punt, toen op 28 december 1943 de bezetter met ingang van 1 januari d.a.v. een verschijningsverbod uit vaardigde, tenzij het zich vóór dat tijdstip alsnog akkoord verklaarde met de aanstelling van een natio- naal-socialistische hoofdredacteur. Commissarissen en directie van onze vennootschap hebben zich zelfs niet verwaardigd op dit ulti matum te reageren en het gevolg was, dat het Leidsch Dagblad op 31 december 1943 voor het laatst verscheen na ruim 83 jaar voor duizenden ingezetenen van Leiden en omgeving in de dagelijkse nieuwsbehoefte te hebben voorzien. Zie volgende pagina Een Jcijkje in de machinezetterij.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 5