NOORD WIJK
WEET WAT KRUID OF
ONKRUID IS
bedekte zwempak
het gehele lichaam
sterft de mot in een
bikini de hongerdood
LEIDSCH LEGBLAD
1 MAART 1860 - 1960
HET RUIKT ALTIJD ANDERS in die hoedenwinkel in de Kerkstraat
in Noordwijk. In die schemerige hoedenwinkel, toaar de tijd niet
zo snel schijnt te gaan. Soms zijn het lieflijke romantische geuren,
soms wordt de lucht daar bezwangerd door een penetrante stank, die men
liefst maar zo snel mogelijk wil ontvluchten.
Diezelfde geuren woeien over de tuinen van het St.-Barbara convent, in
1570. Precies dezelfde geuren. Want veel is veranderd in de loop der eeuwen.
Geuren niet.
In 155// gaf Reinbertus Dodonaeus, lijfarts van keizer Maximüiaan II en
later hoogleraar in de gemeeskunde te Leiden, zijn „Ilerbarius oft Cruydt-
boeckuit, waarin heel wat wordt verteld over die geuren. De geuren van
de ontelbare soorten kruiden, die vooral in het duingebied van Noordwijk
welig tierden.
De kloosterzusters van het St.-Barbara convent wisten heel goed kruid
van onkruid te onderscheiden en teelden het thans nog bekende lavendelkruid.
In het „Cruydtboeck" staat, hierover „Lavender dient seer wel om te leggen
onder Liinwaet ende cleeders, die daer af een en goeden reuck krijgen, ende
voor de motten bewaert ziin".
Motten zijn er nu nóg, maar er is oök DDT. En er zijn mottenballen.
Lavendel behoeven we dus echt niet meer te gebruiken om de mot verre van
onze in de loop der eeuwen ook wel ietwat veranderde „cleeders" te
houden. Toch wordt lavendel nog veel gebruikt, zélfs nog in gedroogde vorm.
Want het ruikt lekker. Daarom bestaat er lavendelzeep en lavendelwater.
ECHO EN VISIOEN
Een van de zoons van de oude heer Caspers zet de eeuwenoude traditie van
Noordwijk voort. De kruiden zijn bijna droog. „Nog een half uurtje in de
hete lucht", denkt de heer Caspers, die de kruiden met vakmanshand betast.
Nu worden er nóg kruiden geteelt in
Noordwijk. Daarvoor, draagt de firma
Caspers zorg. De 66-jarige heer A C.
Caspers, kan u het fijne ervan vertel
len. Hij weet precies het verschil tus
sen „Duysentschoon oft blauw leli-
kens" oftewel herfstklokjes, die een
uitstekend middel zijn tegen besmet
telijke ziekten en beten van vergiftige
dieren en „Zee-levercruyt" om de wor
men uit de buik te verdrijven. Hij
heeft zelfs de resten van het Barbarea
convent nog gekend. „Nu rijdt de tram
eroverheen", zegt hij en „nu ben ik een
gepensioneerd staatsburger".
Hij vertelt, dat de kruidenteelt vroe
ger een van de hoofdbronnen van be
staan vormde voor de Noordwijkers.
„Dat was in de tijd van de lijnbanen.
Er waren toen ook nog wel wat vis
sersmensen, maar dat had niet zo veel
te betekenen".
Zijn taak heeft hü nu aan zijn twee
zoons overgedragen, die zich tijdens
ons gesprek achter de hoedenwinkel
intens bezig hielden met het drogen
van kruiden en soepgroenten
Gewonnen
„Het verbruik en het sortiment van
de kruiden neemt af. Dat komt alle
maal door de farmacie. De synthe
tische geneesmiddelen hebben het pleit
gewonnen".
„Of hij tegen het gebruik van syn
thetische geneesmiddelen is?"
„Ik moet voorstander zijn van
kruiden". De heer Caspers vertelt,
dat in de synthetische geneesmidde-
len de ondersteunende werkzaam
heden van het natuurlijke middel
ontbreken. Door de kruiden te ont
leden heeft men de formules gevon
den om de synthetische geneesmid
delen samen te stellen.
„Of hij wel eens ziek is geweest en
er een dokter bij heeft gehaald?"
„Natuurlijk ben ik wel eens ziek ge
weest. En altijd heb ik de hulp inge
roepen van een dokter. Want ik weet
wel welke kruiden voor een bepaalde
ziekte moeten worden gebruikt, maar
ik kan geen diagnose stellen. Maar
toch heb ik niet vaak synthetische
geneesmiddelen gebruikt. De dokter
onderzocht me dan en zei: „je hebt
zus en zo en dan weet je zelf wel wat
je moet nemen".
De heer Caspers vindt, dat de stu
denten in de farmacie veel te weinig
uren les krijgen in de homeopathische
geneeskunde „Zes uren in het jaar,
dat is veel te kort".
„Wat hij van de kruidendokter
denkt?"
„Er zijn er, die voldoende kennis
hebben, maar het is nu eenmaal bij de
wet verboden".
Wonderdoener
De heer Caspers heeft in Noordwijk
nog een van de zogenoemde „wonder
doeners" gekend. „Dat was een zekere
dokter De Haas. Een hele goede klant
van mij. Hij kende de kruiden, wist
waar ze voor gebruikt moesten worden
en kon een uitstekende diagnose stel
len. Hij zei je plompverloren in je ge
zicht wat je had. Hij heeft enige op
merkelijke genezingen verricht. Er
was eens iemand, die erg last had van
nierstenen.
Zijn huisarts stuurde hem naar het
ziekenhuis. De wonderdoener vond dat
echter niet nodig. „Ga maar niet. Over
een paar weken ben je beter". „De
man, die zo nodig naar het ziekenhuis
moest, is nu tachtig en loopt en
waakt nog".
Barst van hoofdpijn
„Onze wonderdoener was van oor
sprong schoenmaker. Hij las veel en
had een macht aan kruidenboeken en
bovendien een goed stel hersens".
„Op een keer werd hij gedagvaard
door de Haagse rechtbank. Dat is nu
zo'n vijftig jaar geleden. Hij kwam
voorrijden in een rijtuig met twee
paarden, die hij gekregen had van
Koningin Emma. Toen de rechter
vroeg of hij nog iets had te vertel
len, zei de wonderdoener: „U barst
van de hoofdpijn". „Ja", zei de rech
ter verbaasd. „Morgen houd ik
spreekuur aan de Leidseweg in
Voorschoten". Hierna werd de won
derdoener veroordeeld. Of de rechter
inderdaad op het spreekuur is ge
weest weet ik niet. Het zou me ech
ter niet verbazen".
De kruiden werden vroeger gedroogd
boven een turfvuur. Bij de firma Cas
pers geschiedt dat tegenwoordig in een
soort heteluchtkachel. Hiervoor zorgt
een „exhauster" met een capaciteit
van 7000 m3 per uur. De lucht heeft
een temperatuur van 60 tot 70 graden
Celsius.
„Er is heel wat cokes voor nodig om
kruiden te drogen. En cokes is duur
Vroeger f 16.tot f 17.per ton. Nu
wel f76.—".
Hoewel in de geneeskunde niet veel
kruiden meer worden gebruikt, is dit
nog wel het geval in de levensmidde
lenindustrie Onder meer bij het be
reiden van kruidenazijn en bij het
inmaken van zoetzure augurken.
„En weet u wel, dat „zwart op wit",
de zo geliefkoosde snoeperij voor kin
deren, wordt vervaardigd van het zaad
van zoethout?"
De heer Caspers heeft uiteraard een
voorkeur voor bepaalde kruiden. Dat
zijn .tijm, marjolein, basylicum en
dragon. „Maar van valeriaan moet ik
niets hebben. Dan stinkt het hele huis
Net of de hele kattenfamilie van
Noordwijk op bezoek is geweest"
Excursies
De heer Caspers leidde vroeger vele
excursies naar zijn kruidentuin en
kende menige hoogleraar in Leiden
Ondanks het feit, dat hij slechts de
lagere school heeft doorlopen, heeft
hij menigmaal een professor op zijn
vingers getikt.
Zelfs heeft hij een keer de Flora ge
logenstraft. Zijn grote kennis van
kruiden werd beloond tijdens een ten
toonstelling van de Maatschappij voor
Tuinbouw en Plantkunde, die werd ge
houden op de plaats van het huidige
Casino.
„Ik kreeg een zilveren medaille en
een extra pluimpje voor de benamin
gen. En dat met m'n lagere schooltje",
zegt de heer Caspers trots.
Zo oud als de wereld
Kruiden telen. Een vak bijna zo oud
als de wereld zelf. In China werden
kruiden reeds 2700 jaar voor Christus
geteeld. In de bijbel wordt vaak over
kruiden gesproken. Bijvoorbeeld als
Christus de Farizeeërs kapittelt, heeft
hy het over „munte, wijnruit en aller
lei moeskruid".
De Rotterdamse apotheker Hendrik
Cohen merkt in zijn proefschrift „Bij
drage tot de geschiedenis der genees
kruidencultuur in Nederland" o.m. op,
dat Noordwijk zich door alle tijden
heen heeft kunnen handhaven als
centrum van de vaderlandse genees
kruidcultuur. Voorts benadrukt hij,
dat de meeste kruiden kwekers niet
slechts het commerciële nastreven.
maar ook terdege rekening houden
met de ethische zijde van hun beroep
„Tot op den huidigen dag zijn er
onder hen aan te wijzen, voor wie
het voordeliger zou zijn, hun tijd en
werkkracht te geven aan iets an
ders, dat meer winst oplevert, doch
die gedreven door piëteit, de tra
ditie getrouw het oude familieberoep
blijven uitoefenen".
Cohen merkt op, dat het vreemd
moet lijken, dat juist in de onmiddel
lijke nabijheid van de duinen zich een
zo belangrijke cultuur heeft ontwik
keld. Of de talrijke kloosters in die
buurt hierop invloed hebben gehad,
kan hij niet met zekerheid vaststellen.
De mogelijkheid is echter niet uitge
sloten. De kloosterlingen leerden van,
maar ook aan hen. die zich in de om
geving hadden neergezet.
Afzonden
Dat men al heel vroeg begonnen is
de bodem te verbeteren door de lan
derijen, die onder het zand bedolven
waren, af te zanden, bewijst een docu
ment uit 1284. Een leenbrief, waarin
vermeld staat, dat graaf Floris V aan
„Jan van Haarlem zynen knaape een
stuk lands geeft", beschreven als „den
Campe die Willem Terniac bedolven
hadde. die leghet by den Gasthuysen
dat the Haerlem in den Hout staat,
dat die Berkenrode heyt" bewijst, nog
steeds volgens Cohen, dat niet alleen
de tuinen bij Haarlem zo zyn ontstaan,
maar ook die in Noordwijk.
Het in 1648 verschenen gedicht van
Jacobus van der Valck ter gelegenheid
van de vrede van Munster geeft een
aardige kijk op het Noordwijk van die
dagen.
Men vind hier, treed gij een weinig
(voort
Een weg, die 't keurig oog bekoort,
Met Tuinen vol van balsemgeuren.
Daar ziet men Velzens Kruidhof
staan,
Een hof vol aangename kruiden,
Die aangekweekt door 't warme
Zuiden,
En invloed van de Zon en Maan,
Den zieken tot herstelling strekken.
Volgens de dichter werd door de
toenmalige kwekers flink verdiend.
O. 't is een Kruidhof schoon en fris!
Die planter tot erkentenis
Van hem in gure kouw te dekken,
Thans rijk'lijk zegent, en wel mild
Bevoordeelt met gevólde zakken!
Dat op de plaats waar eertijds het
St.-Barbara convent zich bevond ook
aanplantingen waren, bewijst het vol
gende.
Koomt trecn toij hier ten Noorden uit
Den Kerkhof af om door den Ooster
Ingang van het eertijds
nonnenklooster.
Bij Boom, en Blad, en Bloem en Kruid
Aldaar geplant, U te geleiden.
En weer wordt de lavendel bezongen
en tevens andere kruiden bejubeld.
Hier in dees Kruidhof groeit de Thijm
Hier zweet de Venkel op haar spillen
Iher wassen Maters en Kamillen
Hier bloeit de Peper onder 't Rijm.
O! wilt g'u eens terecht vermaken,
En met Uw' neus hier gaan te gast,
Treed toe, daar die Lavendel wast.
Volgens Cohen stond de cultuur in
Noordwijk toen al op grote hoogte, an
ders zou hij in zijn Arcadia hieraan
niet zo'n uitgebreide beschrijving heb
ben gewijd.
De firma Caspers. die zelf al eer
respectabel aantal jaren bestaat ze
dus wel een zeer oude traditie *.ocrt
en zorgt ook nu nog enigszins ervoor,
dat „allerlei medicinale kruiden, die
daar in menigte geplant en gequeekt
worden, als daar 't beste willende aar
den, en de lucht daaromtrent door
hunnen lieffelijken reuk gelijkzaam,
als parfumeren van Noordwijk een
tweede Montpelliers maken".
De firma Caspers beschikt over een
oppervlakte van 4'2 hectare en is
daarmee het enige grootbedrijf, wat de
kruidenteelt betreft.
Dat was vroeger wel anders. Want
op een wandeling naar „Noordwijk op
Zee" zag men „eerst recht de menigte
van Kruyd-landen en Tuynen. die
meest aan dien kant van Noordwijk
liggen".
Een feestelijk groepje tijdens de tuinbouwtentoonstelling, die in een grote
linnen tent werd gehouden op de plaats, waar thans het Casino staat. Op deze
expositie behaalde de firma Caspers een opmerkelijk succes.
"\yjpdD0si0i]0
1873
Niet alleen het beeld van de badplaatsen
is in de afgelopen eeuw veranderd, maar
vanzelfsprekend ook dat van de badpakken-
mode. Beter nog dan uit een uitvoerig
artikel, waarvoor de gegevens niet gemakke
lijk bij elkaar te krijgen zijn, blijkt de snelle
ontwikkeling van het badpak uit de op deze
pagina afgedrukte foto's. Dat de badpakken,
vooral die voor dames, geruime tijd onprak
tisch waren, is een algemeen bekend feit.
Pas in de jaren twintig en dertig begon men
te streven naar een doelmatiger vorm van
deze kledingstukken. Daarna waren het de
zonnebaden, die hun invloed deden gelden op
dit veelbeschreven gebied van de mode. In
dit verband zou nog opgemerkt kunnen wor
den, dat de vorm van het badpak op zijn
beurt invloed had op de mode voor avond
kleding. Kleiner en kleiner werd in de afge
lopen decennia het bedekte lichaamsopper
vlak van (zonne) baders en baadsters. Na de
tweede wereldoorlog werd de bikini ontwor
pen, een badpak waarin een vraatzuchtige
mot tegenwoordig gedoemd is een afschu
welijke hongerdood te sterven. De bikini's
vonden vrijwel over de gehele wereld gretig
aftrek, in het bijzonder bij de zonaanbidsters.
De vorige zomer echter deden de strapless
badpakjes veel opgeld. Er zijn op het ogen
blik verschillende soorten eendelige badpak
ken. Noemen wy o.m. het pak van bewerkte
katoen, het lastex badpak, waarin gummi
draad verwerkt zit, en het helanca zwemkos-
tuop nylon basis. Keus genoeg dus. Het
schijnt evenwel nu al vast te staan, dat de
meeste meisjes de voorkeur zullen blijven
geven aan het tweedelige badpak, dat gedu
rende de warme zomermaanden meer moge
lijkheden biedt. Kan men zich heden ten
dage een wereld zonder badpakken niet of
nauwelijks meer voorstellen, nog geen hon
derd jaar geleden was een zwemkostuum een
zeer gewaagd kledingstuk. „In 1866 werd de
dames aanbevolen een dik wollen hemd aan
te doen onder het zware badkostuum om de
H.H. gluurders in hun verachtelijk bedryf te
dwarsbomen. Deze aanbeveling maakte het
baden temidden van op het strand vertoe
vende zeelieden en nieuwsgierigen mogelijk.
Wel kwamen er contouren aan het licht, die
bij de gebruikelijke kleding totaal verhuld
bleven, maar meer dan een flits leverde deze
onbeschroomdheid niet op". Dit laatste lazen
wij in een artikel van Cruys Voorbergh, dat
vorig jaar in de „Haagse Post" werd gepu
bliceerd. Ook de mannen begaven zich vroe
ger in lange broek gekleed te water, pas na
de eeuwwisseling zag men aan het strand
de eerste blote benen. Oudere lezers zullen
zich ongetwijfeld de rood gestreepte zwem-
tncots met pijpen tot even boven de knie
nog herinneren. De dames hadden in 1913
voor een modieus badpak ongeveer 3 4 meter
tricotstof en 200 centimeter breed gestreept
satinet nodig. De badmuts bestond in ge
noemd jaar uit een bol van bont bedrukt
satinet en een randstuk van lichtgroen
gummi, dat ter zijde met drukknopen s eslo-
ten werd en het haar waterdicht afsloot.
Hoewel de Franse badmode in de vorige
eeuw toonaangevend was, kwamen de dames
af en toe met verrassingen voor de dag In
1885 bijvoorbeeld droegen de dames, die een
badplaats aan de oost- of westkust van de
V.S. bezochten, japonnen van blauwe serge,
welke met vlaggetjes van de natie waartoe
zij behoorden waren getooid. Bij deze kledy
werd een matrozenhoed gedragen, met ge
verfd zeegras gegarneerd, dat veel op struis
vogelveren geleek. Een andere mode van de
Amerikaanse schonen was om in plaats van
een schoothondje een lammetje aan een lint
met zich mee te voeren. De dieren droegen
dekkleedjes, die bij de kleuren van de kos
tuums van de dames pasten.
Op de foto's ziet U hoe de dames in vele
voorbije zomers van 1870 af aan het strand
gekleed gingen. Het meisje met het ratte-
kopje uit de tweede helft van de twintigste
eeuw is. althans wat kleding betreft, beslist
niet meer zo preuts als de jonge vrouw van
vroeger. Hoe de badpakjes er in 2060 uit zul
len zien? Wij zouden er geen antwoord op
durven geven