B. C. Hartman
sar
Bioscoopboom groeide
tegen verdrukking in
Q MAART 1860 - I960 LÊIDSCH DAGBLAD ECHO EN VISIOEN
Luxor
tiaar
stuöio
Weer de heer B. C. Hartman. Hoe hij in zijn Leidse dagen de grota festivi
teiten op het celluloid vastlegde. Men -.iet hier de bioscoopdirecteui tussen
de gegadigden voor haring en wittebrood op 3 oktober, bezig met de opnamen
voor wat men vandaag het filmjournaal zou noemen. Deze oude filmpjes
hebben thans documentaire waarde gekregen.
Lid o
Op het gevaar af eentonig te wor
den: ook bij de heer L. van Praag,
directeur van het Lido-theater vingen
wy bot.
Bereidwilligheid in overvloed. Hij
zou ons graag alles verteld hebben, wat
wij wilden weten. Maar ook hij kon het
niet. De papieren van het theater
vielen als oorlogsslachtoffers. In de
oorlogsjaren was het een bloedeigen
neef van Seyss Inquart, die er hoogst
persoonlijk toezicht op hield, dat geen
„verkeerde" films gedraaid werden.
Met hem zijn ook de bescheiden ver
dwenen. En dat niet alleen
Miniver" kwam haar opwachting ma
ken. „Johny Belinda" en niet le ver
geten „Bernadette". die er zo'n. negen
weken haar domicilie heeft gehad. En
eind vorig jaar kort voor c8? ope
ning van het nieuwe kleine t heater
„Studio", de jongste loot asm de
Leidse bioscoopboom keerde Toon
Hermans terug naar de Steenstraat in
Leiden. Maar nu als scenariosci rijver,
regisseur en hoofdvertolker. Alles
tezamen op één wit doek.
Hollandia
En dan lijkt het erop. dat wij alles
gehad hebben. Maar de heer Hart
man is niet de enige, die twee tóosco-
pen in Leiden geopend heeft. Wiït dat
betreft staat hij gelijk met de heer
A. van der Helm. Drie jaar. nadat
deze het theater aan de Haarleni nier
straat in gebruik had genome ka, in
1917 dus, begon hij met zijn zoom een
nieuwe bioscoop aan de Oranjegracht
bij de Groenesteeg. Een volksth ►ater,
noemde hij het zelf. „Hollaudia"
heette het eenvoudig ingerichte
Dus doken wy weer in de vergeel
de leggers van ons blad. Ditmaal
behoefden we niet zo ver terug te
gaan. Tot november 1934. Daar trof
fen wij weer de heer B. C. Hartman
aan, dezelfde die Luxor stichtte.
Twintig jaar had hij al met bege
rige ogen naar de zaal van „Du
Nord" gekeken, zo vertelde hij bij de
opening van zyn tweede Leidse bio
scoop. Toen kwam er een kansje.
Maar het vroeg nog twee jaren on
derhandelen voor hij zijn nieuwe
bioscoopplannen kon verwezen
lijken.
Begin november kondigde hy in de
bladen de opening aan. „Wat Lido
brengt is altijd goed", beloofde hij
daarin. Openingsprogramma: Stan
Laurel en Oliver Hardy
De heer Hartman ging, de heer M.
van Kleeff kwam in het Lido-theater.
Film met voorprogramma op het to
neel. De Ramblers hebben wel eens
aan de Steenstraat gespeeld in het
voorprogramma. „Zoiets is nu niet
meer te betalen", zegt de heer Van
Praag, die na de oorlog de exploitatie
in handen heeft gekregen. Toen is
men nog korte tyd doorgegaan met
toneelvoorstellingen. Er hebben vele
bekende artiesten op de planken van
Lido gestaan. Toon Hermans bracht
er eens zyn befaamde Buziau-imitatie.
Maar al spoedig moesten de solisten,
duo's, trio's en grote gezelschappen
v.eer plaats maken voor de film. „Mrs.
SiL
WO»"
zaaltje. Een amfitheater. De ingang
was onder het witte doek. Men luqp
dus naar boven naar zijn plaats. Vwo-
drie cent voorin, voor vijf cent ach
terin. Voor dit spotprijs griezeler\,
gruwelen, bulderen en joelen. Bij d 2
première ging het aanvankelijk niet
zo goed. De lens was beslagen
Later ging het gelukkig beter. „Er
werd hoorbaar genoten", zo lazen wij.
Het typische buurttheater heelt geen
lang leven geleid. Na een aantal jaren
gingen de deuren weer voorgoed dicht.
Dat was dus in vogelvlucht de
groei van de Leidse bioscoopboom.
De voedingsbodem, waarop hij ge
worteld staat, is niet meer zo
vruchtbaar als hij lange tyd geweest
is. Televisie en andere bronnen van
vermaak hebben er vele goede sap
pen aan onttrokken. Het verschijn
sel is niet plaatselijk. Zelfs niet
landelijk, maar internationaal. De
filmwereld doktert hard om een
crisis te voorkomen. Een crisis, die
overigens de eerste niet zou zyn.
Desondanks: „en de boom die werd
hoe langer hce dikker...."
„Gone with the wind". Eerst dertien
weken en later nog eens drie hebben
de bezoekers zich door deze wind laten
jagen. En niet te vergeten die be
ruchte, in feite o zo drakerige „Zoon
van niemand". Weken achtereen zaten
de mensen in het donker te huilen
Grote kerels kwamen met roodbe
traande ogen de zaal uit. Ik heb e:
eens een met een glas water weer wat
op verhaal moeten brengen. HU kon
zo de straat niet op
De heer Groenewegen vertelde ook
nog van de „Filmac", welke hU in ons
land introduceerde. Het klinkt ge
wichtig. Maar het was slechts een
kwestie van een naam. Een soort
Cineac en als zodanig al wijd en zijd
bekend. Voor de eerste maal draaide
hy zo met een doorlopende nieuws-
voorstelling by de verloving van Prin
ses Juliana en Prins Bernhard. Veie
meters wachtenden buiten om een
kaartje te krijgen. Dit succes inspi
reerde tot herhalingen bij andere be
langrijke gebeurtenissen. Heel wat
minder enthousiast was hy vanzelf
sprekend over de tijd, dat hij wegens
stroomgebrek zijn zaak moest sluiten
Dat duurde van 7 september 1944
tot 15 juni 1945. Daarna was er geen
onderbreking meer. S'echts een week
voor de laatste in de lange ry ver
bouwingen, welke het theater in zijn
veertig jaren gekend heeft.
Rex
Wij zaten ook tegenover de heer
N. Ortje, directeur van Trianon en
Rex. Hij is vergrijsd in het bioscoop
vak. Ruim 46 jaar hakt hy nu al met
het byltje. Hij kent het van haver tot
gort. Eerst in de filmverhuur, toen in
de bioscoopexploitatie. Sinds 1936
met een onderbreking in de oorlogs
jaren werkt hij ook in Leiden.
„Maar met niets anders dan met
bioscoopexploitatie. Daar houd ik mij
bij. Met niets meer. Geen foyer, geen
projectiereclame, geen choco's. Niets
van dat alles. Ik breng alleen film en
nieuws", zegt hij zeer nadrukkelijk.
In zijn Leidse herinneringen staan
natuurlijk „De beste jaren van mijn
leven" voorop. Die strekten zich m
onze stad over niet minder dan vijf
tien weken uit. Richard Tauber heeft
het ook een tijd uitgehouden. In zyn
verfilmde levensgeschiedenis zong hij
negen weken aan de Breestraat. Met
veel plezier denkt de heert Ortje een
vurig voorstander van de Nederlandse
speelfilm terug aan de film „Fan
fare" van Bert Haanstra. Het zijn
slechts grepen uit de historie van
Trianon.
Wanneer dit begon? Ook de heer
Ortje moet ons het antwoord schuldig
blijven. Zowel wat Trianon als Rex
betreft. Hij bezit geen bescheiden,
waarin hij de oudste geschiedenis van
de twee theaters zou kunnen naslaan.
En het interesseert hem eigenlijk ook
niet veel. Hij leeft in het heden. Hij
richt zijn zakelyke belangstelling al
leen op de film en de filmexploitatie.
Hij kan niet warmlopen voor bijzaken,
zoals in zijn ogen een jubileum zou
zijn.
Het waren tenslotte weer onze oude
jaargangen, waarin wy ontdekten, dat
de heer A. van der Helm op 29 oktober
1914 de eerste filmvoorstelling gaf in
het huidige Rex-theater. Dat ging
toen nog gebukt onder de naam Bio
scope Americaine. De naam is trou
wens in de loop der jaren heel wat
keertjes overgeschilderd. Het heette
Thalia, Rejo en ook Roxy. Maar onder
de leiding van de heer Ortje heeft er
steeds „Rex" boven de ingang gestaan.
Trianon
Trianon werd op 18 augustus 1927
geopend. Enkele dagen tevoren kon
digde de directie van Casino in de per
soon van de heer J. Diks met een
grote annonce aan, dat de bioscoop
aan de Hogewoerd te klein werd en
dat men derhalve een groot theater
aan de Breestraat erbij opende.
Financiële hulp van een bierbrou
werij had de aankoop van het huis van
notaris Coebergh mogelijk gemaakt.
Op die grond verrees de nieuwe Leidse
tempel van de tiende muze. Deze tem
pel, welke negenhonderd filmaanbid
ders kon bevatten, werd volgens het
Leidsch Dagblad geopend door „nie
mand minder dan burgemeester mr.
A. van de Sande Bakhuyzen". Het
artikeltje ademde enorm enthousias
me. We lazen erin, dat het nieuws de
aankomst van de winnaar van de
Tour de France toonde. We weten dus
weer, dat dit wielercircus in 1927 ge
wonnen werd door een zekere Nicola
Frantz. Verdere byzonderheden hier
onbekend.
Overigens, de eerste exploitanten
hadden kennelyk niet zo'n aversie te
gen een bybedrijf als hun huidige
opvolger. In de krant lazen wy, dat
„ze de moed hadden gehad tegelyk
met de exploitatie van de bioscoop die
van een café te beginnen".
Hartman. Daarin vertelde deze, hoe hy
in Londen getroffen werd by het zien
van de kinematograaf. Hij voelde, dat
deze nieuwigheid ook een kans van sla
gen zou hebben in Nederland. In die
dagen ging het nieuws nog niet zo snel
over de wereld en hij kon in Engeland
dus niet weten, dat men hem in Rotter
dam en Amsterdam voor was geweest.
Een kennis ried hem aan in Leiden
met zijn experimenten te beginnen.
Met het oog op de studenten!
Vergunning
„Op 15 oktober 1908 kreeg ik ver
gunning van de burgemeester van
Leiden tot het geven van een bioscoop
voorstelling met fonograaf en piano
muziek in de buitensociëteit Amicitia'",
vertelde de heer Hartman aan de ver
slaggever.
„Mijn eerste volwassen klant was
prof. Zaayer, toen nog jong arts. Hij
vermaakte zich bijzonder met de voor
stelling. Later heeft hij trouwens ge
toond het nut van de film voor de
wetenschap te erkennen. Toen hij pas
professor was, heeft hij mijn hulp in
geroepen om een merkwaardige opera
tie op te nemen".
De heer Hartman vervolgde: „Na
tien maanden in Amicitia te hebben
gedraaid, ben ik de oude schouwburg
Vondelhove aan de Rijnsburgersingel
gaan verbouwen. In dit gebouw was
door de zich toen reeds openbarende
malaise van het toneel een schoen
fabriek en daarna een zeepfabriek ge
vestigd geweest. Ik heb dit pand in
acht dagen ingericht tot een bioscoop.
Na de voorkant aan de Stationsweg
erby te hebben gekocht, heb ik het
pand helemaal laten slopen en op de
zelfde plaats een speciaal voor bio
scoopvoorstellingen ingericht theater
laten zetten".
Zo begon het oudste bioscooptheater
in onze stad.
Kort na het uitbreken van de eerste
wereldoorlog toen de Leidenaars
zeven gulden per week verdienden en
het vlees twee gulden per pond kostte,
zo lazen wij ergens werd Luxor door
de heer Hartman overgedaan aan de
heren De Regt en De Jong. Later
hebben zy het verkocht aan de heer
Uges. Het theater heeft niet louter en
alleen als filmzaal dienst gedaan. Ook
toneelkunstenaars o.a. Piet „Boe
melbaron" Kohier en variété-arties
ten hebben op de planken van Luxor
gestaan.
Onbekend
Was Luxor een gereedliggend open
boek voor ons, hoe anders lagen de
zaken, waar het de overige Leidse
bioscopen betrof. Wij wisten niet,
wanneer er de eerste voorstelling
gegeven werd. Gebrek aan ouder
dom verhinderde ons uit eigen her
innering te putten. Maar de theater
directeuren konden het ons ook niet
vertellen
Wij hadden een zeer genoeglijk ge
sprek met de heer G. H. Groenewegen,
die nu al zo'n kwart eeuw de scepter
zwaait in Casino.
„Nu, ik weet, dat een mynheer uit
Alkmaar mijn vader opdracht heeft
gegeven een bioscoop aan de Hoge
woerd neer te zetten. Myn vader heeft
die opdracht uitgevoerd, maar toen het
op betalen aankwam, bleek die myn
heer geen geld genoeg te bezitten.
Daar zat myn vader opgescheept met
een bioscoop. Hy heeft het een tydje
geprobeerd zélf te exploiteren, maar
hij was nu eenmaal aannemer en dat
andere werk lag hem helemaal niet.
Dus duurde de loopbaan als bioscoop
exploitant niet zo erg lang. Hij heeft
het toen verhuurd aan deze en gene.
Maar ik heb er geen flauw idee van,
wanneer dat allemaal geweest is", zo
vertelde hij ons.
Later leerden de oude leggers van
onze krant ons, dat het aan de Hoge
woerd in 1919 begon. Op 4 april van
dat jaar gingen de deuren van het
Rembrandttheater voor de eerste maal
voor het publiek open. Het zaaltje
bood ruimte voor driehonderd bezoe
kers. In 1934 kwam er echter een
einde aan de verhuurperiode. Toen
stapte zoon Gys zelf maar in het
bioscoopbootje en tot de huidige dag
houdt hij het roer in handen.
Lachbombardement
Byzondere herinneringen?
„Oh ja, vele. Ik herinner my het
daverende succes van George Formby
in „Het zit in de lucht". Negen weken
duurde dat lachbombardement. Ik
was toen zelf voor de mobilisatie op
geroepen. Ik lag in Den Haag.
's Avonds kon ik dus naar Leiden ko
men. Snel het burgerpakje aan en
dan maar weer in de hal knippen
voor de bezoekers, die avond aan
avond het theater tot de laatste plaats
vulden".
De heer Groenewegen lacht nog by
de aangename herinnering. „Dan
r
Dit is de heer B. C. Hartman,
zoals hij in 1933 zijn zilveren
jubileum als bioscoopexploitant
v ierde
In die 25 jaren was hij
echter niet alleen exploitant.
f|^, Hij werkte als cineast, als ope-
rateur en als explicateur.
Dat laatste was een vak apart.
jHHPPk Daar moest men enige flair
A- v voor bezitten. De mondelinge
J? toelichting kon de stomme''
film maken of kraken. Het
praatje mocht in geen geval
JB, doods of saai zijn. „Gespierde
JBSk taal" hij voorkeur. Waar het
op aankwam was, wat men op
zijn Amsterdams noemde: het
j „smoessie".
ijP^ Zo kon, naar gelang het
kwam, een komische film een
dramatische worden. Of omge-
t „Maar de hoofdzaak voor mij
snograt ik f was de vrouwen te laten hui-
Zen/", vertelde de heer Hart-
man zelf eens.
-nBfc „Als de zakdoek eraan te
ES: w pas kwam, wist ik dat de film
een succes zou worden. Daar
van moesten we het hebben. De zware drama's waren in die dagen
erg gewild".
„Toen later de verhuurkantoren hun intrede deden daarvoor
kochten we de films vroeg ik altijd om „zakdoekendrama's"
„We hebben destijds ook nog een vrouwelijke explicateur in Leiden
gehad", herinnerde de heer Hartman zich.
Dat was Nelly Nieuwstraten. Enige jaren na mijn komst in de
Sleutelstad trad zij op in een concurrerend theater. Ze kondigde zich
aan als de eerste en enige Nederlandse explicatrice.
Er is er nooit meer een bijgekomen
X.J
r „En de boom, die werd hoe langer hoe dikker.
Telkens kwam dat zinnetje weer bij ons boven, toen wij ons ver
diepten in de geschiedenis van de Leidse bioscopen.
Waarom eigenlijk? Vanwaar die hardnekkigheid?
Eerlijk gezegd, we weten het zelf niet. Een direct aanwijsbare reden
konden we niet vinden. Of was het misschien, omdat ondanks de
verdrukking van een teruglopend aantal bezoekers de Leidse bioscoop
boom eind vorig jaar weer met een nieuwe loot verrijkt is?
Het kan best zo zijn. Maar wat doet het ertoe?
Met hetzelfde recht kan men immers vragen, wat de bioscopen met
een eeuwfeest te maken hebben. Zo oud zijn ze op geen stukken na.
Hun geschiedenis is heel wat jonger.
Toen het L.D.-tje wel fier, maar
nog niet fors van lyf en leden al
geruime tyd een trouwe bezoeker was
in vele Leidse huisgezinnen, wydde
nog niemand in de Sleutelstad een
gedachte aan zo iets als bioscopen.
Het verschynsel was nog onbekend.
Lumière moest nog met zijn opzien
bare vinding op de proppen komen.
En ook daarna zou er nog heel wat
water door de Rijn vlieden, eer de
eerste Leidse bioscoopbezoekers hoofd
pijn zouden oplopen bij het zien van
die weinig briljante bibberbeeldjes,
welke de vroegste dagen van de film
kenmerkten.
Begin van deze eeuw
Neen, de geschiedenis van het
bioscoopleven in onze oude stad begon
pas in het begin van deze eeuw. Om
precies te zyn in 1908. Het was niet
moeilyk om daar achter te komen.
Twee jaar geleden voelde Luxor
zich als met goud behangen. Niet, om
dat de befaamde Amerikaanse ster
Jayne Mansfield in al haar „glorie"
kort tevoren een nogal geruchtma
kend entree in het theater aan de
Stationsweg had gemaakt. Maar de
directie had het aantal turfjes geteld
en ontdekte daarby, dat het er pre
cies vUftig waren.
Men kon dat in Luxor weten, want
in 1933 was er zeer nadrukkelijk aan
dacht besteed aan het zilveren jubi
leum van de heer B. C. Hartman. Een
man, wiens naam onverbrekelijk ver
bonden is met het Leidse bioscoop-
leven. Hij was het immers, die het veel
omstreden medium „film" in een tijd,
dat het nauwelijks het kermisvermaak
ontgroeid was, in onze stad introdu
ceerde.
In het oktobernummer van 1933 van
„Morks-magazijn" troffen wij een uit
gebreid vraaggesprek aan met de heer