L Gelijkmatig en degelijk, zonder „MODEKONINGEN D MAART 1860 - I960 Iets jonger dan Bremmer is Anthony Coert, die op 20-jarige leeftijd van Goedereede naar Leiden kwam, waar hij zijn eerste onderricht in de tekenkunst ont ving. Na een tijd in Den Haag gewoond te hebben, vestigde hij in 1908 zich voorgoed in Leiden, vanaf die tijd vertoonde zijn werk invloeden van Verster. Vanaf 1921 tot zijn vertrek naar Tunis in 1937 was hij als onderdirecteur en later als directeur verbonden aan de Lakenhal. Hierdoor werd zijn artistieke ontwikkeling afge remd, omdat zijn activiteit geheel op het museum gericht was. Hij heeft voornamelijk landschappen en stadsgezichten geschilderd met een gevoelige vereenvoudiging van de vorm. Ontroerend is dc Leidse gracht die hij in 1938/39 in Tunis schilderde. Vakmanschap en visie Geheel en al Leids zijn de wer ken van de gebroeders Chris en Loran van der Windt (hoewel zij in Brussel zijn geboren) en A. J. van Driesten. Historisch zijn zij te plaatsen als voortzetters van de Haagse School (Van Driesten heeft veel aan Theophile de Bock te danken), maar het meest ken merkende is de eerlijkheid, de zuivere blik en de grote ver trouwdheid met hun onderwerpen (vooral landschappen in de buurt van Leiden), waarmee hun werk is opgebouwd. De vroeggestorven Loran heeft in stillevens met forse kleurstel ling het duidelijkst de nieuwe tendenties aangevoeld. Zijn broer en Van Driesten zijn hun leven lang zich zelf trouw gebleven. Hun groot vakmanschap en per soonlijke visie vonden in het ver trouwde landschap genoeg bron nen om hun kunst levend te houden. Hun werk is. zoals dat van Van der Nat, in Leidse ver zamelingen zeer geliefd. Door de kunsthandels van Ter- steeg en Sala en door de aan dachtige beschouwingen van de criticus Karei de Boer is het ver daarbuiten bekend geraakt. In zijn zelfportret heeft Chris een boeiend document humain achter gelaten. zijn etsen tonen een deli caat aspect van zijn talent. Van Driesten weet te boeien door zijn zuivere toon en het weglaten van ieder effectbejag. LEIDSCH DAGBLAD Zijn deze drie kunstenaars ge heel en al Leids. hun tijdgenoot M. B. Jungmann is een geboren Rotterdammer. Hij heeft lange tijd in Noordwijk gewoond en is nu in Leiden gevestigd. Deze merkwaardige man, die een unieke verzameling heeft opgebouwd, schilderde prachtige stillevens, die praktisch onbekend zijn, maar een beter lot verdienen. De 20 jaar later geboren Lode Sengers, was eveneens Rotter dammer van geboorte, maar ook hij heeft geruime tijd, tot zijn vroege dood, in Leiden gewoond. Behalve als graficus (illustrator) is hij vooral als monumentaal kunstenaar werkzaam geweest in een tijd, dat de bouwkunst de decoratie vaak slechts schoorvoe tend toeliet. Zijn steeds zwakker wordende gezondheid heeft de spirituele kunstenaar belemmerd tot volledige ontplooiing te komen De in 1911 in Velp geboren Pieter Geraedts woont sinds jaar en dag in Warmond. Zijn vader Wynand had in katholieke krin gen een goede naam als kerk- schilder. De zoon nam deze repu tatie over. maar ontwikkelde een eigen stijl, vooral als glazenier. Zijn gemakkelijk talent om grote composities te beheersen verleent ook aan zijn vrije werk een per soonlijke charme. Knap psycholoog H. H. Kamerlingh Onnes, de ongekunstelde verbeelder van „ge wone" taferelen die niet triviaal zijn, niet gewild naïef, is niet alleen de zoon van een Leids schilder, maar woont sinds enige jaren weer vlakbij onze stad. Hij hoort tot de Leidse kunst, al zou het alleen maar zijn door het in tieme karakter van zijn werk, hij stoort zich niet aan richtingen en „ismen" maar zijn werk bezit een grote waarde door de hoge kwa liteit en de subtiele weergave. In zijn portretten (o.a. van Leidse hoogleraren) toont hij zich een van de knapste psychologen onder onze schilders. Hij is wel het tegendeel van de gedreven Tinus van Doorn, die een tijdlang in Oegstgeest heeft gewoond en die voor alles naar vrijheid zocht. Zijn gefolterde geest zocht bevrijding in idyllische landschappen en geschilderde droomgezichten, die zijn eenzaam heid niet konden overwinnen. In tot symbool geworden vormen, die ECHO EN VISIOEN 1 W8ÈM A. J. van Driesten, „Lente door zijn innerlijke spanningen getekend waren en zijn lichtende kleuren vertolkte hij zijn nostalgie naar het verloren Paradijs. den zijn horizon. Maar ook hij bleef zijn inspiratie vooral zoeken in wat voor de hand lag. zijn on middellijke omgeving. De sfeer r V.J Bij de jongere generatie, die na de bevrijding aan het woord is gekomen, viel aanvankelijk de be gaafde Will H. Tweehuysen het meest op met gevoelige portretten en lyrische stillevens. De opbouw werd sterker, de vormentaal ge voeliger, de lessen van zijn leer meesters Rozendaal en Citroen verwerkte hij op persoonlijke wijze, zijn Franse reizen verwijd- van het oude Leiden (de begraaf plaats bij de Zijlpoort en Oud Hortuszicht) wist hij zuiver weer te geven. Zijn vormkracht blijkt ook uitmuntend geschikt voor het vervullen van monumentale op drachten. De Noordwijker H. Bal, die een eigen stijl ontwikkelde met zuivere kleurstelling en subtiele vereen voudiging van de vorm, die ook fraaie monumentale oplossingen heeft gevonden, heeft zich een tijdlang in het Leidse milieu thuis gevoeld. In zijn werk is de beeld houwkunst een steeds grotere plaats gaan innemen.. Als peda goog oefent hij invloed uit vooral op een aan de universiteit ge lieerde groep van docenten en studenten. Tot dezelfde generatie behoort Lucia Steinbach, in haar schilde rijen niet altijd gelukkig, maar in haar beheerste tekeningen legt zij naast een persoonlijke kijk een groeiende vormbeheersing aan de dag. Bij de jongste generatie valt op dat er in Leiden zeer persoonlijk, ernstig en gevoelig gewerkt wordt met de natuur als uitgangspunt. De Jager, Dool, Buurman, v. d. Veer en Jonks zijn namen die nu nog spreken van ontplooiing en ontwikkeling, maar de natuurlijke aanleg, de artistieke intelligentie en de concentratie die zij aan de dag leggen beloven veel voor de toekomst. En het zou mij niet ver bazen wanneer uit deze groep één of meer kunstenaars naar voren zullen komen, die landelijk gezien voor onze kunst meer betekenen dan enige Leidse schilder sinds Verster. Verdienstelijke amateurs Naast deze schilders, die de kunst als beroep of tenminste voornaamste bezigheid beschou wen, telt Leiden een groep ver dienstelijke amateurs, liefhebbers in de gunstige zin, die hun horizon verruimen door actieve kunst beoefening, meestal onder des kundige leiding in het oude. nu weer springlevende Ars. Voor het kunstzinnig leven Van een stad is een dergelijk centrum van onschatbare waarde. Wanneer we zo 100 jaar Leidse schilderkunst overzien, zullen we in de eerste plaats getroffen wor den door de hoogtepunten uit het verleden Verster en Bakker Korff, die iets zeer eigens aan de kunst van die dagen hebben meege geven. en door de verwachtingen die de jongste generatie wekt. Een tweede markant aspect is de waardering die een aantal van de beste schilders in hun eigen stad heeft genoten. Vervolgens valt de onderstroom op van gedegen dilettantisme, dat de traditie levend hield, zich ba serend op de oude opvattingen van studie, nauwgezetheid en verantwoorde weergave van het geziene. Wanneer men echter een uitgebreide geschiedenis van de Leidse en van de Nederlandse schilderkunst van de afgelopen 100 jaar zou schrijven, zouden beide studies slechts weinig aan rakingspunten hebben. In het ge zelschap van de Brabander Van Gogh. de Amsterdammer Breit- ner, de Amersfoortse Mondriaan, de Amsterdammer Sluyters, de Rotterdammer Chabot, de Gro ninger Jan Wiegers en de Haar lemmer Kees Verwey zou alleen de Leidenaar Verster zich met recht thuis kunnen voelen. Vanuit dit gezichtspunt heeft Leiden dus een bescheiden rol ge speeld, aan de andere kant hoeft Leiden niet te bogen op mode koningen die na enige jaren weer vergeten zyn. De Leidse kunst heeft in de afgelopen eeuw iets gelijkmatigs, bijna iets degelijks gehad. Het is misschien kenmer kend voor de ontwikkeling van dc kunst in de achter ons liggende periode, dat figuren die hun eigen weg kost wat kost hebben gezocht zoals bijvoorbeeld Van der Valk en Tinus van Doorn in het Leidse klimaat niet konden blijven wer ken. en verder trokken, en dat figuren die hun kunst lieten blij ven rusten op de verstaanbare weergave van de werkelijkheid zoals Van der Nat en Van Dries ten hier een gunstig klankbord vonden en er tot ontplooiing kon den komen Wanneer de tekenen niet be driegen en onze kunst zich weer ontwikkelt naar verantwoording van de vorm, respect voor het eigene en handhaving van een levende traditie in leesbare vor men, dan zal, wat tot voor kort het Leidse provincialisme ge noemd kon worden, alleen maar winst betekenen. J. N. VAN WESSEM. H. H. Kamerlingh Onnes„Prof. mr. E. M. Meyers Will H. TweehuysenDuinrand bij Noordwijkerh.out"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 25