tot Autobus Van Paardetram ECHO EN VISIOEN j Per diligence naar Alphen en met „het spoor" vaar Den Haag en Amsterdam. In 1860 stond het stationsgebouw buiten de Rijnsburgse poort. Twee paardetrams op de Bostelbrug; op de achtergrond de Paardensteeg (nu PrinsessekadeJ, die toen nog huizen aan de waterkant had. Li. MAART 1.860 - 1960 LEIDSCH DAGBLAD Het was voor de Leidenaars op maandag 2// november 1879 een gebeur tenis van belang, toen na veel geharrewar over het verlenen van een con cessie eindelijk de paamdetram haar intrede deed. Gedurende die eerste dagen van zijn bestaan was het nieuwe vervoermiddel een soort publieke ver makelijkheid.' „Onophoudelijk kon men volle wagens zien passeeren, waarin zich soms geheels families bevonden, waarbij de kinderen de hoofdrol ver vulden", schreef het Leidsch Dagblad. En dat waren dan soms nog families „die er equipage op na houden". De tram werd dus beschouwd als een soort curiosum, waarmee men zo spoedig mogelijk kennis moest maken. „Vele bewoners der straten waar de tram is aangelegd, hadden van hunne woningen de vlag doen wapperen, waardoor de opening eenig feestelijk aanzien kreeg", rapporteerde onze courant over die eerste dag. En over de officiëele opening van den tramway" in de ochtenduren van die gedenkwaardige maandag heette het: „Een aantal heer en, daartoe met hunne dames uitgenodigd, had zich om tien uren nabij de Plantage vereenigd. Er werd een rit gemaakt eerst van de Plantage naar het Station, toen van daar naar de Haven, waarvan weder nam de Blauwpoortsbrug bij de Beestenmarkt werd teruggereden om vervolgens opnieuw door de Paardensteeg (nu Prinsessekade) naar de Plan tage te vertrekken, waar ieder zijns weegs ging". TJit die laatste zinnen blijkt, dat er aanvankelijk twee paarde tramlijnen in Leiden liepen: de een van het Sta tionsplein naar de Plantage, de ander van het Station naar de Haven. De Leidsche Tramway Maatschappij had het dus royaal opgezet, tè royaal, want vier jaar later, op 1 november 1883, werd de lijn naar de Haven wegens slechte exploitatie-uitkomsten zonder meer opgeheven. Met de andere lijn ging het beter. Aanvankelijk was zij geëxploiteerd door de Tramways Trust Company te Londen, maar in 1886 Nederlanders plegen nu eenmaal eerst de kat eens uit de boom te kijken ging zij over in handen van de Rotter - damsche Tramweg Maatschappij. De eerste moeilijkheden waren toen ach ter de rug. In het begin werd er na melijk nogal eens gemopperd over „den tramway", die, vooral by zwaar win terweer, bij herhaling verstek moest laten gaan. In een ingezonden stuk werd zelfs schamper voorgesteld op de wagens onder „Leidsche Tramway Maatschappij" te schilderen: „Rijdt alleen bij gunstig weer". burgNoordwijk. Om in ronde getal len te spreken: vijfenzeventig jaar geleden was het streekcentrum Leiden per tram verbonden met de omrin gende gemeenten in noord, zuid en west. Naar de tegenwoordige maatsta ven gemeten waren het weliswaar geen hyper-snelle verbindingen maar dat kon men ook niet verwachten van de Heel langzaam Intussen was men allerwegen het nut van vervoer-per-rail gaan inzien, niet alleen in de vorm van een paardetram voor het stadsverkeer, maar ook met mechanische beweegkracht voor de interlokale verbinding. Anderhalf jaar na de hierboven genoemde opening van de stadstram begon de Rijnlandse Stoom Tramweg Maatschappij (om precies te zijn: op 4 juni 1881) met de exploitatie van de lyn naar Katwijk. In diezelfde zomer kwam ook een ver binding tussen Leiden en Hillegom tot stand, kort daarop gevolgd door die van Hillegom naar Haarlem. En om de opsomming volledig te maken: in december 1882 werd Voorschoten uit zijn isolement verlost, een lyn die drie jaar later werd doorgetrokken naar Den Haag. Dat was op 19 juni 1885. Twee dagen later werd het tramnet in en om Leiden voltooid door het in ge bruik nemen van de verbinding Ryns- Het oude stoomtrammet je, „Koffiemolen"„Stoof" of Tante Kee" geheten Een plaatje uit de oude doos van de overweg aan de Rijnsburgerweg, zo omstreeks 1890, toen de stoomtram der Rotterdamsche Stoomtramwegmaat schappij nog de verbinding met Oegstgeest, Rijnsburg en Katwijk onderhield. Ter linkerzijde van de locomotief ziet men een deel van het oude Zomerzorg Sportieve strijd Zo heel lang heeft die stoomtractie eigenlijk niet geduurd: niet meer dan dertig jaar. Toen deed de „elektrische" haar intrede. De Noord Zuid Holland- sche Stoom Tramweg Maatschappij was er in 1909 reeds toe overgegaan haar statuten èn haar naam te wij zigen. Het woordje „stoom" werd ge schrapt. Zij ging, zo lezen wij in een artikel van G. J. de Swart in het Maandblad van de NZH, in die tijd over tot aankoop van de Leidse paarde- tramlijn en de lijnen naar Katwijk en Noordwijk. Op de 31ste augustus 1911 vond de feestelijke opening plaats van de geëlektrificeerde stadslijn in Leiden en anderhalve maand later die van de verbinding met Katwijk. Rijnsburg Noordwijk volgde in januari van het volgend jaar. Merkwaardig is, dat de langere trajecten, namelijk naar Den waag en naariem, eerst veel later ge ëlektrificeerd werden: het eerste in 1924. dat naar de Bavo-stad pas negen jaar later! „Helaas kwamen er over het gehele traject naar Haarlem veel enkelsporige baanvakken voor, zeker niet volgens de plannen van de NZH- directie, die hieromtrent geheel andere inzichten en plannen had", schrijft De Swart. „Deze baanvakken kwamen de dienstuitvoering niet altijd ten goede. De wagenvoerders, die op deze lijn ge reden hebben, het moge hier nu wel verklapt worden, voerden dikwijls een sportieve stryd om elkaar een sein af te snoepen". Naast de interlokale NZH-verbindin- gen mag die van de HTM met Den Haag niet onvermeld blijven. In 1923 kwam er een lyn van de Benoorden- houtseweg in Den Haag naar de Was- senaarse Deyl tot stand, een traject, dat in hetzelfde jaar verlengd werd tot het Haagsche Schouw. Een jaar lang sukkelde men nog met een bus-pendel naar Leiden, maar in 1925 was men zover, dat de „gele" over de Haarlem merstraat naar de Nieuwe Havenbrug reed. Toentertijd kón dat nog zonder al te veel bezwaren. De sterke toene ming van het verkeer in de binnen stad veroorzaakte op den duur heel wat hoofdbrekens. Een kwart eeuw later zou het verlenen van een con cessie dan ook zeker op onoverkome lijke bezwaren zijn gestuit! Hoe dit zij, elektrische tractie, ook al zijn haar dagen geteld, heeft het toch veel lan ger uitgehouden dan de „stoom". Want, rekent men het begin van de elektrificering in 1911, dan belopen de resp. perioden dus dertig en vijftig jaar. Thans is de door olie voortge stuwde autobus in opmars. Gezien de razend-snelle ontwikkeling van nieuwe vormen van energie is het echter de vraag hoe lang die het zal uithouden. Misschien ryden er over dertig jaar nog wel bussen zoals wij die thans kennen, maar wie weet welke energie dan gebruikt zal worden! Toch weer elektriciteit? Sneller, maar ook veel minder gemoedelijk Wat de toekomst op vervoersgebied ook brengen zal, in elk geval zal het sneller gaan dan totnutoe, met minder oponthoud ook voor de overige deel nemers aan het steeds toenemende verkeer. Maar och, het moge dan vlug ger gaan, heel wat gemoedelijkheid zal het veld moeten ruimen voor wat men efficiency belieft te noemen. Ove- Ja, wel sneller, maar minder ge moedelijk. In de stoomtram door de bollenstreek moet het nogal eens ge beurd zijn, dat een aantal jeugdige passagiers jongelui die in Leiden de h.b.s. bezochten gezamenlijk op het achterbalkon van het tweede en laatste rijtuig tegelijkertijd een sprong maakte, met het gevolg, dat dit rij tuig, door de plotselinge schok, xiaast de rails kwam te staan. Het duurde dan weer een tijdje voordat dit euvel verholpen was en om dat tijdverlies was het de bengels nu juist te doen: ze liepen er een repetitie van een of ander lastig vak in het eerste schooluur mee mis.' Die belhamels waren echter ook weer niet te kinder achtig om bij te springen als het bla zende locomotiefje door de weers omstandigheden een hoge brug niet kon halen. Het laatste rijtuig werd dan afgehaakt en met vereende krachten over het obstakel geduwd, waarna de reis in dezelfde sfeer van gezelligheid werd voortgezet. De paardetram met het hijgende paard is verdwenen, de puffende „Stoof", „Koffiemolen", „Tante Kee" of hoe het stoomtrammetje meer ge heten moge hebben, heeft plaats ge maakt voor de „elektrische", die nu op haar beurt vervangen wordt door de bus: vóór in-, achter uitstappen en vooral met gepast geld betalen. De ene paardekracht van voorheen is straks gegroeid tot een monster van honderd en, voor het interlokale verkeer, zelfs met 125 pk. Straks gaan de oude ge trouwe Blauwen naar de sloper en dan is weer een tijdperk afgesloten, een tijdperk, dat vooral door de echte liefhebbers van het tramwezen onge twijfeld betreurd zal worden. Er rijden in ons goede vaderland geen trams meer, behalve dan in de grote steden en op een enkele buitenlijn. Enthou siaste tram-romantici moeten tegen woordig naar het buitenland om nog wat van hun gading te kunnen vinden. Aan de bus ontbreekt die romantiek. Maar wie weet hoe kort het nog maar duren zal of ook dit vervoermiddel zal omhangen zijn met hetzelfde waas van-genoeglijkheid als zyn voorgan gers, totdat het op zijn beurt vervan gen wordt door iets nóg modemers. stoomtrammetjes. die zich, getrokken door de vierkante locomotiefjes, niet vlugger dan gemiddeld 15 km. per uur over de rails voortbewogen. Alleen de ouderen kunnen zich nog een voorstelling maken van het ge moedelijke tempo uit het begin van deze eeuw. Zij herinneren zich nog wel de groene „snelheidsmonsters", die witte wolken bliezen tegen de ver weerde gevels van de dorpen, die zij passeerden. Van tijd tot tijd liet de machinist, half naar buiten leunend, zijn machientje een schrille kreet slaken. Op „gevaarlijke" punten stond dan de conducteur, die even tevoren kwiek va/n het voorbalkon van het eerste rijtuig was gesprongen, met een rode vlag te zwaaien om het ver keer, dat er niet was, te waarschu wen voor de komst van het sissende- stoomketeltje-op-wielen, dat voort- kroop over de ijzeren weg. „Voort- kroop", want dit vervoermiddel legde de afstand LeidenHaarlem af in twee uur en zestien minuten en het traject LeidenDen Haag in één uur en twintig minuten. rigens is „aanpassing aan de eisen van het verkeerniets nieuws, want ook reeds vóórdat de paardetram begon te rijden, werden er maatregelen geno men om dat mogelyk te maken. Zo werd de Hartebrug in september 1879 verlaagd, omdat de paarden het an ders niet zouden halen. Wie weet heeft toen reeds een Leidenaar met gevoel voor het oude stadsschoon zijn hoofd geschud over deze aanslag op de ro mantiek. Dat oude trammetje veroor zaakte trouwens nog meer ingrijpende maatregelen in het stadsverkeer om streeks 1880. Wat tegenwoordig Prin sessekade heet, was toen Paarden steeg. En die steeg (aan de waterkant stonden toen nog huizen, die pas in 1907 en 1908 werden afgebroken was zo smal, dat de nog smallere Schapen- steeg tussen Haarlemmerstraat en Apothekersdyk bestemd werd voor alle verkeer van de omgeving van het Station naar het centrum van de stad. Was het een wonder, dat een met hooi geladen wagen in die nauwe „hoofd- straat"-met-éénrichtingsverkeer op ze kere dag klem kwam te zitten? Het tot verdwijnen gedoemde stadstrammet je op de reeds verdwenen spooroverweg bij de Rijnsburgerweg. Het moderne Leidse vervoerscentrumknooppunt van autobussen en trams bij het nieuwe spoorwegstation.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 23