euw van ongekende uitbouw
1 MAART 1860 - 1960
LEIDSCH DAGBLAD
ECHO EN VISIOENj
ara
kte
r
ij kennen ten opzigte van oudheden
slechts éénen wensch. dezen namelijk,
dat het tegenwoordige Academiegebouw, door het
stichten van een nieuw, verheven worde tot ene.
historische antiquiteit.
Deze opmerking prijkt in de Leidse Studenten-
almanak van een eeuw geleden.
Daarmee wordt één van de slechts twee aspec
ten van de Leidse Universiteit genoemd, welke in
de laatste eeuw behouden zijn gebleven: die twee
zijn het karakter en het hart. Waarbij men overi
gens als tegenhanger van behoud niet verlies, maar
volledige nieuwbouw stellen moet van overig
lichaam en geest.
De ongekend grote veranderingen, welke zich
in de samenleving hebben voltrokken tijdens de
afgelopen eeuw. schijnen door de Leidse Univer
siteit niet slechts min of meer te zijn afgespiegeld,
maar zelfs versterkt in beeld gebracht.
Het is onmogelijk, in bestek van een artikel in
dit jubileumnummer, een ook maar enigszins vol
ledige schets te geven van deze ingrijpende ver
jonging van deze honderden jarige.
In zeker opzicht is zulk een volledigheid ook
vrij zinloos. In de afgelopen eeuw namelijk is de
wetenschap en daarmede de Universiteit zozeer uit
de ..ivoren toren" getreden naar een functionele
plaats in de algemene maatschappij, dat bij talloze
gelegenheden aanleiding bestond en bestaat om op
verschuivingen, wijzigingen, nieuwe oriëntatie en
vruchten van wetenschappelijk onderzoek, hoger
onderwijs en academische vraagstukken in het
algemeen te wijzen in wijdverspreide publikaties
en openbare manifestaties van velerlei aard.
In deze beschouwing herinneren wij daarom
slechts aan enkele hoogtepunten (en dieptepun
ten) in de bewogen geschiedenis der Universiteit
in de afgelopen eeuw. zonder te pretenderen
daarin volledig te zijn. Waarbij wij tevens kunnen
wijzen op enkele aspecten, die wellicht in ander
verband niet zo dikwijls worden belicht.
Gedaantewisseling
Het karakter van de Leidse Univer
siteit als centrum van wetenschap en
cultuur en bolwerk van vrijheid en
recht moge dan ongewijzigd zijn ge
bleven, het hoger onderwijs heeft een
zeer grote verandering ondergaan,
vooral in de tweede helft van de af
gelopen eeuw, waardoor de uiterlijke
gedaante van de Universitaire ge
meenschap slechts in enkele rudimen
taire (overigens voor een groot deel
waardevolle) tradities nog gelijkenis
toont met het verleden.
Een halve eeuw geleden ontvingen
zelfs in de westerse maatschappij en
in het vooruitstrevende Nederland
relatief nog slechts zeer weinigen
een intellectuele scholing, welke ho
ger greep dan het niveau van lezen
en schrijven en de noodzakelijke
ondergrond voor eenvoudig hand
werk. De zich mechaniserende sa
menleving had wel een steeds groter
behoefte aan een uitgebreider intel
lectueel areaal, maar de economische
en maatschappelijke constellatie
remden de intellectuele ontplooiing
evenzeer als de traditie-gebonden
sfeer der Universiteiten zelve. Eerst
geleidelijk vielen de remmen weg en
werd de roep naar wetenschappelijk
geschoolden zo dringend, dat zelfs
de sterkste tradities en de zwaarste
politiek-economische barrières de
stormloop naar uitbouw van het ho
ger onderwijs niet meer konden
keren.
Toevloed studenten
Dit verschijnsel heeft in de eerste
plaats tot gevolg gehad, dat het aan
tal studenten vooral in de twintigste
eeuw enorm is gestegen.
In 1860 waren er in Leiden slechts
522 studenten ingeschreven. Hun aan
tal nam slechts zeer geleidelijk toe (in
enkele jaren gaf het zelfs een daling
te zien) tot nog geen 800 in 1880.
Het eerste duizendtal werd eerst
tijdens de eerste wereldoorlog, in
1916 bereikt, waarna de ontwikkeling
zeer snel ging: meer dan 2000 in
1927, meer dan 3000 in 1947 (een ge
volg van crisis en tweede wereld
oorlog, deze stagnatie tussen beide
duizendtallen), meer dan 4000 in
1949 en op 23 maart 1959 werd voor
het eerst in de geschiedenis der
Leidse Universiteit de 5000ste stu
dent in één cursusjaar ingeschre
ven! Thans is dit getal reeds aan
zienlijk overschreden. Men verwacht,
dat de ontwikkeling een nog stij
gende curve te zien zal geven tot
ongeveer 11.000 Leidse studenten in
1980.
De Universitaire samenleving is
daarmee alleen al een belangrijk gro
ter „brok" geworden van Leiden, dat
in de afgelopen eeuw het inwonertal
zag groeien van ruim 36 naar ruim 96
duizend (toeneming 250 procent), een
verhoudingsgewijs veel minder sterke
groei derhalve. Vergelijking met de
landelijke bevolkingscijfers toont dui
delijk aan, dat relatief de wetenschap
pelijke vorming zeer sterk is toegeno
men: in 1860 waren er ruim 3.3 mil
joen Nederlanders, thans ruim twaalf
miljoen, een toename dus van ruim
270 procent, tegen een toeneming van
ruim 850 procent in het aantal Leidse
studenten.
Senaat van 38 naar
bijna 200 leden
Uit het feit, dat wij dit korte over
zicht begonnen met een beschouwing
over het gegroeide aantal studenten,
mag niet worden geconcludeerd dat
wij het onderwijsdeel van de twee
ledige Universitaire taak primair stel
len. De studentencijfers illustreren
echter duidelijker dan andere, hoezeer
de afgelopen eeuw een groeiperiode ia
geweest, terwijl uit deze cijfers tevens
blijkt, dat de wetenschappelijk ge-
vormden een steeds groter plaats in
de samenleving gaan innemen.
De eisen van de wetenschap en de
vorming van steeds meer wetenschaps
beoefenaren voor de toekomst hebben
ook de omvang van de senaat zeer
sterk beïnvloed.
In 1860 telde de senaat 38 hoog
leraren (van wie drie honorair, een
instituut dat thans niet meer voor
komt, dus reëel slechts 35 profes
soren).
Ook de senaat groeide aanvanke
lijk slechts weinig in aantal, minder
nog dan de studenten. Zij telde door
de benoeming van prof. dr. L. Knap
pert in 1902 voor het eerst 50 leden,
voor het eerst werden dit er 100
door de benoeming van prof. dr. G.
O. E. Lignac eind 1934. In mei 1953
maakte prof. dr. \V. J. C. Verhaart
de 150 senaatsleden vol. Thans be
draagt het aantal senaatsleden op
enkele na 200.
Dit betekent een verdubbeling in de
jaren na de bevrijding, een stijging
van ongeveer 420 procent sinds 1860
(tegen 850 procent in het aantal stu
denten).
Probleem der
specialisatie
Vooral de steeds omvangrijker we
tenschappelijke kennis van de mens
heid, welke het welhaast onmogelijk
maakt voor één mens om een weten-
schapstak geheel te overzien, laat
staan beheersen en uit te bouwen,
heeft geleid tot een dergelijke specia
lisatie en sub-specialisatie, dat het
aantal leerstoelen onrustbarend toe
neemt: onrustbarend omdat de waar
lijk universitaire vorming daardoor
meer en meer moet worden opgeof
ferd aan de vakstudie. Dit is een van
de belangrijkste problemen, welke
vooral in de naoorlogse jaren zijn ont
staan. en waarvoor nog geen afdoende
oplossing is gevonden.
Materiële uitbouw
Met deze wetenschappelijke expan
sie is in de afgelopen eeuw ook een
materiële Universitaire uitbouw ge
paard gegaan.
Deze is omstreeks het begin van de
eeuw, waarover wij schrijven, goed in
gezet. De Leidse wetenschap maakte
toen, na de min of meer steriele ja
ren van het Franse bewind, een
nieuwe bloeitijd mee, en de materiële
uitrusting onderging enorme verbete
ringen zowel door deze bloei als door
de noodzaak, de in de beginjaren der
negentiende eeuw ontstane achter
stand in te lopen.
Vernieuwd gewaad
Zo kwam in 1860 de zelfstandige
Leidse Sterrewacht tot stand op initia
tief van prof. Kaiser, naar wie de
huidige Kaiserstraat is genoemd. Het
Academiegebouw werd daarmee ver
lost van de merkwaardige opbouwsels,
die het tot dat ogenblik had gedragen
voor het eerste Universitaire observa
torium ter wereld. De Sterrewacht
herdenkt het eeuwfeest in een heel
wat gewijzigde vorm, voorzien van
ogen en oren in Zuid-Afrika en Dwin-
geloo, maar het hoofdgebouw is nog
steeds hetzelfde, dat in 1860 tot stand
kwam.
In 1859 werd op de „kleine ruïne"
het chemisch-natuurkundig laborato
rium geopend, dat thans als Kamer-
lingh Onnes Laboratorium in zeer uit
gebreide staat alleen voor de natuur
kunde in gebruik is.
De medische faculteit kreeg in 1873
eerst een redelijke huisvesting in het
ziekenhuis, dat in de twintiger jaren
van de huidige eeuw als verouderd
verlaten werd voor het tegenwoordige
(ook al weer niet moderne» complex
aan de Rljnsburgerweg en Wa.sse na ar
se weg) terwijl in het oude ziekenhuis
thans Volkenkunde gevestigd is.
Na deze materiële voorzieningen
omstreeks 1860 werden vrijwel alle
Universitaire instituten in een nieuw
gewaad gestoken, dat langzamer
hand in vele gevallen weer danig
versleten is en dringend vernieuwing
behoeft, wanneer het dit niet reeds
enige malen heeft gehad. Het is niet
doenlijk, van deze wijzigingen een
enigszins volledige opsomming te
geven. De ontwikkeling van de laat
ste tijd en plannen voor naaste en
verdere toekomst doen verwachten,
dat deze materiële activiteit voor de
Universitaire gemeenschap, enige
malen gestagneerd door oorlogen en
depressies, ook in de toekomst een
stijgende curve zal vertonen.
Zie volgende tekstpagina.
De Academie in I860 met de dat jaar verdwenen opbouw
van het observatorium.