TE LEIDEN IN DE 19de EEUW
12 a 15 werkuren per dag, ook kinderen
De toestand in Europa
Textielarbeider werd doorgaans niet ouder dan 40 jaar....
MAART 18S0 - 1960
ECHO EN VISIOENJ
Bij een jubileum past een terugblik, die zo
mogelijk zijn uiterste limiet moet vinden bij het
allereerste begin. Voor het Leidsch Dagblad is dat
1 maart 1860. Een nieuwe krant verscheen toen
in het dagelijks leven van de Leidenaar naast de
vanaf 1687 bestaande Leidse Courant, die aanvan-
kelijk „De oprechte Leydse Donderdagse Courant"
was genaamd. De redactie van het nieuwe dagblad
stelde zich als taak de abonnee van het laatste
buiten-, binnenlands- en stadsnieuws op de hoogte
te stellen, kortom de wereld van het ogenblik in
de huiskamer te brengen. Bovendien werd de
verzekering gegeven, dat alle berichten zouden
worden geplaatst, die, in welke vorm ook, tot dat
einde werden bezorgd, onverschillig van welke
aard en strekking, mits niet strijdende met de
zedelijkheid en de openbare wetten.
keren ln natura, waarop zelfs nog voor
de werkgever winst lag).
Andere pogingen werden onderno
men. In 1817 stichtte de Maatschappij
voor het Nut van het Algemeen de
Leidsche Maatschappij van Weldadig
heid, die door het uitdelen van kle
ding, brandstof en levensmiddelen een
voorbeeld gaf van armenverzorging.
Zij werkte ook in de richting om ar
moede te voorkomen. In 1835 werd een
Vereniging tot het bouwen van werk
manswoningen opgericht. In 1868 had
de Maatschappij van Weldadigheid
een bureau voor werkverschaffing in
gesteld, voorafgegaan in 1682 door een
hulpbank voor het verlenen van kleine
Welke berichten kon de nieuwe
courant in de eerste dagen van
zyn verschijnen publiceren?
In Europa heerste een niet aller
wegen rustige politieke sfeer. Keizer
Napoleon III had bij het geheim ver
drag van Plombières rechten verkre
gen op Savoye en Nizza, welke rechten
hij wenste te realiseren. In 1859 n.l.
had Frankrijk met Savoye de Oosten
rijkers bij Magenta en Solferino ver
slagen. Mede door Garibaldi's activi
teiten kon de Italiaanse eenheid onder
Victor Emanuel worden voorbereid,
welke eenheid in 1861 werkelijkheid is
geworden.
In Oostenrijk heerste armoede, cor
ruptie, moedeloosheid.
De Belgische Kamer van Afgevaar
digden nam in dezelfde tijd met alge
mene stemmen het regeringsvoorstel
aan om uit de eedsformulieren van de
leden van de provinciale staten, ge
meenteraadsleden en burgemeesters de
zinsnede te schrappen: „dat de vorsten
van het Huis Oranje-Nassau voor
eeuwig van de Belgische troon wor
den uitgesloten", „omdat een staat
kundige solidariteit België nog altijd
aan dat volk, zo beroemd in de his
torie bindt".
Engeland was het niet met de poli
tiek van Frankryk eens ten opzichte
van Italië, integendeel, men kon over
verbolgenheid spreken. Maar dit is
niet, wat ons voor het Engeland uit
het jaar 1860 interesseert. Het is zyn
industriële emancipatie, die overduide
lijk gebleken was op de beroemde we
reldtentoonstelling van 1851 te Londen
gehouden. Nederland werd toen als
deelnemer door zijn treurig figuur op
pauze, waarna tot 's avonds werd
doorgewerkt, meestal wel met een
kwartiertje rust. Maar deze pauzes
waren heel slecht geregeld. De lonen
waren zelfs bij de toenmalige levens
standaard laag te noemen. Het ge
middelde weekloon van mannen be
droeg f 4.85 tot f 8.56, van vrouwen
f 1.68 tot f2.25, van jongens (1620
jaar) f 1.70 tot f 2.85, van meisjes
f 1.75 tot f 1.89 en van kinderen in
de leeftijd van 1216 jaar f 1.tot
f 1.50. Voor stukwerkers wisselde het
loon naar bekwaamheid en arbeids
duur en lag nog lager dan de boven
genoemde bedragen. Bovendien was
deze arbeider sterk afhankelijk van
de vraag naar zyn werk.
De verdiensten, ook al werkte het
gehele gezin tot de kleine kinderen,
die de leeftijd van 10 jaar nog niet
hadden bereikt, mee, waren onvol
doende voor het bestrijden van de
meest noodzakelijke uitgaven. Als een
moeder zegt van een kind, dat nog
geen 10 jaar oud is: als hy niet werkt,
kan ik hem ook niet te eten geven, dan
zegt dit genoeg. En wat voor eten!
Een ander aspect in betrekking tot
het levenspeil van de fabrieksarbeider
was het ontbreken van enige ontwik
keling bij de huisvrouw. Als kind op
genomen in de tredmolen van de fa
briek, ontbrak haar de meest mini
male huishoudelijke kennis. Koken
had zij nooit geleerd, nog minder
naaien of verstellen. Het karig week
loon wist zij dus niet op de juiste wijze
te besteden. Door de nood gedwongen,
Zelden ouder dan 40
Dit alles had vanzelfsprekend zijn
invloed op de gezondheid en de
lichamelijke ontwikkeling. De
meisjes waren er over het algemeen
beter aan toe dan de jongens. Het
grootste deel van beide seksen was bij
zonder klein. Een verschil maakte of
in de vette of onvette wol werd ge
werkt. De vette wol was voordeliger
voor de gezondheid. De levensduur was
eveneens afhankelijk van het soort
stof, waarmede men werkte. De ca-
licotwevers (wevers van fijn katoen)
waren het slechtst af; zij bereikten
een gemiddelde leeftijd van 29 jaar, de
handkammers van 35 jaar en de wol
wevers van 43'2 jaar.
Zolang het kind nog niet op de fa
briek kon worden ingeschakeld, be
zocht het wel een school, door een of
andere filantropische vereniging in
stand gehouden. Het meeste onderwijs
genoten de kinderen uit die gezinnen,
die „bedeeld" werden, want hulp uit
de armenkas impliceerde voor de vol
wassenen het bijwonen van de kerk
diensten in de Bethlehem- of Armen-
kerk aan de Scheistraat, voor de kin
deren het naar school gaan. In 1854
verscheen de Armenwet. Het leidende
principe is, dat de overheid alleen dan
steun verleent, wanneer particuliere
instanties zich daarvan onthielden en
dan nog alleen met het doel misdrijf
te voorkomen, z.g. politionele armen
verzorging dus.
De oorzaak van het lage loon
niveau lag voor een groot deel niet
in de winzucht van de fabrikant. De
arbeider was niet geschoold, licha
melijk niet goed ontwikkeld, was
onverschillig tegenover zyn bestaan
en zyn toekomst, tegenover zyn
vrouw en kinderen. Zyn produktie
lag bijzonder laag daardoor. Dr. Co-
het gebied van de nijverheid opge
schrikt. Na dat tijdstip begon men
hier te lande een ander economisch
karakter te vormen.
Sinds 1851 is te constateren, dat
de conjunctuurgolf een opgaan
de ljjn vertoont: de industriële
revolutie was ook hier te lande be
gonnen en zoh tot 1873 duren.
Mechanisatie van de industrie, over
gang van agrarische naar industriële
volkshuishouding, verbetering van de
verkeersmiddelen (aanleg spoorwe
gen Den HaagAmsterdam, Leiden
Woerden), opkomst van het mo
derne bankwezen, dat de wereld
handel en de groot-industrie van
kredieten voorzag. In deze tjjd wer
den de Amsterdamse-, Rotterdamse
en Twentse Banken opgericht. De
opening van het Suezkanaal maakte
de afstand tussen Nederland en
Ned.-Indië kleiner. De Postwet
bracht verbetering in het briefver
keer, in 1870 nog vergemakkelijkt
door de invoering van de postzegel
en tenslotte verscheen in dezelfde
tyd het telegram in de wereld.
Dit is in zeer grote trekken de
situatie van Europa en het land,
waarin Leiden zyn rol speelde.
„Lang zal het zeker nog duren eer
Leiden als model van een gezonde
fabrieksstad genoemd mag worden"
schreef dr. S. Sr. Coronel in een ar
tikel over „De Leidsche Wolfabrieken
en haar invloed op de gezondheid der
arbeiders". (Ned. Tijdschrift voor Ge
neeskunde, jaargang 1864). Door welke
feiten kwam de arts tot deze conclusie?
De grondoorzaak lag in de achterlig
gende periode van verval, waarin de
Leidse industrie zich had bevonden, in
de volkomen verwaarlozing van de
ontwikkeling van de fabrieksarbeider.
Een ongelimiteerde vrijheid van han
delen van werkgever en werknemer met
betrekking tot produktie, uitvoer, con
currentie, arbeidsduur, lonen, inrich
ting van fabrieken en werkplaatsen
enz. bracht mens, arbeid en econo
misch bestel in een impasse, die
slechts in de loop van jaren zou zijn
op te lossen.
15 uur per dag
De dagelijkse werktijden waren
voor volwassenen en kinderen geljjk:
12 tot 15 uur. Enkele fabrieken lieten
ook nachtploegen aanrukken. De
ene bron zegt, dat hiervoor alleen
maar mannen werden ingevoegd, de
andere, dat ook vrouwen in deze
ploegen werden ingezet. Men begon
's winters de arbeid om 6 uur in de
ochtend en om 5 uur in de zomer.
Meestal werd 9 uur achtereen ge
werkt, dan kwam tot 2 uur
kocht men in z.g. borgwinkels, zaken,
waar men op krediet kon kopen. De
consument was op den duur volkomen
aan de leverancier overgeleverd, omdat
de schuld steeds groter en dus onaf
losbaar werd. De arbeider moest ook
de grootst mogelijke hoeveelheid voor
de laagste prijs hebben en kreeg dus
alleen maar slechte kwaliteiten. De
prijzen van deze borgwinkels lagen in
verhouding tot andere wel 50 tot 200
hoger. De maaltijd bestond uit aard
appelen en meelspijzen, 1 ons vet of
boter per week voor 5 personen, 1 pond
afval van vlees of vis, droge vis of
bokking, opgediend met azijn of kar-
nemelksaus. De ligging bestond uit
stro, de dekking uit de dagelykse
kleding. De textielarbeider zocht zyn
troost in het gunstigste geval bij
enorme hoeveelheden slechte koffie, in
het ongunstigste bij de jeneverfles met
inferieure inhoud.
ronel zegt: „hy is niet traag, maar
ontzenuwd. Zyn ondeugden vloeien
voort uit zedelyke zwakte en on
kunde".
Gebleken is, dat de hier beschreven
toestanden in alle industriecentra in
Nederland en in het buitenland onge
veer dezelfde waren, vnl. in Schotland
en in Frankrijk. Te Leiden werd de
huisvesting nog het gunstigst geacht.
Er waren geen kelderwoningen zoals
elders. Onwillekeurig denkt men aan
de verhalen van Justus van Mourik.
Het is begrijpelijk, dat de treurige
levensomstandigheden van het kind
het meest de aandacht op zich hebben
gevestigd en het is ook begrijpelijk, dat
de eerste wetten, die werden gearres
teerd, de bescherming van het kind ten
doel hadden. We kunnen wel stellen,
dat de sociale wetgeving haar initia
tief by het kind gevonden heeft. In
1813 verbood een decreet de arbeid van
den beter op de fabrieken dan thuis
zyn, waar zy al te schadeiyk worden
beïnvloed. Er is maar één punt in deze
mededeling, dat constructief is, nJ.
dat de maatschappeiyke toestand van
de arbeidersklasse niet deugt. Want
wie was niet op de hoogte van de le
vensomstandigheden van dat deel van
onze bevolking, dat niet werd be
schouwd als een klasse, maar als „de
armen"?
Uit de activiteiten zien we, dat deze
toestanden de samenleving niet
meer met rust laten, dat „de
reeds sedert lange tyd gemaakte en
vaak herhaalde opmerking, dat de
kundige wyze heeft gedaan.
De Leidsche Courant waarschuwt:
„surtout pas trop de zéle!"
In het Orgaan van de Nederlandsche
Industriëlen leest men: „het is waar,
dat de kinderen van den werkenden
stand heden ten dage meer kostwin
ners zyn voor de ouders, zooals in vo
rige tyden de ouders voor de kinderen.
Neemt nu de kinderen van de fabrie
ken en de philanthropic staat niet al
leen de nyverheid in den weg. maar
werkt zelve het pauperisme in de
hand. Niet de fabrikant is de oorzaak,
maar de eenvoudige samenstelling der
machines, die niet meer dan een kin
derhand nodig hebben om te produ-
kredieten. Maar tegenover de massale
nood stond niet een evenredige hulp
verlening.
Het probleem ging teveel particulie
ren en officiële instanties bezighouden
om niet eindelyk op effectieve wyze te
worden benaderd.
Jn 1840 nam de administrateur van
de Nationale Nyverheid, met name
Netscher het initiatief een algemeen
onderzoek in te stellen naar de fa
brieksarbeid in Nederland. Hy had
weinig succes. In dezelfde tyd werd
een ministerieel rondschryven gericht
aan de gouverneurs der resp. provin
cies terzake. Dit gebeurde in opdracht
van de Koning. Z.M. was verontrust
door berichten over de treurige levens
omstandigheden van de Franse textiel
arbeider.
De in genoemd schryven ter beant
woording voorgelegde vragen werden
op optimistische wyze beantwoord, zo
dat de regering niet werd overtuigd
van de waarheid der alarmerende be
richten, die ook over onze textiel
arbeiders rondgingen. In dezelfde geest
werkte de Leidse Kamer van Koop
handel. Zy achtte de toestand in Lei
den bevredigend, omdat de fabrikan
ten zelf ervoor zorgden, dat de kinde
ren niet te zwaar werden belast, dat
De voormalige Katoenfabriek aan
de Herengracht, een van de Leidse
textielbedrijven, waarover mej. mr.
Versvrille in bijgaand artikel schrijft
en waar toestanden heersten, waar
van wij ons gelukkig maar!
heden ten dage nauwelijks meer een
voorstelling kunnen vormen. Oudere
Leidenaars maar zij moeten dan
toch de leeftijd der sterken dicht
benaderen! zullen zich wellicht
nog herinneren hoe enige jaren voor
de eeuwwisseling een felle brand een
groot deel van het complex in as
legde. Na de liquidatie van het bedrijf
in 1936 werd het grotendeels afge
broken.
kinderen onder de 10 jaar in de my-
nen. In Engeland werd in 1819 de
arbeid in de katoenfabrieken van kin
deren onder de 9 jaar ontzegd.
Ik sprak zoëven van een impasse,
waarin werkgever en -nemer ver
zeild geraakt waren. De fabrikant
zelf heeft aanvankeiyk getracht zyn
werkmensen te helpen. Hy stelde le
vensmiddelen beschikbaar van goede
kwaliteit tegen lage prijzen: hy liet
onderwys geven aan de bij hem in
dienst zynde kinderen; hij stelde
spaarregelingen in. Maar hy ont
moette wantrouwen en/of passiviteit
Het gespaarde werd meestal terugge
vraagd en verdronken. (Hier wordt
niet de vorm bedoeld, die een misstand
was, n.l. loon voor een gedeelte uit
zy dageiyks onderwys kregen om „tot
arbeidzaamheid en zedelykheid te
worden opgevoed". Toch achtte deze
instantie een wetteiyke regeling wel
gewenst. Ruim 10 jaar later zendt de
Maatschappy ter Bevordering van
Nyverheid een adres over deze mate
rie aan de regering; 2 jaar later volg
de de afdeling Leiden van de Vereni
ging tot Bevordering van Fabrieks- en
Handwerknijverheid met een adres
terzake. Deze zegt, dat de treurige
maatschappelijke toestand van de ar
beidersklasse de oorzaak is van de
nood der fabriekskinderen, zy komt
tot de onbegrypeiyke conclusie, dat
een wet, die de werkuren bekort en
regelt en die het schoolgaan verplicht,
geen noemenswaardige verbetering zou
brengen. Integendeel de kinderen zou
wyze, waarop Jonge kinderen tot fa
briekmatige arbeid óf in werkplaatsen
óf in andere dergeiyke inrichtingen
worden gebezigd een hoogst nadelige
dikwyls noodlottige invloed op de
zedelykheid der mindere volksklasse
en dus onmiddeliyk op de welvaart
van het geheele volk uitoefent" op
waarheid berustte. Op een prysvraag,
uitgeschreven in 1853 door de Maat
schappy tot Bevordering van Nyver
heid over dit onderwerp kwam geen
enkele inzending. Een herhaalde po
ging in 1856 bracht slechts één ant
woord, dat weinig verdiensten had.
Van andere zyde kwam steun.
Mr. Samuel le Poole, een Leids
fabrikant, publiceerde in „De Eco
nomist" zyn overtuigende artikelen,
voornameiyk de kinderarbeid betref
fende. In dit verband merk ik op,
dat maar weinig gesproken wordt
over vrouwenarbeid en over de el
lendige toestand onder het fabrieks-
personeel in het algemeen. We
komen terug op Samuel le Poole en
zyn werk in het belang van het fa
briekskind. Hij is de promotor ge
weest van het request van 32 Leidse
fabrikanten, dat in 1861 aan de
Koning werd gezonden. Hierin ver
klaarden de requestranten bewogen
te zyn door het lot van de ln de fa
brieken werkende kinderen en over
tuigd te zyn van de noodzakelijkheid
van een regeling tjt.v. verplicht
schoolbezoek voor allen en t.a.v. de
werktyden. zy merken op, dat by
minder werkuren en by het genot
van onderwys, meer en beter werk
zal worden verricht.
Het resultaat werd pas in 1863
merkbaar. Toen werd een com
missie ingesteld om de naar
voren gebrachte omstandigheden te
onderzoeken. In het begin van het
zelfde Jaar 1863 gooide de Veluwse
novellenschryver Cremer olie op het
vuur door in „Diligentia" te 's-Gra-
venhage voor een talryk gehoor, waar-
by zich vele Kamerleden bevonden,
een lezing te houden, getiteld: „Fa
briekskinderen, een bede, maar niet
om geld", waarmede hy de meest ver
stokte ziel wel diep moest ontroeren.
Hy vertelde van 3 kinderen, die op
een kille gryze decembermorgen van
uit een Leidse achterbuurt langs Ho-
gewoerd en Breestraat naar een stoom-
wollendekenfabriek gaan. Zy verdie
nen daar de kost niet voor zich, want,
zegt Cremer. „een glazige aardappel
met azyn in de week en op de dag des
Heeren met mosterd is geen „kost"
maar voor een luyen vader en een
slordige moeder, die benevens stevigen
kost nog slechts jenever en walgeiyke
snoepery hoofdvereischten achten om
te kunnen leven". Cremer eindigde
met: .Edele en grootmachtige wet
gevers in den staat! ziet aan uwe en
myne kleederen, waaraan de handjes
dier kleinen werkten, kleven droppe
len bloeds. O! toeft dan geen ogen
blik langer, zendt de hulpe die gy ge
bieden kunt".
Van verschillende zyden werd Cre
mer aangevallen. De redactie van de
Arnhemsche Courant stelde o.a. vast,
dat Cremer niet de geschikte persoon
was „om deze zweer in het maat-
schappeiyk leven bloot te leggen"; dat
hy dit op een oppervlakkige en ondes
Arbeiderswoningbouw in de vonge
eeuw: wasdag op de Waardgracht
in 1885
ceren. Wil men de kinderen weren van
d® fabrieken, veel zoude eerst moeten
veranderen".
Het Leidsch Dagblad schreef over
deze voordracht: „Waar vele in-
vloedryken als aan zijn lippen hin
gen, daar hopen wy, dat voor hun
oor zyn stem niet die eens roepen
den in de woestyn zal zijn geweest.
Cremer noemde de „Concurrentie"
een kindermoordenares. Het Leidsch
Dagblad stelde, dat niet de concur
rentie, maar de aangebeden despoot
ln de materiële 19de eeuw, die „vrye
handel" heet, kinderen en volwasse
nen en eindelyk elke staat vermoordt,
maar voor hetgeen geëxporteerd
wordt niets wordt teruggegeven".
Een hoofdonderwyzer te Moordrecht,
met name Lalleman, gaf, desgevraagd
zyn mening over schooldwang als
volgt weer: „Ik ontken niet. dat
schooldwang bevorderlyk zou zyn voor
het aanfokken (I) van lezers en schry-
vers, maar ik vrees, dat de goede
zeden eronder zouden ïyden". (Moor
drecht was een der meest beruchte
plaatsen op het gebied van de kinder
arbeid).
Ondanks pro en contra, de rege
ringscommissie ging aan het werk.
enige keren door minister Thorbecke
tot spoed aangespoord. In 1864 merkt
Z.E. op, dat de commissie wel een on
derzoek instelt naar de gezondheids
toestand. het vermogen der adem
haling. de sterkte der longen, maar dat
hij de vryheid neemt te zeggen, dat hy
het resultaat verlangt te vernemen. In
januari 1865 zegt Thorbecke „de com
missie neme den omweg niet te groot
en trachte spoedig thuis te komen".
De commissie is in 1867 gereed geko
men met haar zeer uitgebreid rapport.
Alle industrie-centra waren onderwerp
van haar onderzoekingen geweest en
de resultaten ervan gaven cn geven
nu nog een ontstellend beeld van de
toenmalige situatie van de fabrieks
arbeiders.
Resultaat? Het Kinderwetje van
minister Van Houten in 1874,
waarin aan kinderen beneden
de 10 jaar verboden werd arbeid in
de fabrieken te verrichten. Dit Kin
derwetje is de start geweest voor het
afkondigen van talryke wetten, niet
alleen in het belang van het kind,
maar ook in het belang van de ar
beider in het algemeen, zowel op het
gebied van onderwys. arbeidsvoor
waarden voor mannen en vrouwen,
inrichting van fabrieken en werk
plaatsen enz. De voorbereiding van
de sociale wetgeving is opgekomen
in de tyd van de industriële revolu
tie, van de emancipatie op velerlei
gebied in de 19de eeuw. Daarom ts
deze eeuw een beiangryke periode
in de geschiedenis, daarom ook is
begrijpeiyk. dat een nieuwe krant
verscheen, want er was waariyk ge
noeg en interessant nieuws te ver
slaan.
Mr. ANNIE VERSPRILLE