IV D u Centrale Vereniging voor Gezondheids kolonies voor zwakzinnigen jubileert EDOUARD LECLERC EERST SEMINARIST, NU KRUIDENIER - doet scherpe aanval op de tussenhandel am GROET NIEMAND ONDERWEG! j ,Ons grootste bezit is de vrijheid Zaterdag 23 januari 19bÜ Msm® L Leclerc wordt bestormd door de Parijse huis vrouwendie hem vereren als hun redder. Schandelijke winsten maken Frankrijk tot een dimr land in de Euromarkt (Van onze Parijse correspondent) Hij heeft de laatste maanden veel van zich doen spreken en even felle pro's als anti's verwekt, de twee-en-dertigjarige Edouard Leclerc, met wie we een uitvoerig gesprek over zijn ervaringen en plannen hebben kunnen voeren. Plannen, die overigens logisch voort vloeien uit die ervaringen, maar die toch nog veel ambitieuzer zijn geworden, nu hij tot de overtuiging is gekomen, dat hij zijn tegen standers niet langer behoeft te overschatten. Edouard Leclerc is, zoals de lezer weten zal, de man die in Frank rijk in enkele plaatsen, met succes, een offensief tegen het dure leven is begonnen. In zijn eigen kruidenierswinkel in zijn geboorteplaats Landerneau nam hij tien jaar geleden al een eerste proef door zijn waren slechts twee a drie procent boven de groothandelsprijzen te verkopen. Een proef die tweeledig slaagde. Het aanvankelijk zo kleine winkeltje moest al drie keer worden uitgebreid, terwijl zijn collega's, om de concurrentie te kunnen weerstaan, zich eveneens verplicht zagen hun prijzen te verlagen. In Grenoble herhaalde Leclerc, op grotere schaal, hetzelfde experiment. Door officiële waar nemers kon onlangs worden vastgesteld, dat in die stad de prijzen van levensmiddelen nu dertien percent lager liggen dan in de rest van het land! ringen hebben gefaald: het binnen landse prijspeil aan te passen bij het niveau der overige landen van de Euromarkt? Men moet erkennen dat zijn eerste overwinningen een redelijk optimisme wettigen. ET zetduiveltje heeft zich Hdit jaar blijkbaar weer ge houden aan de Nederland se wijsheid: Het pad naar de hel is geplaveid met goede voor nemens. Zijn goede voornemens golden ditmaal onze rubriek Woord van Bezinning; hij heeft het weer lekker doorkruist. Daarom eerst enige rectifica ties: I: „Misschien ontmoet u in 1960 wel de sprekende ezel van Bileam!" De bijbelplaats viel in dit eerste artikel van 1960 weg. Het verhaal van Bileam leest u in het bijbelboek Numeri, hoofd- WOORD VAN BEZINNING woord van Jezus: Groet nie mand onderweg. Lucas (hoofd stuk 10, vers 4) heeft het ons overgeleverd als een verbod dat de Messias gaf aan 70 volgelin gen, die Hij twee aan twee voor Zich uitzond naar alle steden en plaatsen, waar Hij zelf komen zou. ren. Daar is haast bij, juist zo als in het geval van Elisa's knecht Gehazi, van wie de Schrift verhaalde (2de boek der Koningen, capit 4 vers 29) dat hij met omgorde lendenen voort ijlde om op het gelaat van een gestorven knaap de staf van de Profeet te leggen: Zie zo gaan nu de ijlboden van Chris tus in een stervende wereld rond. Tijdrovende (Oosterse) plicht plegingen naar links en rechts vallen weg. Volledig beschikbaar voor hun bijzondere opdracht en roeping zijn deze zeventig. Nu u! En ik! stuk 22. Het antwoord op de vraag luidt: het was een ezelin! II: „Maak de joden jaloers", het onderwerp van vorige week dus. In de 2de alinea moet u lezen na: opgejaagd en bespuwd volkje, als volgt: De legende verhaalt van Ahasverus, die de Messias wegjoeg van zijn huis. Sindsdien kende Ahasverus geen rust: de zwervende jood. Heeft God Zijn volk verstoten?, enz. enz Op deze zaterdagavond kom ik tot u met een merkwaardig Hoe moeten wij dit woord ver staan? Deze uitspraak van onze Heer klinkt wel erg onvriende lijk. Paulus, de heidenapostel, houdt het ons wel anders voor - meer „christelijk" zou ik haast zeggen: Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend, schrijft hij aan de christenen in Philippi. Hoe nu? Wij mogen de Heer toch niet uitspelen tegen Zijn apostel? Neen, dat mogen wij niet en dat zullen wij ook niet doen als wij er op letten dat Christus zijn 70 jongeren (70 is hier het getal der volkeren) uit zond om Gods Rijk te proclame- Wie zullen wij, onderweg zijn de door dit leven, groeten? d.w.z. waaraan eigenlijk besteden wij onze kostelijke tijd, wijden wij al onze aandacht, in wie ge looft u? Waarop hebt u uw ver trouwen gesteld? Laat uw vrien delijkheid alle mensen bekend zijn, maar wie groet u? Of te wel: Wie Is uw God? U staat opnieuw voor de keu ze! H. J. A. HAAN, Evang. Luth. pred. te Leiden. Parasieten moeten met nieuwe methoden reeds terdege rekening houden Sinds ongeveer een maand is Le- clec de aanval begonnen op Parijs zélf, waar nu twee verkoopscentra" zijn geopend. En in een dier winkels hebben we met deze voormalige semi narist, die omzwaaide naar het krui- deniersberoep, over zijn ervaringen gesproken als de ,,Abbé Pierre van de Franse huisvrouw", zoals een Pa rijse krant hem heeft genoemd. Men behoeft geen diepe sociologi sche studies te maken, zo ving Le clerc zijn uiteenzetting aan ,om te ontdekken waar de schoen wringt. Wanneer u ook wel eens buiten Frank rijk reist, zult u weten, dat de prijzen hier nog altijd tussen de tien en de dertig percent hoger zijn dan in an dere landen. En niet zozeer van ge- importeerde artikelen, die integendeel meestal goedkoper zijn. De regering voert dan ook geregeld boter of aard appelen in, juist om de binnenlandse prijzen te dumpen. De hoofdoorzaak van de hoge prij zen in Frankrijk is dat onze binnen landse handel op verkeerde en ver ouderde leest is geschoeid. U heeft misschien indertyd ook wel van die boer gelezen, die in alle bloemkolen, die hü aan zyn grossier verkocht, een briefje verstopte waarop hy de prys noteerde, die hy ontving, plus het verzoek aan de consumenten hem te willen berichten hoeveel zy voor zyn produkt hadden moeten betalen. Het bleek toen dat de prys, doordat die bloemkool door de handen van wel drie, vier tussenhandelaren was gegaan, uiteindelijk haar tienvoudige bedrag bereikte ,,U wilt de tussenhandel dus uit sluiten?" ,,Mijn operatie", zo luidt het ant woord, voltrekt zich in meerdere étappes. De tussenhandel is in acht van de tien gevallen inderdaad een poliep, een parasiet, die eenvoudig moet worden uitgeroeid. Op het plat teland is het probleem wat lastiger, maar in de steden kunnen de kruide niers het werk van die tussenhande laars meestal heel gemakkelijk over nemen. Eenvoudig een kwestie van organisatie. Ik wek mijn collega's daarom op zelf een gezamenlijke in koopcentrale te stichten, die zich on middellijk in 'verbinding stelt met de verschillende fabrikanten. Elke win kelier kan dan de administratie van en de correspondentie met een of meer fabrikanten van merkartikelen voor zijn rekening nemen. Dat is de weg, die ikzelf ook bewandel met mijn verschillende centra (in Neder land worden soortgelijke methoden al tientallen jaren gebruikt Het rit selt in ons land van de inkoopvereni gingen en de zg. „vrijwillig-filiaal- bedrijven" - Red. L.D.). Maar die methode vereist gelijktijdig een reor ganisatie van het winkelbedrijf. De grote fout is dat kruideniers tegen woordig van alles willen verkopen. Net als de schoenmaker moeten ze zich bij hun leest leren houden. Het is een verkeerde speculatie te denken dat je meer verdient wanneer je, naast je eigenlijk® kruidenierswaren, ook nog groente, melk, potloden, vleeswaren, schoenen en schorten gaat verkopen. Mijn ervaring heeft mij integendeel geleerd dat niet alleen het publiek, maar ook de kruidenier, erbij gebaat is de keuze van zijn wa ren weer tot een redelijke omvang terug te brengen. Hij kan dan veel grotere hoeveelheden inslaan. Zijn administratie wordt eenvoudiger, en van de reductie, die de fabrikanten hem toestaat, kan hij zijn klanten la ten meeprofiteren". Ook andere branches „Wilt u dat systeem, dat de een voud heeft van het ei van Columbus, ook op andere branches toepassen dan het kruideniersbedrijf „Het is tot voor kort nooit myn plan geweest. De enorme belangstel ling die ik bij de pers en het publiek overal geboekt heb, heeft me er nu echter toe gebracht, myn arbeidsveld te verbreden. Een wetenschappelijk bureau, waarin economen, sociologen en andere deskundigen zitting heb ben, werkt momenteel de plannen uit om ook op andere gebieden in actie te treden. Na de kruideniers branche komt de vishandel aan de beurt. Daarna textiel. En dan mis schien de apotheken, waar schande lijk hoge prijzen gelden, terwyl hier nu juist de laagste winsten gemaakt zouden moeten worden." „Heeft u nog veel last van Pou- jade, die in 't begin nogal wat vuil in uw richting spoot?" „Ik geloof dat zijn grote dagen nu wel tot het verleden behoren", ant woordt Leclerc kanm. „Poujade is een bedreven demagoog, die een tijd lang bij de kleine middenstand in het gevlei wist te komen, omdat hij zo flink tegen de regering durfde opspe len. Maar het werkelijke kwaad dorst hij niet te lijf te gaan. Ik tracht de kleine zakenlieden daarentegen aan het verstand te brengen, dat het hun belang is om het dure leven te helpen bestrijden. We moeten het zoeken in een grotere omzet. Alle luxe in de verpakking en in de instal latie van winkels en etalages heb ik afgezworen. In deze zaak hier was twee maanden geleden nog een ga rage gevestigd, en waar vroeger het gereedschap hing, daar hebben wij nu onze vakken voor de verschillende artikelen aangebracht. Maar afgezien van de toonbanken, is er verder hier weinig of niets veranderd. Het is een kostbare misleiding met neon-verlich- ting, dure versieringen en pinup-win- keljuffrouwen de mensen te sugge reren, dat ze, inplaats bij hun krui denier, bij een koning op bezoek ko men. Al die luxe moeten ze immers zelf dubbel en dwars betalen. Ik heb trouwens gehoord, dat zelfs in Ame rika op die gebruiken al een reactie is losgekomen". Edouard Leclerc wordt nu door een van zijn niettemin ook heel aar dige winkeljuffrouwen weggeroe pen, die een probleempje heeft met een klant en een prijs. Hij draait er zijn hand nauwelijks voor om. Hij heeft dan ook voor hetere vuren ge staan. Maar zal hij nu óók slagen waar tot dusver alle Franse rege „Groot-Zonneoord"het hoofdgebouw van de kolonie. (Speciale berichtgeving) Er zijn in Nederland nog plekjes, waar zelfs onze „almachtige robot", de auto, maar nauwelijks door kan dringen. Dat ondervonden wij tenminste onlangs toen wij, ijverig in ons streven als altijd om U te vertellen wat er op onze aardbol omgaat, op zoek waren naar een gebouw, dat zich volgens onze inlichtingen ergens tussen Ede en Lunteren, aan de zoom van de Veluwe, moest bevinden. Nu moeten wij er aan toevoegen, dat de weergoden ons niet bijzonder gunstig gezind waren. Een felle wind hoopte de sneeuw aan weerszijden van de toch al spiegelgladde landweggetjes op, waardoor deze steeds smaller werden en het aantal malen, dat onze achterwielen onder ons vandaan gleden steeds groter. Toch nog vrij onverwachts hadden wij ons doel bereikt. Aan het einde van een lange, rechte „glijbaan" werden de omtrekken van een groot, rechthoekig gebouw zichtbaar en de voorgevel vertelde ons in een strak, zakelijk schrift, dat het „Groot Zonneoord" heette. WIJ dachten terug aan het ge sprek, dat wij de dag tevoren met het lid van de Raad van State, prof. dr. G. A. van Poelje, voor zitter van de Centrale Vereniging voor Gezondheidskolonies voor Zwakzinni gen hadden gehad, naai- aanleiding van het 50-jarig bestaan, dat deze ver eniging dit jaar hoopt te vieren. „Onze vereniging stelt zich ten doel het welzijn van de leerlingen der scho len voor buitengewoon onderwijs (zwakzinnigen, doofstommen, horend- stommen, blinden, kinderen met ern stige hartgebreken - in het algemeen van die kinderen, die niet in de ge zondheidskolonies voor normale kinde ren kunnen worden opgenomen) te be vorderen, door hen in de gelegenheid te stellen een tijdlang in een gezonde streek te verblijven", vertelde hij ons. „Maar dit is allemaal theorie; als U wilt weten hoe het in de praktijk toe gaat, kunt U beter een bezoek brengen aan ons koloniehuis „Zonneoord" te Ede". ONZE weetgierigheid werd spoedig bevredigd. In het huiselijke kan toortje - waar een kolossale ra dio herinneringen opriep aan de pionierstijd van het Nederlandse ra diowezen - werden wij ontvangen door de directrice van het koloniehuis, zus ter C. Q. Callenbach, wier jeugd uiter lijk lijnrecht in tegenspraak was met het feit, dat zij reeds sinds 1923 de scepter op „Zonneoord" zwaait. „De kinderen zijn hier dolgelukkig", zegt ze, terwijl ze over de besneeuwde velden wijst. „Weet U, de meeste va kantiekoloniehuizen, waarmee wij ons tehuis wel ongeveer kunnen vergelij ken, sluiten 's winters hun poorten. Wij draaien het hele jaar door en de winterverpleging blijkt een groot suc ces te zijn. In de eerste plaats natuur lijk voor de kinderen - U moet ze eens zien ravotten in de sneeuw en zien sleeën -, maar wèl degelijk ook voor de leiding. Het is altijd moeilijk om weer „op gang te komen" als men er een tijd uit is geweest". Het viel ons op, dat er in en rond het huis doodse stilte heerste en wij veronderstelden dat de kinderen aan het wandelen waren. „Wij wandelen wel veel. maar nu toch echt niet. Komt U maar eens kijken", zegt onze gastvrouw en ze gaat ons voor naar een zaaltje aan het einde van een lange gang. Aan keurig gedekte tafels zitten meer dan honderd jongens en meisjes! „Aan tafel wordt niet ge schreeuwd, dat kan nu eenmaal niet". Toch ging er een, zij het onderdrukt gejuich op toen wij binnenkwamen, maar dat gold niet zozeer ons dan wel de grote, ruigharige Hongaarse herder „Tertsa", een oude kettinghond, die eens van zuster Callenbach de vrijheid heeft gekx-egen. „Hij heeft hier een „goeie ouwe dag". De kinderen zijn gek op hem en hij op de kinderen", zegt ze. „Lessie", een kleine Spaniel, holt kwispeltaartend van de ene stoel naar de andere, totdat hij zyn naam zo dikwijls hoort roepen, dat hij midden in het vertrek blijft staan. Op de voet gevolgd door onze „lijfwacht" verlaten we de eetzaal weer en zetten onze tocht door de gebouwen - Groot Zon neoord, het witte huis en het kleine huis geheten, voort. Terwijl wij door de slaapkamertjes lopen, vertelt de directrice over de hui selijke beslommeringen, de moeilijkhe den en de pleziertjes. En het is of hier een gewone huisvrouw aan het woord is. „Als een van de kinderen iets in bed doet, mag het de volgende dag niet opblijven bij het verteluurtje voor het slapengaan. Dat weten ze en dus zijn ze droog! Kieskauwers? We dringen ze niets op - het is onze be doeling niet om de kinderen „vet te mesten" - en we schenken er geen aandacht aanHet resultaat? Ze eten als reigerspast U op. Hier zijn ze aan het verven.... Het was hard nodig, maar ja Ook hier is het gebaar van de duim en de wijsvinger doorgedrongen! Prof. Van Poelje had ons reeds iets verteld over het verschil tussen de uitzending van normale kin deren en die van zwakzinnigen. Bij de uitzending van normale kinderen gaat het in de eerste plaats om de lichame lijke gezondheid. Bij „onze kinderen", zoals hij het uitdi'ukte, speelt het aan trekkelijke milieu een grote rol. Afge zonderd van de rest van de wei-eld, komt het kind in een kwalitatief ge lijke omgeving. Hier is het geen „out cast" meer, geen verschoppeling, maar evenmin het kind, dat door iedereen ontzien wordt en altijd gelijk krijgt. Hier kan het zijn dikwijls geschaad zelfvertrouwen terugvinden. Zuster Callenbach is het vanzelf sprekend volkomen met hem eens. Weer terug op haar kantoortje staart zij zwijgend naar buiten. Een nieuws gierige koolmees haalt vlak voor het raam aci'obatisahe toeren uit. „Ons grootste 'bezit is de vrijheid", zegt ze dan, terwijl zij zich omdraait. „Een grote-stadskind zei laatste tegen me „Zuster, weet u wat ik hier zo fijn vind? Dat je helemaal niet hoeft op te letten voor auto's je kan hier zo maar oversteken om te spelen". Hoe vindt u dat? Het spreekt boekdelen, nietwaar? De kinderen kunnen hier helemaal zichzelf zijn. Ze spelen en hebben echt geen medelijden met el kaar. Maar het is heerlijk om te zien hoe een grote sterke knul een kleintje, die niet meer verder kan op een wan deling, op zyn rug neemt". O p de gang klinken nu vele kin derstemmen en de vergelijking met een troep snaterende een den dringt zich onwillekeurig op. Het sneeuwt nu niet meer en even later stuiven ze naar buiten, een groot, aan tal sleeën achter zich aanslepend. Er belt een man aan bij „Zon neoord". Zuster Callenbach her kent hem onmiddellijk, ofschoon het ver voor de tweede wereld oorlog was, dat de man enige tijd in het koloniehuis door bracht. „Zuster", zegt hij, „viert U het kerstfeest nog net als twin tig jaar geleden?" Zuster Callenbach knikt be vestigend. „Dat moet U zo blijven doen, zuster", zegt hij met nadruk", „dat mag U nooit veranderen. In de oorlog heb ik een tijd in Buchenwald gezeten. Toen het Kerstmis was, dachten we alle maal aan thuis, je werd er ge woon ziek en ellendig van. We hadden honger en van de kou kropen we zo dicht mogelijk te gen elkaar aan. Toen heb ik de „jongens" verteld hoe wij op „Zonneoord" Kerstmis gevierd hadden Het is toch nog een mooi kerstfeest geworden, daar in Bu chenwald! „Die sleeën hebben we gekregen van de AKU", zegt zuster Callenbach. „Oh ja, er zijn gelukkig nog steeds mensen, die iets voor een ander over hebben. Van de Verbindingstroepen in Ede krijgen we regelmatig speelgoed en van de zomer was er „iemand" in Ede, die ons allemaal op ijs trakteerdeMaar laten we ook naar buiten gaan, dan kunt u zien hoe ze zich vermaken." Achter het huis staan enkele van de 25 assistentes op een heuveltje. De sleeën worden klaargezet en daar schieten de eersten reeds omlaag. „We hebben ongeveer 1 slee voor 2 kindei-en. Er zijn natuurlijk altijd wel kinderen, die niet met een of ander spel mee kunnen doen of mee kunnen op een lange wandeling. Die worden nu binnenshuis beziggehouden. Kijk, dat is een fantastische komiek," wijst ze dan naar een knaap met een hel blonde kuif. die gekke gezichten trek kend omlaag komt. „Wie een beurt heeft gehad, loopt om de heuvel heen en geeft boven zijn slee af aan de vol gende. Wie stiekem voor zijn beurt gaat, moet drie beurten overslaan". De tijd vliegt voorbij tussen de juichende kinderen en als ergens in de verte aoh- ter de bossen, een klok slaat, vergelij ken wij verbaasd ons horloge. Het wordt tijd om op te stappen, als wij tenminste voor het donker nog de be woonde wereld willen bereiken. Als wij afscheid nemen hebben we het gevoel, dat we veel meer hadden willen vra gen. Een slee suist rakelings langs onze gastvrouw. Ze schrikt niet eens. Een wonderbaarlijke vrouw! s Zomers spelen op de velden, 's winters sleeën van de heuvels. Wie voor zijn beurt gaat. moet drie beurten overslaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 13