eopoldville
VAN MUIZEN
EN MENSEN
Een Zoeklicht
heeft morgen
nieuwe betekenis gekregen
Zaterdag 12 december 1959
Ergens in ons oude huis, on
der de vloer van een keu
kenkast, moet een zeer
vruchtbaar muizenpaar een tal
rijk kroost hebben voortge
bracht. Er komt ten minste geen
eind aan de reeks schattige,
kleine muisjes, die in alle arge
loosheid het leven, d.w.z. onze
provisiekast, binnenstappen, om
dan binnen zeer korte tijd in de
klauwen te vallen van onze poes,
die met spreekwoordelijk geduld
op zijn slachtoffertjes zit te
wachten. Het heeft onze jongste
dochter een onbedaarlijke huil
bui bezorgd, toen ze zag, hoe het
grote monster even later zijn
kwaadaardig spel met het nie
tige diertje zat te bedrijven. Het
is ook geen kleinigheid om in
deze wereld geboren en gekoes
terd te worden, om dan een
kwartier lang als speelmuis van
een onvergelijkbaar groot mon
ster te moeten dienen. Zo is de
natuur! En dan zijn er nog
mensen, die als hoogste ideaal
een leven volgens de natuur
voor ogen hebben! Mijn vrouw
heeft onze dochter getroost door
haar te vertellen, dat de muisjes
deze toekomst niet van te voren
geweten hebben.
Datzelfde kun je niet zeggen
van de mensen over wie Nevil
Shute in zijn boek „On the
Beach" (Op het strand) schrijft.
Die zien namelijk wel, met wis
kundig te berekenen zekerheid,
hun ondergang naderen. De
schrijver vertelt, hoe op het
noordelijk halfrond van deze
wereld een atoomoorlog is uit
gebroken. In zeer korte tijd heb
ben de grote mogendheden hun
voorraad nucleaire wapens op
WOORD
VAN
BEZINNING
elkaar afgevuurd en daarmee
massaal zelfmoord gepleegd. En
nu speelt dit boek in Australië.
De noordelijke winden voeren
het dodelijke, radio-actieve stof
naar het zuiden. Men kan pre
cies berekenen, wanneer het rijk
van de dood een bepaalde plaats
bereikt zal hebben.
Nevil Shute beschrijft op fas
cinerende wijze de reactie van
de mensen, die weten, dat ze
nog slechts een paar weken te
leven hebben. Heeft het leven
nog zin, is iedere daad niet be
lachelijk zinloos geworden in
het licht van de dingen, die ge
beuren gaan? Of krijgen de din
gen juist, onder het aspect van
deze toekomst, een andere, die
pere betekenis? Een boer gaat
een stuk land afrasteren, wat hij
al veel eerder had willen doen.
Een vader reist stad en land af
om een stuk speelgoed te vin
den voor zijn kind, dat nog ge
boren moet worden en nooit met
het speelgoed spelen zal. Een
zinloos gedoe lijkt het. Of heb
ben deze dingen juist wel zin in
het vooruitzicht van het onper
soonlijke monster, dat mensen,
zonder spel, komt vernietigen?
Met dit verschil met de muizen,
dat de mensen het wèl geweten
hebben. Daar zijn ze tenslotte
mensen voor.
Nog enkele weken en we vie
ren weer Kerstmis. De bijbel
vertelt ons, dat niet de zinloze
vernietiging, maar God onze
toekomst bepaalt. Stelt U zich
voor: op Kerstmis vieren we het
feest, dat God bij ons mensen
op bezoek komt. En dat is geen
geringe zaak. Niet het geweld
van het water denk eens aan
Fréjus noch de vernietigende
kracht van de voorraad atoom
bommen, die er op de wereld in
depot is, is ons voorland. Neen,
de adem van Gods liefde en
barmhartigheid komt over deze
wereld. Dat is de verwachting,
die we mogen hebben. Eigenlijk
is dit veel belangrijker dan de
reële, maar onheilspellende ver
wachtingen, die Nevil Shute be
schrijft.
God komt bij ons op bezoek;
zyn Liefde is onze toekomst.
Hoe is het: richten we daar in
derdaad onze handelingen naar?
Geeft deze verwachting zin aan
onze daden? Stom, dat we deze
toekomst zo licht vergeten. In
ieder geval kunnen wij moeilijk
zeggen, dat we het niet geweten
hebben.
P. KLOEK,
Ned. Herv. pred. Leiden.
Indruk
uit onrustig land
Onze Reisredacteur vertoeft
sinds enkele weken in Belgisch
Kongo en geeft in bijgaande
eerste uitvoerige beschouwing
zijn indrukken weer van de toe
standen in dit thans zo onrustige
land, in het bijzonder wat be
treft Leopoldville. Het zal van
de omstandigheden afhangen of
hij de eventuele gebeurtenissen
in de hoofdstad zal gadeslaan,
dan wel land-inwaarts zal trek
ken. vermoedelijk langs de route
LoealouburgStanleyvilleRoe-
andoeOeroendi en Elisabeth-
ville om daarna door te vliegen
naar Zuid-Afrika.
v OP DE BOEKENMARKT
je's" laten hun geweldige bronzen
schouders vrij. Zij lachen met hun
ogen, hun monden en hun lichamen
in een openhartigheid die het stadium
van de onzedelijkheid al lang voorbij
is. En als zij dansen met de mannen
wordt Afrika elk moment opnieuw ge
boren, in al zijn uitgelatenheid drij
vend op de donder van de tom-toms.
Zo jagen terwijl de blanken slapen
in hun air-conditioned kamers die
nieuwe Afrikanen, lachend, drinkend
en dansend, hun pijn, honger, angst
en onzekerheid op de vlucht. Gretig
lerend en lenend banen zij zich een
weg naar een wereld, die eindelijk voor
hen begint open te gaan.
Marie Schmitz. „Zonder Pardon".
Querido Amsterdam 1959.
Hier is weer zo'n geval. Tevergeefs
heb ik in de literaire naslagwerken
van deze tijd de naam van Marie
Schmitz gezocht. Pas bij Annie
RomeinVerschoors „Vrouwenspiegel"
ben ik haar tegengekomen. En ja, ook
ih de niet genoeg te prijzen „Spiegel
van de Nederlandse Poëzie door Alle
Eeuwen" van Victor van Vriesland heb
ik een vers van haar aangetroffen en
haar geboortejaar. 1883.
Nadat ik deze krachtige roman „Zon
der Pardon" gelezen had ben ik mij
eerst recht gaan afvragen wat er man
keert aan een werk als dit waardoor de
heren griffiers van de letterkunde het
minachtend voorbij moeten gaan. Het
is mij meer dan ooit een raadsel, waar
om Marie Schmitz afwezig is in wer
ken, waar aanzienlijk minder belang
rijke ttijdgenoten van haar wèl enige
aandacht krijgen. Deze schrijfster is
beter en interessanter dan vele van
haar kunstzusters. Dit blijkt duidelijk
nu deze zes-en-zeventigjarige hier met
een werk aan het licht treedt, dat in
drukwekkend is.
„Zonder Pardon" is een conflict
roman. Twee jonge artsen hebben
samen gewerkt aan het reumapro
bleem. De een, de idealistische, verliest
het leven bij een auto-ongeluk en de
ander, eerzuchtig en handig, pikt de
hele arbeid in en sticht zijn kliniek.
Met groot succes, want hij is zeer krm-
ddg. En dan gebeurt het. Langzaam,
uiterst langzaam werkt het geweten.
Zijn succes, zijn huwelijk, zijn roem
alles krijgt een nauw merkbare grauwe
D* lach roti Afrika.
tint. Tot het proces van bewustwor
ding zover gevorderd is, dat de crisis
uitbreekt en dokter Taco Tuinstra het
aandeel van zijn gestorven collega
openbaar maakt. De oorlog versnelt de
gang van het noodlot Tuinstra vindt
de dood in de illegaliteit en zijn kliniek
wordt gebombardeerd. Een zeer men
selijk probleem voorwaar.
De kracht van deze roman ligt in de
wijze, waarop de schrijfster het proces
voortgang doet vinden. Onder de
bovenstroom van de dagelijkse gang
van zaken op zichzelf interessant
genoeg heeft zij met fijn psycholo
gisch inzicht de kleine, maar felle
tegenstroom van het schuldgevoel la/ten
werken. Nooit nadrukkelijk, nooit
moraliserend. Want Marie Schmitz
heeft zoveel inzicht in het menselijk
bestaan, dat zij weet. dat de moraal
alleen een uitkomst, de som van een
berekening kan zijn, geen element. Om
deze zuivere aanpassing van vorm en
inhoud noem ik „Zonder Pardon" een
uitzonderlijk goed en goed geschreven
,boek. En terugkomend op de vraag,
die ik aan het begin gesteld heb, kan
ik maar één antwoord vinden: men
kent haar werk niet of niet voldoende.
L. A. Koelewijn. „Niet meer aan
denken". Boekvinkreeks, Arbeiders
pers, Amsterdam 1959.
De twee verhalen, die L. A. Koele
wijn in deze boekvink heeft onderge
bracht, verschillen wel in waarde. Het
titelverhaal, dat het tweede is, wint het
zonder twijfel van het eerste „Bunga
low". Men kan zich afvragen in hoe
verre de inhoud daaraan meegewerkt
heeft, want zonder twijfel is het inner
lijk avontuur van de sergeant Van
Rees dat de gang van zaken even
herinneringen oproept aan „The Bridge
on the River Quai" is van onderge
schikt belang veel aangrijpender dan
het wat landerige conflict van de schil
der in „Bungalow". De waarde van dit
verhaal ligt in de manier, waarop de
dreiging, de onrust van de tijd vlak
voor de wereldoorlog er in verpersoon
lijkt wordt.
Mijn voorkeur voor het verhaal „Niet
meer aan denken" is dan ook niet ge
baseerd op de sterkere dramatiek, maar
op de greep, die Koelewijn heeft gehad
op zijn Johan van Rees-figuur. Niet
alleen doordat hij de groei van deze
eerst wat rancuneuse middelmatige jon
geman tot een waarachtig mens zich
laat ontwikkelen in een noodtoestand
op een wijze, die volkomen aanvaard
baar is. maar omdat hij de mogelijk
heid van een dergelijke ontwikkeling
heeft gezien, heeft dit verhaal een
element van grootheid gegeven. Er is
veel voor nodig geweest om deze be
schadigde en als zodanig zeer moderne
jonge mens te stuwen tot. iets, dat
verloren was en dat mogelijk het con
flict van deze tijd in zich bergt het
gevoelsoontact met een medemens. In
derdaad, deze Van Rees kan tevreden
zijn. Hij heeft een waarde gevonden,
waartegen alle vorige wegvallen de
schrijver Koelewijn zal het woord nooit
gebruiken, maar het is mensenliefde.
Beb Vuyk. „Gerucht en Geweld"\
Querido Amsterdam 1959.
Beb Vuyk is een schrijfster, die om
streeks "30 gedebuteerd heeft in ..De
Vrije Bladen". Haar werk trok direct
de aandacht door een haar eigen
lyrisch-realistisch vermogen om land
schap en mens op te roepen in weinige,
maar sterkbeeldende woorden. Haar
romans spelen in Indonesië „Dui
zend Eilanden", en vooral „Het Laatste
Huis van de Wereld" en „Het Hout
van Bara" hebben die authentieke toon
die kenmerkend is voor dit gedeeltelijk
autobiografische werk.
De vijf schetsen uit deze bundel heb
ben een meer journalistieke inslag. Het
zijn als het ware ontmoetingen met
mensen in onrust. Onrust om verkeer
de daden, onrust om bloedmenging,
onrust om niet te bedwingen herinne
ringen. „Avontuur als vakantie" is het
verslag van een tocht door het land
van de Dajaks. Het zijn goede schetsen,
maar ook met meer dan dat.
CLARA EGGINK.
„Allez boy, nog nen whisky"
Voor tachtigduizend Belgen grote onzekerheid,
voor dertien miljoen zwarten: onafhankelijkheid
(Van onze reisredacteurW. L. Brugsma)
Leopoldville, december Onder de paarse
bougainvilleatrossen van het hotelterras dansen
Belgische employé's ijverig met hun vrouwen op
de liedjes van Bobbejaan Schoepen. Het is zater
dagavond en zij hebben er de jasjes bij uitgetrok
ken, want het hete seizoen is begonnen en de
Kongolese nachten, die naar zwoele bloemen rui
ken, doen de mensen transpireren. Voor dat
vochtverlies is een remedie: de kreet „boy" brengt
van Johannesburg tot Dakar, van Nairobi tot Leo
poldville de zwarte bediende op blote voeten
naderbij. Whisky-soda of importbier, zulk com
fort vergoedt veel voor de transpirerende Belg in
de tropen. Buiten wacht zijn Amerikaanse slee met
veel vinnen en chroom, thuis spint de air-con
ditioning en verzorgt zelfs een geïmporteerd
klimaat in de hypermoderne, witte flatgebouwen.
Het kost wel een paar franken, maar er staat goed
geld op de bank en het kan er af.
Zwart „Leo", de inheemse markt, en de vrouw als transportmiddel.
Dus „allez boy, nog 'nen whisky" en als het wat bloedarme orkestje een
nieuwe tango de ontzaglijke Afrikaanse nacht instuurt, vraagt hy galant de
natte plekken in het overhemd verbergend wederom madame ten dans,
schuifelt voort In het zaterdagavondse rendez-vous der koloniale „society" van
keurige middenstanders op grote voet, buigt naar een superieur van gouverne
ment of maatschappij, glimlacht minzaam naar een ondergeschikte. Men maakt
er eens een avondje van, want morgen zal het na een week hard ploeteren
zondag wezen en dan treft men elkaar in short en bikini in het zwembad van
de chique doende club, de dames mopperend op haar Afrikaanse personeel, de
heren pratend over beurs en voetbaluitslagen.
Glimlach verstierf
op 'n zondagmiddag
Mórgendat behaaglijke woordje
heeft er vandaag de dag In Afrika een
betekenis by gekregen. Zelfs in Bel
gisch Kongo, dat een rots scheen in de
nationalistische vloedgolven die Indo
nesië, Indo-China, India, half Brits
en heel Frans-Afrika tot nieuwe staten
maakten. De Belgen in Kongo hebben
lang geglimlacht om de bokkesprongen
van Londen, Parijs en Den Haag. Die
glimlach verstierf op zo'n zondagmid
dag ,toen zelfs in het zwembad van de
club het dreigend gedruis uit de verte
werd gehoord. „La cité", de grote in
landse wyk, was in opstand gekomen.
Brandend en plunderend trok een tie
rende zwarte menigte naar de blanke
wyken: de eeuwig in het koloniale
achterhoofd rondspokende nachtmerrie
werd werkelijkheid by dag. Het was de
vierde januari 1959. Vier dagen lang
zouden de 16.000 Belgen van „Leo" de
mitrailleurs horen ratelen in de zwarte
wijken waar 350.000 Kongolezen wak
ker waren geworden. En weer vyf da
gen later hoorden zij over de radio de
stem van hun Koning: „wy zullen
onze zwarte broeders naar de onafhan
kelijkheid leiden".
Dat is wat het woordje „morgen"
voor de 85.000 Belgen in het reusach
tige Kongo met zyn 13 miljoen zwarten
is gaan betekenen. Voor de „tweehon
derd families", die in een gecompli
ceerd combinaat van gouvernement en
monopolistische kartels Kongo regeer
den, voor de ambtenaren en „colons"
in het binnenland, voor de missiepries
ters, die er werken aan hun doel: ,4e
Kongo voor Maria".
Een handvol van die Belgen heeft
nog even van een 13-de mei a la Al
giers gedroomd. Zy hadden van de
plaatseiyke opperbevelhebber generaal
Janssens een Massu willen maken.
Maar naaet de liuinlitttw Massu ia, co
zeggen sommige oneerbiedige Belgen,
bevelhebber Janssens eerder een par
mantig haantje, niet in desperate para
chutistengevechten, maar keurig langs
de kippenladder der anciënniteit naar
de sterren opgeklommen. Hy verslikte
zich al op zijn eerste persconferentie
in te grote woorden.
Klein land
De Nederlander herkent in Belgisch
Kongo de maten van zyn eigen kleine
land en alles blijft op schaal. De stich
ter van Kongo, Koning Leopold II zei
zelfs bitter: „Klein land, kleine ge
dachten". Geldt dat ook voor het
nieuwe politieke program voor Kongo?
Het is stoutmoedig genoeg: deze maand
algemene verkiezingen voor de ge
meenteraden, komend jaar overleg met
de Kongolese partijen over een nieuwe
structuur voor de provinciale raden en
ook nog in 1960 vorming van een
Kongolees parlement en een centrale
Kongolese regering. In feite een in
terne autonomie die binnen vier jaar
Kongo naar volledige onafhankelijk
heid of een Belgisch-Kongolese ge
meenschap zou moeten leiden. Dit tijd
schema, dat 3 januari nog revolutionair
zou zyn geweest, sukkelt nu reeds een
beetje achter de Kongolese aspiraties
aan. Die zijn, in twee woorden samen
gevat: „onafhankelijkheid nu!"
Kongo heeft geen Massu, die zulke
aspiraties de kop kan indrukken. Bel
gië had geen De Gaulle, die de gok
aandurfde en vorig jaar in zwart Afri
ka nog net op tyd zei: ,De keuze is
aan U, gemeenschap met Frankrijk of
onafhankelykheid". Hy zei het ook in
Brazzaville aan de overkant van de
Kongo-rivier. Zyn woorden vonden
weerklank in de „cité" van „Leo", waar
zich helaas ik zei al: alles blijft op
schaal ook geen nationaal leider als
Sékou Touré of Houphouet-Boigny be
vindt. Wel zwarte „evolué's, op wie de
Belgen zo lang trots waren, veel half-
intellecteulen, achtergestelde klerken,
twistende provincialen ook, die nimmer
de kans kregen op het hoogste niveau
aan het politieke, universitaire en in
tellectuele leven van Brussel (laat
staan Parijs) deel te nemen. Hun
wordt straks de Kongolese kolos toe
vertrouwd, een in vele opzichten mo
del geadministx-eerde kolonie, de Afri
kaanse evenknie van het voormalig
Nederlands-Indië in Azië.
Zal Kongo straks ook het Indonesië
van Afrika worden?
Niet het „echte" Afrika
Wie daar ook pestimistisch over
denkt, de Kongolezen zeker niet. Als
het bleke orkestje Bobbejaan Schoe-
pens oeuvre heeft doorgenomen en de
middelste der middenstanders inCrys-
lers en Buicks naar de ongewisse mor
gen is weggereden, moet men Leo's
blanke wolkenkrabbers de rug toe
draaien en de „cité" ingaan, waar het
nieuwe Afrika U tegemoet raast. .Maar
dat is niet het échte Afrika", jammert
de kenner. Hij bedoelt: niet het Afrika
van „de edele wilde" met al zijn een
voudige deugden, zyn hechte stam-
hierarchie, zijn stamcivilisatie, uitste
kend aangepast aan het stenen tyd-
perk, alsmede aan het koloniale sy
steem.
Dit is het verstedelijkte Afrika, dat
van de Westelijke industrie, van de
heel of half „ontstamden", met grote
ogen naar de lichtjes van de stad sta
rend, de motten om de kaars. Dit zijn
de Afrikanen, die struikelend, vallend,
zich bezerend, ondergaan ,maar on
weerstaanbaar weer bovenkomend, de
twintigste eeuw binnengaan door de
scholen, de dokken en de fabrieken
van de metropool Leopoldville. Zy
hebben nog één been in het jaar nul,
maar het andere al in 1959. En lang
zaam verplaatsen zij hun gewicht op
het tweede.
Tussen hun bescheiden huisjes en
krotten langs de lanen met palmbomen
staan de bars. By dozijnen. Groen en
rood néonlicht. Uit de jukeboxes den
dert op volle sterkte jazz, mambo's,
nieuwe Afrikaanse liedjes. Het bier
vloeit by 6tromen, ligt in plassen op
de tafels en op de grond. Zelfs de kak
kerlakken zyn dronken en schommelen
onzeker heen en weer. Er zyn prosti-
tuées en er liggen half bewusteloze
mannen in de hoeken. Vies, onzede-
lyk? Misschien, maar de lach van
Afrika desinfecteert veel. De „meisjes"
dragen brokaten hoofddoeken en heb
ben getokt* nagels. Hun strakke