kunsthandelaar
Veertig jaar geleden strandde bij
Noord wijk in stormweer de KW. 47
BELLO IS OP POST!
ZATERDAG 28 NOVEMBER
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA
Boeiend en tragisch relaas van dappere kerels
Reddingboot sloeg om, maar toch
werden schipbreukelingen gered
H'
DE GROOTSTE
Goed voor een cheque van een miljoen dollar
-öWgaK»03öK8egcW8Cgcfc8cgaHSO§«<®eSaKS<»K8OScK8aScf<SCgcM8McKS<!)S<*'»C8<*iS<^^S«g<«8<»*<»^c*,3(^
Vreugde en verslagenheid 11a hang avontuur
(Van een onzer redacteuren)
Op 24 november j.l. was het precies veertig jaar geleden, dat een
aantal gezinnen te Noordwijk en Katwijk in rouw gedompeld werd.
Velen kunnen het zich misschien nog wel herinneren de zeeramp bij
Noordwijk in het jaar 1919.
De logger KW. 47 was op een zondagnacht onder commando van
schipper J. Ros met een lading van 21 last haring op weg naar IJ mui-
den en koerste enkele uren na middernacht ongeveer voor Noordwijk.
Een sterke bries, welke nu en dan tot een storm aanwakkerde, stond
bijna recht op de kust en deed de zee hol staan, terwijl het nevelige
weer verhinderde de seinlichten der vuurtorens te zien. Men raakte op
een gegeven ogenblik de koers kwijt en juist toen de bemanning zich
door peilen op de hoogte wilde stellen, waar het schip zich bevond,
gebeurde reeds wat men vreesde en liep het vaartuig met de voorsteven
in de grond.
De zeelui kapten onmiddellijk de zeilen en wisten zodoende hun
schip voor omslaan te behoeden. Edoch, de mannen moesten een goed
heenkomen zoeken in het want en de masten, want er gingen zulke
hoge zeeën over het dek, dat het gevaarlijk was om daar te blijven.
De volslagen duisternis belette de schipbreukelingen om te zien
waar men zich bevond, en dus kon de bemanning niets anders doen
dan in het want de morgen af te wachten, die hun misschien redding
zou brengen. Daar hebben zij van omstreeks vier uur af gezeten, terwijl
de koude wind hun bijna belette zich aan de masten en touwen vast te
houden. Een van hen, de matroos A. Hellenberg uit Katwijk, sloeg van
uitputting achterover en bleef met het hoofd naar beneden in het want
hangen. Zo is hij gestorven, nog voordat redding kwam opdagen. Een
redding, welke aan drie dappere Noord wijkers het leven heeft gekost.
H. Vink, gehuwd en vader van één
kind. Men vond er na enkele ogenblik
ken twee van terug. Het waren Kra
mer en Hellenberg, die met de drij
vende boot kwamen aangespoeld. Allen
meenden, dat zij nog leefden, en het
eerste werk was te trachten de levens
geesten weer op te wekken. Kranige
mensen, die na zelf met de dood ge
worsteld te hebben en dodelyk ver
moeid waren, alles nog aanwendden
om hun makkers weer tot het leven
terug te roepen! Het mocht helaas
niet baten. Even later vond men ook
het stoffelijk overschot van Vink. Uit
de zwelling van sommige ledematen
der doden meende men te moeten op
maken, dat zij bij het omslaan door
de boot getroffen zijn en daardoor
eerder dan hun makkers de strijd om
het leven hebben moeten opgeven.
Nog een poging
Men mocht echter om de doden de
levenden, die daai-ginds in de mast
van het wrak met klimmende vertwij
feling wachtten, niet vergeten. De zorg
van de doden werd overgelaten aan de
mensen, die uit het dorp waren geko
men. Jan van Kan vroeg vrijwilligers
teneinde met hem nogmaals een kans
tot redding te wagen. Er er kwamen
zich méér opgeven, dan er nodig wa
renDe mannen, die de tweede
moeilijke tocht aanvaardden, mogen
niet onvermeld blijven. Het waren
Simon Verloop, Plet Duyndam, de
agent van politie Boon, jhr. Greven,
Engel van Rooyen, Jacob v. Duyn Lzn.
en J. van Konijnenburg.
Redf ons
Een strijd op
leven en dood
Een onzer journalistieke voorgangers
6poedde zich zo vlug als hy kon naar
de plaats des onheils en interviewde
enkele mannen, die aan de redding
van de schipbreukelingen hadden deel
genomen. Wat deze Noordwijkers ver
telden was zo boeiend en zo tragisch,
dat wij het alleszins de moeite waard
vinden een en ander nog eens weer te
geven.
Immers, het wakend oog van de
mannen van het reddingswezen, onder
leiding van de kapitein van de Noord-
wijkse reddingsboot, de 49-jarige Jan
van Kan, bespeurde te kwart over
vijven in de morgen, dat er een vaar
tuig in nood verkeerde ruim twee
kilometer van het strand. De wakkere
mannen hadden spoedig de redding
boot te water gebracht. Zij was be
man met Jan van Kan, Dirk Admi
raal, Jan Kramer, Hendrik Vink, L.
Hellenberg, twee zoons van de kapitein,
Jan en Arie van Kan, de gebroeders
Nico en Willem van Beelen, Arie
Duyndam en C. den Hollander, in het
geheel elf personen dus.
Kritieke situatie
De wind was bijzonder krachtig en
er stond een geweldig hoge zee. De
bemanning zag, toen zij zich even voor
zevenen door de felle branding heen
naar het in nood verkerende schip be
gaf, dat de toestand der opvarenden
kritiek was. Het wrak ging meer en
meer naar de diepte en de bemanning
bevond zich nog uitsluitend in de mast,
waaraan zij zich vertwijfeld vast
klampte. Nadat de boot door de bran
ding heen was gebracht, liet men zich
naar het wrak afdrijven. Kapitein Van
Kan gaf zijn orders, die prompt wer
den uitgevoerd. De bemanning van de
boot hield zich kranig. Met verdubbel
de inspanning ging men vooruit, men
naderde immers het doel van de moei
lijke tocht: de redding van de man
schappen op de zinkende logger. Aan
eigen levensgevaar werd niet ge
dacht.... Van Kan riep de schipbreu
kelingen toe, dat zij zich kalm moes
ten houden, de lijn zou hun worden
toegeworpen, de redding was nabij!
Ik voel al grond
Op het moment echter, dat de
bootsman Admiraal de dreg uitwierp,
kwam midden in een felle windvlaag
een hoge grondzee op en stortte zich
over de reddingboot, waardoor deze
omsloeg. Het uitzicht op redding der
schipbreukelingen was wreed ver
stoord en de ongelukkige manschap
pen in de mast zagen hun redders
angstig worstelen met de onstuimige
golven. Allen lagen onder de boot.
Van Kan sr. kwam het eerst boven
en riep de anderen toe moed te
houden. Toen kwam er weer een
hoge golfslag, die de boot weer deed
omslaan, zodat alle mannen boven
kwamen. De oude Jan riep: „Jon
gens, allen met de stroom meezwem-
men!" En zij zwommen zwijgend
voort. Af en toe sprak de kapitein
de mannen moed in, ook al voelde
hij zijn krachten afnemen. Deze be
gaven hem bijna, en zijn zoon Arie,
die het bemerkte, zei om de moed
te versterken: „Ik voel al grond!".
Wat echter niet waar was, want
men bevond zich nog wel 200 meter
van de wal.Deze uitroep miste
gelukkig niet zijn uitwerking.
Appèl
Eindelijk kreeg men werkelijk vaste
grond onder de voeten en stonden de
mannen vermoeid en verkleumd bij
elkaar. Er werd appèl gehouden en al
spoedig stond men voor de ontzetten
de waarheid, dat er drie mannen ont
braken. De namen van de verongeluk
ten waren L. Hellenberg, gehuwd en
vader van één kind, J. Kramer, ge
huwd en vader van vijf kinderen en
Het gelukte aan dit moedige zeven
tal de bemanning te redden. Eén dei-
opvarenden kwam niet uit de mast, hij
bleek reeds bezweken te zijn. Beman
ningsleden van de Katwykse redding
boot haalden het stoffelijk overschot
later uit de mast. Onder de schip
breukelingen waren ook enkele knapen,
die angstig riepen „Redt ons, wij kun
nen niet zwemmen".
De oude Van Kan vertelde na dit
spannende avontuur, dat hij er in was
geslaagd, deze jochies te redden en in
de reddingboot tussen zijn knieën vast
te houden. De volkomen uitgeputte
vissers werden gastvrij in het dorp
ontvangen, van droge kleren voorzien
en onthaald.
Hulde
Maar onder de vreugde over de
redding mengde zich droefenis en
verslagenheid om de tragische dood
van drie oppassende huisvaders, die
waren gevallen als slachtoffers van
hun zware plicht.
Iedereen prees de kranige houding
van de bemanning der reddingboot,
in het bijzonder van de oude Van
Kan. En deze zelf deed 's middags
alsof er niets gebeurd was. Hy was
zo monter, dat hy ongetwijfeld on
middellijk weer het ruime sop zou
hebben gekozen, wanneer het nodig
was gebleken.
De dappere Noordwykers, van wie
er een aantal nog in leven is, komt
ook nu nog veel hulde toe!
KOMEN jullie vanavond een
praatje maken?"
OMEN jullie naar de tele
visie kijken?"
„Komen jullie deze week eens
eten?"
Steevast is het antwoord
„Graag, als we maar een „op
pas" hebben".
En dan wordt het afwachten
óf ze komen"
Zo gó,at dat, als je kinderen
hebt en geen hulp.
Het is één van de allergrootste
problemen van deze tijd.
Tenminste voor huisvaders en
huismoeders, zolang ze in de
kleine kinderen zitten.
ER is de laatste jaren al wat
soulaas gekomen.
„Baby-sitters" presenteren
zich, maar 't kost de ouders een
lieve duit, zo'n avondje uit
Er zijn studenten, die met het
„Wetboek voor Strafrecht" on
der de arm fier komen binnen
stappen. Zo'n bijverdienste kun
nen ze tegenwoordig bést gebrui
ken.
Er zijn „oppasdiensten", waar
de kinderen afgeleverd worden,
als de ouders naar de kerk wil
len.
Er zijn lieve meisjes, die je
maar op hoeft te bellen en ze
komen snel aantrippelen om in
de bres te springen.
En héél wat ouders zijn een
ochtend, een middag of een
avond „uit de brand".
Wél houden ze goed de tijd in
de gaten, want precies om tien,
half elf of elf moeten ze thuis
zijn.
Anders wordt de gepresenteer
de rekening nóg hoger en boven
dien, een zuigeling ligt tegen die
tijd allang naar z'n diner te
trappelen.
Niemand laat z'n kind graag
alleen thuis: je kunt nooit we
ten! Als je er dan eindelijk in
slaagt een goeie sitter of sitster
op de kop te tikken, moet je
weten, wie of wat je in huis
haalt.
Het is immers niets leuk bij je
thuiskomst een blèrende spruit
met een natte luier te omarmen,
of zó bloot gewoeld, dat je er
akelig van wordt.
Gelukkig weten de meeste sit
ters of sitsters wel wat er te
koop is en laten ze de arme
wichten er niet zó maar bij lig
gen.
Dat eist méér aandacht dan U
denkt. We vrezen, dat er van
„studie" in vele gevallen niet
veel terecht komt.
jE kómt er niet mee, de oude-
I ren een sprookje te vertellen
J en dan te zeggen „naar bed,
naar bed zei Duimelot" of „Lie
verkoekjes bakken we niet". Er
komt, als niet-ouder, veel méér
diplomatiek inzicht aan te pas
om ze behoorlijk onder de wol te
krijgen.
Als 't gelukt is, wordt het weer
hollen naar de jongste spruit,
die plotseling/ongemotiveerd
gaat brullen, dat je er zwak, ziek
en misselijk van wordt
Als je dan juist even een mo
ment rust, om op adem te ko
men en een kopje thee te slur
pen, gaat de bel en staat er een
vreemde kerel op de stoep, waar
je geen raad mee weet.
Zo is er altijd wat onverwachts
aan de hand en 't is half elf
voor de sitter er erg in heeft.
Dan heeft-ie nog niet eens
tijd gehad, om artikel „zoveel"
van het B.W. in z'n hoofd te
pompen
r ET gaat óók wel anders.
Daar is b.v. de boxer „Bel-
lo".
Hij is, op vader en moeder na,
de beste vriend van baby.
Die ligt er onder zijn hoede zó
vredig bij, dat 't je bepaald ver
tedert. Bello is, als 't er om gaat,
altijd trouw op z'n post en
speurt naar alle onraad.
Je hoeft beslist niet naar Bel
lo toe te gaan, want dan kom je
van een kouwe kermis thuis.
Er is in dat geval niets over
van z'n ogenschijnlijke rust.
Als een vervaarlijk grommende
leeuw springt hy naar voren, z'n
ogen schieten vuur, z'n spieren
staan strak.
Het gaat om zijn vriendje of
vriendinnetje. Dan valt er met
hem niet te spotten.
Straks, als z'n baas er weer is,
heeft-ie alles piekfijn in orde.
Daar hoeft U niet aan te twij
felen
Bello kim je vertrouwen!
Beter dan wélke sitter of sit
ster ook.
Wie 't daar niet mee eens is,
moet zich eens in zijn buurt
wagen!
Doet het?
FANTASIO
TER WERELD
Er zijn vele kunsthandelaren in onze wereld, maar weinige kunnen
bogen op een faam en een reputatie als Georges Wildenstein uit de
Rue de la Boëtie in Parijs. Deskundigen kunnen hun certificaten aan
een schilderij hangen, maar kritische kunsthandelaren zeggen in
twijfelgevallen ,,Ik zal het aan Wildenstein laten zien". Wildenstein
is de laatste en de hoogste instantie in de kunstwereld. Hij staat niet
alleen voor elk kunstwerk, dat hij verkoopt in, hij weet ook de prijs
vast te stellen van alles wat in zijn handen komt. Hij is in elk opzicht
een vorst van de wereld van de kunst. De naam Wildenstein bete
kent weinig voor vele mensen; hij is een onbekende, behalve voor
hen die de wereld van de kunsten achtergrond verlenen. Wilden-
steins kluis in New York bevat meer dan tweeduizend schilderijen,
die stuk voor stuk verdienen in een museum te worden opgehangen
acht Rembrandts. evenveel Rubens, een Fra Angelico, twee Botti
celli's, negen Greco's, vijf Tintorettos en tachtig Fragonards. wan
Fragonard is de lieveling van monsieur Wildenstein.
evenaren. Omstreeks de eeuwswisseling
was Wildenstein een van de grote
kunsthandelaren van Parijs. In 1902
opende hij zijn filiaal in New York,
altijd onder het motto „Durf wat te
kopen, maar wees geduldig als het op
verkopen aan komt
Hij wilde nooit verkopen wat hij had
gekocht, als het zijn geld niet opbracht:
collega's verkochten binnen het jaar
desnoods tegen een zeer kleine winst.
Wildenstein kon twintig jaar wachten.
Wat inkopen betreft, heeft hij zijn
gelijke niet. Hij kocht collecties van
twee- en drieduizend schilderijen tege
lijk en durfde de prijzen op veilingen
op te drijven. Dat had een achter
grond; als men dertig Fragonards in
voorraad heeft is het goed, de prijs van
één Fragonard op een veiling op te
drijven, want dan worden die dertig
andere werken automatisch duurder.
Goede smaak
Nathan Wildenstein was een man
van goede smaak. Hij had maar één
kriterium: Is het mooi of is het lelijk?
Met dit axioma werd zijn zoon Georges
dertig jaar lang opgevoed. Op een
leeftijd, waarop andere kinderen met
soldaatjes spelen, begon Georges Wil
denstein geïllustreerde manuscripten
te verzamelen. Hij was drie jaar voor
zijn tijd van het lyceum en voltooide
L.D .nam deel aan
financiële actie
De ramp op de Noordzee nabij
Noordwijk tengevolge van het
stranden van een Katwijks vis
sersvaartuig, heeft in de laatste
week van november 1919, nu dus
al weer veertig jaar geleden,
velen met diepe droefheid ver
vuld, niet alleen In de twee bad
plaatsen, maar in het gehele
land. Wederom had de zee of
fers geëist en gezinnen in rouw
gedompeld. Stoere redders moes
ten hun heldhaftige pogingen,
hun zware arbeid in een loeien
de storm helaas met de dood be
kopen. Zy gaven hun leven om
dat van anderen in veiligheid
te stellen. Reeds enkele dagen
na de stranding van de KW 47
werd een financiële actie ten
behoeve van de nagelaten be
trekkingen op touw gezet. Een
actie, waaraan ook het Leidsch
Dagblad met succes heeft deel
genomen. De administratie van
ons blad heeft n.l. ongeveer elf
honderd gulden aan giften ont
vangen, welk bedrag enkele we
ken na de ramp aan het Noord-
wijkse hulpcomité aangeboden
kon worden.
„Het is net de schatkamer van Ali
Baba" zeggen de weinige bevoorrech
ten wie het vergund is een blik te
slaan in de kostbare opslagplaatsen
van monsieur Widenstein. Daar hangt
Renoir naast Watteau. Pissarro naast
Cézanne, Corot naast Gauguin. Cour
bet naast van Gogh, en dat niet stuk
voor stuk. maar met halve dozijnen
minstens.
Wildensteins koopkracht is eei.
legende; hij kon vorig jaar vijfentwin
tig Cézannes tegelijkertijd kopen. Dat
zijn bedragen, die in de honderddui
zenden lopen. Als monsieur Wilden
stein op een veiling een chèque voor
een miljoen dollar op tafel legt, is
niemand verbaasd en niemand twijfelt
aan de honorering. Men weet, dat
Georges Wildenstein zeer wel in staat
is dergelijke bedragen te doen uitbeta
len en als hij voor een serie schilde
rijen een miljoen neertelt, dan is dit
serie wel méér waard ook. Het geheim
van Wildensteins succes is zijn vrien
denkring. Elke dag krygt hij brieven
uit de hele wereld met beschrijvingen
aanbiedingen, tips en foto's. Hy bestu
deert al dat materiaal zorgvuldig en
duikt dan in zijn archief. Dan stuurt
hfj zyn telegrammen uit: Koop!
Maximaal veertigduizend
Niet geïnteresseerd
is.. Maar hem kan men niets wysm:
ken. Renoir heeft zesduizend schilde
ryen gemaakt; Wildenstein heeft vijf
envijftighonderd van die werken gefo
tografeerd en ondergebracht in tachtig
laden. Elk schilderij is vergezeld var
zijn geschiedenis, eigenaars, merkwaar
digheden, wederwaardigheden, krar
te-artikelen en gegevens.
Als iemand hem een Renoir aar
biedt, hoeft hij maar vijf minuten t
zoeken en hij heeft de gedocumenteer
de historie van het werk bij de ham
Datzelfde geldt voor vele andere schil
ders. „Mijn medewerkers bestede;
meer tijd aan documentatie dan as
klanten" zegt Wildenstein.
Het Wildenstein-Imperium begon t
teer bescheiden wijze; in 1870 moei
Nathan Wildenstein uit de Elzas vluch
ten, toen de Pruisen Frankrijk bin
nenvielen. Hy vluchtte naar Parijs, ec
jongeman van negentien jaar oud, rii
slecht Frans sprak en in alles hande'
de, tot een klant hem vroeg een schil
derij in zijn winkel te koop aan t<
bieden. Nathan Wildenstein verkoch'
het schilderij en maakte een goed'
winst.
Men kan hem niets wijsmake
Wildenstein kan zyn zaken drijver,
dank zy zyn voortreffeiyke documen
tatie. Sedert zyn zeventiende jaar be
studeert hy de Franse impressionisten,
een sector waarin enorm veel namaak
Dat bracht hem op een idee. H:
dollar... begon kunstvoorwerpen te kopen ei
ten verkoop aan te bieden. In 187;
kocht hij 'n achttiendeeeuws schilderi
sn verkocht het voor het honderdvou
dige van wat hij ervoor betaald had
Die twintigduizend goudfranken, die
hy voor deze Boucher kreeg, maakten
hem tot een kunsthandelaar van for
maat. zyn intuïtie was al spoedig
beroemd. Niemand kon hem hierin
Monsieur Wildenstein is de grootste kunsthandelaar ter wereldziji.
geheim is zijn enorme koopkracht èn zijn intuïtie. Hij koopt goed en
hij weet wat hij moet kopen. Kopen is voor hem belangrijker dan ver
kopen, want. wat hij koopt, verkoopt, zich zelf,
zyn opvoeding als gouverneur van
diplomatenkinderen. Een geboren
kunsthandelaar was hy echter niet en
zyn vader was vastbesloten van hem
de beste kunsthandelaar ter wereld te
maken. Georges was zyn vader echter
te vlug af; hy wilde niet eeuwig de
kroonsprins blijven. Hij joeg bibliothe
ken af zoals zijn vader schilderyenver-
zamelingen afstroopte. Hij stichtte een
belangrijk kunstmaandblad en een uit
geverij van kunstboeken, die zich al
spoedig naam maakte. De naam van
Wildenstein, de kunstuitgever, ver
drong al by na de faam van
Wildenstein, de kunsthandelaar. Al in
de twintiger jaren was Georges Wil
denstein een van de bekendste Franse
deskundigen.
Nathan Wildenstein overleed in 1934
op drie-en-tachtigjarige leeftijd. De
wereldcrisis had de zaak belangrijk ge
schaad, zodanig, dat de kunstwereld
verkondigde dat Wildenstein junior
deze nooit meer tot nieuwe bloei kon
brengen. Maar junior was toen drie
enveertig jaar en had een kwarteeuw
ervaring achter zich. Hy kwam er niet
alleen bovenop, hy werd een van de
grootste kunsthandelaren ter wereld.
Iedere ochtend om negen uur komt
monsieur Wildenstein zijn zaak in
Parijs binnenwandelen. Hy ziet eruit
als een bescheiden klant, maar ieder
een maakt ruimte voor hem, net als op
de veiling, waar zyn komst de
atmosfeer direct verandert. Monsieur
Wildenstein weet, dat men op hem let.
Op een veiling kijkt hy nergens recht
streeks naar. „Dat schildery daar
links" zegt hij tegen een assistent, „met
die bloemen". Later op de dag loopt
iemand weg met het schildery voor
honderdduizend franken en niemand
weet, dat hij voor Wildenstein werkt.
\ls men dit wist, had het werk het
honderdvoudige opgebracht. Drie dagen
voor het meest recente vertrek van
monsieur Wildenstein naar Amerika
werd de collectie van et Casino de
Monte Carlo geveild. Monsieur Wil
denstein kocht anoniem een naakt
figuurtje uit de achttiende eeuw, dat
ingezet was voor duizend franken, voor
zeshonderdduizend franken; diezelfde
ivond bewees hy aan de hand van zijn
iocumentatie, dat het een echte
fragonard was, die minstens vier mil-
oen franken waard was
Weinig klanten van monsieur Wil-
lenstein zien hem ooit persoonlyk, al
kopen zy voor honderdduizenden dol
lars. Hij drukt geen verkopen door. hij
houdt niet van jachten, hy wacht af.
Hy is een spin. die afwacht, een kat
voor een muizengaatje. Maar wanneer
het op inkopen aankomt, dan is die
kat een tyger, Hy beschouwt het als
^en persoonlyke belediging als iemand
ïem iets voor de neus wegkaapt. Als
ry iets koopt, stijgt meteen de waarde
?rvan.. Monsieur Wildenstein zou een
ruustig leven kunnen leiden temidden
van zyn kunstschatten. In plaats daar
van verkiest hy een leven van span
ning, van jachten, van reizen. Schilde
ryen vormen zyn leven, elke dag weer.