Hongaarse boeren worden op valse
wijze tot collectivisatie genoopt
Grootscheepse campagne: propagandaagitatie
achteruitzetting en intimidatie vrije boeren
Van vrijwilligheid geen sprake
Moderne leven te krampachtig
Opgericht 1 maart 1860
Zaterdag 31 oktober 1959
Derde blad no. 29887
(Van onze reisredacteur, W. L. Brugsma)
Boedapest, oktober De kleine, gebochelde
man, president van „Viragzo", Hongarije's best
georganiseerde collectieve boerenbedrijf, had mij
anderhalf uur lang bekogeld met argumenten
omtrent de superioriteit van het collectieve
systeem. Hij zei: „Tien jaar geleden sloten veer
tien families met tachtig hectare zich hier aaneen.
Zij waren agrarische proletariërs die bij de land
hervorming enkele jaren tevoren, toen het groot
grondbezit werd verdeeld, kleine lapjes grond
hadden gekregen. Wij begonnen met twintig
(III)
koeien, twintig biggen, zes paarden en 70.000
forint aan kapitaal. Nu omvat ons collectief 34
families met 460 hectare. We hebben 400 scha
pen, 500 varkens, 200 koeien en 12 paarden en
een kapitaal van vier miljoen forint. Vroeger
woonden we in krotten, nu hebben al onze leden
behoorlijke huizen". Hij was er met reden
trots op; zo trots, dat hij deed voorkomen, dat
binnen afzienbare tijd alle Hongaarse boeren hun
eigen belang zouden beseffen en zich vrijwillig bij
de collectieven zouden aanmelden.
Vrijwillig? Ik wierp hem voorbeelden voor de voeten van de dwangmiddelen
die de Hongaarse regering gebruikt om die vrijwilligheid te verhaasten: dis
criminatie met belastingen op, en leveringen aan de vrije boeren, een niet
aflatende propaganda- en agitatie-campagne, politiële intimidatie tenslotte. Zijn
vriendelijke gezicht verstrakte een beetje en zijn flinke, heldere ogen vernauwden
zich, toen hij zei: „Stel u voor, de dokter zegt dat uw kinderen levertraan nodig
hebben en ze willen die niet innemen. Wat doet u dan? Dan knijpt u hun neus
dicht en giét die levertraan naar binnen".
Is het collectieve systeem de levertraan die Hongarije's stagnerende landbouw
en veeteelt tot nieuw leven kan wekken? Als men het collectief „Viragzo" ziet,
zou men haast zeggen van wel. Viragzo betekent „bloeiend" en het doet die naam
alle eer aan. Het is in ieder opzicht een modelbedrijf, niet van het Potemkin-
soort, maar zakelijk en efficient met bescheiden middelen ongebouwd.
Modelbedrijf is een
grote uitsondering
Dit gemengde bedrijf (granen, wyn,
slachtvee en zuivel) heeft een gezonde
economische basis, er wordt vlijtig ge
werkt. De leden hebben het goed, een
gezin verdient gemiddeld 3.600 forint,
hetgeen de familie van een hooggespe
cialiseerde arbeider in de stad niet haalt,
heeft een moestuin van een halve
hectare, leeft veel goedkoper dan in de
stad en heeft van 20.00080.000 forint op
de bank.
Het lijdt weinig twijfel, dat wanneer
de gehele Hongaarse landbouw dit peil
zou halen, zowel het land als de boeren
beter af zouden zijn. Maarer zijn
nogal wat maren. Ten eerste is Viragzo
een uitzondering. De president, die mij
met zoveel trots rondleidde, de nieuwe
wijngaard met pers en kelder wees, de
nieuwe varkensstallen toonde, onder lei
ding van een soort dompteur die zijn
varkens zelfs zindelijk had gekregen (hij
fluit, klapt in de handen en zij komen
naar buiten), gaf het onomwonden toe.
Zijn collectief won in de laatste tien
jaar driemaal de staatsprijs voor het
beste collectief van Hongarije, was altijd
bij de eerste tien, en had eigenlijk
iedere keer eerste moeten zijn, hetgeen
echter politiek ontactvol werd geoor
deeld.
Elders veel minder!
In andere collectieven marcheert de
zaak lapg niet zo florissant. De voor
naamste reden is gebrekkig leiderschap.
Een partijfunctionaris kan een slecht
boer zijn. Vriendjeswerk bij de taakver
deling en normvaststelling die boven
alles over het inkomen van de leden
beslissen, geeft wrijvingen. Slechts een
man met uitzonderlijke leiderscapacitei-
teiten kan van een collectief een werke
lijke gemeenschap maken, de Hongaarse
boer is niet minder behoudend indivi
dualist dan zijn soortgenoot elders..
Het modelbedrijf Viragzo, dat nu stro
men buitenlandse bezoekers trekt, vond
zo'n leider in zijn kleine, lichamelijk
gehandicapte president, die in 1949 nog
anti-communist en anti-collectivist was,
nü parlementslid is en winnaar van de
Kossuth-prijs, Hongarije's hoogste on
derscheiding.. Tijdens zijn bezoek kwa
men de leiders van twee naburige col
lectieven, die wegens persoonlijke moei
lijkheden op springen stonden, vragen of
hij ook het presidentschap van hun be
drijven op zich wilde nemen. Hij zei nog
ja ook
Her-collectivisatie
De Hongaarse landbouw blijft een
probleem. Het grootgrondbezit van
aristocratie en kerk (28 percent van het
totale areaal) móest na de oorlog ver
deeld worden. Dat was rechtvaardig
maar niet bijster economisch, want de
boeren konden op hun kleine lapjes
grond nauwelijks in leven blijven, laat
staan een gezonde agrarische markt
economie tot stand brengen. Het vormen
van grotere eenheden was met het oog
Op de paardenfokkerij van tiet
Staatsbedrijf babolna leeft nog een
vleugje van de poesta-romantiek
voort: een kudde Arabische merries
graast er onder het wakend oog
van twee bereden herders.
overigens het ene oor in en het andere
weer uit. Er zijn effectvoller methodes:
de privé-boer betaalt aanzienlijk meer
belasting, vooral wanneer hij meer dan
zes hectare heeft. De collectieven hebben
volstrekte voorrang bij de levering van
kunstmest, zaai- en pootgoed e.d.
Zij hebben ook voorrang bij de staats-
stations voor tractors en landbouw
machines (Hongaarse boeren mogen die
Dr. Berghuis op A.R. Partij-convent:
Voor doorsnee-burger steeds moeilijker
Speciale berichtgeving
„Een niet te miskennen, maar uiterst moeilijk op te lossen probleem
van deze tijd, schijnt mij dat wij het gevaar lopen te verstrikken in
een organisatorische gecompliceerdheid, waarbinnen een doelmatige
en doeltreffende en in ieder geval een de doorsnee-burger klaar voor
ogen staande afdoening van zaken steeds moeilijker wordt".
Deze als een hartekreet klinkende woorden sprak vanmorgen de
voorzitter van de AR Partij, dr. W. P. Berghuis, op het in „Esplanade"
te Utrecht gehouden convent van deze partij.
„Daarbij komt", zo liet dr. Berghuis er op volgen, „dat het toch wel
iets beangstigends heeft, dat het leven op allerlei terrein ook dat
van het staatsbestuur steeds meer wordt opgehangen aan formules,
die alleen nog maar door super-specialisten kunnen worden gehan
teerd". Dr. Berghuis, die zichzelf toch wel wenst te rekenen tot een
normaal ontwikkeld mens, verklaarde in dit verband, dat hij bijv. de
systematiek van de loonvorming niet meer kan volgen. Dit wijst er
volgens hem op, dat er iets schort en dat er ergens iets van een over
spanning sprake is.
Aantasting
der vrijheid?
Het gevaar zit hem natuurlijk niet, zo
verduidelijkte dr. Berghuis, in het spe
cialisme en in de formules zelf. Zij ver
lenen voor wat het te bepalen beleid be
treft, belangrijke hulpdiensten. Het ge
vaar is echter, dat het algemene be
stuursbeleid, met verontachtzaming van
andere aspecten, aan deze formules on
dergeschikt raakt. Het moderne leven
krijgt in dit opzicht namelijk veel
krampachtigs.
De gemillimeterde planning moge tech-
nisch-economisch gezien de grootst mo
gelijke kansen bieden voor een volkomen
uitgebalanceerde welvaartsbevordering.
Maar spreker meende toch, dat er iets
in zit. dat reden geeft tot huiveren voor
wat betreft de volheid en de vrijheid en
ook het risico van het mensenleven.
Plannen inventariseren
Dr. Berghuis, maakte ook enkele be-
hartenswaardige opmerkingen over de
praktijk van de binnenlandse politiek. Al
wilde hij allerminst betogen, dat in ons
land op het politieke vlak nu een ideale
toestand is ontstaan ,hy meent toch, dat
een zekere periode, van rust niet om
uit te rusten, maar om ongestoord ac
tief te kunnen werken niet ondienstig
zou zijn.
„Voor de toekomst zitten wij thans
met zoveel plannen", zo betoogde dr.
Berghuis. Maar om plannen te kunnen
uitvoeren, moet men ze binnen het raam
van het realiseerbare houden. Het zal
daarom verstandig zijn de plannen eerst
te groeperen, te inventariseren en des
noods af te kappen.
reeds een
complete
electrische
machine
vanaf
Na onderstreept te hebben, dat de
ARP positief ten opzichte van het hui
dige kabinet staat, verklaarde dr. Berg
huis dat de regering bij haar poging om
te komen tot een beperkte, doch doel
bewuste ombuiging van het sociaal-eco
nomisch beleid voor een ongetwijfeld
zware opgave staat. Geduld en doelbe
wust beleid zijn nodig, terwijl het ook
niet pynloos zal kunnen verlopen.
Naief noemde dr. Berghuis het te doen
voorkomen, zoals de socialisten gaar
ne proberen alsof het hier gaat om
een zaak van liberaal stempel. Niet al
leen zijn er geen liberalen direct betrok
ken bij de sociaal-economische sector in
in het kabinet maar het zijn juist de
christelijke partijen, die hiervoor zijn
opgekomen.
Op elkaar afstemmen
op meer gemechaniseerde, meer efficiën
te bedrijfsvoering noodzakelijk. Men
stond voor de keuze: coöperaties of
collectieven. Voor het Stalinistische
regime van Rakosi was die keuze inder
tijd niet moeilijk, haast te vuur en te
zwaard dwong men de boeren tot col
lectivisatie. Na Stalins dood en onder
Imre Nagy's eerste regeringsoptreden
(1953) liet men de teugels een beetje
vieren. De afgedwongen collectivisatie
liep terug. Vlak voor en in de revolutie
van 1956 spatten de collectieven een
voudig uiteen.. Eind 1956 besloegen de
collectieve bedrijven nog slechts 8 per
cent van het bebouwbaar areaal, naast
13 percent staatsland.
Allerlei methoden
Eind 1958 nam de „Verenigde Hon
gaarse socialistische (lees communisti
sche) arbeidersparty" een resolutie aan
tot her-collectivisatie van de landbouw.
Welnu, men is daarby resoluut te werk
gegaan. Thans beslaan collectieve en
staatsboerderijen alweer de helft van het
totale bebouwbaar areaal. In 1965 moet
de collectivisatie tot 90 procent voltooid
zijn. Ruimere investeringen voor de
landbouw liggen dan ook in het nieuwe
vijfjarenplan vast.
Met welke middelen drijft men de
boeren naar collectivisatie? Ten eerste
door propaganda en agitatie door party-
brigades en rondreizende toneelgezel
schappen. Dat gaat in Hongaarse boeren
niet zelf in bezit helmen, en betalen
daar 30 procent minder voor. Het be
hoeft onder die omstandigheden geen
verwondering te baren, dat de commu
nistische propagandisten kunnen zeggen,
dat de collectieven „efficiënter en voor
deliger" werken dan de privc-boeren.
Als dat niet helpt
Mochten de Hongaarse boeren dan
nog hardhoofdig blijven, dan komt
tenslotte de psychologische intimida
tie, hoewel die door de regering wordt
ontkend. De ruwe methodes van de
Rakosi-periodes blijven achterwege,
maar de partij teert nog wel op de her
innering daaraan. Zij belegt bijvoorbeeld
in een onwillig dorp een vergadering.
Halverwege de zitting komt de politie
binnen en inviteert weigeraars voor een
autotochtje. Aan de rest van de verga
dering wordt dan te verstaan gegeven,
dat de terugkeer van de anderen ver
sneld kan worden, wanneer zij tot col
lectivisatie besluiten. Gebeurt dat inder
daad, dan gaan de weigeraars, die ergens
in een café door partijfunctionarissen
verder bewerkt zijn. ook wel door de
knieën. Dit is maar één truc van een
uitgebreid repertoire, dat de „agitprops"
van de party tot in de puntjes kennen.
Een andere is de simpele vraag: „zou je
graag als „koelak" (groten rijke boer)
bestempeld willen worden?" In ieder
vrtf land zou die vraag waa-rsohfinlijk
ivleisjes van no. coiiectie[ viragzo
keren na de dagtaak terug. Op dit
bedrijf is het normaal de gestelde
dagtaak met 50 procent te over
treffen. het heeft de hoogste ge
middelde arbeidsprestatie van heel
Hongarije.
met een volmondig „ja" beantwoord
worden. In een communistische staat is
het een van de griezeligste vragen, die
men te horen kan krijgen
Zeker is de welvaart op het Hongaar
se platteland toegenomen. De tijd, dat
de Hongaarse boer alleen kip at wan
neer hij of de kip ziek was is voorbij.
Maar evenzeer blijft de landbouw, zo
als in alle communistische landen, de
Sovjet-Unie incluis, hoofdpijn no.. 1
voor het regime. Of men zich van die
hoofdpijn kan verlossen door de hard
nekkige eigenzinnigen van het platte
land in een keurslijf te dwingen,
blijft een open vraag.
Nederlands gezant in Birma
Binnenkort is de benoeming te ver
wachten van de heer J. B. Haverkom
van Rijsewijk, thans ambassaderaad
te Ottawa, tot Nederlands gezant te
Rangoon.
Met betrekking tot de zeer voorzichtige
door prof. Romme in overweging gege
ven suggestie of het wenselijk zou
zijn, dat KVP, CHU en ARP uitgaan
de van het op elkaar aangewezen zijn bij
eventuele Europese verkiezingen ook
in nationaal verband in de toekomst
met een gemeenschappelijk verkiezings
programma zouden kunnen komen, merk
te dr. Berghuis op. dat het z.i. eerder
aanbeveling zou verdienen om te over
wegen. of de drie betrokken partijen in
de toekomst niet zouden moeten trach
ten hun verkiezingsprogramma's in on
derling beraad zo veel mogelijk op elkaar
af te stemmen om daarmede ook naar
buiten de onderlinge verbondenheid te
demonstreren.
Te sterke vechthouding?
Inzake de vakbeweging vroeg dr. Berg
huis zich af, of deze soms niet de indruk
wekt de pretentie te hebben, dat zij als
bij uitstek belast is met de taak de
„hoedster" te zijn van het sociale be
lang en dat zij zich min of meer be
schouwt als de „draagster" van een
soort algemeen toezichthoudende functie
op de sociale verhoudingen in de maat
schappij. Niet wilde dr. Berghuis zeggen,
dat de regering (en politieke partijen)
niet zouden moeten luisteren naar de
stem van de werknemersgroepen dat
zou trouwens niet in overeenstemming
met de feiten zijn en politiek onjuist
maar het zou beslist onjuist zijn indien
aan de arbeidersbeweging een bijzondere
positie in onderscheiding van die van
andere sociale organisaties en een
speciale invloed op de regering, op de
politiek of op de politieke partijen zou
worden toegekend.
Men mag echter zo zeide dr. Berg
huis de vakbeweging dankbaar zijn,
voor wat zij niet alleen voor haar eigen
maatschappelijke groepering, maar voor
ons gehele volk heeft betekend en nog
betekent.
Als misschien wat ondeugende vraag
vroeg dr. Berghuis zich overigens af, of
de vakbeweging in deze tijd nu zij
zich geen zorgen meer behoeft te maken
over haar verworven positie in het sa
menspel der maatschappelijke krachten
soms niet teveel de aangeboren vecht
houding aanneemt of dat zy soms niet te
sterk een „eisende" toon laat horen, die
onnodig prikkelend is en daarom ave
rechts werkt. De vakbeweging heeft im
mers. om zich te laten gelden, beslist
geen intimidatiestijl meer nodig.
Verantwoordelijkheid
is plicht
De laatste jaren wordt veel gediscus
sieerd over de rechtsvorm van de onder
nemingen, in het bijzonder die van de
grote, onpersoonlijke ondernemingen. In
wezen gaat het dus om de structuur van
de moderne maatschappij. Een onder
neming is niet alleen een financieel- en
technisch-economisch bedrijf, maar j
evenzeer een sociaal-maatschappelijke
arbeidsgemeenschap.
In de rechtsvorm en het beheer der I
onderneming dienen deze beide aspecten
tot hun recht te komen.
Het is een algemeen maatschappelijk
belang, aldus dr. Berghuis, dat de arbei
der als mens en als deelgenoot in de on
derneming ook in de ondernemingsvorm
heel duidelijk met zijn neus wordt ge
drukt op zijn verantwoordelijkheid voor
het welslagen der onderneming als zo
danig. Hij moet zich een verantwoor
delijk iemand weten. Verantwoordelijk
heid dragen is immers niet alleen een
voorrecht, maar ook en vooral een plicht.
Het gaat er hierbij dus niet om, dat de
arbeider er „beter" van moet worden
want dat is't punt niet, Het gaat om iets
veel wezenlijkers. n.l. een zaak, die niet
als een „buitenkansje" aan de arbeider
moet worden „gegund", maar als een
verantwoordelijkheid, die hem wordt op
gelegd, opgedrongen los zelfs van de
vraag of de doorsnee-arbeider er op dit
ogenblik wel zo gebrand op zal zijn, ook
al pleiten zijn organisatie-leiders ervoor.
Relaties niet aantasten
Het gaat hierbij om een poging te
voorkomen, dat de mens. op welke plaats
hij ook arbeidt, zijn algemeen verant
woordelijkheidsbesef verliest. De moei
lijkheid is echter, dat de persoonlijke
verantwoordelijkheid nog niet tot haar
recht komt, wanneer men de groeps-
verantwoordelijkheid behoorlijk heeft
opgelost. Een inschakelen van het arbei
derselement in de onderneming mag bo
vendien niet leiden tot een aantasten
van de gezagsverhouding in de relatie
werknemer-werkgever. Een herziening
van de rechtsvorm der onderneming, zo
betoogde dr. Berghuis tenslotte, zal in
genen dele mogen leiden tot een al is
het ook gedeeltelijke isocialisatie, zoals j
in het recente rapport van de Wardi j
Beekman Stichting wordt voorgesteld.
er was eew ballet
avond ten bate van
teids ÜierenasieL.
een probleem
dat cbrinoftvid om
aandacht vraagt
5 October-vereniging i
kreeg ruim 350 kinder.
tekemnqen
week begon, la-
we "zeggen, noq
al winderig -