In Hongarije moet een volle maag politieke onmondigheid goedmaken In het zendingshuis te Oegstgeest zit men met grote zorgen Poging van Von Brentano mislukt om een vrijere positie te krijgen In drie jaren na de revolutie: een duidelijke vooruitgang op economisch gebied merkbaar Moskou schonk royale kredieten Het jaar 1960 vraagt bijna 2 Vi miljoen voor de zending Adenauer houdt de teugels nog stevig in de handwaarbij hij steunt op rechten van grondwet Opgericht 1 maart 1860 Donderdag 29 oktober 1959 Derde blad no. 29885 (Van onze reisredacteur, W. L. Brugsma) (II) Boedapest, oktober „Denkt u, dat het de Hongaren een steek kan schelen, of de Sovjet- russische troepen zich al of niet uit hun land terugtrekken? Als zij hun buik maar vol krijgen". De man, die van deze verheven opvatting om trent zijn landgenoten blijk gaf, was een der hoogste woordvoerders van het regime. Ogen schijnlijk steunt zijn cynische uitlating vandaag In Hongarije op de werkelijkheid, al lijkt Hongarije's vroeger en recent verleden ermee in tegenspraak. De Hongaren, die voor hun politieke aspiraties tevergeefs met duizenden doden en gewonden, tweeduizend vluchtelingen, twintigduizend gear resteerden en meer dan duizend geëxecuteerden betaalden, hébben hun buik nu inderdaad vol. Het regime van Janos Kacfór dat de „contra-revolutio nairen" meedogenloos strafte, de intellectuelen muilkorfde en de arbeiders onmondig maakte door de arbeidersraden van de kaart te vegen, stelde daar een loonsverhoging van 15—20 per cent tegenover. Op kwaliteit maar niet te veel letten De Sovjet-Unie, die met één hand de Hongaarse opstand neersloeg, schonk met de andere investeringskredieten tot een totaal van 1300 miljoen roebel. Het beleid van de Hongaarse regering is er boven alles op gericht de materiële wensen van de bevolking tegemoet te komen. Welnu: de Hongaren eten thans meer vlees dan Italianen, Grieken en Portugezen, meer vet dan de Fransen, net zoveel eieren als de Noren en hun dieet al is het volgens Hongaarse regeringsbronnen nog eenzijdig plantaardig) bevat meer calorieën dan het Nederlandse, Franse of Zweedse. De troost in de alcohol is hen evenmin vreemd: zij drinken per hoofd en per jaar dertig liter wyn en dertig liter bier. Langzaam beter Men begint zich echter meer en meer te concentreren op wat onder Hongaar se omstandigheden de aangewezen weg lijkt: lichte en arbeidsintensieve indus trie (chemicaliën, elektronica e.d.). Hongarije kent weliswaar geen werk loosheid meer, maar wel „underemploy ment" ofwel overbezetting van de be drijven. De „Raad voor wederzijdse eco nomische bijstand" waarin de Sovjet- Unie en haar satellieten hun econo mische plannen coördineren, een taak verdeling opstellen en technische kennis en gegevens uitwisselen, begint de laat ste jaren ook beter te functioneren. Hongarije's buitenlandse handel speelt zich overigens nog steeds voor het over grote deel binnen het Sovjet-blok af. Vergeleken met landen als Tsjecho- Slowakije en Oost-Duitsland komt Hon garije op de open internationale markt nog steeds slecht mee. Technologische achterstand, gebrek aan investeringen en een stroef werkend staatshandels- apparaat lijken hier de grote handicaps. Een groeiend besef voor zulke realiteiten is overigens thans ook in officiële pu- blikaties te bespeuren. Grote offers Veel meer ten achtergebleven dan de industrie is overigens de landbouw, die in dit agararisch ryke land nog steeds nauwelijks meer produceert dan voor de oorlog, relatief dus zelfs minder. De af gedwongen collectivisering en het ge brek aan investeringen (die naar de in dustrie gingen) veroorzaakten die ach terstand. De landbouw krijgt nu meer investeringen, tegelijkertijd is het col lectivisatieprogram met hernieuwde kracht ter hand genomen (een belang wekkend aspect van de Hongaarse situa tie, waar ik in een volgend artikel op terug zal komen). Begin 1957 besloeg het gezamenlijk areaal van staats- en col lectieve boerderijen nog slechts twintig procent van het totaal. Nu is het al weer 50 procent. De Hongaarse plannenmakers hebben in hun vijfjarenplan, dat gekoppeld is aan het zevenjarenplan van de Sovjet- Unie, en tegelijk ermee (in 1965) gereed moet zijn, nogal stoutmoedige doelen gesteld. De industriële produktie moet met 70 procent toenemen, de agrarische met 30 procent, de produktiviteit per ar beider met 40 procent, het nationaal in komen met 50 procent, de reële lonen met 29 procent, het verbruik met 40-45 procent, de export met 70 procent. Zon der de verwezenlijking van die doelen als vaststaand aan te nemen, doet men er wijs aan haar niet al te zeer in twij fel te trekken. Het is zeer wel mogelijk dat de grote offers die men zich bij de veelal gefor ceerde ontwikkeling getroost heeft, op den duur vrucht zullen gaan afwerpen. Er is geleidelijke vooruitgang in de Hon gaarse economie merkbaar, het is zeer wel mogelijk dat die vaart versneld kan worden. Brengt men het ongunstige begin en de historische achterstand die Hongarije al had, in rekening, dan wordt de nei ging verzacht tot kritiek op louter eco nomische gronden, —rt voorname lijk de kritiek op de middelen die het regime soms toepast Niet alleen van eten kan men de buik vol krijgen. Dat hebben de Hongaren hun cynische regeringswoordvoerder ten spijt drie jaar geleden duidelijk bewezen! Waar draagt de Hongaar zijn volle maag naar toe, wat draagt hij erom heen? Zijn behuizing is goedkoop (4,5 procent van zijn salaris) maar uitge sproken slecht: 2,5 personen per ver trek in uitgewoonde en slecht onderhou den huizen. Doet zijn volle maag hem pijn, dan kan hij gratis een dokter con sulteren, tenminste als hij voldoende ge duld heeft om papieren in te vullen en in de rij te staan. Zo niet dan moet hij zijn niet zo volle portefeuille te hulp roepen. Het Hongaarse huishoudboekje vertoont in het algemeen een treffende gelijkenis met dat van andere Oost- europese landen: eten, huur, sociale ver zorging en cultureel vertier zijn relatief goedkoop, kleding, schoeisel en duur zame verbruiksgoederen zoals auto's, ijs kasten, televisie, meubelen, motorfiet sen variëren van duur tot onbetaalbaar (of onverkrijgbaar). Het gemiddelde maandinkomen van een Hongaar is 1.700 forint, voor een re delijk pak moet hy een maand werken, voor een paar behoorlijke schoenen tien dagen, voor een t.v.-toestel vier maan den. De kwaliteitsfactor is daarbij nog niét in rekening gebracht: De duurste kleding in Boedapests beste winkels zou bij ons in de goedkoopste kledingmaga zijnen liggen! Dank zij de vrouwen Dat de Hongaren naar Oosteuropese maatstaven toch redelijk kunnen leven, wordt alleen mogelijk gemaakt door het feit dat hun wouwen (en in vele geval len uiteraard hun kinderen) meewerken en zo het familie-inkomen tot ongeveer 3.000 forint omhoogschroeven. En eer lijkheidshalve dient vermeld, dat de Hongaarse arbeiders het zeker veel beter hebben dan voor de oorlog. Toen had den zij het uitgesproken slecht. Onge veer even slecht als leden van de voor malige Hongaarse aristocratie of welge stelde bourgeoisie het nu hebben. Zij en hun kinderen worden namelijk stelselmatig achteruitgezet, de klasse- haat zit diep. De nieuwe bourgeoisie hoge regeringsfunctionarissen, bedrijfs leiders en partijgetrouwe intellectuelen en kunstenaars heeft het daaren tegen uitgesproken goed: aan eigen vil la's en auto's, buitenlandse goederen en vakanties mankeert het hun bepaald niet! Zoals het huishoudboekje van de Hon gaarse burger vertoont ook dat van de staat een treffende gelijkenis met dat der andere Oosteuropese landen. Men begint langzaam aan heen te komen over de erfenis van de Stalinistische pe riode: in zwaar geforceerd tempo op bouwen der zware industrie, veronacht zaming der fabricage van verbruiksgoe deren. een met terreur afgedwongen col lectivisering in de landbouw. Men is nog steeds niet helemaal in de jas gegroeid van de zware industrie, het nog slechts ten dele afgebouwd hoogoven- en staal bedrijf Stalinvarosz werkt naar schat ting met 30 procent verlies. Om aan een redelijk gezinsinkomen te komen, moet ook de Hongaarse vrouw een beroep uitoefenen. Haar kinderen men ziet ze hier voor hun middagdutje in de slaapzaal worden dan verzorgd in de crèche van het bedrijf. Advertentie waar warmte helpt» helpt PHILIPS Infraphil beter denk daaraan ook bij rheumatiek en verkoudheid Prijzen: Z©.''® en 37.®® ZES MAAL P.M. „Willen wij werkelijk zendingskerk zijn, dan moeten tvij grote dingen voor God doen In de bestuurskamer van het Zendingshuis in Oegstgeest zitten vijf tien mensen. Het zijn het moderamen van de Raad voor de Zending, de secretarissen en nog enkele heren van het bureau. De bestuurskamer is groot en licht, zonder een enkele versiering. In het midden staat een lange tafel. Aan het hoofd zit de voorzitter van de vergadering, mr. S. C. Graaf van Randwijck. Tegenover hem aan het andere einde van de tafel zit de penningmeester mr. C. C. W. Uffelie. Er worden voor en tijdens de vergadering, in tegenstelling met de gewone wekelijkse vergadering van de secretarissen, weinig grapjes gemaakt. Ieder van de aanwezigen weet dat het een moeilijke begro ting worden zal en allen begrijpen wat mr. Van Randwijck bedoelt als hij in zijn gebed vraagt om wijsheid en moed om beslissingen te nemen ook als die pijnlijk en diep-ingrijpend zullen moeten zijn. Gesproken moet worden over de ontwerp-begroting van de Raad voor de Zending voor het jaar 1960. Het is een groot hoek met 58 vol getypte pagina's op folio formaat. Op bladzijde 2 staat hoeveel wij in 1960 aan inkomsten menen te mogen verwachten. Uit de Kerk f. 1.700.000. Uit andere bronnen waaronder spe ciale fondsenpension-gelden van het zendingshuis en de verkoop van onze publikaties wordt f. 347.400 verwacht. Dat is totaal een bedrag van f. 2.047.400. Dat is een massa geld waarmee we nog altijd heel wat kunnen doen. Maar dan komen op bladzijde drie de uitgaven. Onze zendingsarbeiders en de kerken waarmee we samen werken en die uit de arbeid onzer zending zijn ontstaan vragen van onsinclusief het werk dat in Neder land gebeurt, een bedrag van f. 2.359.400. Dat betekent dus dat er een te kort is van f. 312.000. Ds. P. J. Mackaay, die deze bijeen komst bijwoonde en daarvan in het van daag verschenen nummer van „Her vormd Nederland" verslag geeft, vervolgt dan „Niemand van de aanwezigen ziet hoe dat moet worden overbrugd. Is het wonder dat er weinig grapjes worden gemaakt? Als de besprekingen beginnen vraagt dr. Jansen Schoonhoven het woord. Hij is onze rector. Hem is de leiding van de Zendingshogeschool opgedragen. Het is dus zijn taak jonge enthousiaste zen dingsarbeiders op te leiden, die gespan nen zijn om uit te gaan in de dienst aan het Evangelie in de niet-christelijke wereld. Dr. Jansen Schoonhoven is zeer be slist geen financier. Maar hy is een ge lovig christen, die zoals eens de grote Engelse zendeling William Carey grote dingen van God verwacht en daarom ook grote dingen voor God wil doen. Daarom stelt de rector dat wy toch eigenlijk met deze begroting in zee moesten gaan en de kerk dringend op roepen, als ze werkelijk zendingskerk (Van onze correspondent in Bonn) In de top van het Auswartige Amt, het Westduitse ministerie van Buitenlandse Zaken te Bonn, komen de laatste dagen opmerkelijke verschuivingen voor, waar van men de oorzaak bij Bondskanselier Adenauer zoekt. Voor de derde maal in korte tijd is er thans sprake van, dat een vooraanstaand diplomaat op een zijspoor gerangeerd wordt, waaruit men een verzwakking van de toch al niet sterk geachte positie van minister van Buitenlandse Zaken Von Brentano afleidt. Anderhalf jaar geleden wilde Von Brentano de carrière-diplomaat Dittmann tot plaatsvervangend staatssecretaris benoemen. Met staatssecretaris Von Scher- penberg en de eveneens tot plaatsvervangend staatssecretaris te benoemen diplo maat Knappstein hoopte de minister daarmee een ploeg op de been te brengen waarmee hij de zelfstandige, over het hoofd van Von Brentano gevoerde buiten landse politiek van Adenauer wilde doorbreken. Diplomaten zoeken ainlere functies Het plan van Von Brentano is volle dig mislukt, zo leidt men af uit het feit. dat Dittmann thans benoemd is tot ambassadeur te Rio de Janeiro. Om deze Dittmann is nogal wat te doen ge weest: hij was een echte carrière-diplo maat uit het Duitsland van vóór 1945, uit de Bcrlijner Wilhelmstrasse, de ze tel van het toenmalige ministerie van Buitenlandse Zaken, Onder de nazi-mi nister Von Ribbentrop vervulde hij een niet onaanzienlijke positie, na de oor log bracht hij het weer tot consul-ge neraal te Hongkong, vanwaar hij op merkelijke rapporten naar Bonn zou hebben geschreven. Toen Von Brentano poogde, Ditt mann en Knappstein tot plaatsvervan gend staatssecretaris onder Von Scher- penberg wilde plaatsen, stuitte hij op verzet bij Adenauer en de CDU-CSUr fractie. Beide diplomaten kregen daar op slechts een hoge ambtelijke rang in het ministerie tot Dittmann dan dezer dagen naar Brazilië is gestuurd. Tege lijk werd bekend dat de vooraanstaan de diplomaat Boris Meissner ontslag zal nemen en hoogleraar te Kiel zal wor den. Naast het ontslag van de diplo maat Von Kessel, die onlangs een func tie als ambassadeur in Osio weigerde, omdat hij meende dat hij daarmee van wege zijn ideeën aangaande betere be trekkingen tot Polen op een zijspoor zou worden geschoven, was dit het derde veelbesproken geval rond Von Brentano's ministerie! Op de achtergrond van deze gang van zaken ziet men Adenauers machtige hand. Volgens de grondwet (-artikel 65-) is de Bondskanselier degene die de richtlijnen van de politiek bepaalt. Hij alleen draagt daarvoor de verantwoor ding. Op zijn voorstel ook worden, vol gens artikel 64, de ministers door de Bondspresident benoemd en ontslagen, daaruit leidt men te Bonn algemeen een grote ministeriële ondergeschikt heid en afhankelijkheid van de Bonds kanselier af en zeker van een man als Adenauer! Zoals trouwens de ma kers van de Westduitse grondwet het uitdrukkelijk hebben gewild uit vrees voor zwakke regeringen als tijdens de republiek van Weimar (19191933). Deze sterke positie van de Kanselier volgens de grondwet bracht ook met zich mee. dat Adenauer van het begin van het ontstaan van de Bondsrepubliek af de buitenlandse politiek van zeer groot belang voor Bonn steeds heeft bepaald. Men zegt nu dat Von Brentano ge poogd heeft zich aan deze vaste greep van Adenauer op het buitenlandse be leid te onttrekken. Een poging die mis lukt zou zijn. Zelf zou Adenauer de laatste anderhalf jaar over Von Bren tano heen beslissingen hebben genomen, ondermeer bij zijn overleg met De Gaulle in 1958, bij de opstelling van zijn brieven aan Kroesjtsjef, Eisenhower en MacMillan, met de behandeling van de brief van Kroesjtsjef en dergelijke. Op deze wijze zou tussen Adenauers kanse larij en Von Brentano's departement "n crisis-toestand zijn ontstaan, waarvan Von Kessel, Dittmann en Meissner het slachtoffer zijn geworden. Ontactisch In Bonn kan men eigenlijk moeilijk deze Adenauers positie aanval len: zij is immers bepaald door de grondwet! Wei uit men scherpe kritiek op het feit, dat de kanselier op bepaald ontactische wijze buitenlandse politiek bedrijft over het hoofd van de daarvoor verantwoordelijke man. Von Brentano, heen. Dat dit tot gevolg heeft dat Von Brentano's departement de neiging on der de hoge ambtenaren bestaat om Bonn te verlaten, hetzij als ambassa deur in een ver land, hetzij als hoog leraar, hetzij als ambteloos burger ge lijk Von Kessel, acht men logisch. Men getwijfelt dus of Adenauer in deze za ken een gelukkige hand heeft. Maar men kan toch moeilijk ver wachten dat een zo succesvol politicus als de oude kanselier, die over zeer ste vige persoonlijke banden met Washing ton en Parijs beschikt, zijn eigen zeker niet onsuccesvolle buitenlandse politiek door carrière-diplomaten als Dittmann en Von Kessel zal laten afremmen of ombuigen. Of dit alles gevolgen voor Von Brentano zal hebben, is nog niet duidelijk. ■JAdO SHAWLS» TIJDELIJKE STOPZETTING RODE KRUISRONDVAARTEN Zaterdag as. beëindigt voor dit jaar het rode kruishospitaalschip Henri Dunant" in Utrecht zijn wekelijkse tocht over het IJsselmeer en door de binnenwateren van Nederland, welke tochten speciaal waren georganiseerd voor chronische bedlegerige patiënten. Het schip heeft sedert zijn ingebruikne ming op 1 juni j.l. 21 weektochten ge maakt met in totaal ongeveer 1.450 pa tiënten aan boord. Het ligt in de bedoeling, dat het vol gend voorjaar wederom een aanvang wordt gemaakt met deze tochten, waar voor de belangstelling onder de zieken ln Nederland zeer groot is. wil zjjn, grote dingen voor God te gaan doen. Het was goed, dat dit geluid werd ge hoord ook al was dr. Jansen Schoonho ven de eerste die toegaf, dat we aan de kerken van Indonesië en Nieuw-Gui- nea geen toezegging mogen doen als we niet met enige zekerheid weten, dat we onze beloften gestand kunnen doen. Zullen de gemeenten hun taak verstaan Het was dr. Locher, die zakelijk - dat wil nog niet zeggen ongelovig - denkt en die hierop de aandacht vestigde. Hij sprak daarbij tevens zijn bezorgdheid uit voor de komende najaarscollecte. Zullen de gemeenten, die in deze we ken zoveel geven voor de kerkbouwactie, in de eerste week van november nog eens f. 355.000 voor de zending op tafel leggen? Daarmee waren we midden in de pro blematiek. Aan de ene kant: we moeten in geloof voortgaan en de gemeente vra gen grote dingen voor God te doen. Aan de andere kant: We moeten toch ook zakelijk zijn en geen beloften geven, die we niet gestand kunnen doen. En nu de oplossing van dit probleem? Daarop hebben we met z'n vijftienen op 20 oktober van 's morgens 9 uur tot 's middags 4 uur onze krachten beproefd. Men kwam er niet uit Laat ik onmiddellijk zeggen, dat we er die dag niet uitgekomen zijn, ook al is op enkele plaatsen het snoeimes dras tisch gehanteerd. Zo krjjgt bijv. de kerk van Bali in 1960 van ons 228.000 roepiahs minder dan waarom zij heeft gevraagd. Heeft deze kerk dan teveel gevraagd? Beslist niet. Zeker niet wat betreft haar ver zoek om steun voor het Christelijk Mid delbaar Onderwijs. Maar we hebben het geld niet om hen te helpen en we ho pen nu maar, dat de Amerikaanse Kerk waar de Balische Christenen contact mee hebben nog wat meer over de brug wil komen. Ik denk aan Loewoek op Midden-Celebes. Daar krijgt de kerk 169.000 roepiahs minder dan waarom werd gevraagd. Pro Memorie Verder is er een groot aantal posten geschrapt. Neen, niet geschrapt. Deze posten blijven in de begroting staan, maar inplaats van het geldsbedrag, dat achter deze posten moest worden inge vuld, staat er nu P.M. P.M., dat betekent pro memorie. In goed Nederlands: daar moet aan worden gedacht. We willen die posten dus niet vergeten. We blijven eraan denken. Maar we DOEN niets. Want er is geen geld. Hier volgt een aantal van die posten: De vervulling van de vacature van de zendingspredikant in Sarmi: PM. De plaatsing van een zendingspredi kant in de Baliemvallei op Nieuw-Gui- nea: P.M. De cursus maatschappelijk dorpswerk, bedoeld om jonge dorpsonderwijzers op Nieuw-Guinea enige maatschappelijke, agrarische en hygiënische scholing te geven, waarmee ze de kampongs waarin ze straks gaan werken van dienst kun nen zijn: PM. De uitzending van de man, die daar voor thans met verlof in Nederland is: P.M. Allerlei nieuw werk, dat in Afrika mo gelijk is voor de artsen die volgend Jaar uit Indonesië terugkeren: P.M. Een nieuwe secretaris voor het nieu we werk in Afrika, dat als alle tekenen niet bedriegen over enkele jaren een grote vlucht gaat nemen: PM. Dr. Locher protesteert Een man voor Hollandia, die daar in het geheel van de zending een belang rijke adviserend en in de stichting voor het zendingsonderwijs een belangrijke leidende functie moet krijgen. Toen ook hier gezegd werd PJVI. pro testeerde dr. Locher. „Wanneer voor deze man geen geld wordt uitgetrokken dreigen anderen, die nu al overbelast zijn, af te knappen en dan komen we, ook financieel van de regen in de drop". Voor deze figuur is het „pro memorie" dus nog niet neergeschreven. Aan het eind van de middag was iedereen dode lijk vermoeid en bleek het tekort van f. 312.000 teruggebracht tot een tekort van f. 182.000. Daarop schorste de voorzitter de ver gadering. Hoe het verder moet was op dat moment niemand duidelijk. Mr. Uf- felie, die in het begin van het jaar ern- 1 stig ziek is geweest en tot september maar op halve kracht heeft gewerkt stond op. „Ik ga naar huis", zei hij, .vandaag wil ik er niet meer over pra ten. Morgen zullen we wel verder zien". Toen ik enkele minuten later bene den kwam stond hij al gereed om naar de trein te gaan. Maar toch begon Uf felie weer over die begroting. „Zou je denken, dat de kerk volgend jaar f. 132.000 meer bijeen brengt dan we hebben geraamd?" Ik antwoordde: „Wim, je zou er vandaag niet meer over praten. We zijn allemaal te moe". Hy antwoordde: „Dat weet ik wel. Maar wat denk je, zouden ze f. 132.000 meer bij een brengen? Met een tekort van f. 50.000 durf ik het te wagen". Daar mee verdween hij naar de trein. Verwacht grote dingen van God Ik dacht nog eens aan William Carey, die Engelse zendeling met zijn: Ver wacht grote dingen van God, doe grote dingen voor God. Verwachten wy inderdaad grote din gen van God? En doen wy dan ook grote dingen voor God? Doen wo dat als Hervormde Kerk?, aldus ds. Mackaay.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 9