MET DOORSTEEK EN BERGBEKLIMMING NADERT EINDE N. GUINEA - EXPEDITIE Een blanke is voor Papoea's een wonderdier Waar zaten Bar en Dasselaar? DUITS-BRITSE VERHOUDING THANS UITERST GESPANNEN VISSERSVLOOT VAN POLEN WORDT GEMODERNISEERD ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1959 (Door dr. L. D. Brongcrsma, wetenschappelijk leider der expeditie) Op 8 augustus vertrok dr. Chr. Bar voor de doorsteek naar Hollandia. De bestuursambtenaar G. H. Dasselaar was al vooruit gegaan en had een bivak ingericht aan de Ok Bie, waar Bar zich bij hem zou voegen. Van daaruit zouden zij verder de Ok Bie afgaan en dan langs de rivier de Sobger. Op 27 augustus zouden zij daar nieuwe voorraden afgeworpen krijgen. Het laatste be richt, dat ik van Bar kreeg was een brief van 13 augustus, waarin hij mededeelde, dat alles goed was verlopen. Hij had bij Denmatta in het dal van de Ok Tsjop zijn voorraden kunnen aan vullen, dank zij de opvoer per helikopter. Dasse laar had voornamelijk geleefd op voeding, die hij van de bevolking had kunnen krijgen (bataten en varkensvlees). Zo hadden zij dus een ruime voorraad om verder te gaan naar de Sobger. Met zorg was de plaats voor de dropping op de kaart aangegeven. Een vlieger van de Zendings Lucht vaart Vereniging had al eens gekeken en had ons bericht dat de plaats zeer geschikt leek. De vlie gers van de Dakota van Hollandia naar Merauke waren ingelicht om uit te kijken of zij op dinsdag en woensdag (25 en 26 augustus) al rooksignalen zagen. Zij konden dan de preciese plaats door geven. Nu was het op die dagen vrij slecht weer en het was geen wonder, dat zij door de bewol king niets zagen. Vol spanning wachtten wij dus 27 augustus af en wij bleven aan de radio luiste ren om te horen hoe het zou gaan. Om 12 uur startte Papa Yankee (de Twin Pioneer) van Sentani en van tijd tot tijd vroegen wij aan Sen- tani of aan Papa Yankee hoe het er mee stond, maar als enig antwoord kregen wij: „Niets te zien". Bezorgdheid en opluchting Men vloog de Sobger op totdat het dal te nauw was. men vloog de Sobger af tot de uitmonding in de Idenburgrivier, maar geen spoor van leven. Tegen half drie besloot men naar Hollandia terug te keren. Men hield echter wel rekening met de mogelijkheid, dat Bar en Dasse laar sneller opgeschoten zouden zijn en dat zij zich al tussen de monding van de Sobger en Oebroep of Senggi zouden bevinden, maar ook dat leverde niets op. Het was niet te miskennen dat wij wel wat met dit geval inzaten. Het was dat Bar een zo uitstekend rimboeloper is, dat wij ons nog niet echt ongerust maak ten. Als er ook maar iets van bewolking is, wordt het praktisch onmogelijk om zeker te zijn dat men alles onder zich heeft gezien. Zelf heb ik dat in 1955 mee gemaakt, toen ik drie uur met een Cata- lina over het centrale bergland mocht meevliegen om naar een verdwenen vliegtuig te zoeken. 28 augustus deelde Sentani ons mee, dat men het nogmaals zou proberen. De Twin zou van Sentani naar Sibil vliegen en ons benzine voor de helikopter bren gen en op de terugweg zou men weer gaan zoeken aan de Sobger. Ook de Cessna van de Zendings Luchtvaart Ver eniging zou naar Sibil gaan en zou ook uitkijken. Wij bleven dus weer uitluis teren. Tegen half tien arriveerde de Twin en terwijl wy al naar het vliegveld liepen en de Twin voor de landing rond cirkel de, kwam in eens het bericht: De Cessna heeft Bar en Dasselaar gevonden. Met de chef vlieger van de Kroonduif bestu deerden wij de kaart en verdiepten ons in speculaties over wat er gebeurd zou kunnen zijn. De Cessna landde ook en de vlieger Johannsen kwam aan de hand van de kaart vertellen, dat hij aan de Kloof- of A-rivier drie rookvuren had gezien, en dat was het afgesproken sein dat Bar zou geven. Het weer werd boven de Sibil minder goed, er kwam meer bewolking en men besloot dus zo spoedig mogelijk te ver trekken. Eerst startte de Cessna daarna de Twin en samen vlogen zij naar de A-rivier. Inderdaad daar vonden zij de vermiste groep van Bar en Dasselaar. 's Middags ging de Twin van Sentani weer terug om 900 kg voedsel te brengen. Men vond een keurig opengekapt terrein voor het afwerpen van de zakken en daarnaast op een platform in de top van een boom zaten Bar en Dasselaar. Men wierp kokers met berichten af en op de gestelde vragen antwoordde men van de grond met rookvuurtjes. Zo werd afgesproken dat er op 12 septem ber nogmaals een dropping zou zijn, maar dan op de afgesproken plaats aan de Sobger. De groep moest nu dus naar het oosten over een bergrug van 3000 meter om het dal van de Sobger te be reiken en het geheel leverde een vertra ging van zestien dagen op. Rivierenpuzzel Wat was ©r gebeurd, dat Bar zo ver naar het westen was terecht gekomen? Op een vorige tocht, die Bar en Dasse laar maakten naar de Kiwirokvalled en naar de Ok Bie waren zij tot de con clusie gekomen (uit de richting waarin de Ok Bie liep), dat dit een bronrivier van de Sobger moest zijn. Nu was geble ken, dat dit niet juist was. De Ok Bie boog blijkbaar iets verder noordelijk naar het westen en mondde daar in de Kloofrivler uit. In ieder geval wisten wij nu tenminste iets meer over de Kloof rivier, die op de bestaande kaar ten meestal als een stippellijn stond aangegeven omdat men niet veel meer wist dan dat daar een rivier liep, maar van de loop van de rivier was niets be kend. Wel scheen kort geleden een geo loog van de Nederlands Nieuw-Guinea Petroleum Maatschappij een eindje de benedenloop op geweest te zijn. Weer wachten Het Iaat zich indenken dat wij dol gelukkig waren toen wij hoorden, dat de vermiste schapen gezond en wel terecht waren. De vliegers van de Kroonduif voegden aan de te drop pen voorraden nog een gift toe, n.l. een kistje met daarin een vierkante fles geestrijk vocht. Nu moesten wij dus weer zestien dagen wachten voordat wij weer bericht zouden krij gen. Daarna weer tien dagen, want dan waren Bar en Dasselaar in Oe broep, waar de missie een radiosta tion had. Naar Julianatop Inmiddels werd in het dal van de Ok Tsjop hard gewerkt aan het pad naar de Julianatop. Ook daar viel het werk niet mee en men had daar ongeveer acht dagen vertraging. De bevolking van het Tsjopdal voelde er niets voor om verder het dal ln te gaan en men kon dus ook geen gidsen krijgen en evenmin hoorde men iets over een be staand pad. Ten westen van de kam pong Denmatta maakte men het Julia na bivak, vanwaar uit de bevoorrading voor de klimploeg zou plaats hebben. Van dit bivak uit begonnen dr. H. Th. Verstappen en de sergeant der mari niers J. A. de Wijn een pad te kappen. Het terrein was moeilijk en de vorde ringen waren traag. Later kregen zij versterking van ing. A. E. Escher, de luitenant ter zee arts 2e klasse M. O. Tissing en de cineast. P. ter Laag. Het weer beslissend De kapploeg ging vooruit, de anderen verzorgden de opvoer van levensmidde len en onderhielden de verbinding met het Juliana bivak. Volgens de laatste berichten zou men vandaag 30 augustus op 3300 meter boven zee komen, bij een meertje, dat ten noorden van de top ligt. Daar moest een klein bivak komen, van waaruit de beklimming zou worden ondernomen. Veel hing nu van net weer af. Wij hoopten, dat de klimploeg van vijf man met hun zes dragers voor 10 september weer in het Juliana bi vak terug zouden zijn. Was dat het geval dan konden zij per helikopter naar het basiskamp in de Sibil terug gebracht worden. Werd het later dan zouden zij ook dat stuk nog moeten lopen. Uiterlijk 12 september moest de helikopter de terugreis naar Tanah Me- rah aanvaarden om daar gedemonteerd te worden. Nu er nog maar één helicop ter was, werd het te riskant om deze geheel alleen naar Merauke te laten vliegen. In Tanah Merah werd de heli kopter aan boord van de „Cycloop" van de KPM geladen en daarmee naar Me rauke gebracht. Naar de bivaks Vandaag was het zondag. Geen radio verbinding en geen vliegtuigen. Het was voor het eerst weer volkomen helder en als ik opstond kon ik het Digoel geberg te weer eens in volle glorie zien. Al had ik dus vandaag niets te doen, het lukte mij toch niet om eens uit te slapen. Het was zulk mooi weer, dat ik besloot om een bezoek aan de andere bivaks te bren gen. Met de helikopter, gevlogen door de chef vlieger Warman, vertrok ik om kwart over acht. Wij gingen het Orion- gebergte over, met onder ons hier en daar kleine dorpjes, en dan zagen wij de lichte tentzeilen van het bivak Bolan- kop. Dit bivak diende als pleisterplaats voor degenen die van Sibil naar het Juliana- bivak gingen lopen. Toen waren wij bo ven de Ok Tsjop, die door een nauw dal met steile wanden stroomde. De bedding vol met grote blokken steen, waar tus sendoor en waarover het water kolkte. Rechts van ons de kampong Denmatta en op enige afstand daarvan in een ver laten tuin weer een lichtgroen tentzeil, het bivakje waar onze ethnoloog, dr. J. Pouwer, met de Amerikaanse reporter John Dominis, kampeerde. Nog iets verder in een bocht van de Tsjop een groter bivak met daarvoor de Nederlandse vlag: Julianabivak. Wij werden welkom geheten door de bezetting, de mariniers Porter, Branden burg van den Gronden, Scharf en Hen driks. Sinds gisteren had dit bivak een radio-ontvang- en zendinstallatie en wij vroegen dan ook om elk half uur contact op te nemen met Sibil over de toestand van het weer. Het bivak lag op een vlak stuk van een oude tuin, vlak bij de rivier, met een mooi uitzicht op enkele hoge toppen door het nauwer wordende dal en stroomafwaarts een ruim uitzicht door het wijder wordende dal. In het bivak werden wij al direct met een mok koffie ontvangen en ik infor meerde op de bezetting nog wensen had. Nu de boeken van onze bibliotheek had den zij al uit en daarvoor wilden zij wel wat nieuwe hebben; ook wat sigaretten en tabak zouden welkom zijn. Verder schoppen om de clearing voor de heli kopter nog wat groter te maken en wat spullen om dieren te verzamelen. Toch een pad Scharf was net naar boven geweest om de klimploeg te bevoorraden. Het was gebleken, dat er wel degelijk een bevol kingspad nog een eind het dal in ging, maar het was moeilijk begaanbaar en er moest flink bij geklommen worden. De dragers konden het nauwelijks baas om er met een last van 18 kg (gedragen aan een band om het voorhoofd) naar boven te lopen. De stemming in het bivak was best. Er stond al een blik met vier vogels klaar voor de verzameling en er waren ook wat insecten verzameld. De bevolking had, vóór deze invasie nog nauwelijks blanken gezien. Zij wilde dan ook niets van alle bedrijvigheid missen. Om het bivak stond een aantal schuingeplaatste afdakjes en daar kam peerden een aantal Papoea's, alleen man nen, want men was nog niet zo met ons vertrouwd, dat men ook de vrouwen mee bracht, zoals dat te Sibil wel het geval was. Iedere nieuw aangekomene werd met belangstelling bekeken en men moest het zich laten welgevallen, dat men in armen en benen werd geknepen. Soms werden ook de broekspijpen een eind opgestroopt om te zien of men daar ook nog wit was. Gelukkig had ik geen lichtblond haar. Dat was hier namelijk zeer in trek en was men wel in het bezit daarvan, dan was er geen ontkomen aan dat het goed geaaid en doorwoeld werd. Een uur of twee had ik wel de tijd en dus W'andekLe ik wat in de naaste omgeving van het bivak rond. Op de oever vain de snelstromende ri vier zaiten talrijke vlinders, voorname lijk blauwtjes. Op de rotsen groeiden heel kleine, heel blauwe gentiaantjes. Voor de botanicus Kalkman nam ik er een paar mee, evenals twee exem plaren van een zeer kleine boterbloem. De taal hier was dezelfde als in de Sibilvallei en dus uitte ik mijn kreet „awotson, kolson boerotai" (hagedissen, kikkers brengen) en werkelijk kwam er na enige tijd een knaapje met een kik ker aan. Men was hier zelfs nog bereid om dieren te brengen zonder onmiddel lijk op betaling aan te dringen. Andere jongens brachten een voor raad wantsen, die zoals bij die dieren gebruikelijk is, een penetrante geur verspreidden. Toen ik er op wees en „nam nam" (eten) zei, was het ant woord „nè" wat „ja" betekent. Het scheen dus dat men deze stinkende die ren hier evenals bij de Wisselmeren, at. Iets bovenstrooms van het bivak be keek ik nog een brug over de rivier, ge maakt van takken. De brug was eerst vrijwel horizontaal, maar bij de andere oever, die hoger lag, steeg hij sterk. Hij leek mij gemaakt voor lichtere mensen dan ik en ik waagde er mij dus maar niet op. Op tijd naar huis De vlieger had mij gewaarschuwd, dat wij in ieder geval voor twaalf urn- weer thuis moesten zijn, omdat tegen die tijd het gevaar bestond dat alles in het Tsjopdal dicht trok. Zo besloten wij om half elf maar weer te vertrek ken, zij het dan ook met tegenzin, want ik had best nog wat in dit idyllische oord willen blijven. Op de terugweg zagen wij, dat de ethnoloog aan het werk was. Op een dorpspleintje zagen wij hem tussen een groep Papoea's zitten. Het weer zag er nog zo goed uit, dat wij ook nog maar even landden bij het bivak Bolankop, waar de mariniers Timmer en Vlaanderen woonden. Ook zij amuseerden zich best, al zouden zij ook nog wel wat sigaretten kunnen ge bruiken. Over het algemen waren deze bivaks niet slecht bevoorraad. Een aantal dingen, die bij ons niet voor radig waren had men wel in de bivaks. Wij hadden alles wat wij bezaten aan vlees en melk naar de bivaks gestuurd, in de verwachting dat wij wel weer nieuwe aanvoer zouden krijgen, al was deze verwachting dan ook niet in ver vulling gegaan. Wij bleven tien minu ten in Bolankop en langer had het ook niet moeten duren. Net toen wij ver trokken kwamen wolkenvelden het Tsjopdal binnen drijven. Wij maakten een klein omwegje, gingen over het Oriongebergte heen en tussen de wol ken door doemde Sibil op. Naar het einde Voor mij, die bijna de gehele expedi tie in het basiskamp had doorge bracht, was dit werkelijk een uitje. Het was jammer dat wij beslist eind september hier weg moesten zijn en dat de biologen dus niet meer de kans zouden krijgen om een paar weken in het dal van de Ok Tsjop door te brengen. Er zou daar nog heel wat interessants te verzamelen zijn. Nu dit eenmaal niet kon, begon nen wij op volle kracht met de af voer. Daar w&er en Twin ons geen parten speelden vertrokken hier za terdag 5 september al acht man. De rest bleef hier wachten op de terug komst van de klimploeg van de Ju lianatop en dan zou dit kamp vrij spoedig uitgestorven zijn. Welbestede dag De zondagmiddag besteedde ik nog maals aan een wandelingtje in de om geving van het kamp. Ik trachtte foto's te maken van de fraaie witte rododen drons en van enkele orchideeën. In de moerassige stukken van h©t rivierterras vermaakte ik mij met het verzamelen van blaasjeskruit, een plant die minus cule diertjes vangt in blaasjes aan on dergedoken bladeren. Ik vond nog een klimmende orchidee, waarvan de kleine oranje-gele bloemen dacht opeenge drongen in groepjes bij elkaar stonden. Tenslotte liep ik nog wat langs en in de. Ok Sibil op zoek naar stenen met fos sielen en mijn energie werd beloond met een klein stukje van een afdruk van een ammoniet. Het was een wél bestede zondag en ik zou de volgende dag dan ook met nieuwe energie om zeven uur naar de telefoon kunnen gaan om te zien wat de buitenwereld met ons voor had. Met goede moed zou ik weer elk woord 3 keer herhalen, om tenslotte tot de conclusie te komen, dat men precis het omgekeerde had begre pen van hetgeen ik wilde zeggen en met berusting zou ik dan maar zeggen „Niet correct, niet correct, tot morgen". Inzamelingen De actie om fondsen in te zamelen voor de doorsteek Sibil-Hollamdia is in volle gang. Het is aardig, dat er voor deze inzameling vooral ook bij de Pa poea bevolking veel belangstelling be staat. Zo gingen vissers van Kajoe Poe- lau, een eilandje in de Humboldtbaai met acht prauwen erop uit om een nacht ten bate van de expeditie te vis sen. Zij vingen een schildpad van 85 kilo, die voor f 60,werd verkocht aan de jachtclub in Hollandia. Daar maakt men er soep van en de winst die op de verkoop van de soep wordt gemaakt komt eveneens ten goede aan de expedi tie. Tenslotte wordt de huid opgezet en Amerikaans verkocht. Een nacht later trokken de vissers er nogmaals op uit, dit keer tezamen met vissers van Ka joe Ba/toe en een aantal aan de Hum- bolditbaad wonende Seroeiers. Zij vin gen 75 kilo vis, die ten bate van de ex peditie werden verkocht voor f 111, Het is verheugend dat er voor deze actie zoveel belangstelling bestaat. Het is alleen maar te betreuren dat wij toch met de expeditie moeten stoppen. Groeiende ongerustheid over Adenauers aanvallen op de Britse politiek (Van onze correspondent in Bonn) Diplomatieke kringen in Bonn tonen zich de laatste dagen onaangenaam ver rast door en zelfs ongerust over recente kritische uitlatingen van Bondskanselier Adenauer over de Britse politiek. Men vraagt zich hier af, of dit „knijpen in de staart van de Britse leeuw" zoals het weekblad „Die Zeit" het noemt niet zal leiden tot het ontstaan van gerechtvaardigd wantrouwen te Londen tegen de kanselier. Adenauer verklaarde in het begin van deze week op een CDU-Bondsdag- fractievergadering, dat de Britse eerste minister Macmillan dezer dagen in een verkiezingsrede had aangekondigd, dat een conservatieve regering na een ver kiezingszege het plan-Rapacki weer ter discussie zou stellen. Het door Adenauer fel bestreden plan-Rapacki beoogt onder meer de instelling van een zone in Midden-Europa die vrij van atoomwapens zou moeten zijn. Funeste uitsluiting In Bonn vernamen wij voorts de me ning, dat er in Europa maar één zin volle samenwerking kan zijn, die tussen Bonn, Parijs en Londen. Gedachten aan Brandt „hevig onsteld" Ondanks de verkiezingsdrukte in En geland en het bezoek van Kroesjtsjef aan Amerika vond men te Londen tijd om deze zaak haarfijn uit te zoeken. Daarbij bleek dat Macmillan sedert be gin juli helemaal geen rede in het open baar heeft gehouden! Slechts komt er in het nieuwe conservatieve verkiezings program een passage voor waarin wordt gezegd, dat de conservatieven tegen plannen zijn die het militaire evenwicht in de wereld kunnen veranderen, dus de zogenaamde „disengagement-plannen" van de Labour-oppositie van de hand wijzen. De volgende vragen worden thans van diplomatieke zijde te Bonn gesteld: 1) wat bezielde Adenauer om nog eens, pal na zijn vakantie, de oude Duits-Britse tegenstellingen te doen herleven, terwijl toch juist het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken naar stig poogt de vriendschap met Londen te herstellen; 2) wie heeft Adenauer zo slecht inge licht, dat hij Macmillan als eerste minister ronduit verweet, wat zeer ver sluierd in het conservatieve verkiezings program stond? Zijn er krachten te Bonn aan het werk die er op uit zijn de Duits-Britse verhoudingen willens en wetens te bezoedelen? Niemand minder dan Willy Brandt, de sociaal-democratische burgemeester van West-Berljjn, die normaal achter Adenauer pleegt te staan, was een van de eersten die viel over de aanval van de kanselier op de Britse politiek. Hij zei dezer dagen voor de SPD-Bondsdag- fractie dat hij „met ongewone ontstelte nis" had gehoord van de „eigengerech tigde voorbarige veroordeling" van de Britse politiek door Adenauer. Door zulke uitlatingen, aldus Brandt, splijt Adenauer nog eens het nlet-communis- tische Europa. Communisten eisen liquidatie onzer belangen De eisen, neergelegd in resoluties van het partijcongres der Indonesische com munistische partij, omvatten, behalve de liquidatie van de Nederlandse economi sche belangen in Indonesië, ook de con fiscatie van al het kapitaal van na tionalistische Chinezen dat zich in In donesië bevindt. Het congres verklaarde zich akkoord met de aanvaarding door de partijlei ding van Soerkarno's decreet inzake de terugkeer tot de revolutionaire grond wet van 1945. uitsluiting van Londen en een stevige vrijage tussen Bonn en Parijs (de as Bonn—Parijs) acht men funest. Ade nauers aanval op de conservatieven kan leiden tot een versterking van de La- bour-positie en is Adenauers regering, zo vraagt men zich af, gebaat bij een Labourzege? Zal hij met de Rapacki- aanhangers Bevan en Gaitskell beter kunnen opschieten dan met de gereser veerde Macmillan? Kortom, er heerst hier verwarring. Men spreekt over een diep wantrouwen van Adenauer tegen de Britten, dat steeds weer naar de oppervlakte lijkt te borrelen. Men ontziet zich daarbij niet zich af te vraggen waaruit dat wan trouwen nu wel kan voortspruiten. Heeft Adenauer nog altijd een sterk algemeen wantrouwen tegen de Britten, die hem in 1945 ontsloegen als burgemeester van Keulen, nadat de Amerikanen hem kort tevoren als zodanig hadden benoemd? Komt hier een algemeen Duits wanbe grip tot uiting? Een wanbegrip dat voortspruit uit het feit, dat „de" Duit ser nu eenmaal meer in omlijnde be grippen denkt en werkt en „de" Brit meer empirisch volgens ruime erva ringen? Men hoopt hier dat Adenauer spoedig blijk zal geven een politiek ten opzichte van Londen te willen voeren, die werkelijk gefundeerd is op oordeel, niet op vooroordeel, en dat hij de boze bewering, dat de Duits-Britse verhou ding thans zo gespannen is als zij sedert Von Ribbentrop niet meer is geweest, onwaar zal maken Kottervloot denkt men te verdubbelen Volgens inlichtingen over de visserij in Polen over de jaren 1956— 1957, welke zijn gekomen uit Poolse bron en vanwege de FAO kon worden medegedeeld, dat de totale aanvoer in 1956 ongeveer 127.500 ton bedroeg. In vergelijking met de 3 voorafgaande jaren is dit een behoorlijke vooruitgang. In 1953 was deze 94.4 duizend ton, in 1954 106.4 duizend ton en in 1955 113.0 duizend ton. De voornaamste soorten vis, die in 1956 werden gevangen, waren haring en sardine met 64.800 ton en voorts kabel jauw en schelvis met een hoeveelheid van 51.400 ton. Van de 127.500 ton is er 119.000 ton ge vangen buitengaats. Een zeer klein ge deelte is dus afkomstig van de binnen visserij. De meeste gevangen vis en ha ring is afkomstig van de Noordzee. In dc toekomst mag worden verwacht dat Poolse vissers zich meer op de verre vis serij zullen toeleggen en meer zullen gaan vissen in de wateren rondom IJs land, de Orkneys, Groenland en Noor wegen. De vloot van de Poolse visserij be stond in 1956 uit 1280 eenheden, waar van 806, mechanisch werden voortbewo gen, met een totale inhoud van 43.640 ton en 474 zeilboten. In totaal waren er 767 motorvaartuigen, naar inhoud als volgt geklassificeerd: 475 kleiner dan 30 ton, 244 in de klasse van 30-100 ton en 48 met een inhoud van groter dan 100 ton. Van de totale vloot waren er 445 sche pen welke de treilvisserij uitoefenden, 48 vaartuigen waren ingericht voor de drijfnet- en treilvisserij en 784 voor an dere visserij-doeleinden. MODERNISERING Men mag verwachten dat de Poolse vloot in 1960 volledig zal zijn gemoderni seerd door de aanbouw van schepen, die behalve voor de Noordzee, ook geschikt zijn voor de visserij in de Barents Zee en de n.w. Atlantische Oceaan. De vis serijhavens Kolobrneg, Ustka, Darlovo, Swinoujscie en Leba zullen aanzienlijk worden uitgebreid. Verwacht kan worden dat tegen 1960 circa 30 nieuwe treilers met een inhoud van 500 ton zullen worden toegevoegd. Over enige jaren denkt men fabrieks- treilers te bouwen met een inhoud van circa 1000 ton. Voorts wil men ook aandacht schen ken aan de opbouw van de kotterteelt in de Oostzee. Men denkt deze vloot te kunnen verdubbelen. Al deze schepen worden in Polen ge bouwd. Men heeft belangrijke werven te Gdansk (het vroegere Danzig) en Gdynia. Deze nieuwe schepen moeten vooral een rol gaan spelen in de haring vangst van Polen, want haring is een belangrijk voedingsartikel in Polen en door deze vissoort zelf te vangen be spaart men grote bedragen aan deviezen. EXPORT Hoewel het merendeel van de gevan gen vis in Polen wordt gebruikt zijn er toch wel vissoorten, die geëxporteerd worden. Dit zijn o.a. zalm en wel hoofd zakelijk naar Engeland. Ook is een be gin gemaakt met de export van zalm naar Amerika. Als men bedenkt dat hier voor ongeveer een prijs te maken valt van 2 dollar per kg., dan zal men kun nen begrijpen, dat dit veel deviezen in het laatje geeft. Behalve zalm is er ook nog export van karper en paling. Het Poolse verkoopkantoor de „Ani- mex" is belast met de verkoop van deze vissoorten. In 1957 bedroeg de export van karpers 500 ton en zalm 170 ton. Activiteit aan boord van het mo derne Britse vliegkampschip Vic torious, dat thans uitgerust is met 3D-radar, waardoor het starten en landen van vliegtuigen veel sneller dan tot dusver kan geschieden. De Amerikanen hebben grote belang stelling voor dit radarsysteem. Vraagt Uw Apotheker ol Drogist Is primitief leven mogelijk op de maan? De Russische bioloog prof. Alpatof heeft in de Izwestja geschreven dat de omstandigheden op de maan het be staan van ee nprimitief organisch le ven niet uitsluiten. De hoogleraar steunt zij ntheorie op de recente waar nemingen van vulkanische activiteit op de maan en wijst op het feit, dat orga nismen he tleven kunnen houden in temperaturen van even boven de 273 graden Celsius (het absolute nulpunt) tot 170 graden Celsius. De temperatuur en atmosferische druk op Mars en Venus benaderen de voor organismen noodzakelijk geachte om standigheden veel meer dan die op de maan, maa rer is geen grond om aan te nemen dat de maan een absoluut „dood hemellichaam" is, aldus Alpatof. LAGERE VANGSTEN De totale vangst in 1957 lag iets lager dan in 1956 en bedroeg 125.000 ton. Ka beljauw en schelvis waren de belang rijkste vissoorten met 58.1 duizend ton (in 1956 - 51.4 duizend ton). Haring komt op de 2de plaats met 65.8 duizend ton in 1957 en 61.7 duizend ton in 1956. De haring, die in de Oostzee wordt ge vangen, komt ook als gezouten haring op de binnenlandse markt. De zoetwa tervis speelt ook een belangrijke rol in Polen, de totale vangst is ongeveer 13.000 ton. Éénderde hiervan is karper. INDUSTRIE De visconservenindustrie had in 1957 een produktie van 8561 ton (in 1956 - 7310 ton). Een groot gedeelte hiervan werd ingeblikt in olie en het restant in tomatensaus. Van deze visconserven werd in 1957 circa 1250 ton geëxporteerd naar Europa en andere werelddelen (o.a. Australië) Bevroren zalm wordt ook ieder jaar geëxporteerd. In 1957 betrof dit een hoe veelheid van 168 ton, waarvan 144 ton werd verkocht naar Engeland. Behalve de eigen produkti: van vis en haring heeft dit land in 1957 behoorlijke kwantums geïmporteerd o.a. 6458 ton bevroren haring, 66 ton visconserven, 277 ton sardines in blik en 2197 ton vis meel. STAATSTOEZICHT De regering heeft veel zeggenschap in de visserij in Polen. Er zijn 8 onderne mingen, die met geld van de overheid werken en deze staan weer onder toe zicht van een lichaam, dat toezicht uit oefent op het beheer van deze onderne mingen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 12