lil Noordwijk hebben bomschuiten afgedaan, maar niet de zeilbootjes
Paleis van Egmont wordt mogelijk
ministerie van Buitenlandse Zaken
Zeezeilers al tivee jaar actief
op de scheepsiverf bij v. d. Deyl
Maar voor de restauratiekosten van 38 miljoen
kan men beter een modern complex laten boutven
Van haringopslagplaats tot jachthaven
Taanderij, boetscliuur en drogerij staan
nog steeds op erf van bloembQllenkweker
Noordwijknu al vele jaren een mondaine badplaats, is vroeger een
vrij belangrijk vissersdorp geweest. Het valt gemakkelijk te begrijpen,
dat de bevolking van het oude kustplaatsje zich in de afgelopen eeuwen
niet uitsluitend met de landbouw en veeteelt bezig kon houden. Reeds
lang vóór de tijd der wettelijke regeling van de zeevisserij door de
Hollandse graven ging men uit de gouwen terweerszijde van de Rijn
op de visvangst uit. Geschiedde dit eerst door het uitwerpen van aas-
haken in het zeewater langs het strand en daarna door het neerlaten
van netten uit zeeebootjes, later trok men met grotere vaartuigen ..ten
harinck"- Het fascinerende bedrijf werd aanvankelijk uitgeoefend door
groepen arbeiders, meestal bestaande uit één huisgezin of familie, die
gezamenlijk de boot en het tuig bezaten en de opbrengst van hun vangst
onder elkaaè verdeelden. Behoorden boot en tuig uitsluitend aan één
der deelnemers dan kreeg deze behalve zijn deel als arbeider een extra
aandeel als eigenaar van het vaartuig. Uit dit gemeenschapsbedrijf zijn
later de onderscheidingstermen reder (gereedmaker, uitruster), stier
man en vennoots (deelgenoten, medewerkers of matrozen) ontstaan.
Dit systeem van „opbrengstdeling" is in Noordwijk blijven bestaan
zolang men er boten, pinken of bomschuiten had.
die dezelfde naam draagt, zet het be
drijf sinds de dood van zjjn vader,
Klaas v. d. Deyl, in 1954, alleen voort.
Van visvangst is nu vanzelfsprekend
geen sprake meer, want de tijd van de
bomschuiten is allang voorbij. Toch
ziet de jonge L. v. d. Deyl, die samen
met zijn vrouw en twee zoontjes op
nummer 22 woont, bijna dagelijks nog
schepen om zich heen. Zijn erf wordt
n.l. reeds enige tijd gebruikt als jacht
haven van de in mei 1957 opgerichte
Zeilvereniging „Noordwijk". De taan
derij, de rokerij en de oude boetschuur
die ongetwijfeld historische waarde
zullen hebben, worden nu gebruikt als
werk- en opslagplaats.
In eerstgenoemd gebouwtje kan men
nog steeds het grote gat zien, dat eens
de ketel bevatte, waarin de visnetten
werden getaand. Taan niet iedereen
kent het woord is een roodachtige
verfstof, van run of eikenschors ge
kookt, welke wordt gebruikt tot ver
duurzaming der netten en het touw
werk. In het boethuis werkten heel wat
vissersvrouwen, evenals hun mannen
voor een schamel loon. De netten wer
den nadat ze waren geprepareerd op
het wantveld in de duinen gedroogd.
Andere activiteit
Op het ogenblik heerst er op dit schil
derachtige plekje in het oude Noord
wijk aan Zee een geheel ander soort
activiteit .Een enthousiast groepje zei
lers is er n.l. druk bezig met het op
kalefateren van boten, want deze dagen
begint n.l. het zeilseizoen in Noordwijk.
Een van de jachtjes van de zeil
vereniging „Noordwijk" op de
scheepswerfbij v. d. Deyl Op de
achtergrond links de oude taan
derij. waarin vroeger de netten ge
prepareerd werden.
(Foto L.D./Van VHet)
De Zeilvereniging „Noordwijk" telt
ongeveer veertig leden; het aantal boten
bedraagt nu al 22. Het valt bijzonder
toe te juichen dat steeds meer leden er
toe overgaan zelf een zeiljacht te bou
wen. Veelal zijn dit kleine bootjes, die
worden gemaakt naar het model, dat de
voorzitter van de zeilvereniging, de heer
C. den Hollander jr., enkele jaren ge
leden vervaardigde. Wie de „scheeps
werf" bij v. d. Deyl betreedt ziet er zo
wel kleine als grote boten. Zij die een
kleine boot hebben, kunnen zich over
het algemeen zelf wel behelpen en be
hoeven dus ook niet een ander lastig te
vallen om hulp. De grote jachten heb
ben dit voordeel dat ze zeewaardig,
duurzaam en comfortabel zijn, maar een
groot bezwaar is weer, dat ze door hun
gewicht moelijk te vervoeren zijn. Het
streven van het bestuur is erop gericht
zoveel mogelijk tot één model te komen,
vooral ook omdat men het plan heeft
opgevat in de toekomst zeilwedstrijden
voor Noordwijks kust te houden. Deze
Jonge zeilvereniging, enig in haar soort,
althans in ons land, telt, zoals we reeds
eerder zeiden, bijna veertig leden, onder
wie ook enkele ouderen. Het jongste lid
is Gijs Beukers, weliswaar nog zonder
eigen zeiljacht, maar toch vol goede
moed. Gijs is al sedert jaren een lief
hebber van de watersport en met zijn
blonde haar welbekend onder de zee
zeilers in de badplaats.
Groei en bloei
Deze zeilers zijn vanzelfsprekend erg
in hun schik met het stukje geheel
door huizen ingesloten terrein van de
heer v. d. Deyl, die er overigens ook
een bloembollenkwekerij op na houdt.
Het jonge echtpaar v. d. Deyl op zijn
beurt stelt hoe zou het ook anders
kunnen veel belangstelling in de
groei en bloei van de nog jongere ver
eniging der Noordwfjkse zeezeilers. Dat
deze vereniging een goede toekomst
tegemoet zal gaan staat als een paal
boven water!
Een schilderachtig stukje Oud-Noordwijk op het erf van de
rederskleinzoon L. v. d. Deyl aan de Hoofdstraat. Boven de
deuropening van het vervallen schuurtje ziet men duidelijk de
naamplaat van een der oude bomschuiten, de ,Jaoobine". Geheel
links bevindt zich de taanderij.
(Foto ID./Tan Vliet)
J
Naar Shetland
Bijna een eeuw geleden waren er in
Noordwijk nog ongeveer vijf rederijen,
die in totaal over zestien bomschuiten
konden beschikken. Een bekende reder
in de tweede helft van de vorige eeuw
was de heer L. v. d. Deyl. Deze ener
gieke zakenman was in het bezit van
vier bomschuiten en één schelvisboot,
die uiteraard zo lang mogelijk op zee
rondzwalkten. In de maand juni van
ieder Jaar begon de haringjacht en in
december werden de bomschuiten dat
waren de grote platboomde schuiten der
Noordzeevissers opgelegd in het schui
tengat, de 700-jarige bewaarplaats van
het kapitaal der reders. Zoals velen be
kend zal zijn bevond dit schuitengat
zich in de onmiddellijke nabijheid van
het tegenwoordige Seinpost bfj de
Noord-Boulevard. Het is enkele tiental
len jaren geleden dicht geworpen om
plaats te maken voor particuliere villa's.
De bommen begonnen te vissen bij de
Shetland eilanden ongeveer op de zes
tigste breedtegraad. Zij deden dat tot
een mijl of tachtig voor de Noordwijkse
kust en waren dan wel acht weken weg
geweest. Soms echter duurde de ha
ringvangst maar drie of vier weken.
Ook reizen van drie maanden
werden een enkele keer gemaakt; de
wind waait nu eenmaal niet altijd uit
dezelfde hoek! Werd de haring in die
oude tijd met een gordyn van netten
gevancen, bij de verse visvangst onder
de kust gebruikte men een sleepnet.
Voorai in de jaren 1870'80 vingen de
mannen, die bij de rederij v. d. Deyl in
dienst waren, veel schelvis. Deze vissers
kwamen niet verder dan acht mijl uit
de kust en gebruikten een beug om zo
veel mogelijk te kunnen vangen. Een
beug is n.l. een lange vislijn, met tal
van sneuen of dwarslijnen, waaraan het
aas is geslagen.
De bemanning van een bomschuit,
waarmede 300 kantjes haring kon wor
den aangevoerd, bestond meestal ui
negen koppen. De haring, die gevangen
werd, werd aan boord gezouten en daar
na op het erf van de reder opgeslagen.
Historische waarde
Dit erf is gelegen achter een rij
huizen aan de Hoofdstraat en te be
reiken via een smal poortje. Een
kleinzoon van de reder L. v. d. Deyl,
Belangrijke verandering in Brussel
Van onze Brusselse correspondent)
Niet ver van het Koningsplein te Brussel bij de beroemde Zavelkerk
die zoveel herinneringen oproept aan de Bourgondische en Spaanse
tijd, ligt verscholen achter een even beroemde tuin het kasteel
van de graven van Egmont. Op het ogenblik is het kasteel men
noemt het hier een paleis in nogal verwaarloosde staat. Enkele
internationale organisaties zijn er gevestigd en de grote zalen worden
door het Brusselse stadsbestuur ter beschikking van grote verenigingen
gesteld voor de organisatie van congressen en lunchcauserieën. en on
langs werd voor het eerst sedert vele jaren in een van de mooie zalen
het bal van de Vlaamse cultuurverenigingen van Brussel gehouden.
Het oude kasteel van Egmont komt
opnieuw in de actualiteit nu er sprake
is van onderhandelingen tussen het
Brusselse stadsbestuur (eigenaar van
het paleis) en de regering. Men wil
namelijk een soort ruil tot stand bren
gen. In het centrum van Brussel ligt
het grote centrale postgebouw, vlak bij
het De Brouokèreplein. Dat gebouw is
vrij overbodig geworden nu bij het
Zuidstation het grootste postsorteer-
centrum van West-Europa werd op
gericht. De stad Brussel zou dat
staatsgebouw krijgen, terwijl de stad
aan de staat het Paleis van Egmont
zou afstaan. Het departement van Bui
tenlandse Zaken zou de Wetstraat
gaan verlaten en zich in het geheel
verbouwde en duur gerestaureerde
Paleis van Egmont Installeren. Het
departement van Kongo zou de kan
toren van Buitenlandse Zaken in de
Wetstraat overnemen
Grote kosten
De diplomaten en hoge ambtenaren
vinden het een heerlijk idee om in de
oude beroemde kamers en zalen van
het Egmontpaleis internationale be
sprekingen te kunnen organiseren of
gewoon hun kantoor te hebben. Wie
de zaak nader bekijkt, ziet echter dat
het zeker een bedrag van circa 38 mil
joen gulden zal gaan kosten om uit
dat oude complex een behoorlijk be
woonbaar ministerie van Buitenlandse
Zaken van België te maken! Het is
een hopeloze taak en voor 38 miljoen
gulden heeft men toch ook een nieuw
modern gebouw voor tenminste 2000
ambtenaren.
Bovendien wordt in het centrum
van Brussel, vlak achter de Congres-
zuil in de Koningsstraat een „admi
nistratieve wijk" opgericht; de grote
oentrale garage voor circa drieduizend
wagens komt daar al uit de grond ge
rezen. „Buitenlandse Zaken" zou dus
in dat moderne complex kunnen wor
den ondergebracht, samen met de
ambtenaren van de andere departe
menten Maar dè,t willen precies rie
heren van Buitenlandse Zaken lekker
niet. Zij moeten him aparte Quai
d'Orsay of plein hebben, en het Paleis
van Egmont is precies de geschikte
historische en van de Wetstraat ver
genoeg afgelegen plek.
Historie van vier eeuwen
Historisch is het paleis van Egmont
inderdaad: het werd gebouwd in 1533
door graaf Jan van Egmont, maar het
was voornamelijk Francoise van Lu
xemburg, zijn echtgenote, die de bouw
organiseerde. Fransoise wilde in Brus
sel pronken en breidde het complex
van woningen en tuinen steeds uit.
In 1547 kocht zij voor 4000 gouden
florijnen, steeds in dezelfde wijk van
de Zavel, een veel groter huis, dat
toebehoorde aan haar neef Charles,
graaf De Lalaing, die de financiële
dienst van de keizer leidde. Op 20 Ja
nuari 1752, na meer dan twee eeuwen
het bezit te zijn geweest van de gra
ven van Egmont, kocht de hertog van
Arenberg het gehele complex voor
24.000 gulden. Nog in 1902 werd een
groot feest georganiseerd met een
voor die tijd formidabele stunt als
grote attractie, namelijk toen d.e
chauffeur van de hertog diens grote
automobiel de balzaal binnenreed!
Of de huidige minister van Buiten
landse Zaken, de heer Pierre Wigny,
dergelijke feesten zal geven wanneer
hij over enkele jaren wellicht in het
gerestaureerde oude paleis zijn intrek
gaat nemen, is intussen wel zeer de
vraag.