Supraliix'
Bij Stöxen stolt scheppingsdrang
van vele beeldende kunstenaars
Merkwaardig bedrijf gaf bronzen
schoonheid aan tallozen
K
,Ex Animo'-jeugd in ,Den Burcht'
Opgericht 1 maart 1860
Vrijdag 22 mei 1959
Tweede blad no. 29749
Uitersten aan Uiterstegracht
In het hart van Leiden, aan het meest weerzinwekkende water van
de Sleutelstad dat zich nog tooit met de naam „gracht"-, in een omge
ving die slechts afstoot, kan men een bedrijf vinden, dat niet zoals
andere bedrijven in deze tijd draait om techniek maar om kunst.
Merkwaardig, deze telkens weer terugkerende tegenstelling: rozen
dragen doornen, kunst bloeit niet in weelde, geluk krijgt pas accent
door ellende.en „Stöxen", waar de scheppingsdrang van talloze
beeldende kunstenaars stolt in brons kan men vinden aan een Uiterste
gracht, waar onwelriekende drek elk gevoel voor schoonheid schijnt
te smoren.
Misschien horen uitersten bij elkaar. Misschien juist in dit geval,
want „Stöxen" is een bedrijf dat uit uitersten is opgebouwd. Hier
reiken techniek en kunst, die in de huidige wereld maar al te vaak
honend op elkaar neerzien, elkaar de hand. „Stöxen" is de naam voor
wat meer officieel heet de „Rijnlandse Kunstgieterij J. E. Stöxen", eer
tijds gevestigd in de Koenesteeg, thans in een van de door T. en D.
verlaten bedrijfsruimten aan de Uiterstegracht. Een van de drie kunst-
gieterijen in ons land. waar men zich uitsluitend toelegt op het
„vereeuwigen" van wat de beeldhouwers in vergankelijke materialen
als gips en klei scheppen.
Naar aanleiding van het feit. dat vanmiddag een hier gegoten borst
beeld van dr. J. E. baron de Vos van Steenwijk aan deze president
curator van de Leidse Universiteit werd aangeboden hebben wij eens
een bezoek aan dit merkwaardige bedrijf gebracht.
Niet „groot"
Het is geen „groot" bedrijf, deze
kunstgietery. De heer Stöxen, in leiding
en bedrijf zelf intensief bijgestaan door
zijn echtgenote mevr. J. StöxenTesink,
werkt er met slechts acht man personeel.
Het is ook niet een „groot" bedrijf wan
neer met het afmeet naar de historie.
Aan een eeuwfeest, zelfs een gouden
jubileum is het bedrijf met zijn bestaan
van drie dozijn jaren nog lang niet toe.
Het is ook geen „groot" bedrijf wan
neer men winst- en verliesrekeningen
en balansen zet naast de jaarstukken
van wat men gemeenlijk onder grote
bedrijven verstaat.
Maar wel is het een groot bedrijf wan_
neer het gaat om de betekenis in rui
gere zin dan die van getallen. Er zijn
slechts drie kunst gieterij en in ons land,
die zich uitsluitend toeleggen op het
gieten van beelden en andere scheppin
gen van kunstenaars. Stöxen is een van
die bedrijven. En dat betekent, dat tal-
CONFERENTIE
GEREFORMEERDE JONGEREN
De Werkgemeenschap van Gerefor
meerde Jongeren za.1 c<p 13 en 14 juni in
kasteel Oud-Poelgeest ~t.e Oegstgeest een
conferentie houden, waarvan het thema
zal zijn: „Verloofd met de gereformeer
de kerk". De conferentie is speciaal be
doeld voor verloofde paren waarvan de
ene partner wel en de andere niet tot
de gereformeerde kerken behoort. Ds. R.
C. Harder uit Baarn zal in een inleiding
nader ingaan op de vragen, die dit ver
schil oproepen en ds. S. J. Popma uit
Amsterdam zal over de psychologisch-
pastorale kant van deze zaak spreken.
Een waker van de Leidse Nacht
veiligheidsdienst trof hedennacht om
half drie bij de halte Posthof op de
Rynsburgerweg tot zijn niet geringe
verbazing een koe aan. Om het dier het
lange wachten op de eerste tram te be
sparen heeft hij het naar het abatoir
gebracht. De eigenaar van de koe is nog
niet bekend.
NED. HERV. KERK
Beroepen te Benthuizen T. Langerak te
Vinkeveen; te Oud-Eeijerland P. de Jong
te Kootwijk: te Amsterdam (Willem de
Zwijger kerkgemeente Ai dr. J. H. van
Beu-sekom te Breskens; te Klazienaveen
(toez.W. v. Hoogevest te Nieuwleusen-
den Hulst Aangenomen naar Putten
(toez.) H. G. Abma te Monster, die be
dankte voor Waddinxveen (vac. J. van
der Haar). Bedankt voor Bcrven-Hardinx-
veld A. J. Timmer te Huizen (N-H).
GEREF. KERKEN
GEREF. KERKEN (Vrijgemaakt)
Beroepen te Leerdam (voor de zendings-
arbeld op Nieuw-Guinea) W. Boessenkool
te Capelle a.d IJasel.
CHR. GEREF. KERKEN
Deze grondlegger, edelsmid van Deen
se afkomst, kreeg het moeilijk in zijn
ambacht in Bremen toen de oorlog in
Transvaal de aanvoer van edelmetaal
deed stagneren tegen het einde van de
vorige eeuw. Hij kwam naar Friesland,
ging later naar Voorschoten, werkte
daar bij Van Kempen en stichtte nadien
een eigen bedrijf, dat naar Leiden werd
verplaatst. Dat was eigenlijk het eerste
kunstgieterijbedrijf in ons land, waar
door Nederland niet meer van het bui
tenland afhankelijk was voor het gieten
van standbeelden. Zo is, door toeval min
of meer maar ook door gevoel voor een j
moeilijk ambacht en door kennis van
moeilijke technieken het bedrijf van
Stöxen ontstaan. Twee factoren overi
gens, die het bedrijf hebben doen
groeien en tot de positie van vandaag
hebben gebracht.
„Wat kunt U anders
verwachten?"
Onlangs spraken wij de beeldhouwer
Verbon uit Rotterdam, de ontwerper van
het- borstbeeld van baron de Vos van
Steenwijk, dat hedenmiddag aan de
president curator werd aangeboden, welk
beeld door Stöxen werd gegoten. Wij
vroegen hem, of hij tevreden was over
het resultaat van het gieten. „Ik ben er
enthousiast over. Het komt zelden voor.
dat er zo weinig aan behoeft te worden
bijgewerkt. Maar ja, wat kunt U anders
verwachten bij deze gieterij?"
In de eerste plaats tekent dit de se
rieuze aandacht, welke aan het werk in
dit bedrijf wordt besteed, in de tweede
plaats wijst het op een vakkundige tech
niek welke alleen maar tot ontwikkeling
kan komen wanneer zij wordt geschraagd
door liefde voor het vak, in de derde
plaats ook op het merkwaardige aspect
van dit bedrijf als verbinding tussen
kunst en techniek.
Het door de Rotterdamse becld-
houwer W. A Verbon, ontworpen
borstbeeld van dr. E. baron de
Vos van Steenwijk, president-cura
tor van de Leidse Universiteit, dat
hem hedenmiddag ter gelegenheid
van zijn zeventigste verjaardag (op
30 april j.l.) werd aangeboden tij
dens een plechtigheid in de Acade
mie. waar het een permanente
plaats zal vinden. Het beeld werd
gegoten bij Stöxen.
(Foto L.D Van Vliet)
loze beelden, die in en buiten ons land j
bekendheid genieten, die herinneringen
oproepen en het centrum zijn van her
denkingen en eerbiedige hulde, die
schoonheid bieden aan ontelbaren, hier
hun wieg hebben gehad.
In 1923 is deze kunst gieterij opgericht,
door de vader van de huidige eigenaar.
Misschien kan men een kunstgieterij
vergelijken met een orkest of een uitge
ver. Een orkest geeft klankvorm aan de
schepping van een componist, een uit
gever geeft vorm aan de schepping van
schrijvers en dichters, een kunstgieterij
geeft, vorm aan de schepping van een
beeldende kunstenaar. Maar er is een
verschil. De drukvorm is niet bepalend
voor de mate, waarin een gedicht of een
roman spreekt zoals de kunstenaar dit
heeft bedoeld. Een orkest kan falen in de
uitvoering van een compositie die elders,
nadien en voordien in andere vertolking
zegt wat zij te zeggen heeft. Een kunst
gieterij moet in éénmaal zonder kans op
een betere reprise een beeldhouwwerk
„vertolken", vereeuwigen.
Er zijn kunstenaars, die bij voorkeur
in steen werken om daardoor de defini
tieve schepping geheel in eigen hand te
kunnen houden. Er zijn kunstenaars ge
weest, die zelf hun beelden hebben ge
goten om er zeker van te zijn dat tot
stand kwam wat zij bedoelden.
Hieruit blijkt, welk een groot vertrou
wen de beeldhouwer moet kunnen stel
len in de gieterij, waar zijn schepping
door anderen de uiteindelijke vorm ver
werft.
Scholing van de geest
Dit legt grote verplichtingen op de gie.
terij. Daar moet gewerkt worden met
gevoel, dat niet door cursussen kan wor
den verkregen maar slechts door scholing
in het bedrijf en vorming van de geest.
Wij willen U niet vermoeien met uit
voerige beschrijvingen van de giet-tech.
niek: de constructie van de gietvormen
uit Brusselse aarde, de samenstelling
van de alliage van het brons, de wijze
waarop bij Stöxen de grafieten patten
met tegen de honderd kilo brons tot ver
over de duizend graden worden verhit,
de details van het gieten zelf, de wijze
waarop grotere beelden uit gegoten de
len worden samengesteld. Noch U vertel
len waar in ons land allemaal beelden
uit dit bedrijf staan, zoals in Leiden (het
bevrijdingsbeeld), in Den Haag (het mo
nument op Plein 1813, dat niet zo lang
geleden geheel is vernieuwd), bevrij-
I dingsmonumenten in Breda, Noordwij-
kerhout en waar al niet meer, beelden
over de gehele wereld Thans is men be
zig met het gieten van een enorm beeld
voor Utrecht.
De techniek van het bedrijf is onge
twijfeld bijzonder moeilijk. Een techniek
die eerst in jaren ervaring kan worden
aangeleer'' Veel belangrijker is echter.
dat men deze techniek dienstbaar leert natuurlijk in een schuurtjeeen gie-
terij voor mezelf inrichten
Een dergelijke liefde vooreen ambacht
is, zo leek het ons, erg moeilijk op te
brengen in deze tijd. Het is een zegen
dat er mensen zijn, die dit wel kunnen.
De wereld wint er bij. Want iedere
schoonheid, die de mensen gegeven
wordt, werpt vruchten af, al zijn die niet
per pond te wegen.
maken aan de kunst, dat men het aan
rakingspunt vindt tussen die uitersten.
Typerend is, dat ook in omvang de
uitersten elkaar in dit bedrijf raken. Een
van de trouwste medewerksters van de
heer Stöxen is diens echtgenote. Zij
weet echter niet alleen van de proble
men, die zich voordoen bij het gieten
van enorme beelden, doch tussen de be
drijven door houdt zij zich bezig met een
verwant maar toch ander ambacht, dat
haar liefde van jongs af aan heeft ge
had: het ontwerpen en vervaardigen
van sieraden van edelmetaal, schelpen
en andere materialen, die zich voor deze
„kleinkunst" lenen.
De heer Stöxen (rechts) en een
medewerker gieten in hel bedrijf
aan de Uiterste Gracht een deel
van een enorm voor Utrecht be
stemd beeld, waarvan de vorm in
Brusselse aarde in een ijzeren be
kisting is aangebracht.
(Foto L.D.'Van Vliet)
Advertentie.
Italiëgieten!
De heer Stöxen vertelde ons, dat een
van de grootste moeilijkheden van het
bedrijf is, jonge mensen te vinden die er
zich 'toe voelen aangetrokken. „Men moet
er gevoel voor krijgen, letterlijk en fi
guurlijk jarenlang kunnen luisteren, en
daar heeft de jeugd van tegenwoordig
zo weinig tijd voor". Het heeft geen zin,
naar een arbeidsbureau te gaan om te
vragen naar een kunstgieter. De goede
hebhsn een baas en blijven daar omdat
zij met een bedrijf vergroeid zijn. Daar
om juist zijn zij goed. De niet-goede
zijn onbruikbaar. Het is bovendien een
zwaar beroep, in een bedrijf als dit. Het
is schoner werken in een gemechani
seerd bedrijf, waar ook in werk en tijd
een grotere regelmaat heerst. Het is
moeilijk nieuwe krachten te vinden,
enthousiasme te kweken en in een ja
renlange opleiding in het bedrijf een
band te kweken die houdt.
„En mijnheer Stöxen, als U nu eens
plotseling heel erg rijk was, wat zou U
dan doen?"
„Zeker niet aan deze stinkende Uiter
ste Gracht blijven zitten. Ik zou naar
Italië gaan. Prachtig land. Tja, en daar
De heer en mevr. Stöxen in het
„kantoor" van het bedrijf; dal in
zijn gezellige rommeligheid meer
weg heeft van een atelier, waar
mevr. Stöxen haar vaardige handen
PLASTICLAK
is beter kost mindert
Kwaliteit en gezelligheid
in lied en spei
Gisteren was de jeugd van „Ex Ani
mo" verzameld in de grote Burchtzaal.
Van de kinderen zijn ae allerjongsten
ondergebracht in koor A, de anderen in
koor B. De meisjes van de middelbare
schoolleeftijd vindt men in het Jeugd
koor.
Zulke avonden verlopen steeds in een
sfeer van meebeleven, zo niet van be
wonderen. Eai zou al eens iemand een
zweem van kritische opwelling gewaar
worden, dan zou hij nog desondanks de
vergevende welwillendheid zelf blijven.
Bij openschuivend gordijn stonden de
A-tjes aangetreden om hoe kan het
ook anders? met een paar liedjes van
hun directeur Herman de Wolff zich
in te zingen. Eerst een kindergebed en
dan dadelijk het leuke van de eigen spe_
i lende en fantaserende wereld van klein
„Trienefee" die iets heel bijzonders te
kan laten werken aan de kleinkunst vertellen had. Daar komt een solootje
met edele metalen. aan te pas en dat wordt op handgeklap
'Foto L.D. Van Vliet) 1
e r k eI i j k Leven
getrakteerd. In drie volgende nummers
van Van Dam stijgt het solistengetal en
evenredig daaraan de gulheid van het
geklap. We horen „Van Keesje die zo
graag wilde roken". Zo'n solostemmetje
kan wel eens zo dun zijn als een naald,
maar het verdiend toch allemaal om
gehoord te worden. Een De Wolff-liedje
sloot de A-groep, te weten „De bel van
de yscoman". Een normaal en geslaagd
liedje, maar een jongen loopt een paar
maal de zangryen langs, koopmanspet
op, katoen wit jasje aan, hij paradeert en
hij belt. Doodgewoon en toch weer niet:
met hem werd de algemene gezelligheid
troef en als die gezelligheid er is pro
moveert een pet van twee nummers te
groot je tot een podiumheld.
Dan komt koor B voor het voetlicht,
oudere kinderen. Het programma wordt
gewichtig, klassieke klanken van
Schuman en de Italiaan Galuppi. In het
midden weer een Van Dam, gevolgd
door opnieuw twee De Wolffjes. Vonden
we van het A-koor, dat daar zangtech-
nisch wel meer van te maken was ge
weest, deze B-kinderen valt kwaliteit in
het zingen niet te ontzeggen. Ook viel
een aardig bezette jongensvleugel op te
merken. Plezier heb je, als je als de vo
gels zingt „tierelier, fuut fuut, piep piep",
maar ook als je in De Wolffs frisse Voor.
jaarelied in het „Transvaals" kweelt:
..Kom, kom, kindertjies, Buite vlieg die
vlindertjies". Het Klompenmakerslied
was ons echter te snel, omdat de zorg
voor een mooie kleuring van de klinkers
er bij in het gedrang raakte.
Ernstig ging het toe in het jeugdkoor:
een Gloria van Carnassi, twee Zagwijns
en de Engelein van Alt. In het twee
stemmige Gloria, a cappela, hadden de
solostemmen het niet gemakkelijk. Het
zingen was gedisciplineerd, de verhou
dingen lagen ordelijk. Alleen waren deze
meisjes te jong om de geest van het
loflied mee in de zang te dryven.
Jeugdkoor en koor B hebben daarna
nog gezamenlijk een lied van Catherine
van Rennes vertolkt en dat klonk voor
treffelijk en weldadig vol in de klank.
Daarmee was het gedirigeerde deel ten
einde.
Een Poppenbruiloft mocht niet ont
breken, een zangspel met een stoet van
gevarieerde personages. Misschien heeft
het narrige dirigentje het meest geïm
poneerd, dat met directiegebaren, werkte
ongeveer zoals zwemvliezen van ganzen
manoeuvreren in het water. Of die kod-
deraohtige kaohelzwarte negerpop, die
iets zei van leverworst. Een geestig ge
heel
Na de lange pauze en de niet korte
verloting kwam „Het verdwaalde Prin
sesje" aan de beurt vanHerman de
ven. Een eigenzinnig weggelopen meisje,
Wolff. Een variant op een bekend gege-
belandt bij de kabouters voor een bos-
vyver in een bloedrode schemer. Koning-
kabouters wil is hier wet. Verwikkelin-
gen ontstaan, maar het wordt „eind goed
al goed".
Hier, evenals in de Poppenbruiloft, zijn
de kostuums misschien noe belangrijker
geweest dan de zang en die waren een
feest apart, te danken aan de onver
moeide zorgen van mevrouw Fabei.
De prettig beluisterbare pianopartijen
I van Ada v. d. Bent hadden de verdien
ste van bescheiden en toch altijd heldere
tekening, waardoor de zang geen ogen-
ihltflr nrovrl jtöo/VHoo/1
V.
blik werd geschaad.