He! nest in de boomgaard
Groenten uit eigen tuin
SLUTERS BEFAAMDE „MOZESPUT"
IN DROEVIGE OMGEVING
M
B1
ZATERDAG 16 MEI
PAGINA 2
Herinnering aan
grote
dagen
van
Bourgondië
Kijkjes in de Natuur
Een glas tvijn onderiveg (II)
SftES EI «OHI/Wf «IS «ISMSIOUES
(Van onze medewerker Hans Alma)
Op het binnenplein van het Paleis der hertogen" in de heerlijke
Bourgondische hoofdstad Dijon staat een standbeeld van Claus Sluter.
Een ernstige, eenvoudige man met een belijnd gezicht en met de
hamer en beitel van de beeldhouwer in de handen. Geen zelfbewust
hoogmoedig kunstenaar, doch eerder een „veredeld" ambachtsman.
Op het voetstuk van het beeld wordt Sluter de „magiër van de Bour
gondische hertogen Jan zonder Vrees en Filips de Stoute" genoemd.
In ons land is Claus Sluter voor de meesten hooguit een vage naam,
al was hij dan ook de grootste beeldhouwer, die de lage landen in
het verleden opbrachten. Dat Dijon hem eer bewijst door dat stand
beeld op het meest pittoreske en dus meest gefotografeerde hoekje
van de zo prachtige binnenstad is niet verwonderlijk. Al kwam Claus
Sluter dan uit de Nederlanden (zijn jeugd is overigens in nevelen
gehuld), het was toch Dijon dat hem de kans bood zich te ontplooien
tot een van Europa's grootste kunstenaars uit de 14e eeuw.
vriendelijke mensen, en die de tragiek,
welke toch in het lot van Sluters
„Mozesput" besloten ligt, voor me ter
zijde schoof.
Men weet van hem, dat hij in 1380
als simpel ambachtsman zijn intrede
deed in het beeldhouwersatelier van
het Bourgondische hof en dat hij er
enkele jaren later chef van werd.
Dat is vrijwel alles en daarenboven
ging nog een heel groot deel van zijn
werk verloren. Wanneer U dit in het
oog houdt, valt het misschien te ver
staan, dat ik voor mijn verblijf in
Dijon de zogeheten „Mozesput" als
doelwit koos: de schepping waarop
vandaag de dag bovenal Sluters roem
berust. Het was daartoe nodig, dat ik
het kostelijke hart van de stad met
zijn godshuizen, paleizen, middel
eeuwse straatfragmenten, restaurants
en winkels voor fijnproevers (want
Dijon heeft een gastronomische re
putatie) tijdelijk de rug toekeerde om
me naar de onaantrekkelijke weste
lijke periferie te begeven. Ik vond
daar rangeerterreinen, een drukke
verkeersweg richting Parijs, een gas
fabriek, zelfs een wolkenkrabber en zo
waar ook een eeuwenoude poort,
waarachter een andere wereld ligt.
De twee, reeds genoemde Bourgon
dische hertogen wensten een laatste
rustplaats te vinden in het nabij
Dijon gelegen Karthuizer klooster van
Champmol. Dit hield in, dat Claus
Sluter en zijn helpers er aan het werk
togen: beelden voor het portaal van
de kerk, praalgraven (nu in het mu
seum) en bovenal een grootse Calvarie
berg als beheersend monument in het
centrum van het klooster. Tijdens de
Franse revolutie werd Champmol vrij
wel van de aarde weggevaagd. De toe
gangspoort bleef over, het voorportaal
van de kerk en het draagstuk van de
Calvarieberg, dat de „Mozesput" ge
noemd zou worden.
Het bezoek aan dit laatste bewijs
stuk van Sluters genie werd een
vreemde zelfs schokkende onderne
ming voor me. Ik was namelijk on
voorbereid wat de huidige omgeving
van de „Mozesput" betreft. Zonder
moeite passeerde ik de poort en
kwam in onverwacht rustige park
achtige tuinen en tussen zware som
bere gebouwen terecht, uit de vensters
waarvan velen mij aanstaarden met
blikken, die me in verwarring brach
ten. Eerst toen ik via pijlbordjes in
een kantoortje was gekomen werd de
situatie me duidelijk: op het vroegere
kloosterterrein is tegenwoordig een ge
sticht voor geesteszieken gevestigd te
midden waarvan de „Mozesput" als
toeristische trekpleister is gehand
haafd. In het administratiegebouwtje
vroeg men een gering entreegeld en
daarna bracht een verpleegstertje me
via gangen en parkpaden naar Sluters
meesterwerk, dat daar tussen de naar
geestige kazerne-achtige gebouwen
schijnbaar verloren en verdwaald in
een ommuurde tuin ligt.
Het bovenstuk, het tafereel van de
kruisiging is vernield en verdwenen
in de kruitdamp van de revolutie,
maar de in een put staande sokkel
getuigt nog met volle kracht van het
genie van de ambachtsman uit de lage
landen. De omstandigheden zijn zeker
niet gunstig: de tragisch-bizarre sfeer
van de zielszieken, het als een misera
bele broeikas over de put heengeplaat-
ste glazen gebouwtje en het doffe vuil
gele oppervlak van de eens beschil
derde beelden. Tegen het zeskan'tige
voetstuk staan de profeten, de drama
tisch bewogen gestalten, die ieder op
eigen wijze reageren op het door hen
geweten verschiet; de komst van Gods
Zoon en zijn aangrijpend offer. Men
ondergaat de deernis van Zacharias;
de kalme trots van David; de uitdagen
de verkondiging van Daniël; de droef
heid, de verbittering van die pakkende,
door en door menselijke Jeremias; de
ernst van Jesaja en tenslotte het im
ponerend gezag van Mozes, die zo over
heerst dat het restant van de Calva
rieberg niet de „Put der profeten",
doch de .Mozesput" werd genoemd.
Wie de omgeving vergeet en zich con
centreert op deze zes bijna levensgrote
herauten Gods, voelt welk een wel
haast persoolijke kracht van hen uit
gaat, hoe psychologisch treffend ze
verdeeld zijn, welk een innerlijke rijk
dom deze schepping bezit. Deze pro
feten en die heerlijke engelfiguurtjes
onder het draagvlak van de verdwenen
kruisiging vertellen, dat Claus Sluter
een baanbreker was in de 14e eeuw,
een man die weer een zelfstandige
beeldhouwkunst schiep los van de kerk
architectuur. Met recht de magiër van
het Bourgondische hof.
Rond tien jaar (13951405) werkten
Sluter en zjjn helpers, onder wie zjjn
begaafde, uit Hattem afkomstige neef
Klaus de Werve, aan de Calvarieberg,
waarvan het geteisterde en vervuilde
restant in het centrum van de psy
chiatrische inrichting in surrealis
tisch contrast oprijst.
Een bezoek aan Champmol wekte,
ondanks Sluters meesterschap, iets
van een moeilijk te definiëren droef
heid en verwarring bjj me op. En zo
zult U wellicht kunnen aanvaarden,
dat ik eenmaal terug in die hartver
warmende binnenstad, welke naast
haar monumentaliteit toch ook een
intieme beslotenheid behouden heeft,
dc wijn koos, die me weer wat blij
heid zou schenken. Regionaal bezien
had ik Clos-Vougeot, een Vosne-Ro-
manée ,een Pommard of een andere
grote Bourgogne van de Cöte d'Or
moeten drinken, maar ik daalde, om
zeker van mijn zaak te zijn, in mijn
keuze nog wat duidelijker of tot vlak
boven Lyon waar de Beaujolais groeit.
In zijn beste verschijning een voor
schot op het zuiden, fruitig, vrolijk,
een belofte, een wijn, die je de hoop
schenkt op zon, warmte, goed eten,
INTERMEZZO IN DIJON
De vroegere Bourgondische
hoofdstad Dijon (120.000 inwo
ners) gelegen aan de grote route
naar het zuiden, was de tweede
pleisterplaats tijdens deze lente
visite aan Marianne. Een leven
dige stad met veel herinnerin
gen aan het glorieuze verleden,
met allure en geest en daaren
boven een oord voor fijnproe
vers, zowel wat de wijnen van
Bourgogne als de culinaire spe
cialiteiten betreft. In dit Dijon
werkte eens de grootste beeld
houwer, die de lage landen op
brachten, en het is aan hem,
dat deze korte impressie boven
al is gewijd. Aan Claus Sluter
en zijn formidabele „Mozesput".
De droevige Jeremias: een van de zes pro[etenfiguren
van de Mozes-put in Dijon.
De restanten van het klooster van Champmol liggen aan een grauwe wt
door
Sjouke van der Zee
„Of meneer maar es wou komen
kijken, want er zat een vogel op een
nest. In de boomgaard. Vlak bij het
huis!"
Zo ongeveer luidde de telefonische
boodschap, die eigenlijk een vriende
lijke uitnodiging was, waaraan ik al
direct vast besloten was, gevolg te
geven.
„Wat voor een vogel is het dan
„Jaaa wat voor één.... Maar
dat willen we juist van meneer we
ten!" En toen volgde een tamelijk vage
beschrijving van een bruinachtige
vogel met stippen, nogal groot en nog
meer, waar ik niet erg goed raad mee
wist.
Nu is het niet zo eenvoudig, een
goed signalement te geven van een
waargenomen vogel, en een behoorlijke
training wordt vereist, wil men van
snelle vliegers en van ongedurige heen
en weer springers een gedetailleerde
beschrijving geven, waar een ander
houvast aan heeft.
IJ VOORBEELD „wat is een grote
vogel?" Een duif, een kraai, een
meeuw? Wat is klein? Een mus,
een zwaluw of een winterkoninkje?
Het is aan te bevelen, van een dezer
bekende vogels uit te gaan, als men
wil vergelijken, maar het vermelden
van snavel en poten, als dit in de
gauwigheid mogelijk is, kan een be
langrijke steun zijn bij het determi
neren.
En laten we een heel belangrijk punt
niet vergeten: het geluid! De meeste
vogels heb ik leren kennen aan hun
roep of hun zang, omdat die gewoon
lijk zo karakterestiek zijn voer de
soorten. Wie over een normaal muzi
kaal onderscheidingsvermogen be
schikt, zal zich door het vogelgeluid
doorgaans het beste kunnen laten
leiden. Toch kan hieruit geen regel
worden opgemaakt. Hoe vaak is het
me namelijk niet overkomen, dat ik in
het vroege voorjaar meende een ture
luur te horen of een wielewaal op een
tijdstip, dat deze vogels er absoluut
nog niet konden zijn.
Keek ik dan zoekend naar de lucht,
dan werd het me al gauw duidelijk,
dat de spreeuwen, die knappe imita
tors, het me hadden geleverd. Ze
zaten in een boomtop of op de vorst
van een dak en speelden daar voor
wielewaal en tureluur.
AAR nu die uitnodiging. Op een
heldere aprilmorgen ben ik dan
maar eens op zoek gegaan naar
het bewuste adres. Op een boerenerf
werd ik zwijgend verwelkomd door een
jonge herdershond, die half uit z'n hok
lag en by wijze van groet met z'n
staart tegen het hout bonkte.
Bij een waakhond weet je nooit pre
cies, waar je aan toe bent, vooral als
hij niets zegt en maar kwispelt. Deze
jeugdige waker moest het vak echter
neg leren, zo bleek me later. In ieder
geval kon ik zijn welwillende ont
vangst- wel waarderen en heel wat
beter dan wat je in de regel op een
boerenerf ondervindt van een krank
zinnig heen en weer dansende ketting
hond. zo'n hese woesteling, waarmee je
alleen maar medelijden kunt hebben.
De deel lag er netjes bij met een
streep zon uit een hoog raam. De zoon
des huizes hanteerde de stalbezem over
de plavuizen en rondom het warme
De bezitters van een tuin zijn in
mei niet binnenshuis te houden. Er
moet zo van alles gepoot en gezaaid
worden. Zelfs de vroegste groenten
worden al volop geoogst. In het vol
le moestuintje begint dus al weer
ruimte te komen voor zomergroen
ten. Gelukkig maar, want als we
nog geen boontjes gezaaid of gelegd
hebben: het is er nu toch echt tijd
voor. Als de grond te droog is, zal
men die eerst vochtig moeten ma
ken. Snij- en spersieboontjes kun
nen gezaaid worden, doch ook dro
ge bonen moeten de grond in. De
tuinbonen groeien natuurlijk al pri
ma. Als de groei te wensen overlaat
zal men hen nu een lichte overbe
mesting moeten geven. Voor dit
doel kan men het best gebruik ma
ken van de bekende tuin- en gazon-
korrelmest.
Tuinbonen zitten al spoedig on
der de luis en als men er niets te
gen doet, gaat de groei er beslist
uit. Er zyn vele middelen, doch één
bezwaar is: men heeft geringe hoe
veelheden nodig en moet grote aan
schaffen; dan wordt het te kost
baar en laat men het maar na. Van
enkele middelen worden kleine fles
jes m de handel gebracht: Poliflor-
zomer kan men er voor gebruiken.
Maar dan een oplossing van 2%%
en besproei uw bonen er mee tegen
de avond op een droge dag. Na tien
dagen zal men dat moeten herha
len.
Augurkjes mogen nog in eigen
tuin gezaaid worden; neem de
scherpe kleine, groene soorten; die
zijn prima voor de inmaak. Augur
ken moeten wel een voedzame
grondsoort hebben en ook volop
zon. De zaadjes kunnen nu op één
meter breed bedje in drie centi
meter diepe putjes gestopt worden.
De putjes komen op een onderlin
ge afstand van zestig centimeter.
Als dan later blijkt dat de zaadjes
allemaal tot ontkieming komen,
moet men slechts één plantje laten
doorgroeien. Augurken en komkom
mers vinden het niet prettig als ze
met de ranken over de natte en
koude grond moeten kruipen. Het
is veel beter wat rijshout over de
grond te leggen; de lange ranken
kunnen er dan overheen klauteren.
Als de bloemkool zyn kooltjes
straks gaat vormen, dient u de
hartbladeren om te knikken: zon
licht, doch ook gewoon daglicht
kunnen ze niet hebben. De kooltjes
zullen anders niet mooi wit wor
den en ook niet goed gesloten zijn.
G. Kromdjjk
(Foto's Turkenburg)
Chartreuse de Champmol
PUITS OE MOÏSE
öart rf'd# CJjw»
vee: kroezig behaarde kalveren en een
jonge stier in een hoek apart, die hoor
baar hun ontbijt stonden te vermalen.
IN de boomgaard sloeg een vink. En
daar was dan 'het nest, duidelijk
zichtbaar in de dubbele gaffel van
een oude, bemoste kerseboom. Het lag
open en bloot, ongeveer manshoog van
de grond en 'toch hoog genoeg om van
onbescheiden blikken geen hinder te
ondervinden. Van de broedende vogel
waren ©en snavelpunt en een staart
zichtbaar.
Of het echter voor belangstelling Tilt
de lucht wel goed beschermd lag? Ik
moest dadelyk de.-ken aan de kraaien,
de eksters en de Vlaamse gaaien. Als
deze rabauwen zomaar in een open
éénsgezinswoning kunnen kijken,
waarin nu nog eieren liggen, maar
waar binnenkort kale nestjongen
Dus raadde ik meteen maar aan, het
nest tegen mogelijk kaïtte- of ander
bezoek te beschermen door een om
wikkeling van de stam met kippegaas
en prikkeldraad. En een flinke dot
doorn takken er doorheen gewerkt
och, dan kon het nog wel meevallen.
Gevaar voor nest verlaten, nu er al
eieren waren, bestond gelukkig niet.
Het was een geluk, dat de boom dicht
bij het huis stond: uit de keuken had
men er heel goed zicht op en kon dus
een oogje in het zeil worden gehouden.
EN wat was het nu? Hoewel ik m'n
vaste vermoeden had, was het
nog niet met zekerheid te zeg
gen, doordat de vogel muurvast op het
nest zat. Het donkere vogeloog staar
de langs de omhoog gepriemde snavel.
Een bruine vogel met stippendat
kon nog van alles worden.
De belangstelling werd hem blijk
baar toch te machtig, want.rrrt!
daar ging hij (of was het een zij?) er
vandoor. Nu snel even opnemen! Een
vogel zo groot als een spreeuw, nee!
groter, met een vlucht als van een
specht, dat wil zeggen in grote golven
de lijnen. Maar het zonlicht zat me
dwars en voor ik m'n kijker had Inge
steld, was het dier in de struiken weg
geschoten.
Dus zat er niets anders op, dan weg
te gaan en op flinke afstand af te
wachten. Dan zou de lijster (want diat
moest het wezen) wel op het nest te
rugkomen.
Voor dat wachthouden werd de keu
ken gekozen, geen slechte plaats, want
vandaar uit kon ik over de rand van
een kop dampende koffie de boom
prachtig in het oog houden. Het aar
dige van het geval was, dat per slot
van rekening de hele familie een
drachtig en geestdriftig meehielp bij
de oplossing van het vraagstuk.
DIE oplossing kwam onverwachts.
Want midden in een gezellig
babbeltje over het boerenbedrijf,
over de kippen en over het weer,
kwam de jongste telg, die met m'n
kijker had zitten exerceren, met de
uitroep: „Kijk es ddétr! Daar is de
andere!"
Warempel, daar zat een vogel, recht
op in het gras van de boomgaard. De
zon scheen op zijn grijsbruine kop en
rug en op de zeer duidelijke zwarte
vlekken van zijn borst. Het was de
grote zanglijster, ook wel de dubbele
lijster genoemd, een vogel, vroeger
zeldzaam, maar de laatste jaren reeds
veel voorkomend in ons land. Nu, de
boer mocht met deze gast in zijn bon
gerd blij zijn, want wat zouden er die
zomer een ritnaalden, emelten, enger
lingen en hoe al die wortelvernielers
ook mogen heten, uit zijn akkergrond
worden getrokken! Door de lijster!
En wat zegt de boer? Hij schuift z'n
pet naar achteren, kijkt zijn boom
gaard rond Hij weet wel, dat de lijster
zijn loon eigenmachtig uit de kerse
en de morellebomen haalt.
Dat moot hem dan maar worden
vergeven.
Voor zijn nuttige hulp enniet
het minst, terwllle van zijn prachtige
lijsterzang.
Is ook die niet veel waard?