E Li BRAZILIË Een Zoeklicht Gescheidenheid en Pinksteren GEEN LAND, MAAR EEN ONBESCHRIJFLIJK STUK PLANEET Wolkenkrabbers en kapotgebarsten hoogvlakten fantastische rijkdom en afzichtelijke armoede In rode stofwolken verrijst er een wonder: hoofdstad Brasilia Fascinerende staat WOORD VAIS BEZINNING Zaterdag 16 mei 1959 (Van onze reisredacteur, W. LBrugsma) (I) Rio de Janeiro. Brazilië is het onbeschrijf- lijkste deel van deze planeet.Op zijn 16 mil joen vierkante kilometer vindt men minder een land of een continent dan wel een wereld, misschien een universum. Tussen het blankste blank van Sao Paulo en het zwarste zwart van Bahia draaien alle kleuren, alle contrasten van een menselijke kaleidoscoop. Over de Avenida Atlantica op Rio's Copacabana zoemen witte open Cadillacs naar nachtclubs, waar air-conditioning de buitenlucht van 35 graden Celsius afkoelt, zo dat de mooiste vrouwen de duurste minkstola's om blanke schouders kunnen dragen. Zij eten kaviaar. In het noordoosten eet men daarentegen niet. Na twee jaar droogte is de aarde kapot gebarsten. Als een kwaad spook huivert de hon ger over de hoogvlaktes en drijft de „nordestinos" de dorpen in waar zij bleek en zwijgend plunde ren. In Sao Paulo, waar men de grond met energie bemest, stuiven de wolkenkrabbers de lucht in. Maar over de plateaus van de Mato Grosso sluipen wilde, naakte Indianen met pijl en boog achter de herten. mg? I l-i"* Copacabana, de magische naam van Rio's strandwijk. Dit is.de Avenida Atlantica, wolkenkrabbers in de bocht van een blauwe baai met huizenhoge witte golven (die u zonder enige moeite nek of rug kunnen breken Saudade In Rio Grande do Sul rillen de gaucho's 's nachts in hun poncho's. In Bahia glimmen dan zwarte gezichten van het zweet als de tam-tams roepen voor de „macumba", geheime rite uit Afrika, land van herkomst, waaraan Brazilië ver bonden blijft met een lange navelstreng van witte slavengeraamtes op de zeebodem. In Rio de Janeiro zelf dragen donkere vrouwen waterblikken de heuvels op, naar de „favelas" en „morros" waar men het mooiste uitzicht heeft over bloemen, palmen, witte „edificios", een blauwe baai met evenveel eilanden als het jaar dagen telt. Daar zijn ook de krotten, waar het vuilnis rot, zijn de zweren van een metropool, die. als men ze uitbrandt, vitaal even verderop een groene heuvelkant gaan aantasten. Maar op 900 kilometer afstand brengen vliegtuigen bouwmaterialen aan. Op het lege Goias-plateau verrijzen in wolken van rook en stof skeletten van staal en beton, adembenemede lijnen tegen de blauwe lucht, een stad in aanbouw. Uit die blauwe lucht ziet men haar vorm: een wiekende adelaar. De nieuwe hoofdstad: Brasilia. bij het carnaval, Rio's grootste en ge vaarlijkste feest. In drie gloeiende dagen en nachten smelten blank, kof fiebruin en zwart, miljonair en „fave- leiro", society-meisjes en armoedzaaier samen in een fornuis van sampa's, zweet, knallen, kreten, vuur. Een gi gantische vreugdestuip, een opperste menselijke extase. Op Aswoensdag komt de stad verwezen tot zichzelf en telt de slachtoffers van de pairty: een 80 doden, 4000 gewonden, 500 botsin gen, 120 branden, 20 moorden, 15 zelf moorden. Orkaan van emoties Boven de hoofdstad van nu, Rio de Janeiro, die het jasje van Parijse dmitatie-architeotuur verwisselt voor een van witte wolkenkrabbers, staat een Christus van 1200 ton op de Cor- covado-berg. Hij spreidt zijn armen 28 meter wijd en staant over de razende stad aan zijn voeten, een dolle carrou sel die geluid spuit: claxons, uitlaten, remmen, gillende trams met puilende mensen trossen, de conducteurs hangen er met hun pinken aan. Soms slaat het stemgeluid van de drie miljoen „cariooa's" erboven uit: bij een win nende goal bij de „futebol" in het grootste stadion ter wereld (175.000 plaatsen) vallen er in de orkaan van emoties twee, drie mensen van hun banken. Hartverlamming van vreugde of verdriet. Gevoelens kennen in Rio nooit grenzen, stijgen naar hun climax Tegenover de vreugde staat een ander gevoel: Brazilië's nationale de pressie, de „saudade". Zwart-Amerika heeft zyn „blues", Engeland zijn „spleen", Frankrijk zijn „cafard". Maar de Braziliaan, trots op zijn ..saudade", acht al die andere natio nale somberheidsgevoelens geringer. In de .saudade", uit Portugal gekomen, zegt de Fransman Pierre Joffroy, ligt „het gevoel van de nutteloosheid der inspanning, de nietswaardigheid van oplossingen". Ironie, heimwee, droom, honger, melancholie die energie doodt, machteloosheid jegens de ruimtes, waarin Brazilië's rijkdommen vluch ten: de energie van de Amazone-rivier loopt in zee weg. bossen versperren zichzelf de weg, thorium, beryllium, uranium, goud, diamanten, nikkel, lood. ijzererts, mangaan en tungsten liggen wel voor het oprapen, maar zó verschrikkelijk ver weg! Steenkool uit Europa is in Rio goedkoper dan die uit Brazilië zelf. Andere schatten van Brazilië verslaan zichzelf, koffie en goud gingen kapot aan overproduktie. suiker aan de afschaffing van de slavernij. Harde klappen Het gigantische moederlichaam van Brazilië kan hard terugslaan tegen begerigeu. Een eeuw terug vond men Onze Reisredacteur. W. L. Brugsma, begint vandaag aan het laatste deel van zijn repor tage van Zuid-Amerika met een reeks artikelen over de fascine rende staat, die voluit: de Ver enigde Staten van Brazilië heet. Dit gigantische land beslaat de helft van Zuid-Amerika, is gro ter dan de V.S. en na de Sovjet- Unie, China en Canada, het vierde land ter wereld. Het strekt zich uit over 38 breedte- en 39 lengtegraden. Nog meer cijfers: door Brazi lië's Amazone-rivier stroomt een vyfde van al het zoete water van de wereld!! Van alle bomen van de wereld groeit er één op de vier in de oerwouden van het Amazonegebied. Brazilië heeft 1.200 vliegvelden en airstrips en zijn luchtnet heeft een totale lengte van 90.000 kilometer. In de 20 straten, de vijf ter ritoria en het federale district (Rio de Janeiro) van deze fede rale republiek wonen nu 63 mil joen mensen. De jonge bevolking groeit zo snel, dat zij omstreeks 1980 vermoedelijk de 100 mil joen gepasseerd zal zijn!! Temidden ran zes miljoen onbevolkte kilometers verrijst de nieuwe hoofdstad Brasilia. Volgend jaar moet de kern van de stad) presiden tieel paleisparlement, regeringshotel en huizen voor 150.000 mensen) klaar zijn. Vliegtuigen voerden een groot deel van het bouwmateriaal aan voor de verwezenlijking van de grote droom van Btazil&S president, Kubttsohek DE verdeeldheid der kerken wordit niet alleen door hen, die in de kerk staan als een schuld beleden en als een pijn gevoeld, maar ook bij hen, die 'buiten haar gemeenschap leven is de steeds weerkerende vraag: waarom zoveel kerken van de ene Heer, waarom zoveel verdeeldheid bij de prediking dei- liefde? In het bijzonder wordt het tot een probleem voor hen, die niet „in de verschillen zijn opgevoed" en toch gedoopt wen. sen te worden. Voor hen, die een kerk willen kiezen, en in vele kerken wel iets vinden, dat hen boeit, maar toch geen criterium voor een definitieve keuze kun nen vinden. En de verdeelde pastores zelf staan meer dan eens machteloos om werkelijk te helpen en wegen te wijzen. De hierbij gereproduceerde tekening, afkomstig van een ge bedskaart voor de eenheid der Kerk, uitgegeven door Franse rooms-katholieken, stelt ons de onrustbarende werkelijkheid van de verdeeldheid aanschouwelijk voor. Maar daarin wordt ook een andere werkelijkheid zichtbaar: de muren der gescheidenheid reiken niet «tot aan de hemel. Het betekent voor ons dat deze muren niet in de hemel, maar wel op de aarde een hard nekkig bestaan hebben: dat de pijn der verdeeldheid door ons op deze aarde uitgehuild zal moeten worden, waar Gods licht in dit. ons bestaan steeds in een gebroken spiegel valt. Want wanneer wij de scherpe kanten van de verdeeldheid weglaten, zullen we elders ons weer des te meer ergeren aan de onver wachte gebeurtenissen in een ge meente, waarin we ons hebben laten opnemen of aan de men sen met wie we samen in één kerk zitten. Het is deze pijn en die ergernis, die ervaring van het onvolmaakte bij zichzelf en bij de ander die een christen wacht en waarin hij moe>t gaan staan, wil hij de Heer begrijpen, die zelf door de gebrokenheid van deze wereld is heengegaan en in wie .gestalte noch luister gevonden werd'' (Jes. 53). Het betekent echter ook, dat van dat ogenblik af, wdj ons niet meer bij deze verdeeldheid mo gen neerleggen, wetend dat in Christus een nieuwe werkelijk heid gegeven en groeiende is: Hij is de eenheid in en boven onze verdeeldheid. Naarmate we dichter naar Hem toegroeien, zullen we ook dichter tot elkan- „De muren der gescheidenheid reiken niet tot aan de hemel". der komen en hoe verder wij van Hem verwijderd zijn, des te hoger zullen onze muren wor den. Pinksteren is het feest van de duif, het symbool van de Heilige Geest, die ons op wil voeren ver boven onze scheidingsmuren uit tot de Heer en daarmee tot el kaar. Het is met het pinkster feest, dat een heilige storm onze aardse muren weer doet wankelen en een werkelijkheid reeds op deze aarde baan breekt, die in Christus geworden is en waaruit we nu reeds mogen le ven en moeten werken. De muren der gescheidenheid reiken niet tot aan de hemel; onze plaats binnen de muren is een voorlopige zaak en onze keu. ze is noodzakelijk, maar geldt niet voor de eeuwigheid. Want de Geest Gods brengt ons op elk Pinksterfeest in be weging en doet ons vanaf de plaats waar we ons bevinden zoeken naar onze eenheid, die Christus is. En wie nog geen plaats gevonden heeft zal zijn uitgangspunt daar moeten kie zen. waar hij voor zijn geweten het best die eenheid dient. De afbeelding bepaalt ons by de hoge scheidsmuren der ker ken, maar Pinkster is meer, want de Heilige Geest bestormt alle muren der gescheidenheid en breekt ze vanaf de hemel tot op deze aarde af: de scheiding tussen Oost en West, tussen ras sen en klassen, tussen de ene mens en de andere. Deze Geest van krachtig geloof en werkzame liefde vraagt toegang in deze wereld om alle volkeren en stammen en talen samen te brengen tot de Heer „die onze vrede is". En de diepste oorsprong en zin van dit alles vinden we in de bijbel hierin, dat de scheids muur tussen de mens en God doorbroken is. Daarmee heeft de bijbel het beste gezegd en daarmee is de heilige doorbraak van het pink sterfeest begonnen. A. J. Glaaemaker, pastoor, oud-katholieke gemeente te Leiden. in Amazonië het wonderprodukt: de rubber. Bij tienduizenden stroomden de contract-vrijwilligers toe, het oer woud slokte ze op, infecteerde hen met malaria, beri-beri, dysentrie, gele koorts. Een half miljoen doden tussen 1900 en 1910. Wat de oorspronkelijke Portugese „bandeirantes" aan India nen hadden overgelaten, werd goed deels door de rubbertappers vermoord. Maar de rubberhoofdstad Manaos groeide, bulkte van het geld. stofte zijn schoenen af met bankbiljetten, zond zijn fijne was naar Londen, bouwde een opera met 1400 plaatsen, liet een Europese troep komen waarvan tien van de achttien leden aan gele koorts stierven. Parijse demi-mondaines baadden er in champagne. Begin van de eeuw begon men aan de rubber- spoorweg. Ziektes, Indianen en arbei dersopstanden maakten een eind aan de eerste poging, die in zes jaar 8 van de 360 km klaar kreeg. In 1907 begon men weer, in drie jaar verwerkte het werkkamphospitaal 30.000 zieken, ge middeld de helft van de arbeiders stierf. In 1913 reed de eerste trein, ge blindeerd tegen indianenpijlen, trots het traject af. Het hoefde al niet meer, de Braziliaanse natuurrubber verloor in die jaren de slag tegen het plan- tageprodukt uit Malakka. Uit zijn evenwicht In de brute ruimte hebben vele in dringers zich stuk gelopen. De Portu gese kolonisators, de „bandeirantes", dronken van begeerte, die wel India nen dood konden slaan, maar afstan den konden inkorten. De Fransen, die eens een schip met zeshonderd vloe kende Papegaaien naar Parijs stuur den, de Nederlanders die in recief heb ben geheerst. Maar wat deerde de ruimte, als men ook binnen bereikbare afstanden schatten kon verdienen. Te veel zelfs, zo veel dat men keer op keer het werk uit zijn handen liet val len om zich op het nieuwe produkt, de nieuwe winst smijten. Zo is Brazilië uit zijn evenwicht gezakt: het gemakke lijke zuiden is blank en rijk, heeft de fabrieken, het vee, de miljoenensteden, de mijnen, de wegen, de treinen, het geld.. Op een zesde van de oppervlakte woont meer dan de helft van Brazilië's bevolking De rest, de Mato Grosso en Goiis met hun savannes, overstromin gen, bossen en mineralen, de „nor des te" waar de grond om regen schreeuwt, het ondoordringbaar Ama zonië, zij,n arm, leeg en gekleurd: rood, bruin en zwart. Gebieden voor toe komstdromen, die wachten op nieuwe technieken, omdat de huidige onvol doende zijnsaudade". Verlangend en somber, naijverig en machteloos staart Brazilië naar die ruimte. Er is olie gevonden en onmiddellijk rees de kreet „o petroleo en nosso (de olie is van ons), géén buitenlandse oliemaat schappijen. Maar de nationale „Petro- bas" pompt slechts een griezelig beetje uit de grond.. Moet men de Brazilia nen daar hard over vallen? Men lach te hen uit, toen zij hun staalbedrijf in Volta Redonda begonnen, nu is het het grootste van Zuid-Amerika. De Bra ziliaanse industrie zorgt voor de helft van het nationale inkomen, exporteert al. Machtige adelaar Brazilië groeit langzaam in zyn jas. Zoals het carnaval van Rio tegenstel lingen wegwist en voor drie dagen een volk smeedt, zo moet de economische ontwikkeling, de expansie naar binnen, de opvulling van „Lebensraum", dat voor de toekomst doen. Gelijk bij het carnaval zal dat niet zonder dwaas heden, ongelukken, botsingen en emo ties gaan. Brazilië la een jong land, men moet de vit het lood geslagen student, furieus nationalist, daarom niet te zee* wttadhen wanneer hj v OP DE BOEKENMARKT Niet of nauwelijks experimenteel H. W. J. M. Keuls. „Valscherm". J. M. Meulenhoff, Amsterdam 1958. De verzen in de nieuwe bundel van onze oudste levende dichter, Keuls, geven blijk van een verandering in de instelling van deze dichter ten op zichte van zijn speciale problemen. Keuls was vroeger voor mij een dich ter bij wie de persoonlijke toets voort kwam uit het feit, dat hij in zijn gedichten een terrein bestreek tussen denken en weten in. Zijn verzen waren de neerslag van het proces, dat zijn levenshouding onderging zelf, niet van een oplossing. Dit tussenterrein was Keuls' zeer eigen gebied. Dat hij zich daarmee bezighield, is waarschijnlijk ook de reden waarom de jonge experi mentelen hem bewonderen. Want ook zij zijn meer gespitst op de weg dan op het doel. In de bundel met de zeer moderne titel „Valscherm", is Keuls positiever geworden. Dit heeft m i. tot gevolg, dat hij zich meer toont dan wat hij in wezen eveneens is. een dichter beho rende tot de generatie van '10. Over eenkomsten met Bloem treden duide lijker aan het licht. Men legge b.v. Keuls' vers „Wij stromen vol, wij stro men leeg" eens naast Bloems .Ademen" uit Media Vita. Al lezende ontkomt men ook minder gemakkelijk aan de dreun van de gemakkelijke rijmen en geoefend als wij zijn door de nieuwe poëzie doen uitdrukkingen zoals „de grote wereld" of „Het kind gaat spar telen" wat al te zeer gebruikt aan. Om deze redenen was de zoekende Keuls mij liever dan die van het „Val scherm". Catharina Kortebos. „Teken van het Leven". Querido Amsterdam 1958. Catharina Kortebos is een dichteres naar mijn hart. Daarmee wil ik niet zeggen, dat ik iedere regel van haar bewonder, maar wel dat er uit haar werk een persoonlykheid in de ware zin van het woord te voorschijn treedt, die mij geboeid houdt. Deze dichteres schrijft haar verzen op de .millime ters" dunne scheiding tussen de reali teit een gesprek <blz. 16), myn vader (blz. 13», een kind enige malen en haar dichterlijke werkelijkheid, die als het ware slechts door een „vensterglas" uit elkaar liggen. In „Dunner dan vingertoppen", een van de mooiste verzen uit deze bundel, komt dit dubbelbeeld van de scheiding duidelijk tot uiting, terwijl het tevens een haarscherpe verwoording is van angst en oeroude paniek Een zeer rake emanatie van de lente in de stad zo als een modern mens die kan ervaren, heet „Lied van de Waslijnen". Het heeft ondanks zijn gewaagde variant op een veel voorkomende dagbladreclame zelfs deze haalt het nog net iets stralend de mystiek verkondigt van de „marcha para o oeste", de mars naar het lege w-sten. Twee miljard gulden voor een hocgst onpraktische gloed nieuwe hoofdstad in de leegte mag een dolle gril, of op z'n minst een dwaas forceren van het tempo lijken, maar onder da stofwolken strekt een mach tige adelaar zijn wieken Brasilia! authentiek onvergetelijks. Catharina Kortebos blijkt in deze bundel een zeer oorspronkelijke dichteres te zyn die een eigen gebied in het dichterlijk bestaan heeft gevonden en dat in haar verzen waar weet te maken. Zij hoede zich alleen voor invloeden van Hans Lodei- zen en voor een te snel weglaten van leestekens. Deze laatste zijn heus maar tijdelijk uit de mode. Willem Brandt. „Hart van Jade". Querido Amsterdam 1959. De Chinese poëzie heeft voor de Europese lezer steeds weer de betove ring, die voortkomt uit dit zeggen van eeuwigheidswaarden met bijna geen woorden, zonder beeldspraak en zonder gevoelsuitbarstingen. Wat deze heel oude verzen uitdrukken zij zyn ont staan tussen 700 en de negentiende eeuw in hun stille opsomming van gebeurtenissen, is vandaag nog precies even geldig als toen die verzen ge schreven werden. Wij kunnen dus blij zijn, dat de dichter Willem Brandt ons een handvol „Herdichtingen van Chinese lyrische Poëzie" in het Neder lands aanbiedt. Al zijn deze verzen ook vertalingen van vertalingen, zij waren bij Willem Brandt in goede handen. Hij heeft er zich kennelijk op toege legd om de onverwoestbare kern van deze poëzie zoveel mogelijk in Neder lands equivalent te laten spreken. Hij heeft getracht die merkwaardige con staterende regels die desondanks klin ken, gevuld te laten van die weemoed of van die weemoedige vreugde, die in geen enkele andere poëzie op deze wijze te vinden is. Herman van den Bergh. „Ver standhouding met de Vyand". Querido Amsterdam 1958. Herman van den Bergh, die door zyn tijd- en strijdgenoot Marsman eens „de veelzijdigste van ons allen' 'is genoemd, is na jarenlang zwijgen opnieuw tot dichten gekomen. In de heruitgave van zyn jeugdwerk (Stols 1954) geeft hij de verklaring in een woord vooraf. Hij zegt daarin, dat zijn zwijgen ontstaan is, omdat hij zich niet wenste te her halen en vooral ook niet onder zijn eigen maat wilde blyven. Uit de twee bundels, die kort na elkaar verschenen zijn: „Kansen op een Wrak" (1957) en dit „Verstandhouding met de Vijand blijkt dat de dichter deze vrees niet langer behoeft te koesteren. Deze ver zen zijn stellig op het plan van „De Boog" en „De Spiegel" en zij verschil len van die jeugdverzen in zoverre, dat hier een sterke, volwassen, ervaren mens aan het woord is, wiens verwor venheden echter stellig geen eindsta dium betekenen. Verstandhouding met de vijand. Dood daarvan spre ken deze verzen inderdaad. Echter zonder de angst, wel echter van het krachtige bewuste weten van de on herroepelijke aanwezigheid van de vijand. „Waakzaam zijn" is ongetwij feld een van de beste „kansen op een wrak", vooral als men de overtuiging heeft dat: „Oorlogen ontucht kerkers motoren/kunnen 't lichaam bryzelen, zij kunnen niet/het hart breken dat liefde tot leven bedwelmt/en dat een druppel onder uit de schaal bekoort/". Een merkwaardig beeld van de mo derne jonge mens wordt opgeroepen in het gedicht, dat „Hier is de Stille Jongen" heet. Ik veronderstel dat het geïnspireerd is op Graham Green- s roman „The Quiet American". De ver zen van Herman van den Bergh ken merken zich door een bijzondere klare volheid, een warmte van geest en een soms welhaast stralende helderheid. CLARA EGGINK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 13