Een Zoeklicht r Zaterdag 18 april 1959 land van maarschalken en mestiezen .J 'PARAGUAYjlUj Oorlogen en isolement schiepen 'n tragisch paradijs ,pi,ar Wi U'i Staatdie mensen nodig had verslond zijn eigen zonen WOORD VAIS BEZINNING Jozua, Niemöller en liet komende Rijk V- OP DE BOEKENMARKT S in/iou (r, BRA; BRAZILIË ConcepcionV (Van onze reisredacteur W. L. Brugsma) I Asuncion De hitte van het middaguur heelt een sluier van blauwe damp over de wijde, luie Paraguay-rivier gehangen en een nevel van fijn, rood stof in de straten, waar witte huisjes dutten in bedden van bloe men. In het slordige centrum van de stad rammelen volgeladen autobus sen over de keien en oude, rode trams zwaaien als dronkemannen over de rails. Jonge soldaten in verschoten uniformen van groen katoen zoeken de schaduw voor het witte gouvernementspaleisje maar hun vingers blijven dicht bij de trekkers, want dit is een land van bliksem- opstanden! Langs de winkels in de Calle Palma drentelen verbaasde Indianen, vuilbruin met sluik, zwart haar tot op de schouders en tapte- melk-ogen van het trachoom. Er lopen ook kleine schoolmeisjes met witte mouwschorten en ernstige, bruine ogen, die een kruis slaan als zij langs de kathedraal gaan in deze stad, die ,Memélvaart" heet. Een vrien delijkemaar vermoeide stad in een verarmd land, die iedere dag met berusting opstaat, een brave poging tot werken doet en dan in de hittè van de middag indommelt en dromend met haar enige bezit speelt: het verleden. ASUNCION ^araguatey yillarnca 1 .oCaazapa iRGEN-l I 'A TIME U Als in het siesta-uur de burgers in hun bedden liggen en de armen in de stoffige schaduw slapen, is Asuncion alleen met zijn hete straten, die naar generaals en dagen van strijd genoemd zijn En in die lege straten staan de standbeelden van Paraguay's dictators: de nationalistische maniak Francia; de hoogmoedige maarschalk Solano Lopez, die een krankzinnige oorlog te_ gen Brazilië, Uruguay en Argentinië voerde, waarin bijna de hele mannelijke bevolking van Paraguay zich dood vodhit; zijn mooie,, Ierse maitresse, madama Elisa Lynch, die de maar schalk met haar eigen handen in Para guay's rode aarde begroef; generaal Estigarribia, de held van de oorlog te gen Bolivia in de groene hel van de Ohaoo. En tussen die standbeelden hangt een portret: een vierkant gezicht met een blonde snor, generaal Alfredo •troessenr, Paraguay's dictator van vandaag. Paraguay, waar de steden, Asuncion (Hemelvaart), Ooncepcion (Geboorte) en Encamacion (Vleeswording) heten, waar de armen slapen in de schaduw van standbeelden en kathedralen, is een land van God en van „la dignidad militair", de militaire waardigheid. Op iedere markt is een kleine kapel met het opschrift „viva Jesus". „Godsstaat" der Jezuïeten Vierhonderd jaar geleden bouwden de Jezuïeten hier een .godsstaat", waarin zij de Guarani - India ne n a ch it er een hoog geheven heiligenbeeld zin gend en biddend naar de akkers leid den. De Indianen die aan hun goede god Tupang en aan een hiernamaals geloofden, hadden met het christen dom geen moeite. De Spaanse koloni sators, die integratie nastreefden, had den dat met de Indiaanse vrouwen evenmin. In het itestament van een Spaanse gouverneur stond: ik zeg, verklaar en beken, dat ik in deze provincie heb, en dat God mij geschon ken heeft, de volgende kinderen. Diego, Antonio Enginehra van mijn dienst maagd Maria, Ysabel van mijn dienst maagd Agueda, Ursula van mijn dienst maagd Leonor, Martin van mijn dienstmaagd Scolastioa, Ana van mijn dienstmaagd Marina en Maria van Beatriz, dienstmaagd van mijn vriend Diego de Villalpando." Zo ontstond uit Spaanse overheer sers en Guarani-vrouwen dit mestie zen volk, Bruine, sobere, taaie mannen, vrouwen met trotse rechte ruggen en lange, zwarte vlechten, meestal vrien delijk, gastvrij en goedlachs, soms hard, onberekenbaar en wreed. Zij spreken twee talen. Zo gauw er hartstocht aan te pas komt, vervallen zij van het Spaans in het Indiaanse Guarani. Guarani betekent „krijger". Die naam is eerlijk verdiend. Spaans bezig-zijn- met-de-dood, Indiaanse vechtlust-, een geloof zonder twijfel, ziedaar de ach tergrond van hun levenshouding. Para- guayaanse soldaten vechten niet voor niets tot het einde. En de maagd Maria heeft de maarschalksrang in het leger van Paraguay. Haar beeld, om hangen met de rood-wit-blauwe natio nale kleuren, wordt eens per jaar in een militaire processie door de stra ten gedragen. Het tragisch verleden en het nieuwe heden Paraguay's tragisch verleden hangt voelbaar in de lucht, laat zich van alle trotse gezichten aflezen. Die tragiek heeft zijn grandioze kanten: veldsla gen, gewonnen itegen tweevoudige meerderheden, verforen tegen taenvou_ doge; burgeroorlogen zonder pardon, waarin haat en dood deugden en com promissen schande waren, de armoede was een prijs die vrijwillig werd be taald voor de trots. Maar in de wereld van vandaag zijn dat deugden die verbleken. Laat ont wakend uit zijn isolement, zich ver baasd de ogen uitwrijvend, ziet Para guay een wereld om zich heen waarin naties slag moeten leveren op ander terrein: 'handelsbalansen, ontwikkeling van energiebronnen, irrigatie industria lisatie, transport, uitvoer. Voor een land inet een traditie van isolement, militarisme en onverzoenlijke binnen lands-politieke tegenstellingen is dat een moeilijke en onaantrekkelijke op gave. Voor een militaire held kan men een mooi standbeeld zetten, voor de landbouwkundige die de cjtruscultuur verbetert, niet! Met de politieke oppo sitie kan men woest burgeroorlog voe ren, maar constructief en redelijk sa men werken' met de man, die gisteren zijn geweer op U leegschoot, valt niet mee. Een beetje verbijsterd Zo kijkt Paraguay een beetje ver wezen uit naar de moderne problemen, dit het bestormen. Het staat naar de Ohaoo, waar het zó hard voor gevoch ten heeft, onherbergzame vlakte waar de aardolie zich onder haast ondoor dringbare kwarts-lagen verbergt, vij andige vlakte, die om beurten onder water staat en uitdroogt en twee derde van het land beslaat. Het kijkt verbijs terd naar het resterende deel aan de andere kant van de Paraguay-rivier, dat, tegenover de groene hel van de Ohaoo, het aardse paradijs lijkt. Gene raties reizigers hebben het zo beschre ven. Voltaire stuurde hier zijn Candide heen. Golvend groene heuvels, rijke bo men die schaduw aan het vee geven, kabbelende beekjes, zingende, kleurige vogels: vruchtbaar, lachend land. Maar de opbrengst die het schenkt, moet eerst duizend mijl over de rivier naar Buenos Aires. Transportkosten doden de verfcoopskansenManhaftig zijn zucht naar isolement inslikkend, heeft Paraguay buitenlandse investe ringen gevraagd. Maar wie investeert in een land, dat met zijn anderhalf miljoen inwoners, waarvan het over grote op blote voeten loopt en leeft van wat het eigen akkertje geeft, geen binnenlandse markt biedt? En waar de regerende Coloradopartij en de liberale oppositie, bij gebrek aan parlementair speelterrein, als grommende honden tegenover elkaar staan? Arm, maar lief Arm Paraguay, tragisch paradijs! Rijk land dat mensen nodig heeft om zijn schatten te ontginnen, arm land dat zijn zonen heeft verslonden. Koe le ochtenden, die energie wekken om nieuw te beginnen, hete middagen die slaap en berusting geven wanneer men zich aan oude en nieuwe obstakels heeft gestoten. Er zijn gelukkig nog de avonden: 'het Zuiderkruis aan een flu welen hemel, de geur van duizend bloemen, het donker dat de standbeel den en stenen littekens 'bedekt. Uit dat donker komt altijd het geluid van een harp en drie gitaren een stem begeleidend, die „Guarania's'' zingt, de kleine dansende liedjes, die Paraguay's ziel en troost zijn. Een meisje danst erbij op blote voeten, een dikke zwarte vlecht valt lang haar rechte rug, de ander voor over haar dunne, wit-lin- nen blouse. Zij is een „muchacha bo- nita" een mooi meisje, en zij weet het. Er groeien vruchten aan de bomen, er komt wijn uit de druiven en niemand heeft honger. En zo is Paraguay een lief land! D* oude godsstaat van da Jezuïten-missies beleeft zijn geloof nog aH$d even hevigt op iedere markt is er een kapelletje Dit is het eerste van drie arti. kelen van onze reisredacteur de heer W. L. Brugsma, over Para guay, een land da,t tienmaal zo groot is als Nederland, maar slechts anderhalf miljoen inwo ners heeft! Een half miljoen Paraguayanen woont buiten hun land. Dat zijn politieke ballingen en gewone emigranten, want Paraguay is een arm land. Dit komt vooral, omdat het, inge sloten tussen Brazilië, Argentinië en Bolivia geen eigen uitgang naar zee heeft. Het komt ook door de verwoestende oorlogen en burgeroorlogen, die er gevoerd zijn. De hoofdstad Asuncion (280.000 inwoners) was eens de belangrijkste basis van de Spaanse kolonisatie in Zuid- Amerika! Het is sinds zijn onaf hankelijkheid steeds verder te ruggevallen, mede omdat dicta tors veelal het geografisch isole ment nog versterkten door de grenzen te sluiten. Paraguay is thans nog een van de weinige Latijns-Amerikaanse landen die dictatoriaal worden geregeerd. De andere zijn: Nicaragua (So_ mosaj qn fleDominicaanse repu- büeli WmylBo). TOEN ik een kind was vond ik in het bekende verhaal van de joden, die onder leiding van Jozua zeven dagen om Jericho lie pen, altijd het verwonderlijkste dat die stadsmuur vanzelf is ingestort. Later heb ik begrepen, dat dat toch niet het wonderlijkste was. Zo iets kwam meer voor in die dagen, de constructie van zo'n muur was niet zo best. Het wonderlijkste in het verhaal is, dat die joden het heb ben gedaan. Ze hebben zich laten uitlachen door de soldaten van Je richo, die ze stellig voor gek heb ben verklaard. Ze moeten dunkt me, iedere dag hun twijfel hebben weggedrukt. Ze deden het omdat Jozua zei: God wil het zo. Als eeuwen later de man, die de He- breënbrief schrijft, over dit verhaal zit na te denken, dan zegt hij: dat was nu geloof. Nu denk ik aan een andere „muur". Men noemt die muur „het ijzeren gordijn". Toen ds. Niemöller, nu alweer verscheidene jaren geleden, naar dat geloof telkens niet op konden brengen. Maar Jozua riep ze tot het geloof. Zo roepen al die mensen in de bijbel ons tot dit geloof. Wat de wereld in deze kritieke jaren nodig heeft ik zeg het met eerbied: Wat God in deze kritieke jaren voor de wereld nodig heeft, dat zijn in de kerken van alle landen men sen, mannen en vrouwen, ook jonge mannen en jonge vrouwen, die overal in de wereld de muren wel zien, de muren van rassendiscrimi natie, de politieke muren, die tot een oorlog schijnen te voeren, de muren van wantrouwen en van eigenbelang, die er misschien vaak bang door worden, maar die toch sten is geweest, die eiste dat meti op zou houden met het zwaard de muur van de Islam te bestormen, maar met het Evangelie daarheen zou gaan, en de heilige Thomas. Willibrord en Bonifatius, die uit Engeland naar ons land kwamen, waar de muur was van het oud- Germaanse heidendom. Luther liep er in en Calvijn. Ze zagen bressen vallen in de muur van de machtige Roomse Kerk. Carey liep er in, de eenvoudige schoenmaker in Enge land, die dominee werd en het Evangelie naar India bracht. Kruyt liep er in en Adriani, die zeventien jaar geduldig wachtten tot de mu ren vielen op Midden-Celebes. Nommensen liep in die stoet, de Duitse zendeling, die zoals hij zelf eens zei, met Gods Woord rekende als met getallen, en die de apostel der Bataks werd. Dat zijn zo maar enkelen wier namen bekend zijn geworden in de geschiedenis van het Rijk. Maar achter en om die enkelen zijn de tien- en honderdduizenden, die naamloos bleven, maar die op hun Moskou ging, deed hij dat omdat hij geloofde, dat Gods macht ook sterker is dan deze muur en dat Hij hem, als wij maar geloven, op Zijn tijd om zal stoten. Dat is gekken werk, hebben toen miljoenen men sen gezegd. Hij is zelf een commu nist, zeiden miljoenen anderen. Maar Niemöller was geen com munist en hij was ook niet gek ge worden. Hij vroeg alleen, zoals Jo zua in zijn dagen het aan de Is raëlieten vroeg, om niet te versa gen, maar te geloven in de macht van de Heer, die de God is niet slechts van het Westen, maar ook van het Oosten en die Zijn macht openbaren zal. Van Hem is im mers het Rijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Gelooft U dat? En gelooft U dan ook, dat God die muur eens om zal stoten? Ik kan het best begrijpen als U nu zegt: ik zou het wel wil len geloven, maar ik moet eerlijk bekennen, ik breng dat niet op. Ik vermoed, dat er in de dagen van Jozua ook heel wat geweest zijn, die telkens weer geloven, dat Gods be loften sterker zijn, die daarop ver trouwen, die daarom werken voor Zijn Rijk. Zulke mensen zijn er in alle vol ken, want de Kerk van Jezus Christus is thans wereldwijd. Door het geloof van die mensen vallen op Gods tijd de muren. Wilt U ook niet zo'n mens zijn, die dat gelooft? Luister dan naar de mensen in de bijbel, zij roepen U. Als U luistert en gelooft, dan bent U er ook één van die grote stoet, die langs al die muren in deze we reld, trekt naar het Rijk in het ge loof, dat eens elke muur, die nog haar duizendtallen van een scheidt, zal vallen. Paulus liep eens in die stoet. Hij zag de muren vallen in het mach tige Romeinse rijk. Augustinus liep er in en Ambrosius, de heilige Fransiscus, van wie de mensen we ten te vertellen, dat hij voor de vo geltjes preekte en van wien ze ver geten zijn, dat hij één van de eer- wijze, gelovend en biddend, mee hebben gestreden met de strijders aan de fronten. Ze zagen in hun dagen de machtige muren zoals wij die ook in deze eeuw voor ogen zien. maar ze zagen ze in het licht van Gods komende Rijk en ze geloof den, dat Gods macht veel sterker is. Hoe sterk Hij is werd op Pasen openbaar toen Hij een bres stootte zelfs in de machtige muur van de dood. Nog eenmaal zal Zijn macht zich heerlijk openbaren. Dan wordt Zijn heilwoord aan de einden der aarde vernomen, Dan klinkt alomme het Med van Zijn juichende vromen, Dan ruist het koor Jubelend de hemelen door: Vader, Uw Rijk is gekomen! Langs alle muren, die er in deze wereld zijn, is de stoet der pelgrims op weg naar dat Rijk. P. J. MACKAAY Zendingeseoretaris Ned. Herv. Kerk, Oegstgeest. Camilo José Cela. De Windmolen. W. Gaade. Den Haag, 1958. Camilo José is een in 1916 geboren Spaanse dichter, essayist en roman schrijver van buitengewone vrucht baarheid. Hij heeft veel gereisd, o.a. in Nederland en Engeland, en rechten gestudeerd. Zijn eerste roman is ver schenen in 1942 en is behalve in het Nederlands in vele andere talen ver taald. De Windmolen is zonder twijfel een interessant en sterk boek. Cela deinst niet terug voor de krasse toon en het krasse woord. Wat hij wenst te be schrijven is de ellende van het leven van de mens in de gemeenschap. Van be-schrijven kan men eigenlijk niet spreken, want deze roman bestaat grotendeels uit dialogen. Gesprekken tussen de verschillende dorpsbewoners in hun dagelijkse levensgang, waaruit hun boosaardigheid, hun wreedheid, him jaloezie en hun leugenachtigheid duidelijk tevoorschijn springen. Van het dorp waar deze groep mensen in woont, zegt Asterio, de veearts i Jiet is als een windmolen, die alles fijn- maalt: de vier windhoeken en de vermogens van de ziel, mannen en vrouwen, de noten van de muziek en de rivieren van het land, de zachte meloenen van de droge grond en de geurige bloem van de tijm, de vijan den van de ziel, de drie goddelijke deugden, de tarwe, de haver, de rogge en de mais.". Een broeinest van kwade trouw en platvloersheid is dit dorp. Het is evenwel duidelijk, dat het niet Cela's bedoeling is geweest om een kwalijk riekend verhaal te vertel len. Zijn doel, dat is duidelijk, Is om via dit operatieproces te komen tot zuivering. Zoals vele Jonge prozaïsten Paraguay heeft een ryhe jolkiorei de bekoorlijke yuacani-muaiek en KW Moo»<pt»eo#*sdansen. baseert hij zijn levensbeschouwing op de existentiële filosofie, die immers het met verbetenheid zich vastbijten in wat angst en ellende baart, ziet als de enige mogelijkheid tot verhel dering. Een zekere stugge humor gaat hier samen met een keiharde onthul lingsdrift. De roman is voorzien van een in leiding van de hand van de vertaler, de hispanoloog G. J, Geers. B. Roest Crollius. Vertrouwelijke vertellingen. A. A. M. Stols, 'i-Gravenhafe i.J. Na zijn kort geleden verschenen Mensen zijn geen Goden, een roman, die de lezers verrast moet hebben door het mengsel van onheil en geest waarmee de schrijver de ondergang van het dorp Viemenheim schilderde, verheugt Roest Crollius deze lezers ten tweede male met Vertrouwelijke Vertellingen. De titel is niet lichtvaardig gekozen dat is duidelijk. Wat de schrijver te voorschijn roept in zijn figuren zijn hun innigste roerselen, of liever de handelingen, die daaruit voortkomen. Het thema van de eerste groep is dan ook steeds de innerlijke eenzaamheid van de mens en de merkwaardige po gingen die hij soms ondernemen kan als het hem te benauwd wordt. Uit eenzaamheid laat Peetersma zijn gla zen komen. Uit eenzaamheid komt het conflict van de pianoleraar voort. Uit eenzaamheid koopt Jagersma zijn eindeloze reeks boeketten en uit een zaamheid komen de vreemdsoortige handelingen voort van de ambtenaren uit De Kater van Haap. Het lijkt als of de mens tot geen normaal contact met zijn medemensen meer instaat is. Zij boezemen hem angst in in hun onbegrijpelijkheid en wantrouwend- heid en zelfs gezamenlijk opgesloten Badplaatsgeneugten zit ieder gepanserd in zijn eigen vrezen. Op vallend is dat Roest Crollius deze tragiek zo weinig tragisch voordraagt. Het element van de dwaasheid laat hij bevrijdend werken want hij beziet zijn vreemde wezens met een glim lach, die echter de ontroering niet uitsluit. Los van de eerste staan de Vijf verhalen van mijn vriend Sornero. Het zijn z.g. kaderverhalen. Geschie denissen verteld door èèn persoon, de advocaat Sornero. Deze figuur schijnt een bijzondere aantrekkingskracht te hebben voor het bovennatuurlijke dat soms een zeer lugubere vorm aan neemt. De eerste drie van deze groep zijn uitstekend geschreven griezel verhalen. „Een briefwisseling" treft wel en de Romance in Scheveningen is een luchtig maar daarom niet min der raak ironietje. Alles bij elkaar een boek vol geest en mensenkennis, helder en uiterst suggestief geschre ven. David de Jong. Een Burgerkoning. Uitgeverij Contact. Amsterdam. Derde druk 1959. Deze roman van een Amsterdamse diplomaat uit de gouden eeuw be leeft wel terecht zijn derde druk. In de geschiedenis van Coenraad van Beuningen heeft David de Jong zich heel wat krachtiger verdiept dan in zyn beschrijving van Rembrandt. Zo wel het beschrijvende gedeelte steden, huizen, hoven als de gestalte van de burgemeester-diplomaat Van Beuningen hebben vaart en kleurig leven. Psychologisch zeer aanvaard baar en boeiend zijn de talrijke ge sprekken in binnen- en buitenland, de intriges en de eigenzinnigheden van de Amsterdamse regenten. Het is luidelijk dat David de Jong dit soort ïensen innig goed begrepen heeft. iVat zwak doet de episode in Zweden aan, maar daar tegenover staat de werkelijk grandioze beschrijving van de moord op de De Witten. Een zeer knap en geïnspireerd boek. CLARA EGOINK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 13