„IJsselvliedt" TUSSENTIJD zeemanshuis C J bij WEZEP is haar HOLLANDS HUES Veertig gerepatrieerde Vrouwen kunnen er best aarden WOORD VAN BEZINNING CHARLES DICKENS inspireerde tot stichting van hoofdstedelijk Vreemdsoortige internationale clientèle Koken met Joke „We smullen van de erwtensoep" (Van een bijzondere medewerker) Schaar en lijmpot, kleurpotloden en papier nemen in het leven van mej. J. van Suchtelen („ze noemen me Jos") een belangrijke plaats in. Dat begon al in 1920 of daaromtrent, toen ze in het verre Bandoeng als fröbelonderwijzeres in dienst trad. Knutselen met haar leerlingen, dat was een bezigheid die haar wel lag. Haar pupillen van toen en later zijn nu al grote mensen geworden, die zij jnede door de verwikkelingen die zich in haar geboorteland voltrokken en ook iaar lot uiteindelijk bepaalden uit het oog heeft verloren. Maar het knutse len is zij trouw gebleven. Al vele dagen is zij urenlang in het huis dat in Hol land staat en dat zij deelt met haar 78-jarige moeder en nog 38 andere dames, bezig met het maken van de paashazen die zondagochtend de tafels sierden in de eetkamer van dat huis. Ja, de medebewoonsters wisten allang, dat Jos weer was onderhanden had. Ze hadden haar grote rollen gekleurd papier zien dragen. En als de lijmpot en de schaar nergens waren te vinden, zoek er dan maar niet langer naar Jos had ze in haar bezit en stond ze slechts met tegenzin af, heel even maar, want anders kwam ze niet op tijd klaar. „En tussen die bedrij vigheid door moet ik nog twee kaarten tekenen voor twee jarigen, want iedereen in het huis die jarig is krijgt van mij een kaart", zegt mej. Van Suchtelen, terwijl ze een plaatsje op de tafel vrij maakt om daar paashaas nummer zoveel, die zojuist gereed is gekomen, neer te zetten. Veertig hazen, van geel papier, compleet met mandje, waarin straks de eieren worden gestopt veertig hazen, één voor iedere bewoonster van huize „IJsselvliedt" in Wezep, dat sinds vorig jaar mei dienst doet als tehuis voor alleenstaande, uit Indonesië gerepa trieerde dames. Indonesië en dat betekent wel een voordeel by de positie die ik thans bekleed"), zegt dit: „Het gaat hier uitstekend, de mensen hebben zich over het algemeen goed weten aan te passen aan de omstandigheden. En ge leidelijk zal dat nog wel beter wor den". „Ik voel me hier gelukkig en ben erg dankbaar", zegt Jos uit de grond van haar hart. En haar moeder, die de Nederlandse taal nog niet zo goed machtig is, beaamt dat met een knik. Ja, ze voelen zich in Wezep, waar niets doet denken aan het tropenland, dat ze noodgedwongen moesten ver laten, gelukkig, al die veertig vrou wen, wier leeftijd varieert van 54 tot 84 jaar. Uit de gesprekken komt dat duidelijk naar voren. Er heerst in „IJsselvliedt" een prettige sfeer. Na tuurlijk, er zijn wel eens wensen die niet vervuld kunnen worden, maar niemand die daar lang over blijft pie keren. En misschien dat er ook wel eens heimwee is naar de oude ver trouwde omgeving in het verre Indo nesië, vooral op de dagen dat de klamme mist huize „IJsselvliedt" om hult of een miezerige regen tegen de ruiten tikt, maar als de dames zien met welke zorg zij worden omringd en zodra de zon weer door de wolken breekt, is alles weer anders. Ik verveel me nooit Mej. J. Kroeze, de directrice van het tehuis (,ik was enkele jaren werkzaam in een militair hospitaal in Dagenlang was mej. J. van Suchte len (links) bezig met het maken van de paasstukjes. Zij werd daar bij geholpen door haar moeder (midden) en mej. C. Labio. En dat Hollandse eterx? „Nou, dat smaakt ons best. Erwten- en bruine bonensoep, om van te smuullen. Dat we niet elke dag rijst krijgen vind ik helemaal niet erg. En dan moet u dit niet vergeten: in Indië aten we ook wel aardappels en brood. Elke dag rijst, ach dat is helemaal niet zo goed, zeker niet als je al wat ouder begint te worden", zegt mevrouw J. A. Felix (63), die evenals haar kamergenote afkomstig is uit Soerabaja. „Maar wist u dat we tweemaal per week rijsttafel krijgen, die wordt verzorgd door één van de dames, die in Indonesië een pension had en dus het koken wel heel goed gewend is", voegt zij er nog aan toe. ledereen groet ons In Holland kunnen zij dus best aar den. „Ik heb altijd al naar Holland verlangd, ik had er veel over gelezen toen ik nog in Bandoeng woonde. De IN de tijd tussen Pasen en Pink steren hebben de dominees altijd moeite met hun preek. Ze zoeken hun stof in die verhaten, die ventel len hoe de discipelen van Jezus her haaldelijk de Opgestane hebben ontmoet. Ma air het is niet gemak kelijk om er over te preken want het is moeilijk om zich. in te den ken wa<t er in die weken in de har ten van die mensen is omgegaan. Zo veel wordt wel duidelijk, dat elk van d'ie ontmoetingen het karakter van een afscheid droeg. Het was een echte tussen-tijd, een interim: het oude was voorbijgegaan en het nieuwewas nog niet gekomen. Toch komen er hier en daar in die verhalen, die ons over die tussentijd zijn overgeleverd, enkele gegevens over het doen en laten van die discipelen naar voren, die waard zijn even erbij stil te staan. Ik denk aan dat bekende verhaal, waarin wordt verteld, dat de Opgestane zich aan hen openbaarde toen ze op aansporing van Petrus hun oude handwerk weer hadden opgenomen en waren gaan vissen. Ze hadden zo het een en ander meegemaakt! Eerst de dood van hun Heer op wie ze ai hun verwachtingen had den gevestigd. Toen die paasmor- gen, die hen daar zijn alle bij- belschrijvers het overeens ver schrikt heeft en verbijsterd'. En dan een enkele maal een ontmoe ting met Hem, die ze hadden zien sterven aan een kruis. Me drinkt er was alle aanleiding voor deze men sen om zioh in de eenzaamheid terug te trekken en te gaan medi teren. Wat betekende dat alles wat ze hadden meegemaakt? Maar blijkbaar zijn die mensen niet gaan mediteren, maar gaan vissen. Er zijn mensen die zeggen, dat ze dat in arrenmoede hebben gedaan; dat ze blijkbaar Jezus en alles wat ze van Hem hadden ver wacht hadden afgeschreven. Ik geloof dat niet; ik kan me niet voorstellen, dat ze zo spoedig na Pasen reeds Jezus en alles wat ze met Hem hadden meegemaakt, uit hun leven hadden weggedaan. Met dat alles in gedachten zijn ze dood. gewoon aan het werk gegaan! En dit in alle ernst: na een gehele nacht gevist en niets gevangen te hebben, nemen ze de moeite het nog eens te proberen als in de vroege morgen een onbekende man op de oever hun de raad geeft het net aan de andere zijde van het schip uit te werpen. Hun vissen was geen tijdverdrijf, maar harde arbeid. Ze mogen dan rondom Pasen van alles hebben meegemaakt, nu ging het hun om de vissen „Tussentijd'" schreef ik hierboven. Het oude was voorbijgegaan, het nieuwe, dat niet Pinksteren een aanvang nam, was nog niet geko men. Is er niet een parallel tussen die tijd der discipelen van Pasen tot Pinksteren en de tijd waarin waj leven, die immers ook tussentijd is? Achter ons Goede Vrijdag en Pasen, de kruisiging en de opstanding van de Heer. Vóór ons dat. waarnaar alle christenen uitzien, wanneer zij bidden: Uw Koninkrijk kome. In hun wachttijd zijn de discipelen weer aan het werk gegaan, him oude vertrouwde werk, waarvoor ze in hun jeugd waren opgeleid. Met alle ernst en toegewijdheid hebben ze dat werk gedaan, koppig en trouw. Zo lang de Meester hun geen ander werk zou opdragen, ging het hun inderdaad om de vis. Daarbij waren ze natuurlijk niet vergeten wat ze allemaal hadden meege maakt, maar dat belette hun niet om hun aardse taak ernstig te nemen. Ook onze „tijd" is tussentijd. We moeten niet vergeten'wat we ge hoord hebben over de kruisiging en de opstanding. Wie bijbels wil le ven, moet met dat alles in zijn ge- daohten, zijn aardse taak aanvaar den en ernstig nemen, want God wil dat we eenvoudig en doodge woon iedere dag onze plicht zullen doen op de plaats waar we gesteld zijn en waarvoor we zijn opgeleid. In dat veiihaal, dat staat in Jo hannes 21, staat natuurlijk nog veel meer. Waar ik hier even aan dacht voor vroeg, wordt door de schrijver eigenlijk maar zo terloops verteld, daar ging het hem hele maal niet om. Maar voor mensen, zoals wij, die altijd weer de neiging hebben met onze godsdienst naar hogere sferen op te wieken, is het goed om ook deze les er uit te lezen. P. J. Mackaay, Zendingssecretaris, Ned. Herv. Kerk te Oegstgeest. Nederlandse tijdschriften las ik nauw keurig. Het land interesseerde me. En het is hier precies zoals ik me het had voorgesteld. Vanaf de eerste avond dat ik in Nederland was vond ik het reuze leuk", bekent één der bewoon sters. „En weet u", zo gaat zij verder, „wat ook zo fijn is: de mensen zijn hier uiterst vriendelijk, wanneer we op straat lopen of een winkel binnen stappen groet iedereen ons. En de kin deren zijn hier zo schattig. Ja, ik voel me hier echt gelukkig. Mijn moeder kwam gelijk met my naar Nederland. We hadden natuurlijk nog nooit sneeuw gezien. Maar zodra het echt winter was wilde mijn moeder, die het ook uitstekend naar de zin heeft in „IJsselvliedt", met alle geweld naar buiten, door de sneeuw lopen om te weten wat nu eigenlijk wel sneeuw was. Ik was eerst wel bang hoe het in Wezep zou zijn. U moet weten, toen we in Holland kwamen, kregen we de beschikking over een tweepersoons- kamer in het westen. In „IJsselvliedt" delen we nu onze slaapkamer met ons vieren. Dat gaat best. Het is heel erg belangrijk dat je in goede harmonie met elkaar leeft. Ik vind het hier heer lijk. En er is genoeg te doen". Dankbaar en gelukkig In het statige „IJsselvliedt" voelen ook de overige dames, die allen de Nederlandse nationaliteit bezitten, zich best thuis. Directrice Kroeze en haar staf zorgen ervoor, dat het de be woonsters aan niets ontbreekt. Het is al een oud huis, dat „IJsselvliedt". Het heeft in de loop der eeuwen heel wat mensen zien komen en gaan. Zo woon den er o.m. mr. J. P. graaf van Lim burg Stirum en zijn echtgenote. Om dat de heer Van Limburg Stirum vele jaren in het buitenland verbleef zo was hij van 1916—1921 gouverneur- generaal van het toenmalige Neder- lands-Indië en van 19271937 gezant in Berlijn, een functie die hij daarna ook in Londen bekleedde bleef „IJsselvliedt" soms lange tijd onbe woond. De heer Van Limburg Stirum maakte bij testamentaire beschikking het huis en de landerijen tot stichting. Deze Stichting IJsselvliedt trad in werking na het overlijden van mevrouw Van Limburg Stix-um in 1955 (haar echtgenoot stierf in 1948). In overeen stemming met de wens van de heer Van Limburg Stirum werd in 1958 „IJsselvliedt" ingericht als tehuis, in dit geval voor uit Indonesië gerepatri- eerden. Hiertoe had koningin Juliana ook contact laten opnemen met het stichtingsbestuur. De dagelijkse gang van zaken wordt mede behartigd door het comité IJs selvliedt, waarin o.m. mevrouw M. A. Luiting Maten, de echtgenote van Ol- debroeks burgemeester, als vooi-zitster en de burgemeester zelf zitting heb ben. Het was ook dit comité, dat druk in de weer is geweest met het treffen van de nodige voorzieningen, voordat op 8 mei van het vorig jaar de eerste bewoonsters, afkomstig uit diverse contractpensions, ontvangen konden worden. „IJsselvliedt" is één van de plaatsen in ons land, waar de repatrianten een thuis hebben gevonden. „We zyn ge lukkig en dankbaar", zeggen ze, „en mocht het soms nog eens erg koud worden, wel, dan trekken we maar een extra dikke jurk aan". In één van de kamers van huize „IJsselvliedt", dat op enkele tiental len meters van de drukke Zuiderzee straatweg ligt even buiten de kern van Wezep, legde mevrouw J. Koot (81) er even haar breiwerk voor neer om eens precies te vertellen hóe ze zich hier wel thuis voelt. „Ik verveel me nooit, er is altijd wel wat te doen breien, handwerken, lezen, naar de televisie kijken, ach, ik kom eigenlijk tijd tekort". Eind 1957 is zij naar Ne derland gekomen. Om helemaal pre cies te zijn: in Holland teruggekeerd. In 1924 stapte zij in Soerabaja op de boot, die haar naar het lage land aan de Noordzee bracht, waar zij vier jaar bleef. „Ik woonde toen in Den Haag. Maar wat is dat veranderd, vergele ken met toen. Nee, in 1957 ben ik met het vliegtuig naar Holland gekomen. Heerlijk, met zo'n vliegtuig". Zeevaartschool kweekt mannen Van voor de mast" (Van onze Amsterdamse redacteur) In de directeurskamer van het Zeemanshuis op het Kadyksplein te Amster dam hangt een bord met de mededeling: „Logies stuurlieden en machinisten f 0.75, matrozen en stokers f 0.60". Maar dat bordje is allang uit de tyd, want in de haD hebben wij zojuist gezien, dat Jimmy Peterson 35 guldens uittelde voor een week pension. Dezer dagen vertrekt hij als bootsman op een boot met stukgoederen weer naar Moeder de Vrouw in Trinidad. Voor die 35 guldens krijgt Jimmy een keurige eenpersoonskamer en drie prima maaltyden per dag. En als hü zou blijven tot 1 mei zou hij nog een feestmaal tijd voorgeschoteld krijgen ook: op 1 mei wordt namelijk het eeuwfeest gevierd van het Zeemanshuis. En tevens het eeuwfeest van de Zeevaartschool van het Zeemanshuis. Met een gemiddelde dagbezetting van ruim 100 gasten zou men het Zeemans huis tot een van de grootste hotels van Amsterdam kunnen rekenen. Het maakt echter geen aanspraak op de naam „hotel" en het heeft zich evenmin by de Horeca aangesloten. Het zou in deze organisatie ook niet op zyn plaats zyn. Het Zeemanshuis is een wereldje op zichzelf, waar de directeur oud-gezagvoerder W. Koens door zijn gasten met „kap'tein" wordt aangesproken. In de grote salon brengen de bewoonsters van „IJsselvliedt" vele uren door, overdag met een breiwerkje of een boek, 's avonds bij het grote televisietoestel. In de bestuurskamer hangt, geflan keerd door de beeltenissen van Michiel Adriaansz. de Ruyter en Maarten Har- pertsz. Tromp, het portret van de man, die de stoot tot de oprichting van het tehuis heeft gegeven: de Amsterdam mer W. C. van Vollenhoven. Het heet, dat de heer Van Vollenhoven na het lezen van een kerstnovelle van Charles Dickens tot zijn plannen kwam. Dat er een eeuw geleden grote behoefte was aan een gastvrij tehuis voor zee lieden, blijkt wel uit deze passage uit de brief, die werd verstuurd om geld bijeen te brengen: „De matroos, aan wal komende van een gevaaiwolle reis, ziet zich onmiddellijk overgeleverd aan hebzucht en verleiding. Wien toch is het onbekend, hoe hij na geruime tijd in ontberingen en veelvuldig levensge vaar te hebben doorgebracht, bij be houden aankomst wordt opgewacht door lieden die, misbruik makende van de onbezorgdheid en lichtzinnigheid aan zijn stand eigen, hem in bedwel mend zingenot weten rond te leiden, ten einde zich zodoende meester te maken van het door hem zuurverdien de loon". Er was nog een andere reden. Van Vollenhoven wilde de zeelieden uit handen houden van de „slaapbazen", de uitbuiters, die zich overigens in Rotterdam langer hebben gehandhaafd dan in Amsterdam. Hoewel, in de be gintijd van het Zeemanshuis werd er door de gasten nog wel eens geklaagd, dat degenen, die de „slaapbazen" trouw waren gebleven, eerder voor aanmon stering in aanmerking kwamen dan de „afvalligen". Maar na enige jai-en had Amsterdam voorgoed afgerekend met deze wantoestand, die in vele an dere landen reeds tientallen jaren eer der uit de weg was geruimd. Geen cent subsidie Hoe kwam Van Vollenhoven aan de f. 150.000.voor de bouw van het tehuis? Er werden aandelen van f. 100 uitgegeven. Er bleek wel animo voor te zijn, hoewel later bleek, dat Van Vol lenhoven bijna f. 14.000.uit eigen zak had bijgepast. In de honderd jaren, die nu zyn ver streken, heeft het Zeemanshuis wat de financiën aangaat vele ups en downs gekend, maar „kap'tein" Koens zegt met trots in zijn stem, dat men al die tyd geen beroep op overheidssteun heeft behoeven te doen. Eerst dit jaar maakt het tehuis aanspraak op een investeringssubsidie, die wordt ver strekt door de commissie „Zeemans welzijn". Verder bedruipt het bedrijf zich van de logiesgelden en de bijdra gen van de contribuanten, die het te huis in die bonderd jaa* gelukkig trouw zijn gebleven. Eigenlijk had het eeuwfeest drie jaar geleden gevierd moeten worden. In de gevel prijkt namelijk het jaartal 1856. Men heeft de feestelijkheden echter uitgesteld om deze te laten samenval len met het honderdjarig bestaan van de Zeevaartschool. Hoewel het Zeemanshuis in 1856 reeds over een grote capaciteit be schikte en dadelijk op volle toeren draaide, was de Zeevaartschool, die in 1859 in het tehuis werd begonnen, min der groots opgezet. Het is aan kapitein Van Slee, die in de geschiedenis van de school als „papa" van Slee is blij ven voortleven, te danken geweest, dat die start toch een succes is geworden. „Papa" van Slee was de enige leer kracht van deze school, die toen door 30 leerlingen werd bezocht. En hij onderwees in alle vakken zonder over leerboeken te beschikken. De inventaris van de school bestond behalve uit enige banken, slechts uit twee school borden, een scheepsmodel, een kompas en een sextant. Nu, honderd jaar later, telt de Zee vaartschool van het Zeemanshuis 800 leerlingen, verdeeld over 17 klassen. Zy krijgen onderwijs van 33 bekwame leerkrachten. Amsterdam kent ook de Kweekschool voor de Zeevaart, gevestigd op de Prins Hendi-ikkade tegenover het Zee manshuis. De leerlingen lopen in fraaie uniformen en worden slechts tot de school toegelaten als zij het H.B.S.- diploma hebben behaald. De jongens van de Zeevaartschool van het Zeemanshuis dragen geen uniform. Zij zijn de „mannen van voor de mast", die als matroos het dek zwabberden, toen hun witgehand schoende ovei-buurlieden nog op de H.B.S. zaten. Hier zitten de matrozen in de schoolbanken om de kennis te vergaren, die nodig is voor het stuur mansdiploma In de afgelopen honderd jaar is het Zeemanshuis vei'scheidene malen uit gebreid en gemoderniseerd. Begonnen met 60 bedden, telt het tehuis er thans 163. Voorts is op het ogenblik 'n deel in gebruik door de elektrotechn. school, waardoor de eigen zeevaartschool hier slechts twee klassen kan huisvesten en de overige 15 in een gebouw aan de Foeliedwarsstraat heeft moeten onder brengen. Straks, als de „inwoning" naar een nieuw schoolgebouw vertrekt, zullen Zeemanshuis en Zeevaartschool weer als vanouds onder één dak wo nen. Het is een vreemdsoortig, inteima- tionaal gezelschap, dat dooi-gaans het Zeemanshuis bewoont. „Kapitein" Koens beschikt gelukkig over voldoen de tact en mensenkennis om zijn gas ten de baas te blijven. Soms is dat wel eens moeilijk, zoals verleden jaar, toen het tehuis enige maanden achtereen door een groep boeddhisten werd be woond, die geen genoegen namen met de hun voorgezette eenpansmaaltijd, maar eisten, dat zij vlees kregen, dat ritueel was geslacht. Enfin, er is ri tueel geslacht. En het gebeurt maar al te vaak, dat Chinese zeelieden van het menu afwijkend eten wensen. Dan komt er een Chineese kok uit de stad en dan komt er ook een klein bedragje extra op de pensionprijs. De Duitse bezetters hebben tijdens de oorlog ook het Zeemanshuis niet gespaard. Zij hebben het in 1945 leeg achtergelaten. Maar stichter Van Vol lenhoven kan van zijn portretlijst uit gerust neerzien op een gerestaureerde bestuurskamer in dit gebouw, dat van onder tot boven opnieuw is ingericht, tot gevulde boekenkasten, leestafels, biljarts, radio en televisie toe. En achter op het gebouw laat „kapi tein" Koens met trots de nieuwe ver dieping zien, waar een kostbare appa ratuur is ondergebracht voor het on derwijs aan toekomstige radarwaarne mers. De Zeevaartschool van het Zeemans huis staat bijzonder goed bekend. En het Zeemanshuis zelf? Sinds de op richting wisten meer dan 190.000 zee lieden het tehuis te vinden. Het be stuur en de directeur kunnen vol ver trouwen de tweede eeuw binnenstap pen. In ons Blad van heden maken wij een aanvang met een nieuwe wekelijkse kinderrubriek „Ko ken met Joke", waarvoor wij de bijzondere belangstelling van onze jeugdige lezeressen vragen. En niet alleen van hen, maar evenzeer van de Moeders, wier toezicht m leiding bij deze eer ste schreden van haar dochters op het pad der kookkunst, zeker wenselijk is. Maar wat is er fijner dan samen met Moeder gezellig te kokkerellen? Veel genoegen en veel succes!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 13