Gesloten tijd, maar er r
is nog altijd de zee
ersle voorjaarsverkenning
II
VIOOLTJES VOOR DE TUIN
M
A'
ZATERDAG 28 MAART
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 2
,Voor /onze
sportvissers
Weg met de „drie-pond - schol - voor een-guldenmentaliteit
„Vissen in zee", zegt een kennis van mij altijd, „dat is niets voor
mij. Da's goed geld gooien naar doorzichtige scharretjes; ik wacht
wel op de eerste juni". Er zijn er méér die er zo over denken, ik weet
het. Een gulden zeepieren is doorgaans snel vervist en voor hetzelfde
bedrag kan men drie pond schol kopen. Veel meer vis en ook veel
grotere vis dan waarschijnlijk zal worden gevangen.
Maar het eigenaardige is, dat er zo nooit wordt gesproken als het
de zoetwatervisserij betreft. Ik ken vele mensen, onder wie er zijn
die honderden guldens per jaar uitgeven aan hun sport en die nooit
vis, nooit brasem, karper of snoek huiswaarts dragen en die hun
uitgaven dan ook nooit vergelijken met de opbrengst aan vis. Het
genoegen van het vangen is hun onbetaalbaar.
Maar zodra ik dan over vissen in zee begin, komen bijna direct
die drie-pond-schol-voor-een-gulden ter sprake. Weer anderen vinden
de zeevisserij niets, omdat het grof werk is. Je behoeft er niets voor
te kunnen. Het gaat vanzelf; een visserij zonder kunst, iedereen
kan het.
Nu goed, misschien is dat ook wel zo, maar ik geloof dat dit de
genoegens niet behoeft te verkleinen.
Van het strand af
DE werkelijke reden, waarom velen
de zeevisserij niet leuk vinden,
is waarschijnlijk deze. Wanneer
men er over spreekt denkt iedereen
aan de pieren; aan de strekdammen
in Hoek van Holland, Scheveningen of
IJmuiden. Visgelegenheden, die zeer in
de publieke belangstelling staan en die
bij de eerste mooie lentedag zo stamp
vol zijn. dat het een zekere aangeboren
begaafdheid vereist, een stuk lood de
zee in te krijgen zonder iemand de
schedel te kneuzen.
Dit soort zeevisserij vereist een spe
ciale mentaliteit. Een goed ontwik
keld gemeenschapsgevoel, begrip voor
's naasten feilen, lankmoedigheid en
geduld zijn onontbeerlijke karakter- T T
eigenschappen om er iets van te kun- V
nen maken. Want er gaat hier of daar
altijd wel iets verkeerd tijdens het
binnendraaien en de techniek bij het
uitwerpen blijft ook wei eens onder de
maat. Wie het vissen ziet als een
rustig verpozen in de natuur; als een
soort medicijn voor lichaam en ziel,
hij moet niet naar de golfbrekers trek
ken; hij hoort er niet thuis.
die dag niet alleen de weldadige
rust. maar ook de goede visgronden
gevonden.
AAR dat bedoelde ik niet met
heden zijn niet de enige. De
lange kuststrook tussen Hoek van
Holland en Scheveningen tussen Sche
veningen en Umuiden en tussen
IJmuiden en Den Helder bestaat uit
kilometers zacht, blond strand, waar
de branding zachtjes vermist tot een
(helderwitte schuimstreep en waar
slechts één of twee voorbijgangers U
naar uw belevenissen vragen.
Winstpunt nummer één van deze
visserij, is de stilte, die U tegemoet
treedt. Slechts af en toe klinkt de
schrille krijs van een zeevogel op. die
langzaam en laag over 'het water wiekt
en verder is er geen ander geluid te
horen dan dat van de golven, die
traag komen aanrollen, vervloeien en
zich terugtrekken.
Winstpunt nummer twee is de licht
heid van het materiaal waarmee kan
worden gevist. Er behoeft niet te wor
den getild en er zijn geen stenen en
blokken waartussen lood of lijn kun
nen vastlopen. Met een vrij laag ge
wicht aan lood( ca. 30 gr.) en een
betrekkelijk dunne lijn (25/100 mm)
komt ge een ongelooflijk eind de zee
in met het aas en wanneer een be
hoorlijke platvis heeft aangebeten,
voelt men die vis ook werkelijk aan de
hengel zitten. Daardoor wordt dit
vissen aantrekkelijker en spannender.
Er wordt eigenlijk veel te weinig
van het strand af gevist. De mens
schijnt een gezelligheidsdier te zijn,
vaak ten onrechte denkend, dat wat
door vele mensen gezamenlijk ver
richt wordt, ook noodzakelijkerwijs
goed en juist moet zijn. Daarom
hokt men te zamen op pier, dam en
golfbreker tot niemand meer armslag
heeft, terwijl elders zich een kilome
terslange kust uitstrekt, waar men
geen sterveling vindt.
Aal en bot
ALS het weer wat zachter wordt
en het plankton begint zich te
ontwikkelen, krUgt de zee niet
alleen een andere kleur dan in de
winter, maar vele vissoorten komen
onder de wal en gaan daar actief
doen. Tijdens bepaalde windrichtingen
kan het water vertroebelen „dik
water", zeggen de vaklui en dat is
de aal en bot zeer welgevallig. Beide
vissoorten geven er dan de voorkeur
aan in kniediep water te vertoeven en
daarin hun voedsel te zoeken. Vooral
wanneer het tegen vloed aanstaat, bij
opkomend water dus, is de vis zeer
actief.
Het is maar al te vaak voorgekomen,
dat de sportvissers van de strekdam
men huiswaarts keerden met enkele
graatmagere scharren, terwjjl de
vissers, die van het strand af ope
reerden, een zak met dikke bot en
enkele forse alen vingen. Zij hadden
Belangrijk is het te letten op de
zgn. muien; de diepere plokken, mees
tal achter een zandbank, waarin zelfs
tijdens eb nog behoorlijk water staat.
Als de vloed erover loopt, trekt de vis
erin en wie met een welgemikte worp
zijn lood en aas in die gaten deponeert,
behoeft meestal niet lang te wachten
tot de hengeltop het sein geeft, dat
vastslaan gewenst is. Eén zo'n mui kan
een onvergetelijke visdag betekenen.
Met de boot zee op
AN jaar op jaar nemen de moge
lijkheden om vanuit een boot te
vissen toe. Dit betreft in hoofd
zaak de visserij in de Waddenzee, waar
meestal veel meer en veel grotere vis
wordt gevangen dan elders. Enkele
pogingen om vanuit een boot de
Noordzee te bevissen, zijn mislukt, om
dat men te veel van de weersomstan
digheden afhankelijk is. Het aantal
zeezieke vissers overtrof verreweg de
vangst
Ook de kwaliteit van de vis verschilt
aanmerkelijk. Een bot, gevangen in
IJmuiden, is zwart en bultig vaak,
droog en smakeloos. Ervaren zeevissers
geven die bot meestal weg aan minder
geroutineerde broeders, die er erg blij
mee zijn, tot op het moment dat de
vis gebakken is en genuttigd zal wor
den. De bot uit de Waddenzee geldt
als de lekkerste vis die gevangen kan
worden en hij is dubbel smakelijk als
hij, vers uit het water, door de schip
per aan boord wordt gebakken en uit
het handje genuttigd.
Vanuit Den Helder en Den Oever
vertrekken iedere dag enkele botters,
loggers en sloepen, die door sportvis
sers zijn gehuurd, tegen een bedrag,
dat per persoon op zes zeven gulden
komt, inclusief het aas.
De schipper van de boot, meestal
een oudere beroepsvisser, kent de vis
gronden als zijn broekzakken en wan
neer het op de ene plek niet wil luk
ken, wordt net zo lang gevaren en
gescharreld tot de vette bot of aal of
schar is gevonden. Hij is tevens nooit
eenkennig als het op koffiezetten en
ronddelen gaat.
Dertig, veertig stuks bot zijn voor
de Wadden geen grote uitzondering en
meerdere dagen per jaar wordt er per
man wel eens tachtig of honderd stuks
vis gevangen. Het voordeel van het
vissen uit een boot op de Wadden is,
dat er altijd wei een luwe plek gevon
den kan worden, zodat ook de snel-
zeezieke-amateur-zeeman een prettige
dag kan beleven. Het materiaal kan
minder zwaar zijn, de hengel ca 2
meter, de lijn niet dikker dan 25/100
mm en het lood zelden zwaarder dan
veertig gram.
•W
te «p
Moeilijk thuisblijven
LS het afgelopen is met de visserij
in zoet water; wanneer er niet
meer op voorn, snoek of baars
kan worden gevist, kan men twee din
gen doen: thuis blijven of naar zee
stappen. Niet meer vissen is wel een
erg zware opgaaf, want er gebeurt in
middels het een en ander. De natuur
rondom ons begint zich langzaam te
vernieuwen. De krokusjes in de plant
soenen steken hun gele kopjes omhoog,
een merel stapt rond en kijkt naar
wormen uit en dwars door onze duffel
heen begint het zonnetje de winterse
kou uit onze botten te broeien.'
Liefhebber of geen liefhebber van
het vissen in zee, het is moeilijk om
thuis te blijven met de wetenschap,
dat ergens een stil stuk strand be
reikbaar is of een botter tot uit
varen bereid. Het is moeilijk met de
wetenschap voor ogen, dat er tal
van vissoorten rondzwemmen die gek
op zeepieren zijn en die dat maar
zelden onder stoelen of banken ste
ken.
Maar die drie pond schol voor een
gulden dienen vergeten te worden.
JAN SCHREINER.
Kijkjes in de Natuur
door
Dat was 't. een voorjaarsverken
ning. nu eens zonder hemodderde
paden of gladde wegen, zonder
mist, zonder gure noordenwind. Alleen
maar voorjaar, al had februari ternau
wernood z'n hielen gelieht. Was 't
nog niet een beetje te vroeg, om al
„hei!" te roepen, terwijl we de brug
nog niet eens over waren? Want maart
met z'n spreekwoordelijke onrustige
staart.
/rpwas inderdaad kouder, dan ik
I binnenshuis, na een vluchtige blik
J- over de zonbeschenen tuin had
kunnen vermoeden. De eerste sneeuw
klokjes stonden daar al zo monter in
het vroege licht, de hamamelisstruik
had zich behangen met z'n mooiste
gele franjebloesem en de merels spek-
takelen zo gezellig onder elkaar...
Maar de hemel hing vol grote grijze
wolkslierten en wat er aan blauw was
te zien. nee... daar kon nog geen
broek van worden samengeflanst.
Ik liet de sneeuwklokken bengelen
en de mezen buitelen aan de pinda
slingers. ik moest en zou er uit, de
boer op!
De wind was guur. kwam toch nog
uit de verkeerde hoek. Maar onmis
kenbaar zat er ..dat" in de lucht,
waaraan je het voorjaar herkent, iets,
wat je ieder jaar weer overkomt. Je
kunt het niet onder woorden brengen,
maar het is er. Je ziet het al dadelijk
aan het landschap. Aan een pas ge
ploegd stuk land. aan een bomenrij
achter een glooiend stuk winterrogge,
bomen met prachtige uitgeknipte sil
houetten. ragfijn, en ovérwaasd met
Sjouke van der Zee
de teerste tinten blauw en bruin, die
het voorjaarspalet maar kan opbren
gen. En achter dat groens laken van
het wintergewas volgt een tweede,
zachter van kleur, ook een zachtge-
bogen veld. dat weer aansluit bij een
derde en een vierde, stukken van een
kleurige lappendeken, omzoomd met
heggetjes oude knoestige meidoorn en
geknotte eikjes. die hun roestbruine
bladeren nog steeds niet hebben kun
nen afschudden.
Er klinkt al een enkele heldere vinke-
siag uit de struiken. Dat is een mans
kerel, die vink! Die zal met z'n heldere
stem wel het eerste overvliegende vin-
kevrouwtje uit de lucht weten te pluk
ken!
En wat hebben jullie voor gast in je
midden... o, is die wat schuw uit
gevallen? Maar ik heb hem nog juist
herkend. Een geelgors met helder gele
kop. zwaar bruin gevlekt en een ge
vorkte staart.
De elzesbruiken zeggen ook al. dat
ik te vroeg ben met m'n voorjaarsver
wachtingen. Hun katjes zijn nog stijf
ingepakt, met prachtig paarsrood en
glanzend, maar het is nog wintertenue.
Op de grond liggen enorme takken
bossen. afgekapte takken en gerooide
stammetjes, een prachtige warreling
van duizenden donkere katjes.
Kijk, kijk, en wat gaat daar op z'n
kousevoeten er vandoor, de korte oren
naar voren geprikt? Een wild konijn.
Prachtig, wat 'n geweldige veerkrach
tige sprongen zo'n gewoon dier toch
kan maken, 't Is gewoonweg een olym
pische prestatie hup, hup! over een
boomstam, hup! over een greppel en
dat alles met 'n gemak en een sierlijk
heid...
Nou, deze heeft nog geen weet van
myxomatose.
p een boomtak, hoog boven me,
bemerk ik plotseling een vogel-
figuur. geen alledaagse, dat is
met één oogopslag te zien. Nu niet af-
k m
i\ w l t
Vroeg in het voorjaar komt de
bloem en man met zijn kleurige
bloembakken. Ze zitten volge
propt met alle mogelijke kleu
ren; violen zijn het en node zal
men de man door laten gaan.
Het zijn zulke vriendelijke
bloempjes en U hebt er zo'n
aardig plekje voor in uw kleine
tuin. Koop toch enkele plantjes
van hem: U zult er heus geen
spijt van hebben. Zoek dan uit
gerekend voor hen niet het
meeat zonnige plekje op; ze
vinden het wel prettig als ze
op het heetst van de dag een
weinig beschermd staan. Nu is
het nog niet zo warm en de
zon zal hen trouwens nu ook
nog geen kwaad doen, doch
straks wordt het wanner en
dan vinden ze een koeler plekje
toch wel prettig.
In de border en dan op de
voorgrond voldoen die groot-
bloemige soorten uitstekend
Het is verleidelijk allerlei kleu
ren door elkaar heen te poten.
Aanvankelijk staat dat ook wel
aardig, doch op den duur wordt
die bonte kleurenmengeling
hinderlijk en het is dus beter
enkele hoekjes van één klem-
te poten. Een hoekje blauw
bloeiende doet het uitstekend,
indien verderop een hoekje
geel-bloeiende wordt geplant
Violen voldoen ook uitstekend
indien uw bloem- of balkon-
bakken ermee beplant worden.
Zorg, dat die bakken vol goede
tuingrond komen, want violen
verongelukken over het alge
meen. omdat de grond niet vol
doende vochtgevend is. Doch
ook omdat die niet voldoende
voedsel bevat. Het is dus wel
nodig er wat oude mest onder
te spitten, doch tegenwoordig
bereikt men ook heel goede re
sultaten met de bekende kom-
postsoorten. Ook kippemest is
goed in gedroogde vorm; ze zijn
onder allerlei namen in de
handel verkrijgbaar.
Die grootbloemige violen zijn
tweejarig; dat wil zeggen: ze
zijn verleden jaar juli gezaaid,
bloeien nu en sterven na de
bloei af, dat is tenminste zo
ongeveer de gang van zaken.
Er zijn echter ook overjarige
violen en die voldoen voor tuin-
beplanting ook uitstekend. Ze
zijn ook in verschillende kleu-
5|.v«w^Aec,
ren te bestellen., soorten met
vrij grote en met kleine bloe
men. Zorg voor een licht scha
duwplekje en spit ook goede
mest onder. Het maartse
viooltje wordt alleen om de
heerlijk gemende bloempjes ge
weekt; de kleine bosjes stérk
gemend vooltjes zijn bij de da-
(Foto Turkenburg)
mes algemeen bekend. Die kan
men nu ook bestellen en doe dat
onder de naam: Viola odorata
of het maartse viooltje.
G. KROMDUK.
In deze tijd ruikt, het land anders dan
in de winter. Komt het door de
reeds uitgestrooide mest. zijn het de
resten van een afvalvuurtje, die de
atmosfeer met scherpe geuren door
dringen? In deze vroege maand zijn
de geluiden ook anders. Het is voor
't eerst, dat ik de veldleeuwerik hoor,
die zuigend omhoog klimt, net zo on
verdroten als hij verleden jaar een
hele zomer lang deed. Alsof hij nooit
was weggeweest. Alsof hij niet mijlen
en mijlen ver over hooggebergten en
eindeloze zeeën en woestijnen heen,
naar hier moest komen om op een
stil akkcrlandje zijn broedplaatsje op
te zoeken.
Ga je gang maar, leeuwerik. ik zie je
nog wel eens terug, nu moet ik verder,
verder het voorjaar tegemoet!
In de sloten ligt hier en daar nog ijs.
Ik ben werkelijk nog te vroeg!
Geen kikker kan er nog ontwaakt
zijn uit zijn verdoving, die nu al maan
den duurt. Hi, waar zitten jullie?
Hier onder die dikke kleh-.iatte eras
zode aan de waterkant? Of onder de
bladerenrommel aan c'.e voet van die
oude, kromme knotwilg? Geen kikkers
nog, dus nog geen kikkerdril, die
vreugde van onze jongensdagen. Kik
kerdril. in een jampotje mee naar huis.
Hele klodders onhandelbare gelei met
zwarte puntjes en kleine trillende
kommaatjes.
Aan de overzijde van het water zoek
ik naar de gele sterretjes van het
speenkruid. Zoals ik ze ierier voorjaar
op deze plek zoek en ook vind. Ik ben
te vroeg, het is nog pas begin maart,
er is nog geen speenkruid, er is nog
geen kleinhoefblad.
De greppels staan tot hun rand vol
water en allerlei frisgroene planten
doen daarin hun best. er een heuse
sloot van te maken. Maar tussen hun
zacht bevende slierten is geen spoor
van leven te bekennen.
Prrrrr! hé. daar boven me. daar is
wél leven. Daar zit tussen de tak
ken van een hazelaar een hele
vinkenfamilie, nou. familie? Alleen
maar kleurige mannetjes. Zo jongens,
en waar is het vrouwvolk? Is dat nog
op komst? Dus daarvoor zijn jullie in
je bruiloftspak, asjeblieft! Wijnrood en
olijfgroen en heldere witte spiegel vlek
ken op de vleugels. Zelfs het korte
kuifje op hun achterhoofd is present.
stappen, gewoon doorrijden, langzaam
doorrijden en dan voorzichtig terug
keren. Hij heeft me in 't vizier, ja, ik
zie jou ook wel! Jij bent een toren
valk. ik herken je aan... ja, waaraan
eigenlijk... ik kan 't ook nog mis heb
ben. Ziezo, nu ben ik weer onder hem!
Toe maar, zie je me wel met je don
kere valkeoog? Z'n kopje draait rustig
mét me mee. Nu even afstappen, even
m'n kijker instellen... dacht ik 't niet!
Daar gaat-ie al! Snel klappen de rood
bruine vlerken op en neer (dus toch
een torenvalk) en met een langzame
luie bocht, de lange zwart en bruin
gebande staart recht naar achteren
gestoken, zeilt hij over het weiland en
bezet een nieuwe observatiepost. Hij
houdt niet van pottekijkers. Wel van
veldmuizen.
In een boerentuintje wandelen een
paar dikke houtduiven. Ze inspecte
ren de restanten van de boerenkool.
Veel vinden ze niet. Wachten jullie
maar, tot het graan begint te ontkie
men, over een paar maanden!
In het voorjaar zoek ik altijd naar
de essebomen. Die dragen dan aan
hun zilvergrijze takken cie mooiste
knoppen, die bomen maar kannen
hebben, heel bijzonder van vorm en
prachtig diepzwart van kleur. En op
hun gladde hout parelen kleine lichte
stipjes. Ook de eiken hebben niet stil
gezeten in de lange, maar zachte win
ter, die we achter ons hebben. Al zit
hun verdorde blad nog muurvast, de
glanzende eikeknoppen verdri y en
zich bij vieren en vijven tegelijk op
de toppen van de knoestige takken.
Klaar om uit te lopen, als het de luiste
tijd ervoor is.
Ze hebben de tijd. De natuur ver
gist zich niet. al zeggen de mensen dat
wei eens. De natuur laat zich ook niet
haasten. Door niemand. Ook niet door
een voorj aars vroegeling, die op l
maart al bloeiende planten verwacht
in een weiland, aan de slootkant.
Nu. een poos later, lees ik deze regels
over. ik zie de dansende muggen in
m'n tuin en luister naar de heftige
roep van de zanglijster het heerlijkste
vogelgeluid, dat ik ken in net voorjaar.
Nog een week wachten en dan wil ik
datzelfde speurtochtje overdoen, langs
dezelfde akkers en over de paden
langs de sloten. Dan zal ik m'n ogen
niet kunnen geloven.