eenzAAm idaar niet AlLeen 12 1 Opgericht 1 maart 1860 Zaterdag 21 maart 1959 Derde blad no. 29701 ^*°§c*c®<:8c»<»<!#3<»c8cfc»eg<»«<!gc*«Segcfc»0ScH»<®*<W<5§cf<»esa(<#Jg6R»cge*c»<!8a SSe§oHSCScKS<»M8e§cK8C)g<Kt<^oK8cgai<S<K«<»cScK»<*«<»c8aK»890f<*»aK»<S<»e§c*<3<sa!<*8e*<»CSSI<^^ Fragmenten uit 7 juli 1945: een stralende Koningin Wilhelmina keert na meer dan vijf jaar verbanning terug in de residentie, waar zij zoals overal in Nederland met een uitbundig enthousiasme werd begroet door een uitgeteerd volk. Koningin Wilhelmina en Prinses Juliana begeven zich van de Pieterskerk naar de Academie tijdens de plechtige heropening van de Leidse Universiteit in september 1945. Deze plechtigheid betekende een ontmoeting tussen het baken in ballingschap voor het onderdrukte Nederlandse volk en het brandpunt van het geestelijk verzet in het over weldigde land. wy waren bij terugkomst in Nederland in de eerste dagen van mei 1945 nog niet van de eerste emoties van de terugkeer bekomen, toen op de avond van de vierde mei het bericht kwam, dat de wapenstilstand getekend was. Ons avondeten was net afgelopen en ik had my naai de kleine salon op Anneville begeven om enkele zaken af te doen, toen Tazelaar, myn helper-Engelandvaarder, binnen kwam stuiven en bijna sprakeloos van ontroering er nog net uit kon brengen: „de wapenstilstand is gete kend, de vrede is er!" Welk een gewaarwording, welk een onbeschryflyke last viel in dat ogenblik van my af. Natuurhjk was ik, de ingeving van mijn gemoed vol gend, onmiddellyk naar het voor mijn gevoel nu voor my openliggende deel van Nederland gesneld, ware ik daar van niet weerhouden door de geallieerde en de Neder landse veiligheidsdiensten. Deze achtten het noodzakelijk, dat eerst een voorlopige zuivering van gevaarlijke ele menten plaatsvond. In deze gebieden konden zich in het verborgen nog Duitsers ophouden en ook N.S.B.-ers. Ik moest dus geduld hebben, want dit proces ging niet snel. Gelijk alles hier te lande was ook het politieke appa raat op dat ogenblik ontwricht. Ik liet mij dus (over de kabinetsformatie na het aftreden van het kabinet-Ger- brandy) voorlichten door figuren uit verschillende poli tieke kringen en van verschillende overtuiging. Ik kreeg van hen een geheel verse en nieuwe indruk van de gees tesgesteldheid. Na rijp beraad en herhaalde conferenties met de hei'en Schermerhom en Drees leek het mij de aangewezen weg hun opdracht te geven tot vorming van een nationaal kabinet voor herstel en vernieuwing. Waar er op dat ogenblik geen functionerende volks vertegenwoordiging was en dus ook geen politiek apparaat kon worden geraadpleegd en geen kabinet geformeerd, steunend op een parlementaire meerderheid, leek my een kabinet, welks samenstelling en program waarborgen in hielden dat er in democx-atische zin bestuurd zou worden overeenkomstig de constitutie en de in ons volk levende wensen, de eerst aangewezen oplossing. Daarbij werd de deur open gelaten voor vernieuwing, zonder op enigerlei wijze vooruit te lopen op de koers die gevolgd zou wor den, zodra het constitutionele apparaat weer geheel werkte. Dit was dan de langverbeide beweging van het handvat, die het leven van de staat op rustige, overtuigde wijze op gang moest brengen. Voorts rustte op mij de plicht een omgeving samen te stellen, die in ovei-eenstemming was met de gewijzigde tydsomstandigheden, met andere woorden, mij tè om geven met personen, die deel hadden uitgemaakt van het verzet of Engelandvaarder waren geweest; „edelen" in de volle zin des woords. Slechts enkelen die voor de oorlog tot myn omgeving hadden behoord, nam ik in actieve dienst terug. In de loop van juni kwam dan eindelijk het bericht, dat de aanvankelijke bezwaren waren opgeheven, die myn terugkeer naar het pas bevrijde gebied tot dusver hadden belet. Hoezeer ik my op dit ogenblik ook vei-heugde, toch viel het my niet licht afscheid te nemen van mijn om geving in Brabant, waar wy zoveel spontane hartelijk heid en vriendschap hadden ondervonden, ook in het leven van elke dag en waar wij zoveel belangrijke ogen blikken beleefd hadden. Ik vertrok naar Apeldoorn, waar ik intrek nam in een mijner villa's aan de Waldeck Pyrmontlaan. Myn thuis bleef nog lang voor mij gesloten, omdat het hoofdkwar tier van de Nederlandse Strijdkrachten Het Loo voor zich gerequireerd had. In Apeldoorn begon myn leven meer geregeld te lopen, hetgeen in de eerste plaats mijn werk ten goede kwam. Tot myn zeer grote ergernis en teleurstelling riep een ongesteldheid my daarby tydelyk een halt toe. Toen ik beter werd, bekroop mij de begeerte in Den Haag, of daar vlakbij, aan het werk te gaan. Ik achtte echter nog niet de tijd gekomen om my in het Noord einde te vestigen. Dit niet alleen om de schrynende tegenstelling die myn verblyf daar, in die grote ruimte en met die vele bediening, zou vormen met de noden van ons volk, maar ook omdat ik bezorgd was. dat een weidse paleisomgeving de vertrouwelijke omgang en de openhartigheid, die zich door de omstandigheden tijdens de oorlog zo gelukkig hadden kunnen ontwikkelen, zou verstoren. Ik vond in Scheveningen twee villa's, aan de Parklaan, één voor de werkzaamheden die myn omgeving te ver richten had, en één voor mijn persoonlijke bewoning. Begin september kon ik verhuizen. Beide huizen waren prettig gelegen en leken voldoende ruim voor het doel. Ik had er heerlijke zeelucht. Op den duur groeide ik er met mijn arbeid en vele paperassen uit en ik was blij toen ik het volgend voorjaar Het Loo weer kon betrekken. Spoedig nadat ik op orde was aan de Parklaan volgde de opening der tydelyke Staten Generaal. De stoet was geheel aangepast aan de tydsomstandigheden. Wij gingen per auto; onze paarden waren alle gestolen en wegge voerd door de vijand. De auto werd geëscorteerd door de B.S. in donkerblauwe overall, en de onderdelen van leger, vloot en luchtmacht in de stoet droegen slechts battle- dress (de „vechtjas"). Naar mijn oordeel de mooiste opening der Staten- Generaal die er ooit geweest is. Doch ik sta hierin vrij wel alleen. vanzelf, dat ik gedurende de oorlog dergelyke overpein zingen geheel uit myn gedachtenkring gebannen heb. Eerst na de voleinding van het overgangstijdperk, dat op de bevrijding volgde, voelde ik dat ik het vraagstuk van mijn afstand doen nader mocht gaan overwegen. Myn dagelykse plichten, die talrijker werden dan vóór de oorlog en die myn geest weinig of geen tyd lieten voor ontspanning, hetgeen niet bevorderlijk was voor de fit heid in ogenblikken waarin uitzonderlijk veel van mij gevergd werd, gaven my in dezen de nodige stof tot nadenken. Wat het besluiten van mijn regeringstijd betreft, had ik de overtuiging, dat dit moest wachten tot een paar jaar na de overgangstijd tussen het sluiten van de wapenstilstand en de terugkeer van meer normale toe standen. Dit betekende voor my mijn zevenenzestigste a achtenzestigste jaar. In 1947 maakte ik gebruik van de mij door de Grond wet gegeven bevoegdheid voor korte tyd een regentschap te doen optreden. Mijn dochter, meerderjarig zijnde, was de grondwettelyk aangewezen Regentes. Zij werd 14 okto ber 1947 beëdigd. Na afloop van de door mij vastgestelde termijn nam ik de regeertaak weer van haar over. Zy had zich in die tijd rekenschap kunnen geven van de omvang van de arbeid die haar wachtte. De openlijke afsluiting van een ongeëvenaard dienstbetoon als Koningin: onmiddellijk na de ondertekening van de acte van abdicatie in de Mozes- en Aëronzaal van het Koninklijk Paleis op de Dam verscheen Prinses Wilhelmina op het balkon in gezelschap van haar dochter en Prins Bernhard. „Ik dank U allen voor het vertrouwen, dat Gij mij vvf^9 jaar lang hebt gegeven", luidde de haar typerende afscheidswoorden op dit histo rische moment. „Met vertrouwen zie ik Uw toekomst tegemoet onder de zorgende leiding van mijn innig geliefd kind. Ik acht mij gelukkig, met U allen te kunnen uit roepen: „LEVE DE KONINGIN". De verkiezingen werden eerst in april 1946 gehouden. Daarna trad een parlementair kabinet op. Ofschoon de partijen voor het merendeel gestreefd hebben naar heroriëntatie, is niet tot stand gekomen wat velen ge hoopt en verwacht hadden. Het lichamelijk verzwakte en uitgeputte volk greep bij voorkeur naar het oude, wèlbekende. De plannen voor het nieuwe, waar het hart tijdens de bezetting naar uitging, raakten cp de achter grond. Zo bleef ook een grondwetsherziening, die aan de tijdens de oorlog levende wensen voldaan zou hebben, achterwege en nog zoveel meer, waarvan men in de jaren van druk gedroomd had, kwam niet tot stand. Voor de jaren, die nu volgen, zal ik de lezer niet ver moeien met een opsomming van mijn programma. Naast de dagelijks terugkerende plichten kwam de werkbe zoeken, die mij gelegenheid gaven de ware toestanden te zien, dus zonder opsmuk, ontdaan van de „officiële" waar heid. Dan waren er de ontvangsten van personen met hetzelfde doel, zoals ik dit in Engeland gewoon was, met dien verstande, dat ik hier stond voor een volk van tien miljoen, terwijl wij in Londen niet talrijker waren dan een gemiddelde dorpsgemeenschap, wat de individuele kans ontvangen te worden sterk deed toenemen. Nu waren de mogelijkheden voor ontmoeting en gesprek natuurlijk veel kleiner. Toen ik geschiedenis leerde, trof mij bijzonder de af stand van Karei V in 1555. Ik vond dat toen een wijze daad. Dat zoiets als afstand doen bestond, was een geheel nieuw gezichtspunt. Natuurlijk ging ik naar mijn moeder en besprak dit vraagstuk met haar. Wij bekeken samen alle gezichtspunten en verdiepten ons in de gevolgen, welke het zich terugtrekken van een vorst kon hebben. Wat mij in deze gebeurtenis boeide en my in hel verdere leven niet losliet, was de mijns inziens gezonde gedachte die daarin tot uitdrukking kwam, namelijk dat men niet moet aanblijven in een ambt, dat een voortvarendheid, besluitvaardigheid en energie eist, die gedragen moeten worden door algehele fitheid, wan neer men voelt, die krachten niet meer te bezitten. Ik vermeld dit alles eerst nu, nadat ik de jaren van de tweede wereldworsteling heb beschreven, teneinde dit onderwerp in zijn juiste verband te plaatsen. Het spreekt Langzaam naderde mijn achtenzestigste verjaardag, waarop ik vijftig jaar aan de regering zou zijn. Men had zich voorgenomen dit jubileum te vieren en grote plan nen daartoe waren in de maak. Ik voelde my niet meer daartegen opgewassen. In de loop der jaren had ik tal van belangrijke beslis singen zien nemen, overal in de wereld en op de meest uiteenlopende levensterreinen. Bij het mij rekenschap geven daarvan was het my niet zelden opgevallen, dat de doeltreffendheid van menige beslissing meer verzekerd geweest zou zijn, wanneer deze niet was genomen door personen in hun levensavond, maar door mensen die nog in de volle kracht van hun leven stonden. Ik wilde tot geen prijs de indruk maken, dat ik myn aanblijven wilde rekken om myn jubileum te kunnen vieren; ik, die degene was geweest die de wet van de leeftijdsgrens voor velen in den lande had getekend, waarmede dan ook openlijk rekening was gehouden met het feit, dat vele ouderen, althans in werkkracht, niet meer waren wat zij vroeger waren. Mijn besluit stond vast: nog voor ik achtenzestig jaar zou worden, afstand doen. Ik nam twee vertrouwden in de arm, die mij bij de voorbereiding daarvan de aange wezen hulpkrachten toeschenen en deed hun een voor stel hoe ik mij dacht, dat dit zou kunnen gaan. Tot mijn teleurstelling verwierpen zij dit op grond van de bestaande jubileumplannen, zonder aan myn wensen tegemoet te komen door hunnerzijds een tegenvoorstel te doen, hetgeen erop neerkwam, dat zij niet wensten mede te werken aan een oplossing op dat voor de jubileumplannen vergevorderd tijdstip. Moeilijke, ja verdrietige maanden volgden, waarin ik geheel alleen en zondere enige medewerking naar een oplossing moest zoeken. Ik vond deze in een tweede regentschap van Juliana, ingaande ongeveer half mei en stelde mij voor de regeertaak weer voor enkele dagen van haar over te nemen rond mijn achtenzestigste ver jaardag, teneinde die datum in functie te zijn. Onmid dellijk daarna zou ik afstand doen om Juliana in de gelegenheid te stellen dadelyk ingehuldigd te worden. Van de zijde van de voorbereiders van de herdenking werd mij verzekerd, dat men tevreden zou zijn, indien ik de bewijzen van trouw en aanhankelijkheid van de be volking van Den Haag in ontvangst zou nemen en daarna in Amsterdam feestelijk zou aankomen, waar een grote afscheidsbijeenkomst in het Stadion zou plaats hebben en dat er verder niets van my werd verwacht. De gewone woning te Scheveningen. getooid met de Koninklijke Standaard, werd door de Koningin betrokken na haar terugkeer in Nederland. Hier, in deze eenvoudige omgeving, legde de Koningin talloze contacten met vertegenwoordigers uit zeer uiteenlopende kringen van ons volk. contacten die in een Paleis-sfeer wellicht minder intensief zouden zijn geworden. Het moeilijke was nu zonder enige voorbereiding mijn voornemen zelf aan ons volk mede te delen. Op de twaalfde mei, datum van de inhuldiging van myn vader in 1849, deed ik dit door de radio. Deze hele loop van zaken had het voordeel, dat de toekomstige Koningin kon optreden met een kabinet tot welks formatie zy zelf opdracht had gegeven. Op 4 september kwam de abdicatie. Aan een lange tafel in de Mozeszaal namen wij en een reeks autoriteiten plaats, in navolging van het gebeurde by het afstand doen van myn overgrootvader. De akte van afstand werd door de Directeur van het Kabinet voorgelezen, waarna ik deze tekende en alle aanwezigen na my. Ik sprak een kort woord in het algemeen en richtte my tot Juliana in het bijzonder. Bij ons binnenkomen trok ik een ietwat gedrukte afscheidsstemming aan. Deze verdween echter spoedig door mijn opgewekt en blij optreden. Wat had en heb ik niet redenen tot dankbaarheid: ten eerste door het vertrouwen dat ik heb in het warme hart van Juliana voor het volk dat ons beiden zo lief is, in haar toewij ding en overgave aan de taak die haar wachtte en in de bekwaamheid voor die taak, waarvan zij bij ver schillende gelegenheden blijk had gegeven. Dan, dat mijn ambt tydens mijn leven op haar overging en ik wellicht nog een poos getuige zou mogen zyn van haar regering. Voorwaar, er was bij mij geen plaats voor droefheid. Deze eenvoudige plechtigheid was een ware belevenis. De byeenkomst had echter kort geduurd, er was nog veel tyd voordat het klokkenspel op het paleis twaalf uur zou aankondigen. Nadat de twaalfde slag verklonken was, gingen de deuren achter het balkon open en traden Juliana en ik hand in hand naar voren, gevolgd door Bernhard. Op de Dam kon men op dat ogenblik een speld horen vallen, ademloos wachtte men op wat komen zou. Ik nam het woord, deed mededeling van myn abdica tie en stelde daarop Juliana als zyn Koningin aan het Nederlandse volk voor, richtte enkele woorden tot haar en eindigde met de menigte voor te stellen haar een „leve onze Koningin" toe te roepen, hetgeen met grote geestdrift en ontroering gedaan werd. Daarop sprak zij enkele woorden tot de menigte, in het bijzonder tot de jonge generatie, en dankte zy mij ervoor dit ogenblik met haar te hebben meegemaakt. Hierop trok ik my terug Ontroerend was de aankomst van Prinses Margriet in Nederland op 4 augustus 1945 na de bevrijding van het noorden van het land. Als gevolg van haar geboorte in ballingschap was dit de eerste maal dat zij voet zette op Nederlandse bodem.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 11