be lente is in aantocht Schoolmeisje dat geen schoolmeisje is ZATERDAG 14 MAART WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 4 TUSSEN ATELIER EN KEUKEN Vogelgezang kondigt ze aan De modinette is in het algemeen trouwlustig. Velen brengen haar vakbekwaamheid, smaak en handigheid in praktijk bij het maken van de eigen bruidsjapon. Haar opleiding, welke, zoals wij de vorige week schreven, sinds ongeveer vijf jaar op tal van bedrijven gegeven wordt met medewer^ king van het nijverheidsonderwijs (een en ander onder auspiciën van de Stichting Vakopleiding Confectie Industrie te Amsterdam), houdt reke ning met de toekomstige taak van vele modinettes als huismoeder. Het meisje ontvangt, behalve technische in structies op het atelier, namelijk nog een algemene vorming op de huishoudschool. Zij krijgt tijdens haar normale werktijd (als leerling), in een af zonderlijke klas van modinettes, 8 uur per week les. Het lesrooster, waarover het bedrijf geen zeggenschap heeft, omvat in het algemeen: koken en andere huishoudelijke arbeid, kinderverzor ging, handwerken, gymnastiek, hygiëne, handen arbeid en „expressie" (o.a. tekenen). De overige vakken zoals Nederlands, kennis van sociale wet ten, wasmethoden van stoffen, enz., zijn weer gericht op het beroep. dat deze inspectrice er altijd op uit is, de samenwerking tussen n.o. en be drijfsleven te bevorderen. Beter had den wij het dus niet' kunnen treffen en we waren dan ook erg blij, dat zij ons haar standpunt uiteen wilde zetten. chines zouden te vlug verouderen; een lerares zou binnen een paar jaar „antiek" zijn! Bovendien is de be- drjjfssfeer niet te benaderen; ook zou de bedrijfsgang door het stage lopen van een groepje ontwricht worden. Maar langzamerhand komt er bij het nijverheidsonderwijs meer waardering voor het bedrijfsleven". „Kunt u feiten noemen?" „Volgens de nieuwe n.o. wet van 1955 zijn de leraressen verplicht dertig da gen in volledige dagtaak stage te lopen op het bedrijf of op een school- atelier en zich daarbij terdege af te vragen: „wat eist het atelier van het meisje?" Verder is aan de opleiding van de leraressen een extra vak toe gevoegd, „maatschappelijk inzicht". Wij gaan als huishoudscholen wel van het gezin uit, maar het gezin heeft toch contactpunten met de maat schappij". Als in maart geleidelijk de ene vogelsoort na de andere terugkomt uit de winterkwartieren, begint ook de tijd van het lentegezang weer. Buiten de vogels, die het ook tijdens de winter bij ons uithiel den en reeds gedurende milde winterdagen hun lied lieten horen, fluiten nu ook de nieuw aangekomen vogels. Gedurende de dag is de zangtijd van de vogels zeer verschillend hij richt zich naar de plaatselijke omstandigheden, het weer en de lichamelijke gesteldheid van de vogel. Vele vogels laten 's nachts hun stem horen, o.a. de bos-, kerk-, rans- en velduil, het korhoender, de nachtegaal en de heide-leeuwerik, de nachtzwaluw, de kwartel, de roerdomp, doch de meesten concerteren toch eerst in de vroege morgenuren, het meest intensief kort voor zonsopgang. Daarbij is een zekere regelmaat in het verloop van het beginnen met het fluiten vast te stellen. In de regel openen de veldleeuwerik ken het concert reeds in de vroege morgenstond: in het moeras volgen dan de koekoek, de watersnip, kievit; in bos en parken merels, lijsters, rood- staartjes, bonte vliegenvangers en gras mussen, terwijl de zwaluwen, zwarte roodstaartjes pas beginnen als het reeds licht is, voordat spreeuwen, win terkoninkjes en vinken met hun ge zang beginnen. Men heeft geprobeerd, naar de volgorde van 'het fluiten dei- vogels, een klok op te stellen. Zo'n „vo- gelklok" verandert haar tijden van week op week i.v.m. de zonsopgang enigszins regelmatig blijft echter de volgorde van beginnen met fluiten van de vierschillende soorten. Tegen de middag houdt de ene na de andere vogel op met fluiten en wanneer de zon haar hoogste plaats aan de hemel heeft bereikt, heerst er stilte in bos en veld Eerst tegen de avond begint het vo gelconcert weer en enkele vogels zin gen zelfs nog lang na zonsondergang. In maart zijn het de zanglijster, merel en roodborstje, die veelal nog dan zin gen als de avondster reeds aan de he mel licht. In maart zet de vogeltrek in volle omvang in, welke tot in mei voort duurt. Daarbij is vast te stellen, dat de volgorde van aankomst ieder jaar weer dezelfde is. Deze kan zich tijdelijk wijzigen slechts enkele dagen al naar de streek, maar dat is een uit zondering, die slechts in het begin van de trektijd is waar te nemen. Des te later de datum van aankomst, des te nauwkeuriger de aankomstdag. Daar naar kan men zelfs een vogelkalendei samenstellen, die voor elke streek van ons land en daarbuiten, al naar het plaatselijk klimaat, verschillend zal zijn. In maart verschijnen als eerste trek. vogels de spreeuwen, veld- en heide- leeuweriken. Ooievaars, roodborstjes en zanglijsters komen reeds in de eerste dagen van de maand terug: ook de tjiftjaf komt aan. Hout- en holenduif roepen vanuit de nog kale bomen. Aan de rivieren en op de meren kunnen we we dan weer wilde eenden en verschil lende steltlopers waarnemen. Boven de weiden buitelen de kieviten tijdens de baltsvluchten en in de weilanden is de tweede helft van maart de graspieper weer present. De houtsnippentrek vindt in de regel tussen 20 en 17 maart plaats. De witte kwikstaart is er dan ook weer. April brengt weer nieuwe gasten. Reeds rond de 3de of 4de april kan men de eerste boerenzwaluwen zien scheren over het water en rond de 'boerderijen. Eén zwaluw maakt nog geen zomer; de hoofdmacht komt rond de 'tiende. Zij wordt vergezeld door ge_ kraagde roodstaartjes, fitis en hegge- mus. De tweede helft van de maand ar riveren de huiszwaluw, de boompieper, bonte vliegenvanger, tuinfluiter en spotvogel. De nachtegaal zingt reeds volop tussen de 16 en 21 april; terwijl de koekoek tussen 26 en 27 april reeds zijn naam roept. De laatste trekvogels verschijnen 'begin mei: de 'tortelduif, de kwartel, de roodkopklauwier, de ortolaan en de rietzangers, die in het riet van plassen concerteren. Ook verschijnen groepsgewijs de gierzwaluwen; iedere grote stadsbewo ner kent ze ongetwijfeld. De laatste gast, die verschijnt is de wielewaal, de „Pinkstervogel", zijn karakteristiek geluid, een klankvol fluiten, hoort men nauwelijks eerder dan de achtste mei in onze bossen en parken. F. van Ommen. f op de huishoudscholen alleen voor Aan de lunch Handen verkeerd Ten spijt van veel modern gedoe, wordt veelal nog de „ouderwetse" opvatting gehuldigd dat een meisje voor een typisch vrouwelijke taak moet worden opgevoed en een jongen uitsluitend voor mannelijk werk. Bü het mooie Mater Amabilis- en Zonnebloemwerk (zoals bekend, een algemene vorming van het werkende meisje in de industrie), kwam deze opvatting trouwens reeds lang tot uit drukking. Wie nu denkt: „wel, dat hebben ze dan prachtig voor elkaar: op het ate lier een vak leren, op school de huis houding, wat wil je nog meer?" die zouden we de ogen willen openen voor de grote problemen, welke erop dit punt nog moeten worden opgelost. Onze teenagers en oudere meisjes groeien op in een tijd, dat de techniek voortraast en telkens om vernieuwing van het bedrijfsleven schreeuwt (voor al op textielgebied resp. in de confec tie), terwijl de meeste ouderen nog heerlijk voortborduren op het ver trouwde stramien. Er wordt vlugger een nieuwe vezel geboren in een rea geerbuisje dan een nieuwe gedachte in ons hoofd! Er is iets veranderd Voor wie van de techniek leeft, is het van het grootste belang dat hij bij blijft, maar wie voor z'n dagelijks brood niet onmiddellijk af hankelijk is van de razende vaart van het bedrijfsleven, die merkt soms niet eens, dat hij achter blijft „mijn meisje moet huisnaaister wor den, dan kan ze later kleren voor haar kinderen maken, dat is veel beter dan op een bedrijf", rustig tientallen jaren blijven voortleven, zonder dat ze beseft dat er intussen in de maatschappij iets veranderd is. Deze moeders kopen zelf mis schien vaak confectie, ze profiteren van wat de industrie haar te bieden Modinettes leren koken Overgang Het kind gaat van school naar be drijf, maar is er niet weerbaar voor gemaakt", aldus onze zegs vrouw. „Het leerlingenstelsel zorgt zorg voor de overgang; de standing van het bedrijf groeit daardoor. Er wordt namelijk selectie toegepast, meisjes met slechts vijf jaar lagere school worden niet meer tot de oplei ding toegelaten; de eis is thans zes jaar lagere school. Met betrekking tot de aanpassing aan het bedrijfsleven is het nijver heidsonderwijs in beweging. In de huishoudelijke vakken is deze bewe ging het sterkste. We zitten midden in de zwaai naar gemechaniseerd werken. Men zou op school kunnen proberen het meisje iets meer de confectie te laten benaderen. Het is echter niet mogelijk, op school de beroepsopleiding tot modinette te geven, wel de vooropleiding} de tech niek ia daarvoor te snel; de ma- Zal ik proeven? Idealen Op onze vraag naar haar eigen idealen verklaart mejuffrouw Uytenhoudt: „Wat ik zou willen, is, le: dat onze leraressen als ze klaar waren, in staat werden gesteld bepaalde cur sussen te volgen, waardoor ze meer op de meisjes in de bedrijven wer den ingesteld; 2e. dat, van de school uit, de leraressen die het aanvullend onderwijs geven, meer contact met het bedrijfsleven onderhouden, zodat zij een indruk krijgen van de om standigheden waaronder de meisjes werken. Het aanvullend onderwijs zou meer gericht moeten zijn op wat het meisje in haar arbeid doet. De sociale kant van deze gerichtheid zou meer aangepast moeten zijn aan de status van het werkende meisje". Het Is een Ideaal, dat deze inspec trice overal waar zij kan, vurig verde digt, in besprekingen met directrices van nijverheidsscholen, in lezingen en artikelen. Zij vindt, dat de aanstaande modinette in een andere verhouding staat tot de lerares dan de overige leerlingen van de huishoudschool. Het is dus een schoolmeisje, dat geen schoolmeisje isDoch dat door haar opleiding recht heeft op meer waar dering, te meer waar gebleken is, dat haar beroep haa,r een grote dosis han digheid en flair meegeeft voor haar gehele verdere leven, doordat ze in zicht heeft gekregen in moderne werk methoden. Iets wat ook bij het maken van de eigen garderobe uitstekend te pas komt! Vijf of zes jaar lagere school, v.g.l.o. of enkele jaren huishoudschool - red.). onze kinderen zijn bij een dergelijke scheiding o.i. weinig gebaat. Wij ver namen bijvoorbeeld, dat een all-round voor het naaistersvak door de huis houdschool opgeleid meisje, wil zij modinette worden, daarvoor moet wor den omgeschoold, vooral in verband met de specialismen in de confectie. Zij moet o.m. een geheel andere hand zetting leren. Teneinde niet uitsluitend op basis van zeer algemene indrukken te oor delen, doch u een duidelijk beeld te geven van de stand van zaken, vroe- Zo kan bijvoorbeeld in de gedach ten van vele moeders het idee: heeft, maar het is net of ze het deurtje dichtdoen zodra diezelfde industrie zich aandient in de ge daante van de typisch-modeme be roepen welke ze voor het meisje ge schapen heeft: o.a. modinette. Het bedrijfsleven wordt, zo menen wij meermalen te hebben opgemerkt, beschouwd als de gevaarlijke derde bij opvoeder en kind. Streng gescheiden gaat men naast elkaar voort, maar f Pollepel brengt at gen wij een onderhoud aan met me juffrouw W. B. Uytenhoudt te Rotter dam, inspectrice van het nijverheids onderwijs voor de rayons Utrecht, Den Haag en de Betuwe, en speciaal belast met het landelijk toezicht op de leer lingenstelsels. Wij hadden vernomen, 'wisseling Nu gaat ons een licht op in verband met de door ons veronderstelde be houdende mentaliteit bij het n.o. Het blijkt trouwens, dat er pas sinds drie jaar voor enkele vrouwelijke beroepen leerlingenstelsels zijn, te weten: huis houdhulp, gezinshulp, kleuterhulp, confectienaaister (modinette), hand werkster in de confectie (modinette), textielnaaister en schoenenstikster. De grote kwestie is: hoe waar deert de school de arbeid van het meisje? U moet niet vergeten, dat Mejuffrouw W. B. Uytenhoudt inspectrice n.o. Is het waar, dat de handen van het meisje dat van de nijver heidsschool komt, verkeerd staan voor het confectie-atelier?" vallen we met de deur in huis. „Op school leert men naaien voor het huisgezin en dat is heel iets an ders dan naaien voor de machine, die snelheid heeft en anders geconstrueerd is", luidt het antwoord. „De grote moeilijkheid bij de vakopleiding tot confectie-naaister is echter, dat de meisjes een zeer verschillende voorop leiding hebben een ander bezwaar is, dat vak- en aanvullend onderwijs nog niet één zijn! Het leerlingenstelsel vind ik iets prachtigs, omdat daardoor het contact met de school blijft.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 16