V.V.D. LIJST 4 saggr; r& A: IN TOEKOMST IN LEIDEN 4 BUSLIJNEN Geven goede verbinding tussen Station, woonwijken en stadskern c*< Leids vervoersrapport verschenen! Frequentie van 10 minuten ivordt als een minimum beschouwd Stadstram vervoert per jaar hijna vier miljoen personen 97ste jaargang Donderdag 26 februari 1959 Tweede blad no. 29681 wiuen PC 6CHutreRS VÉLD [Slacht. HUIS UNIVÊRbfTAiR S^OVJTTERREJ», KOOI PARK '6N- -•••, iimmuti I Bar-i wffifijmfjiiüs "OnitBi»,,, ouue l2225SrRAAT r°n 0BURCHT HOOGl-KER*/, k "X. 4(. ^EUiAfttTVt ViETERV KERK ï«£45m» ^SèTE meuntWK-^^wfdmsfssmmimhUfigssiffff, 1L 1 M( *1 Ijbsr» 1 Rapenburg f,fKftut vSKaM&W* l6^^WAfER- VfULOO^ V.D.WERF PARK T Z.06TERWOUDSE c R6AK.f[ FRUlNLAAN GYMNA SIUM DE SiTTfe^> Het Leids rapport, inzake de te treffen voorzieningen van het open bare personenvervoer in de Sleutelstad, waarvoor de raad indertijd een krediet van f 10.000.— beschikbaar stelde, is thans verschenen. Het rapport, dat rekening houdt met de opheffing vermoedelijk in 1960-1961 van de tram en vervanging door autobuslijnen, was reeds in mei 1958 uitgebracht door het Nederlands Verkeers Instituut te Den Haag. Naast een uitvoerige analyse over het openbare personenver voer, schenkt dit rapport ook aandacht aan de voor Leiden geprojec teerde vervoersvoorziening en de tekortkomingen, welke kleven aan het huidige personenvervoer in de Sleutelstad. Terwijl een frequentie van tien minuten in Leiden niet altijd te verwezenlijken als een minimum wordt beschouwd, komt dit rapport tot de conclusie, dat de Sleutelstad in de toekomst de beschikking moet hebben over vier buslijnen, welke een verbinding moeten geven tussen het Station, de diverse woonwijken en de stadskern. Afgaande op de grondslagen van open bare vervoersvoorziening en op de analyse van de vervoersstromen te Leiden, kan worden geconcludeerd, dat de lokale lijnen voornamelijk verbinding moeten geven tussen de woonwijken en het Station, alsmede tussen de woon wijken en de stadskern. De te projecte ren lijnen zullen in principe dus radiaal, zo mogelijk dubbel-radiaal dienen te zijn. De woonwijken welke een zodanige verbinding moeten hebben, zijn: a. Houtkwartier (en Oegstgeest)b. Noorderkwartier, c. Kooipark en Lage Rijndijk, d. Hoge Rijndijk en Profes- sorenwijk-oost, e. Zuiderkwartier en Professorenwijk-west, f. Wijk „Zuid west", g. Witte Singel (met Diacones- senhuis) en h. Morskwartier. Voorts dient er een verbinding te be staan tussen het Station en de stads kern. Vier buslijnen Op enkele punten is bij dit voorge stelde lijnennet een aanpassing van de verkeerssituatie vereist. Zo zal enige wijziging van het profiel van de Burg- gra venlaan'nabij de Uhlenbeckkade en van de Kanaalweg nabij de Hoge Rijn dijk nodig zijn. Belangrijk is, dat het Stationsplein, om een vlotte afwikkeling van het busverkeer te verzekeren, ver andering zal moeten ondergaan; de thans verplichte wijze van rijden, die een groot aantal niet-noodzakelijke bus kilometers vergt, verspilt tijd en geld. Is de autobusstandplaats uitstekend ge schikt als terminus ook van lokale dien sten, zij is niet praktisch als halteplaats voor doorgaande stadslijnen. Aanbevo len wordt daarom vestiging van halte plaatsen nabij elk der hoeken Stations wegStationsplein en schepping van de mogelijkheid het Stationsplein van de Stationsweg uit en in omgekeerde Deze verbindingen kunnen worden gerealiseerd door lijnen met de volgende tracé's (zie ook de hierbij afgedrukte kaart): Ljjn 1: Oegstgeest, Rhijngeesterstraat- weg, Geversstraat, Rijnsburgerweg, Sta tion, Stationsweg, Steenstraat, Blauw- poortsbrug, Princessekade, Kort Rapen burg, Breestraat, Korevaarstraat, Leven daal, Plantagelaan, Hoge Rijndijk, Burggravenlaan, Uhlenbeckkade, Dui- vendakstraat, Kanaalweg (woonstraat) Hoge Rijndijk enz. De lijn komt groten deels overeen met de bestaande stads- tramlijn, behoudens het eindpunt bij de Hoge Rijndijk. De geprojecteerde lus, waarop zowel uit- als in kan worden gestapt, geeft een groot deel van de Professorenwijk een rechtstreekse ver binding met het centrum en met het station. Ljjn 2: Vondellaan, Lage Morsweg, Morsweg-, Morssingel, Station, Stations weg, Steenstraat, Blauwpoortóbrug, Haarlemmerstraat, Havenplein, Haven. Zijlpoortsbrug, Lage Rijndijk, Sumatr 6traat, Timorstraat, Stadsuitbreiding noord, Sumatrastraat, enz. Tram uit Haarlemmerstraat Deze dubbel-radiale lijn vergemakke lijkt het verwijderen van de „gele tram" uit de Haarlemmerstraat en brengt een verbinding tussen deze drukke winkelstraat en twee dicht bevolkte wijken tot stand. Lijn 3: Station, Stationsweg, Steen straat, Blauwpoortsbrug, Princessekade, Kort Rapenburg, Noordeinde, Noord- eindeplein, Haagweg, Da Costastraat, Frederik van Eedenlaan, Willen Klbos- laan, Boshuizerkade, Montgomerystraat, Leiden Zuidwest, Sweelincklaan, Tel- derskade, Boshuizerkade enz. Deze lijn moet de gehele wijk „Leiden- Zuidwest" bedienen, wat door de grote in- en uitstaplus inderdaad mogelijk is. Voorlopig kan deze lijn slechts enkel- radiaal zijn, doch als t.z.t. een nieuwe verbinding met het Houtkwartier nodig wordt, komt deze lijn voor doortrekking in aanmerking. Ljjn 4: Station, Stationsweg, Steen straat, Blauwpoortsbrug, Princessekade, Kort Rapenburg, Noordeinde, Noord- eindeplein, Witte Singel, Herenstraat, Koninginnelaan, Zeemanlaan, Van den Brandelerkade, Burggravenlaan, Hoge Rijndijk, Utrechtsebrug, Veer, Zijlsingel, Herensingel, Lusthoflaan, Bernhardkade, A. van Saksenstraat, Marnixstraat, Prins Hendrikplein, Maresingel, Rijns- burgersingel, Schuttersveld (aanvan kelijk: vervolg Rijnsfburgersimgel, Sta tionsweg) Station (ringlijn). Deze lijn komt grotendeels overeen met het gemeenschappelijk gedeelte der huidige Eltax-ljjnen; alleen is het tracé iets minder bochtig en zijn de „uitlo pers" verdwenen. Dat deze ringlijn, zij het verbeterd, in dit nieuwe lijnenplan wordt gehandhaafd, komt doordat deze voor een groot deel (n.l. tussen Konin ginnelaan en Station en tussen Bern hardkade en Station) een radiaal func tie vervult, waarbij het tracé hoofd zakelijk door de loop der singels is be paald; voorts blijkt, aldus het rapport, inderdaad enige behoefte te bestaan aan een verbinding tussen de wijken aan de Oostzijde van de stad. Het verdwijnen van de „uitlopers" geeft boven het hui dige tracé het voordeel, dat alle punten aan de ring even gemakkelijk bereikbaar zullen worden; echter zal de stations halte als terminus moeten fungeren en zullen doorgaande passagiers aldaar enige tijd moeten wachten, aangezien alleen reeds om vertragingen te egalise ren de dienstregeling een rusttijd moet bevatten. Voorts is het gewenst, dat de inter lokale lijn naar Voorschoten haar plaats in het stadsvervoer behoudt en omgeving van de Voorschoterweg en de Lammenschansweg bedient. Dit lokale vervoer zal wellicht een spits- versterking tussen het Station en de gemeentegrens op deze ljjn noodzake lijk maken. Ook de buslijn LeiderdorpLeiden zou misschien tjzA. een rol in het stadsvervoer kunnen spelen. Aanpassing verkeerssituatie vereist Wat aan Leids J vervoer ontbreekt Behalve dat dit rapport een weg aanwijst hoe in Leiden kan wor den voorzien in een doelmatige vervoersvoorziening, worden ook de tekortkomingen opgesomd, waaraan in de Sleutelstad het openbare vervoer mank gaat. Deze kunnen in de volgende punten worden sa mengevat: 1. Verscheidene wijken missen een goede verbinding met het stads centrum. 2. De tram heeft een stagnerende invloed in de Haarlemmerstraat en vooral bij het eindpunt. 3. Het net vormt, bij drie ver schillende maatschappijen (H.T.M., N.Z.H.V.M. en Eltax Red.) in ex ploitatie zijnde ,geen eenheid, het geen o.a. blijkt uit het ontbreken van een tarief voor overstappen tussen de drie lijnengroepen. Vertoont de bestaande vervoers voorziening tekortkomingen, een herziening wordt ook noodzakelijk door de verdere uitbreiding van de stad. Een gunstige omstandigheid, - A aldus het rapport, voor een zoda- f nige herziening is het voornemen f van de N.Z.H.V.M. om de tramlij nen in busdiensten om te zetten; tevens mag worden gehoopt op ver plaatsing van het huidige eindpunt van de „gele tram" naar het Sta tionsplein. richting over te steken. In ieder geval dient', aldus het rapport, voorkomen te worden, dat de verkeersafwikkeling alleen via het zuidelijke verkeersplein kan geschieden. Frequentie van 10 minuten In het algemeen, aldus één van de conclusies van het rapport, moet een frequentie van tien minuten voor openbare stadsvervoerdiensten als een minimum worden beschouwd, doch, behalve op lijn 1, die thans reeds een 6 a 7,,4-minutendienst heeft, is een dergelijke frequentie te Leiden, wegens de beperkte vervoersvraag, uit een oogpunt van rendabiliteit niet te ver wezenlijken. Moet nu de frequentie lager zijn dan tien minuten, dan is het noodzakelijk, bij het opzetten van de dienstregeling, bijzondere aandacht te schenken aan de aansluitingen tussen de stadslijnen en vooral aan die met de treinen en de interlokale autobussen; de bezwaren klevende aan lage frequenties kunnen aldus in be langrijke mate getemperd worden. Een gunstige omstandigheid is in dit verband, dat bij de huidige spoorweg dienstregeling de treinen naar Amster dam en naar Den Haag ieder half uur vrijwel tegelijkertijd passeren, terwijl de aankomst- en vertrektijden van de trein naar Utrecht hier nagenoeg midden tussen vallen. Dit maakt het mogelijk door een kwartiersdienst goede aanslui tingen op de treinen te geven. De aan komst- en vertrektijden der interlokale buslijnen zullen voorts in de regel op die van de treinen afgestemd zijn, zodat deze aansluitingen geen speciaal pro bleem vormen. Twintig minuten dienst op ringlijn N;i is op de ringlijn (lijn 4) een kwar tiersdienst bezwaarlijk te verwezen lijken. Daar de rittijd 30 minuten vergt, zou een kwartiersdienst met zes bussen gereden moeten worden, waar bij iedere bus een derde van de tijd ongebruikt zou staan. Daarom is handhaving van de twintigminuten- dienst op deze lijn onvermijdelijk; er zijn dan slechts vier bussen nodig en de rusttijd kan aan het Station nor- ^maal blijven. Evenwei kan op deze lijn het resultaat van een zes-maal-per-uur-dienst bena derd worden, indien de bussen van het Station om de tien minuten in de ene en in de andere richting aankomen en vertrekken. Dit betekent voor een aan zienlijk lijngedeelte een tienminuten- dienst met het Station en in tegenstel ling tot het huidige beloop, maakt het nieuwe tracé het niet nodig, dat beide richtingen bij het Station onderling aansluiting geven. Voor lijn 1 is een kwartier dienst uiter aard onvoldoende. Gezien het huidige vervoer op deze lijn moet een frequentie van twee vertrekken per kwartier nood zakelijk geacht worden Voor lijn 2 en lyn 3 is een kwartiers dienst zeer wel mogelijk. Voor lijn 2 kan de dienst dusdanig worden geregeld, dat de bussen 7 A 8 minuten voor en na aankomst en vertrek van de treinen het Station passeren, zonder te wachten. Voor lijn 3 is de situatie zeer eenvoudig, omdat de ieder kwartier aankomende en vertrekkende bussen bij het Station hun rusttijd hebben, waarbinnen aankomst en vertrek der treinen vallen. Het ligt in de bedoeling van B. en W. dit rapport, dat ter beoordeling aan de leden van de Verkeerscommissie, de directeur van Gemeentewerken en de Commissaris van Politie is voorge legd, in de gemeenteraadszitting van maandag a.s. te behandelen. Belasting van extra-vlijt schaadt de produktiviteit. Van Eltax-ringlijn maakten in 1956 ruim anderhalf miljoen passagiers gebruik Interessante cijfers worden ons ook bekend uit het verkeersrapport. Zo blijkt o.m., dat de stadstram: Oegstgeest—Hoge Rijndijk, per dag ruim 10.000 passagiers v.v. vervoert. Een in 1956 gehouden telling wijst uit, dat in dat jaar in beide richtingen 3.945.462 reizigers werden vervoerd. De Eltax-ringljjn moest het in dat jaar met heel wat minder passagiers stellen: in totaal maakten in 1956 1.672.514 personen van deze ringlijn gebruik. Vervoerde de „blauwe" in hetzelfde jaar circa 450.000 personen in het lokale verkeer: Station—Kersenstraat, de „gele" blijft met ongeveer 75.000 passagiers over het traject StationHaarlemmerstraat bij deze cijfers ver ten achter. De relatief grote vervoersomvang op de stadstramlijn is, volgens het rapport, te verklaren uit de belangrijke verbindingen die deze, in een nagenoeg rechte lijn en met een hoge frequentie, geeft, n.l. van woonwijken in Leiden en Oegst geest met geheel het centrum, het Station en de twee ziekenhuizen. De buslijnen verbinden woonwijken met het Station, het Academisch Zieken huis en het Diaconessenhuis, een deel van het centrum en tenslotte woonwijken onderling. Beide lijnen vormen echter samen nagenoeg één ringlijn rond de singels, elk met een uitloper naar een buitenwijk, waardoor deze wijken slechts in één richting verbinding met de binnenstad hebben; bovendien komen de lijnen slechts op één punt even in het centrum, n.l. bij het Kort Rapenburg. De „blauwe tram" heeft voor het stadsverkeer betekenis, omdat deze enkele woonwijken een goede verbinding met het centrum en het Station verschaft, welke betekenis echter door de (voor stadsvervoer) lage frequentie beperkt blijft. Het lijngedeelte van de „gele tram", dat voor lokaal vervoer in aanmerking komt, blijft binnen het centrum, terwijl ook hier de lage frequentie niet vervoer- wervend werkt. De uiterst geringe betekenis, welke deze lijn voor het lokale ver voer heeft, vormt een scherp contrast met de grote plaats, die in het stadsverkeer opeist, vooral aan het eindpunt in de Haarlemmerstraat, waar de afwikkeling van het verkeer door het rangeren gestremd wordt. Leger museum In bijgaande tekening is een ge schematiseerd beeld gegeven van de voorgestelde busdiensten. De routes van de diensten zijn als dikke doorlopende lijnendikke stippellijnen en dikke streepjes lijnen weergegeven. De radiale diensten (1, 2 en 3) zijn de dikke lijnen, de ringdienst (4) de gestip pelde lijn en de ook plaatselijk van belang zijnde dienst naar Voor schoten en verder (identiek aan de NZH-dienst van thans) de dikke streepjeslijn ongenummerd Langs de routes zijn de nummers van de diensten vermeld. Waar routes samenvallen zijn deze ais één lijn getekend, behoudens waar radiale en ringroutes samenvallen, waar wij een gecombineerde door lopende en stippellijn hebben ge tekend. Een en ander ter vereen voudiging en betere leesbaarheid van de kaart. Ter oriëntatie zijn voorts enkele belangrijke straten aangegeven als dubbele lijnen De straten waar buslijnen lopen zijn slechts als bus lijn, niet als straat aangegeven. Voorts zijn de spoorlijnen als dikke dubbele lijnen met dwarse verbindingsstreepjes getekend. Ter verdere oriëntatie zijn enkele markante gebouwen (zwarte blok ken) en markante terreinen (grijs) benevens de voornaamste wateren (met slangetjes gearceerd) aange duid. Ter vereenvoudiging van het beeld zijn de wegen en spoorwegen in uniforme breedte getekend.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 3