eenzaam maaR met alleen s Dr. Wiardi Beekman Stichting wil vergoeding studiekosten Negenhonderd Russische auto's naar Westduitse Bondsrepubliek 97ste jaargang Dinsdag 17 februari 1959 Derde blad no. 29673 <*<ScK»o3a(<s<scK8e§ciH»<!Sc>w K - wiegcKicscKScScKScf ;cKScscK»cScï«8eScKB<5S<* Door Prinses Wilhelmina In 1899 en 1907 vonden te Den Haag de zogenaamde vredesconferenties plaats, de eerste op voorstel van Tsaar Nicolaas van Rusland. Ik had weinig illusies, dat men zich bij voorkomende ernstige conflicten aan de tijdens deze vredesconferenties opgestelde conventies zou houden, al had ik mij toen nog geen voorstelling gemaakt, hoe zeer deze in de naaste toekomst zouden worden genegeerd! Het enige wat in feite van deze conferenties is overgebleven is het Permanente Hof van Arbitrage, dat in het Vredespaleis te Den Haag is gehuisvest. In 1913 vond de opening van het Vredes paleis plaats en de installatie van het Permanente Hof van Arbitrage in deze woning. Wij waren bij deze plech tigheid tegenwoordig en bezichtigden vervolgens het nieuwe gebouw. Dit was geschonken door Andrew Car negie. Vele kostbare geschenken, voor de inrichting bestemd, waren door verschillende landen en- personen aangeboden. Onder die landen was Argentinië. Dit schonk een afgietsel in het klein van „Le Christ des Andes", een vredesteken, opgericht op de bergketen van die naam, nadat een ernstig geschil tussen Argentinië en Chili zon der bloedvergieten werd beslecht. r Fragmenten uit Bü de rondgang trof ik dit beeld aan op de as van de trap op de derde verdieping. De andere waardevolle geschenken hadden een plaats gekregen op de bel etage. Toen ik om een verklaring hiervan vroeg, kreeg ik ten antwoord, dat men niet-christelijke landen als Japan en ook anderen moest ontzien. Het Vredespaleis was nu eenmaal het eigendom van alle volken en het Permanente Hof was internationaal. Ik was en ben nog altijd niet te spreken over deze laffe neutraliteit, die oorzaak geweest is van de miskenning van de verheven bedoeling en symboliek van dit geschenk. Er bestonden twee mogelijkheden voor de ontvangers: of het een ere plaats geven, overwegend dat het Vredespaleis in een land stond dat in grote meerder heid bewoond werd door christenen en dat het ge schenk zulk een grote sym bolische betekenis had, of het niet aanvaarden wegens het internationale karakter van het paleis. Men had noch de moed tot het één, noch de moed tot het ander en zo belandde het geschenk ergens achteraf. Enige Argentijnse dames waren overgekomen om het geschenk aan te bieden. Bij de velen die ik toentertijd ontving, behoorden ook zij. Zij vroegen mij bij die gele genheid om mijn portret met handtekening. Ik schreef daarop: „Christ avant tout", overtuigd, dat wij althans elkaar begrepen. Waarschijnlijk hebben deze dames dit portret aan de pers laten zien. Later wer den deze woorden bekend, zonder dat iemand hun wer kelijke oorsprong wist. besef kon bijdragen. Nadat het zusterhuis er was, volgde de opening van een lokaal, dat het centrum kon worden voor het dorpsleven. Het bood onder andere gelegenheid tot het houden van cursussen van allerlei aard, cursussen waar de mensen zelf om vroegen. Dit geschiedde, wat de meisjes betreft, bij de zusters, die naast hun gewone taak het ontwikkelingswerk onder het vrouwelijk gedeelte van de bevolking leidden. Dit werk leerde mjj in het klein problemen kennen, die overal in de maatschappij, maar dan met een veel groter ■i Moeder, die in Arolsen reeds vertrouwd was metf hetgeen men thans „sociaal werk" noemt, was aanstonds na haar huwelijk begonnen op Het Loo haar zorgende hand uit te breiden over hen, die in dienst van mijn vader waren en hun gezinnen. Zij liet door de echtgenote van de intendant de gezinnen be zoeken en zich op de hoogte houden van hun toestand. Zij hielp daar waar het no dig was; ieder geval afzon derlijk beschouwend en zich persoonlijk in elk geval erop beradend, welke hulp het meest doeltreffend zou zijn. Natuurlijk hoorde ik reeds als kind hiervan. Toen moe der Het Loo voorgoed verliet, nam ik deze taak van haar over. Na de grote aankopen van bos en heide, die enige tijd na ons huwelijk plaats vonden, onderging het werk onder de mensen grote uit breiding, want er kwamen veel werknemers bij. Niet al leen kreeg ik de zorg voor meer gezinnen, doch ook het onderhoud van meer huizen. De woningen op de Hoge Ve- luwe muntten toenmaals niet uit door hygiëne. Reeds spoe dig besefte ik, dat het werk door moeder begonnen een tegenwicht behoorde te vor men tegenover de gestie van hen, die voor ons de functie van werkgever vervulden. Dat er naar gestreefd moest worden het juiste evenwicht te bereiken tussen de belan gen van de bevolking der dorpjes, die toenmaals op ons als werkgever waren aangewezen en het belang van de boseigenaar-werkgever. Teneinde de hygiënische toestanden te verbeteren en de gezinnen op een hoger peil te brengen, de zieken te verzorgen en allen tot geestelijke steun te zijn, werden in de verschillende ressorten geleidelijk zusterhuizen ge sticht en zusters aangesteld, of beter gezegd, gekozen. Want een eerste vereiste was, dat zij het vertrouwen hadden van de bewoners van hun dorp, niet in de laatste plaats op geestelijk gebied. De opzet was aanvankelijk nog primitief, want zij moesten de pioniers zijn voor al het geen dat tot de bevordering van de gezondheid, de eerste ontwikkeling en tot de versterking van het gemeenschaps- Koningin Wilhelmina bij haar bezoek aan Marken tijdens de watersnood, waardoor Noord-Holland geteisterd werd in 1916. Hierover schrijft Prinses Wilhelmina in het hierbij gepubliceerde fragment uit haar boek Eenzaam maar niet alleen omvang, aan de orde waren. Van veel ging ik mij per soonlijk overtuigen. Al spoedig kwam ik bij mijn bezoe ken aan huis bij zieken en hulpbehoevenden tot de over tuiging, dat, hoezeer ook stoffelijke hulp in allerlei vorm nodig en geboden was, de geestelijke steun voor velen van nog méér belang was. Deze bracht iets blijvends, waaraan ze vaak zo'n behoefte hadden. Voor mijzelf heb ik veel te danken aan het geduld en het geloofsvertrouwen en de overgave, die mij tegemoet kwamen bij die bezoeken en in de gesprekken die wij voerden. Het ging mij gelijk menig ander, die bij het verlaten van een zieke of anderszins zwaar getroffene innerlijk rijker wegging dan zij kwam. Zoals ik reeds vermeldde waren wij ieder jaar van eind november tot april of mei in Den Haag. Ik ondervond het steeds weer als een gemis, geen gelegenheid te hebben deze bezoeken in de wintermaanden voort te zetten. Waar ik het zojuist had over Het Loo, wil ik hier ver melden, dat ik in 1898 begonnen ben met de inwendige restauratie van het huis. Deze beoogde de toestand te herstellen zoals deze was ten tijde van Stadhouder Wil lem III. Ik maakte daarbij druk gebruik van het boek van Daniël Marot, de bouwmeester van Het Loo. een uitgeweken Hugenoot, die Willem III in zijn dienst had genomen. Ik vond een schilder die bereid en in staat was om zich door schilderstudies in Versailles zowel de vormen maar vooral de kleuren van die tijd eigen te maken. Dit was de heer Fabry uit Rotterdam. Eerst moest steeds een laag verf verwijderd worden, die de oorspronkelijke schilderingen bedekte. Groot was de opwinding, iedere keer als er een hoofd of een figuur te voorschijn kwam, wanneer weer een ontwerp uit het boek van Marot levende werkelijkheid voor ons werd. Dit was niet minder boeiend als het opgraven van oude voorwer pen kan zijn. Daarover gesproken, in het begin van deze eeuw deed prof. Holwerda onderzoekingen in onze omge ving in bos en heide, in de hoop herinneringen aan de prehistorische tijd te ontdekken. Hij heeft toen inderdaad nogal veel gevonden op ons terrein. Het spreekt vanzelf, dat wij zeer benieuwd waren naar zijn vondsten. Op een mooie zomerse dag namen we zelf een schop en begonnen het Oude Loo te ontgraven. De oorspronkelijke gracht was door de Fransen dichtgegooid en na die tijd liep er slechts een bescheiden sprengetje om het kasteel. Anderen zetten ons graafwerk voort en zo werd de oude gracht hersteld zoals hij ongeveer geweest was. Maar er moest veel meer gebeuren: de muren en ook het inwendige vroegen om herstel. Wij droegen de res tauratie op aan de bekende bouwmeester Cuypers sr. Dit bleek een werk van jaren te zijn en het is nog niet ge reed gekomen! Het kasteel wacht nog op de meubilering in middeleeuwse stijl. Het spreekt vanzelf dat deze werkzaamheden, die ge leid hebben tot de ontdekking van overblijfselen van zestiende eeuwse fresco's in het Oude Loo, een zeldzame vondst in ons land, onze belangstelling voor de stijl van lang vervlogen eeuwen nog hebben verhevigd. In 1907 gebeurde er iets, dat mijn man in een geheel andere verhouding bracht tot ons volk. Het was de stranding en het in tweeën breken bij zwaar stormweer van de lijnboot op Harwich, de „Berlin", op de pier bij Hoek van Holland. Hendrik begaf zich er onmiddellijk heen om te zien of hij helpen kon en vond daar een eigen taak. Aan het technische reddingswerk nam hij niet deel, maar hij was een morele kracht en steun voor de anderen. Tot toen was zijn ware aard en inborst nog weinig bekend, hij was zo bescheiden en drong zich nooit op de voorgrond. Maar toen wist het volk ineens welk karakter hij had en bij zijn terugkeer van de red ding viel hem een geestdriftige ontvangst ten deel. Hij werd een warme vriend van de redders en het red dingwezen in het algemeen en is dit tot zijn dood geble ven. Toen het voorzitterschap van „Het Nederlandsche Roode Kruis" vacant werd, benoemde ik hem tot voor zitter. Hij werkte er als zodanig hard aan mee dit gereed te maken voor de vervulling van zijn taak in oorlogstijd en deed alles wat in zijn vermogen lag om het tot groei en ontwikkeling te brengen. Op zijn bureau op het Rode Kruis ontving hij zeer velen en had een ieder gelegenheid hem met zijn belangen te benaderen. Daarvan werd steeds een druk gebruik gemaakt. Met een onuitputtelijk geduld en vervuld van de bereidheid tot helpen en ondersteunen, hoorde hij er de noden van elkeen aan. Deze werkkring had tot zijn dood zijn gehele hart; hij had zo'n intense behoefte om leed te helpen verzachten. Ook kwam hij in de padvindersbeweging, waaraan hij eveneens actief meedeed. De buitenman in hem bleef weliswaar bestaan, doch hij had in de stad zoveel voor de nieuwe belangen te doen, er was zóveel in te werken en zóveel arbeid te ver zetten, dat hij toch veel in de stad vertoefde. (Na uitvoerig over de velerlei moeilijkheden van de eerste wereldoorlog te hebben geschreven zet Prinses Wil helmina haar relaas als volgt voort). Temidden van alle spanning en ellende, die de om ons woedende oorlog voor ons volk met zich meebracht, kwam in de eerste dagen van 1916 ook nog een grote watersnood ons vaderland teisteren. Felle stormen dreven het water met kracht tegen de Zuiderzeedijk. Van Anna Paulowna en Ewijk tot Spakenburg en Bunschoten be zweken de dijken of werden op vele plaatsen overspoeld. Zelfs Hoogland werd overstroomd en ook Marken liep onder. De bevolking, op zolders en daken gevlucht, bracht angstige dagen en nachten door. Hele stukken huizen verdwenen in enkele ogenblikken in de golven. Alleen per boot waren de noodgebieden nog te bereiken, een wegen net was er niet meer. De dijken waren verwaarloosd, of wel zij waren niet hoog genoeg. De doorbraken en overvloeiingen ontston den daar, waar geen andere, meer binnenwaarts gelegen keringen het water konden tegenhouden. Noord-Holland liep verder onder dan iemand had kun nen berekenen of vermoeden. Tot aan de Zaan, ja. hier en daar bijna tot aan de duinrand, was Noord-Holland één watervlak. Ook het lager gelegen gedeelte van Utrecht moest het ontgelden. De stormvloed herhaalde zich meer dan eens en dat over het reeds ondergelopen land, dat geheel weerloos was. Onze gemobiliseerden bewezen onschatbare diensten by het redden van mensen en vee. Zij verleenden ook overal hulp met het beschikbaar stellen van militaire voor raden. Ook hielpen zy het dijkleger met het maken van noodwaterkeringen en het versterken van de dijken. Noord-Holland, dat zo'n grote veestapel en zo'n ontwik keld veehoudersbedrijf bezit, moest met vaartuigen van allerlei aard geholpen worden dit vee in veiligheid te brengen. Monnikendam bleef aanvankelijk gespaard en de ruime kerk ontving gastvrij paarden en vee, terwijl de bevolking, wonende om de door de watersnood getroffen gebieden, de vluchtelingen gul ontving en onderdak gaf. De door braken waren veel te groot en lagen te gevaarlijk om in de winter gedicht te kunnen worden. Men moest zich dus bepalen tot het opwerpen van zeer onvoldoende keringen. De gehele winter bleef de ongerustheid voortbestaan en was de toestand bij stormweer hachelijk. Onmiddellijk gingen mijn man en ik de toestand in ogenschouw nemen. Wij namen elk verschillende gebieden voor onze rekening, opdat het gehele rampgebied spoedig bezocht zou worden. Wij mochten daarbij geen enkele ge teisterde plaats of streek overslaan. Dit overslaan zou op die streek in het oog der bevolking een stempel heb ben gedrukt van minder ernstig getroffen te zijn Het is een algemeen menselijke trek, dat, wanneer er een ramp gebeurt, ieder zich gaarne wil beschouwen als behorende tot de meest ernstig getroffenen. Ik voer, zonder dat de ondiepte bezwaren opleverde, met een bootje over het anders zo vruchtbare land. Bij de eerste watersnood was Amsterdam enige dagen mijn hoofdkwartier. Zowel om zijn ligging vlakbij het onder gelopen gebied, als om de hulp die Amsterdam aan de vluchtelingen bood. Deze hulporganisatie was geheel ge ïmproviseerd met veel vrijwillige helpers en helpsters. Mijn man ging eerst naar Marken, Hoogland, Spaken burg en Bunschoten en regelde daar de hulpverlening van het Rode Kruis. Daarna ruilden wy van gebied en toog ik naar Marken en de andere juist genoemde plaat sen. Marker gemobiliseerden roeiden mij over hun eiland en gaven mij met jeugdig vuur alle inlichtingen. In Spakenburg en Marken waren in de nacht der ver schrikking kinderen geboren op zolder, terwijl de golven met donderend geraas onder de hanebalken van het dak spoelden. De moeders brach'en de nacht op één van deze balken door. Ik bood aan peet te staan over deze jonggeborenen. In Spakenburg was het Aartje Wilhelmina Vedder en in Marken Lijsje Wilhelmina van Riel. Toen ik dit voorstel deed, stond mij het voor beeld van myn grootvader voor de geest. Jaren tevoren had ik in de levensbeschrijving van mijn grootvader door Bosscha gelezen, dat hy een moeder, die aan haar kind het leven schonk tijdens een dijkdoorbraak, had voorgesteld peet van dit kind te zijn. Ik houd veel van mijn petekinderen en sta nog altijd in relatie met hen. Ook Anna Paulowna was zwaar getroffen. Het was een lange tocht de getroffenen en ook hun gastheren en gast vrouwen op te zoeken. Van Hpendam werd zelfs de veengrond weggespoeld, waarop de eendenfokkers hun eenden hielden. Hiermede was hun eigendom verdwenen en hun gehele bedrijf was te gronde gericht. De eenden werden in een ander deel van het land gastvrij opgenomen en verzorgd. De Ilpen- dammers zelf trof ik in Amsterdam aan. Veel erger dan de eerste doorbraak en zijn gevolgen, was de tweede stormvloed, die overal het water verder opjoeg en een schier wanhopige situatie deed ontstaan. Het waren bange nachten, want de weerstand die gebo den kon worden, was slechts die van de in allerijl opge worpen bekistingen, gevuld met zandzakken, die natuur lijk niet tegen een zware stormvloed bestand waren. Purmerend hield het. Hierdoor kon de dam aldaar een iets steviger karakter worden gegeven. Monnikendam, „de vesting in de golven", zoals toen deze Zuiderzeestad genoemd werd, bezweek echter. Ik ging voor de tweede keer naar Amsterdam en nam Juliana mee om de dijkbreuk van de eerste stormvloed bij Monnikendam te zien. Monnikendam, dat ik toen nog veilig waande! Juliana kon toen gelukkig nog niet beseffen, hoe benard en ellendig de toestand was. Ik zal nooit vergeten hoe ik, toen wij met het bootje naderden, reikhalzend uitzag naar de dam van zand zakken. die boven het water moest uitstekend, en maar niets dan water, water voor mij zag. Met ontsteltenis begreep ik toen ineens wat had plaatsgegrepen en voor mijn geest rees de nacht van verschrikking die de be volking had doorgebracht. Ik beloofde de zwaarbeproef- den te bezoeken, nadat ik het grote oude gat in de dijk zou hebben bezichtigd. Wij voeren dus daarheen. Terug in Monnikendam, liet ik Juliana op de boot om haar de droeve indruk te besparen en bezocht de bevolking, die onder het gelui van de noodklok de nacht slapeloos en in angst had doorgebracht. In Amsterdam terugge keerd, stuurde ik Juliana naar huis en ging de volgende dag naar Zaandam. De tocht ging per open motorbar kas over Oost/aan en heel het ondergelopen land. Ik bezocht hen. die door de onstane ellende ziek geworden waren en deelde kinderkleertjes uit aan moeders die alles kwijt waren geraakt. Daarbij bood Ter Laan, de bekende burgemeester van Zaandam, mij de helpende hand. Wij reden verder dooi de Zaanstreek en toen bracht de burgemeester mij bij één der meest in gevaar verkerende gezinnen, waarvan het wrak je huisje dreigde in te storten. Het stond geheel onbeschermd temidden van storm en golven. Een wankel vlondertje was de enige verbinding met de buitenwereld. Wij wandelden daarover naar binnen, waar de man ons ontving en naar een zolderkamer bracht, de enige die het gezin nog restte. Daarna reed ik naar Alkmaar, waar ik in de trein zou slapen om de volgende dag verder te gaan, doch die nacht kreeg ik het te kwaad met bof en koorts en ik moest naar huis vervoerd worden. Het leed, dat de mensen getroffen had, had diepe in druk op mij gemaakt. Iedere keer als ik thuiskwam, hoorde ik des nachts nog het ritme, waarmee de deinende golven deuren en ramen binnenstroomden om het vol gende ogenblik weer terug te vloeien, en het geklepper op die maat van de open- en dichtslaande deuren. Dui zenden en duizenden huizen was ik zo voorbijgevaren. Op wat eens de straten waren, dreef het huisraad troosteloos rond, ja. alle bezittingen van de bewoners. Met dat beeld voor de geest, ging men zich verwijten zelf in een goed bed en een mooi huis te liggen. Eis van rechtvaardigheidf Kosten hoger onderwijs souden 17% stijgen (Speciale berichtgeving) De (socialistische) dr. Wiardi Beekman Stichting heeft een rapport het licht doen zien, waarin een lans wordt gebroken voor het verlenen door de overheid van een studiekostenvergoeding (gemiddeld te stellen op f2500.— per jaar met vrijstelling van collegegeld) aan de studenten, waarover door een speciale selec terende instantie een gunstig advies is uitgebracht. De grootte van het bedrag, dat de student ontvangt, dient afhankelijk te zijn van hetgeen door de ouders of verzorgers redelijkerwijze kan worden bijgedragen. Volgens een schatting zou bij onmiddellijke invoering van deze regeling de totale overheidsbijdrage ongeveer f 19 miljoen per jaar bedragen. Met andere woorden: doorvoering van dit plan zou de huidige overheidsuitgaven voor het hoger onderwijs met ongeveer 17 doen stijgen. Na 1970, als zowel de reeds nu te ver wachten groei van het hoger onderwijs, als de toeneming als gevolg van de invoering van de studiekostenvergoeding zal hebben doorgewerkt, zal de over heidsbijdrage bij eenzelfde milieu-inde ling van de studenten ongeveer f. 53 miljoen bedragen. In geval echter een verschuiving naar beneden van de milieu-indeling plaats vindt, ongeveer f. 70 miljoen per jaar (resp. een ver meerdering van circa 43 en 64% van het huidige overheidsbudget voor het hoger onderwijs). In het rapport wordt met betrekking tot de selectie opgemerkt, dat alle leer lingen van het V.H.M.O., die na het behalen van het einddiploma hoger onderwijs wensen te volgen, op hun ge- geschiktheid hiertoe getoetst dienen te worden door directeur c.q. rector en leraren, en door een globaal psycholo gisch onderzoek. De reeds genoemde selecterende in stantie dient voor het uitbrengen van het advies de gegevens van het eind diploma, van de directeur c.q. rector en leraren en van het psychologisch on derzoek nader te bezien en te integre ren. De aspirant-student, over wie ongun stig is geadviseerd, of die weigert zich aan de selectie te onderwerpen, be houdt echter de vrijheid om tegen betaling van een collegegeld, dat meer overeenkomt met de kosten van de studie, dan nu het geval is, hoger onderwijs te volgen en academische examens af te leggen. Hieruit volgt dus zo kan hier aan worden toege voegd dat voor de ongesubsidieerde studenten het collegegeld verhoogd wordt, vergeleken met het huidige peil. Ter verhoging van de efficiency, acht de Dr. Wiardi Beekman Stichting het noodzakelijk, dat zo spoedig mogelijk een verplichte centrale registratie van beschikbare fondsen wordt ingevoerd. Tenslotte acht het wetenschappelijk bureau van de P. v. d. A. het noodzake lijk, dat de voorlichting zowel wat be treft de studiemogelijkheden als de be roepsmogelijkheden voor de gehele Nederlandse jeugd verbeterd wordt. Deze voorlichting zal op zo breed moge lijke basis geplaatst moeten worden."en landelijk worden georganiseerd en ge stimuleerd. Ze zal bovendien reeds moe ten aanvangen in de hoogste klassen van het lager onderwijs en ziah moeten richten tot de ouders en verzorgers en zodra mogelijk ook tot de leerlingen zelf. Het gehele plan is gebaseerd op een der conclusies van „de weg naar vrij heid", een rapport van de plan-com missie van de P. v. d. A., welke luidt: „Het is een eis van rechtvaardigheid, dat niemand door omstandigheden, samenhangend met milieu of welstand zal worden belemmerd in de mogelijk heid van ontwikkeling van zijn gaven". Ter ondersteuning van deze gedachte wordt in het rapport o.m. gewezen op de stijgende behoefte aan geschoolde krachten en het dreigende tekort aan academici, zoals wiskundigen, natuur kundigen, scheikundigen en ingenieurs. Opzet van dit plan is uiteindelijk de belemmeringen voor velen om hoger onderwijs te gaan volgen, die voor een grote groep liggen op het financiële vlak en voor een ander deel, hoewel vaak hiermede gepaard gaande, in het milieu, op te heffen. Eigenlijk uilen naar Athene, maar het Kremlin tracht sicli te laten gelden Duits-Russische handel heeft weinig te betekenen (Van onze correspondent in Bonn) Uit een zaterdag j.I. te Bonn onder tekend Westduits-Russisch handelsver drag is gebleken, dat de Sovjet-linie begrip heeft getoond voor de moeilijke kolensituatie in de Bondsrepubliek. De Russen hebben namelijk afgezien van de voorgenomen levering van vyf hon derdduizend ton steenkolen, maar zij zijn er in geslaagd de Westduitsers negenhonderd Russische auto's op te dringen. Deze auto's houden de Westduitse ge moederen thans wel het meeste bezig. Immers, auto's naar West-Duitsland exporteren komt neer, zo schrijft een commentator, op het brengen van uilen naar Athene, omdat de Bondsrepubliek nu eenmaal de op een na grootste fa brikant en de grootste auto-exporteur ter wereld is! Daarnaast komt het probleem, dat de Russen er onmogelijk in zullen kunnen slagen in West-Duitsland voor hun auto-afzet voldoende kopers te vinden. Autokopers vragen nu eenmaal direct naar reparatiebedrijven en naar leve ranciers van onderdelen. Desondanks drongen de Russen de Westduitsers negenhonderd auto's voor in totaal vier en een half miljoen mark op, dat is vijf duizend mark per stuk. hetgeen goed koper is dan waarvoor men m Rusland een auto kan kopen. Voorts zullen er reserve-onderdelen ter waarde van an derhalf miljoen mark worden geleverd. De Russen menen dat hun auto's het goed zullen doen in berggebieden en in de winter, waarvoor zij in het bijzonder zijn uitgerust. Het gaat hun er om, een eerste stap op de Westduitse automarkt te doen en hun prestige te laten gelden in de Westelijke wereld. Een importeur te Düsseldorf heeft reeds medegedeeld dat de negenhonderd Russische auto's zonder moeilijkheden van de hand zullen gaan Het Westduitse-Russische akkoord voorziet in totaal in een goederenver keer ter waarde van 520 miljoen mark in beide richtingen. Het gesprek er over heeft twee maanden geduurd. Men noemt het in Bonn opmerkelijk, dat on danks de politieke spanning 'de Russen hardnekkig aan dit akkoord hebben ge werkt en steeds weer hebben getoond (gelijk de Polen bij de dezer dagen on dertekende Westduits-Poolse handels overeenkomst), dat zij bijzonder veel prijs stellen op normale handelsbetrek kingen. Van Duitse zijde zal men aan de Sovjet-Unie geen personenauto's, maar alleen bran •"erauto's, ziekenauto's e.d leveren, voorts machines, wollen stoffen, lederwaren e.d. Van Russische kant levert men behalve auto's nog wodka, 900.000 ton ruwe olie, 300.000 ton stook olie, 120.000 ton dieselolie, ijzererts en 300.000 ton graan. Rotterdam wil molen „De Zandweg" behouden B. en W. van Rotterdam stellen de gemeenteraad voor de molen „De Zandweg" aan te kopen voor een be drag van f. 73.070.Deze molen staat aan de Kromme Zandweg en met de aanwezigheid ervan is reke ning gehouden in het uitbreidingsplan Zuiderparkgordel. De molen, die in 1723 is gesticht en uit historisch en architectonisch stand punt belangrijk is, kan te zijner tijd, wanneer het Zuiderpark in zijn geheel zal zijn aangelegd, een fraaie afsluiting van dit recreatiegebied vormen, aldus B. en W. De eigenaren, die de bijge bouwtjes aan derden hebben verhuurd, hebben de wens te kennen gegeven de molen van de hand te doen 'en daarom willen B. en W. de molen gaarne voor de gemeente verwerven. Om de molen als historisch object zijn volle waarde terug te geven en bedrijfs klaar te maken is nogmaals een bedrag van f. 30.000.nodig. Een krediet hier voor zal te zijner tijd van de raad wor den gevraagd. Hoeveel betekenis men in Bonn ook hecht aan dit akkoord, omdat het werd gesloten op een moment waarop de po litieke moeilijkheden groot zijn, in feite is de Duits-Russische handel nog altijd zeer gering en omstreden.Het han delsakkoord van 1958 is bijvoorbeeld nog altijd niet door de Bondsdag goedge keurd! De Westduitse zaken met coramunis- tisch-China waren in 1958 zelfs nog uit gebreider en het Duits-TooNe harde'-- akkoord omvat ook al goederen ter waarde van 320 miljoen in beide rich tingen. Desondanks spreekt men over de draad tussen Bonn en Moskou, die dun moge zyn, maar dan toch niet verbro ken is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 5