KLEINE WERELD vjpË FIJN-FIJN-SCHOENEN EN MOOI-MOOI- KLEDING DANK ZIJ CACAOBONEN Dorpelingen leerden geheim van samenwerking WOORD VAN BEZINNING Zaterdag 14 februari 1959 - .-a :i\**3f* t^ 'nf - ff- f% ->b. titf •*-'- W Het dorpje Majihun in Sierra Leone (West- Afrika) bestaat deels uit ronde, deels uit vier kante huizen, waarbij de eerste de oudste behuizing vormen. Een weg dwars door de wil dernis heeft het dorpje in de laatste jaren uit zijn isolement bevrijd. (Bijzondere medewerking) Vlijtige, opgewekte mensen. Aldus mijn eerste indruk van de stam der Tem-ni negers, toen ik, geheel buiten mijn reisplan om, onver- wacht in een hunner dorpjes, Majihun geheten, binnenviel. Majihun ligt midden in Sierra Leone in West-Afrika. Het is een vreemd mengelmoes van ronde en vierkante behuizingen, van spelende kin deren en werkende of pratende mannen en vrouwen. Ware ik er enige jaren eerder uit het oerwoud opgedoken, dan zou mijn komst stellig opzien en misschien zelfs onrust hebben gebaard. Want nog niet zo heel lang geleden was Majihun een volmaakt geïsoleerd oer woudnest en door geen enkele gebaande weg met de buitenwereld verbonden. Wie toen uit Majihun naar elders of van elders naar Majihun wilde gaan, moest zich een moeizame en gevaarlijke tocht door de Afrikaanse wildernis getroosten. Toen ik er kwam, was „DE" weg nog maar kort in gebruik. Vreemdelingen waren weliswaar geen dagelijkse verschijning voor de dorpelingen, maar zo nu en dan drup pelde er toch wel iemand van buiten, uit de verre, grote wereld binnen. Een stuk chocolade of een kop cacao doet mij steeds den ken aan die gloeiend hete dag, toen ik na een lange tocht in Sierra Leone met mijn beide' donkere reisgezellen eensklaps belandde op een tamelijk goede weg door het oerbos en via die weg in het dorpje Majihun. De volgende ochtend zag ik het vertrek van een lading cacao bonen bestemd voor Nederland. Dorpsgeschiedenis De jongste geschiedenis van Maji hun is een echte Afrikaanse dorps geschiedenis, de historie van een tot kort nagenoeg geheel geïsoleerde ge meenschap, die vrij plotseling in de beschaafde wereld, in het wereldver keer werd opgenomen. Vóór „DE" weg totstandkwam, hadden de bewoners van Majihun nauwelijks behoefte aan geld. Zij leefden tevreden met en voor elkaar, zij genoten van hun feestjes en ruzietjes, zij borduurden op fraaie wijze hun Tem-ni kalotjes, zij ver bouwden cacao en wat koffie. Zo nu en dan wilde het Dorpshoofd of een der Ouden graag een nieuw gewaad hebben en zulke wensen waren te ver wezenlijken, want dan maakten enige mannen een tocht naar een markt stadje en vonden daar steeds hande laren bereid om in ruil voor cacao bonen een kleed, een lap stof en andere aardige zaken af te staan. Zielsvergenoegd gingen de mannen dan terug naar hun oerwouddorp, waar zij met vreugde en dankbaarheid werden ontvangen. Midden in de wildernis ligt Majihun nog steeds, maar de aanleg van die ene weg en het is heus geen auto baan! bracht zowel een economische omwenteling als een denk-revolutie EEN dezer dagen moest ik met de trein mee. Ik had tijdig een plaatsje bij het raam kunnen vinden en tegen de tijd dat de trein vertrok was ons gehele comparti ment bezet. Ik vind het altijd, weer een inspirerend gehoor als op een winterdag de wielen piepend over de rails gaan, de trein over de wissels gaat: het is of zich iets van de beweeglijkheid van de trein aan ons zelf meedeelt. Al spoedig had de trein de be bouwde kom verlaten en omdat het buiten mistig was, was er alleen maar een klein strookje van de spoorbaan, waarlangs wij voortgin gen, te zien. In de trein begonnen om ons heen enkele gesprekken. Een vrouw stortte tegen haar overbuur vrouw haar hart uit: wat wij te horen kregen was een triest levens relaas. Het was haar niet meegelo pen in het leven. Ze was jong ge trouwd, omdat het thuis ook niet alles was, en het huwelijk bleek een teleurstelling. De kinderen, nu ja, maar die brachten ook hun zorgen mee, zij was nu juist op weg naar het sanatorium, waar de jongste verpleegd werd. Het was alles mi neur: het leven had geen enkele glans meer. Vlak bij haar zat een vertegenwoordiger, die luide tegen zijn reisgenoot zijn misnoegen uitte over de wijze waarop zijn chef meende hem te moeten behandelen. Het was de 'hele dag haasten en draven, altijd maar vriendelijk en welwillend doen, en als je 's avonds doodmoe op kantoor terug kwam was er geen goed woord voor je over. ,'Och", zei hij, „het is dat je moet leven, ander zou je de boel erbij neergooien, want de aardig heid is er al lang af". Tegenover mij zat een wat zwijg zame man, die na enige tijd pro beerde het raampje, dat door de be dompte warmte in het comparti ment geheel beslagen was, wat schoon te vegen met zijn hand schoen. Toen hij klaar was met wis sen, zag hij, dat er door de mist niet veel meer te zien was dan het voorbijflitsen van de palen van de bovenleiding en een enkele maal een licht van een auto bij een weg- kruising. Met een typische zegs wijze zei hij toen tegen mij: „een kleine wereld vandaag, meneer". Het woord van mijn overbuur man was eigenlijk evenzeer van toe passing op het klimaat binnen de trein als buiten. Ook in de trein was het een „kleine werejd". Niet alleen door het gebrek aan zuur stof (veelvuldig voorkomend ver schijnsel in onze openbare ver voersmiddelen), dat de raampjes geheel deed beslaan, maar vooral ook door die gesprekken, die er zo luide gevoerd werden, dat men wel moest meeluisteren of men wilde of niet. Het was in de levens van beide mensen, die hun verdriet uitspra ken „een kleine wereld" geworden. Wij zullen allen wel in ons leven van die tijden kennen, waarin wij ook 't besef hebben, dat wij moeten leven in een „kleine wereld". Het venster naar buiten werd beslagen, het werd benauwd, het enige wat overblijft is anderen over ons verdriet te ver tellen. Dat is een menselijke erva ring van alle tijden, er is wel nau welijks een mens aan wie dit geheel bespaard zal blijven. Nu is het juist een van de fun damentele ervaringen van allen, die in hun moeilijkheden hebben ge zocht naar een verdieping van hun geloof, dat dat geloof bij uitstek bij machte blijkt te zijn om deze be nauwenis en dit opgesloten zijn in eigen verdriet te doorbreken. De psalmen spreken ervan, dat God het is, die ruimte maakt in onze be nauwdheid. (psalm 4) Op welke ver schillende wijzen mensen over hun geloof ook gesproken hebben, welke woorden zij ook kozen, welke beel den zij ook gebruikten, steeds weer zien wij als een van de meest we zenlijke functies van dat geloof, dat het levens, die benauwd en om sloten waren, een besef van bevrij- dring, van vernieuwing, van zicht heeft gegeven. Christus wordt ons in de evangeliën getekend als de gene, die onze menselijke toege slotenheid wil doorbreken, en in onze levens wil komen als het licht der wereld. Allen, die belast en be laden waren, hebben ervaren hoe zij door Zijn zegenrijke nabijheid werden verlost uit de al te kleine wereld van hun alleen-maar-met- zichzelf bezig zijn. In deze weken hebben wij vele dagen moeten leven en werken in een „kleine wereld". In ons allen werd het verlangen naar een dag vol licht en zon steeds sterker. La ten wij bedenken, dat velen ook geestelijk dagelijks in een dergelijke benauwenis leven. En als het ver driet eens wordt uitgestort, laten wij dan niet mee gaan klagen, maar proberen of wij niet een venster kunnen openen op Hem, die ons uit onze benauwdheid wil bevrijden! „Zoo ook de Meester die u riep En tot het licht der wereld schiep, Die groote Zon der zonnen, Schijnt met een glans van eeuwig goed Voor 't venster van het toe gemoed, Met opdoen was 't gewonnen". (J. Luyken). Dr. S. L. Verheus, doopsgez. predikant 'te Leiden. teweeg. De weg was oorzaak, dat er vrij veel, en vrij vaak, vreemdelingen in Majihun kwamen. Er werd ge praaten al pratende en luisteren de begonnen de dorpelingen te besef fen, dat ze in voorbije jaren voor hun produkten lang niet de volle prijs had den gekregen. De Tem-ni van Maji hun zagen, dat er meer in hun cacao bonen zat dan zij er tot dan toe uit gehaald hadden. Zij bekeken de vreemdelingen en stelden vast, dat die lieden even mooi, soms zelfs mooier gekleed waren dan hun dorpshoofd Musa Tamassi. Toch behoorden die bezoekers niet eens tot de groep der rijken. Gaandeweg kwamen de man nen van Majihun tot de conclusie, dat ze hoezeer ze hun eigen dorpszaken verstandig en fatsoenlijk hadden be hartigd en geregeld op het stuk van handelstransacties lang niet genoeg bij de pinken waren geweest. Maar hoe dit te wijzigen? Op een goede dag kwam er weer eens een vreemdeling in het dorp. Hij was even donker van huid als de man nen van Majihun. Hij kwam (vertelde hij) uit de streek van Freetown. Hij heette (zei hij) Alghali. Hij droeg net zulke shorts als de blanken en net zo'n hemd en even fijn-fijn schoenen. De heer Alghali liet weten, dat hij was gekomen namens het bestuur en dat hij heel belangrijke woorden mee bracht voor Musa Tamassi, het Dorps- De oogstresultaten van alle ceelnemers in de Coöperatie worden zorgvuldig gemengd zodat het produkt een homogen aanzien heeft. hoofd, en diens Raad van Oude Man nen. Hij wilde (vertelde Alghali), met deze notabele dorpelingen spreken over de verkoop van cacaobonen. Geziene gast Het lidmaatschap van de Coöperatieraad is in Majikan een belangrijke functie, omdat het economisch welzijn van een groot deel der bevolking ervan afhankelijk is. In het begin stonden de leden nog wat wantrouwend tegenover de goede bedoelingen van inspecteur Alghali [rechts op de voorgrond), maar naarmate de oogstresultaten beter werdent verduwen ook de achterdocht Musa Tamassi gaf het zonder om wegen toe, toen ik hem er (met be hulp van een tolk) naar vroeg. In den beginne had hij zeer wantrouwend ge staan jegens Alghali. Majihun had geen prettige herinnering aan vreem delingen, die wilden spreken over de verkoop van cacaobonen. Geleidelijk aan evenwel verdween zijn wantrou wen, want Alghali organiseerde in Majihun een cacao-coöperatie, die de collectieve verkoop der cacaobonen moest behartigen. De oogst 1950/1951 was de eerste, die op die „nieuwer wetse" wijze aan de man gebracht werd. Het conservatieve deel der dor pelingen had tot op de laatste dag be denkelijk het hoofd geschud over zo veel nieuwigheid.... doch al deze wijze broeders glimlachten, toen bleek, dat de opbrengst aanzienlijk hoger was dan ooit tevoren. Zfj glimlachten en kochten voor het vele geld fijn-fijn schoenen en mooi-mooi gewaden. Alghali is sedertdien een trouw be zoeker van Majihun. Hij is er thans een zeer geziene gast. Zodra zijn komst verwacht wordt, maken de vrouwen een der beste hutten van het dorp zorgvuldig schoon en roken zij hem uit om te zorgen, dat Alghali niet geplaagd zal worden door insek- ten. Alghali is eigenlijk ambtenaar, en wel Inspecteur der Coöperaties. Het is zijn taak om een oogje in het zeil te houden en te voorkomen, dat oneer lijkheid en domheid de dorpelingen zouden kunnen duperen. Hij geeft raad, hoe de handel moet worden gedreven. Hij zegt, welke boeken moeten worden bijgehouden. Hij helpt de dorpelingen als de oogst binnen is om te zorgen, dat de kwaliteit der cacaobonen ge lijkmatig is. „Met die boekhouding zijn er nog wel eens moeilijkheden", vertelde het Dorpshoofd mij des avonds, „ik en mijn bestuursleden (Musa Tamassi is voorzitter der coöperatie) weten na tuurlijk alles, maar we hebben niet al tijd zin om het op te schrijven". Als ik de bestuursleden de heren Moi- bangfulo, Moiba Koroma, Brima Aruna, Moma Cao en Brima Momo als om strijd zie glimlachen en instemmend knikken bij die woorden van Musa Tamassi, bekruipt mij het gevoel, dat de schrijfkunst niet de kunst is, waar in zij het meest uitmunten. Hetgeen, in het hartje van de wildernis, begrij pelijk en stellig geen doodzonde is. „En" zei Moibangfulo „als het moet, och, dan schrijft meneer Alghali wel iets in de boeken. Hij is zo vrien delijken wij verdienen nu jaarlijk twaalfhonderd gulden meer en daar voor is veel mooi-mooi ding te koop". .CNadrufe verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 13