REORGANISATIE VA N OPENBAAR VERVOER VERHOOGT DE LEIDSE VERKEERSVEILIGHEID Slechts mogelijk in een „geringde" Sleutelstad .J HUIDIGE SITUATIE DWINGT AUTO'S NAAR CENTRUM L mAnn uis 6 r 97ste jaargang Woensdag 14 januari 1959 Tweede blad no. 29644 Vi,!« - (Foto L D /Van Vliet) (Van een onzer redacteuren) Een beter wegennet in en om Leiden kan op directe wijze door ontlasting van de binnenstad van verkeer, dat er niet thuis hoort, bijdragen tot de verkeersveiligheid. Reeds nü, maar zeker in een niet ver verwijderde toekomst, wanneer het gemotoriseerde verkeer meer dan verdubbeld zal zijn. Wij schreven daarover in de voorgaande artikelen (6 en 8 januari j.l.). Op indirecte wijze kan echter een minstens even grote invloed ten goede worden uitgeoefend. Slechts bij een aanzienlijk verbeterd wegennet is het mogelijk, het openbaar vervoer dusdanig te organiseren, dat geleidelijk aan, met de toeneming van het aantal auto's, een verschuiving gaat optreden van het particulier naar het openbaar vervoer, met als gevolg een relatieve uitdunning van het gemotoriseerde verkeer in de binnenstad. Een reorganisatie van het openbaar vervoer zou gepaard kunnen gaan met een opheffing van de tramdiensten door Leiden, waardoor het aanvullende effect zou worden bereikt, dat talloze railsvalkuilen voor het tweewielige verkeer zouden verdwijnen en dat een ver keersobstakel tot het verleden gaat behoren. Het schitterende Leidse bus station op het Stationsplein dat een belangrijke rol kan gaan spelen in de verkeers veiligheid van de Sleutel stad. (Foto L.D./Van Vliet) 1 tf.ftf-ff.f Twee hinderpalen Leiden is ivolg van digheden, ctie van Het openbaar vervoer in Leiden is thans, hoofdzakelijk als gevol twee zeer nadelige omstandig niet in staat de nevenfunctie uitdunner van het gemotoriseerde centrumverkeer te vervullen: de drie delige bedrijfsvoering (NZH, Eltax en HTM) en de opbouw van het wegennet. Wat de eerste hinderpaal voor een juiste ontplooiing betreft, willen wij de voordelen van een gecentraliseerd ver voersbedrijf en de nadelen van het huidige systeem niet nader omschrij ven. Zij zijn zo overduidelijk, dat zij geen toelichting behoeven. Wij zijn be nieuwd naar wat mettertijd daarom trent zal blijken uit het rapport van het Nederlands Verkeers Instituut, dat op verzoek van Leiden over de situatie in de Sleutelstad is opgesteld, en waar omtrent wij van de zijde van de NZH vernamen, dat het aan de raadsleden is toegezonden. Maak een web! Wat het tweede betreft, zouden wij het volgende willen opmerken. Een principieel opgezet Leids we gennet, naar een beeld zoals wy dat in vorig artikel schetsten (drie ring wegen: Rijks- en provinciale ring om Leiden heen, de Gordelweg door de buitenwijken en de ringweg om de stadskern) zou moeten worden aange vuld zoals wij reeds schreven met onderlinge verbindingen tussen de ringen en daarbinnen naar het stadscentrum, wil een net ontstaan, dat goede busdiensten mogelijk maakt. Ook daarvoor zouden wel enige door braken nodig zijn, doch deze zouden niet zo veelomvattend behoeven te zijn: tussen de binnenste en de mid delste van de drie ringen kunnen zij lopen via grotendeels reeds bestaande royale wegen of door gebieden waar van de bebouwing nog niet is vol tooid en dus daarop kan worden afge steld. Binnen de ring om de stadskern gaat het om betrekkelijk korte tra jecten. Verwezenlijking van het ringsysteem zou bovendien voor het eerst redelijke noord-zuidverbindingen scheppen, die thans in Leiden in principe ontbreken. Het Leidse verkeersbeeld is thans op gebouwd langs de oost-west-as, terwijl loodrecht daarop gemotoriseerd ver keer slechts mogelijk is door volkomen ongeschikte straatjes of over bochtige singels, die ongeschikt zijn voor een intensief busverkeer. Een efficient opgezet schema voor openbaar vervoer dient een of meer ringlijnen om de stadskern te be vatten en enkele (of zelfs vele, maar laten we voorlopig onze eisen niet te hoog stellen) straalsgewijs van de stadsgrens naar het centrum lopen de lijnen. Men zou dit kunnen ver gelijken met het patroon van een spinneweb met zeer grote mazen. Het heeft ook dezelfde functie: het vangen van prooi, nu niet als slacht offer maar als klant. De grootte van die mazen bepaalt de efficiëntie. De zeer efficiënte natuur leert ons al uit het spinneweb, dat die prooi niet gevangen dient te worden alleen met ringlynen of alleen met straals gewijs verlopende lijnen. Een derge lijk „wegen-web" is trouwens voor het gehele gemotoriseerde verkeer het meest doeltreffend. Parkeren buiten kern Het zou, ten bate van de verkeers veiligheid, zeer zijn toe te juichen, wanneer op zo kort mogelijke termijn een dergelijk wegennet tot stand zou komen. Daarbij zou er naar kunnen worden gestreefd, de parkeergelegenheid in het stadscentrum wel te vergroten (want nu dient de straat zelf voor parkeren, terwijl zij voor verkeer be doeld is) maar toch beperkt te hou den. Schept men buiten de Gordelweg en tussen deze en de daarbinnen ge legen ringweg om de stadskern ruime parkeergelegenheden en brengt men goede verbindingen van daar naar het stadscentrum tot stand in het kader van het openbaar vervoer, dan wordt verschuiving van het particulier naar het openbaar vervoer in de te zwaar belaste stadskern waarschijnlijk in hoge mate bevorderd. Een dergelijke verschuiving zou nog sterk kunnen worden gestimu leerd door parkeerverboden in de stadskern anders dan voor b.v. kort stondig stationeren (ten behoeve van uit- en inlading van vrachten of het afzetten van passagiers). Worden de automobilisten gedwon gen tóch op geruime afstand van het doel van hun reis in de stads kern een parkeerplaats te vinden, dan zouden zij de voorkeur geven aan parkeren buiten de stadskern om met een middel van openbaar vervoer vlak by hun doel te worden afgezet. Zoals met alle zaken, zouden derge lijke maatregelen met soepelheid en wijs beleid moeten worden getroffen. Niet begrepen, overdreven en onnodig hinderlijke verboden werken irriterend en verhogen daardoor het gevaar voor datgene, wat men juist wil voorkomen. Eén as en een ring Op het ogenblik bestaat het Leidse openbare vervoer uit de zeer intensief gebruikte langs de dwarsas lopende stadstram van de NZH, de parallel lopende HTM-lijn van Wassenaarsweg naar Haven, en de Eltaxdiensten, die tezamen eigenlijk een ringlijn met enkele uitstulpingen en uitwaaierin gen naar buiten vormen. Een beeld dus, dat al heel weinig overeenstem ming vertoont met het ideaal, zoals we dat schetsten. Een incidentele verbetering in dit op zicht zou een positief antwoord zijn op de concessieaanvrage van de Eltax van geruime tijd geleden om een dienst te mogen openen van de omgeving van de Kooi naar het stadscentrum, waardoor een nieuwe radiale verbinding tot stand zou zijn gekomen die Leiden zo ern stig mist. Op deze aanvrage is echter nog steeds geen antwoord ontvangen. Overigens heeft de Eltax wel besloten, binnenkort enige nieuwe bussen aan te kopen tot een bedrag van circa een kwart miljoen gulden. Het is ook in dit verband wenselijk, dat spoedig een vast verkeersbeleid voor de toekomst wordt uitgestippeld. Men kan moeilijk van de betrokken ondernemingen ver wachten, dat zij economisch en ver- voerstechnisch bevredigende toekomst plannen maken en daarvoor thans de noodzakelijke voorbereidingen treffen en investeringen doen, zolang een zwevend overheidsbeleid deze plannen geen vast fundament geeft. Hetzelfde geldt voor het feit dat 1 jan. j.l. de toen afgelopen concessies van de Eltax voor de bestaande lijnen slechts voor 2 jaar zijn verlengd in plaats van voor een economisch redelijk, langere tijd. Behalve in vorm van opbouw is ook de intensiteit van het Leidse openbare vervoer volkomen onvol doende, wanneer we zien, dat deze diensten slechts door 19 van de 130 kilometer straat van de Sleutelstad voeren. Zelfs wanneer we stellen, dat ieder punt in Leiden niet meer dan b.v. 500 meter van de dichtstbijzijnde halte van een openbaar vervoermid del dient te liggen (verkeersdeskun- digen achten dit veelal reeds een te grote afstand), dan kan men met een zo korte afstand van „bereden straten" een stad als Leiden onmo gelijk op enigszins redelijke wijze van openbaar vervoer voorzien. Slechts een volkomen reorganisatie en aanzienlijke uitbreiding van het openbaar vervoer moeten dus tot stand komen, wil men er mee bereiken, dat het particuliere verkeer in het cen trum relatief wordt uitgedund ten be hoeve van de verkeersveiligheid. Wij zouden het zelfs zo willen stellen, dat verbetering van het wegennet, waar voor wij in ons vorige artikel pleitten, slechts zichtbare invloed op het onge- valiencyfer kan uitoefenen, wanneer dit gepaard gaat met reorganisatie en intensivering van het openbaar ver voer. Want het nuttig effect van we gennetverbetering zou anders verloren gaan door de absolute stijging van het aantal motorrijtuigen, ook al zouden die relatief meer de stadskern kunnen vermijden. Valkuilen en verslikken Het openbaar vervoer van nu heeft bovendien een geheel andere invloed 'in veel directere zin) op de verkeers- on)veiligheid. In de oerwouden van Afrika pleegt men listige valkuilen aan te leggen om prooi te bemach tigen. In een moderne steenjungle, die stad heet, pleegt men dit nog arglis- tiger te doen met valkuilen van ijzer en steen onder de naam van tram baan. En de wielrijders, die er het slachtoffer van worden, worden bo vendien nog gedwongen, met open ogen in deze valkuilen te rijden. Deze tramrails liggen zo slecht, zowel in situatie ten opzichte van stoepranden, in bochten e.d. als ten aanzien van het hun omzomende wegdek, dat het zelfs voor oplettende wielrijders, wor stelend naast vervaarlijke auto's of gepasseerd door snelle bromfietsers, een onmogelijkheid is beide gevaren te ontlopen: het verkeer èn die valkuil. Bij wissels, met regen of sneeuw wordt dat allemaal nog moeilijker! En dan heeft de tram, onhandelbaar in rijbaan en log in omvang, nog een andere zeer nadelige invloed op de verkeerssoepelheid en de vlotte door stroming. Vervanging van de tramlijnen door busdiensten zou een eind maken aan nu telkens optredende verkeersopho- pingen met ongelukken als verslik- kingsverschynselen in de „slokdar men" van de stad. Zoals ook by echte verslikkingsverschijnselen kun nen de gevolgen zich daarby ver van de stagnaties laten voelen! Moeilijk en duur Borden als deze, die bushaltes, parkeer verboden en parkeerplaatsen markeren, moeten in veel groter getale dan thans de stad gaan beheersen om hun bijdrage te kunnen leveren tot de verkeersveiligheid. Zij zullen het begeleidend verschijnsel zijn van veel intensiever openbaar vervoer, van de herstel van de oorspronkelijke functie van de weg (verkeer in plaats van par keren) en de gedurfde royale aanleg van parkeerplaatsen buiten de stadskern, die het aantrekkelijk moeten maken het parti culier vervoer te ruilen voor het openbare. Uiteraard dient ook de parkeergelegenheid in de stadskern ruimer te worden dan thans, maar niet zo ruim dat het openbaar vervoer er de terugslag van zou gaan ondervinden. Het is ons bekend, dat de opheffing van de tramlijnen nauw verband houdt met vele niet-Leidse problemen, zoals b.v. de provinciale weg verbete ring naar de badplaatsen. Maar van Leidse zijde moet toch alles in het werk worden gesteld (ten bate van de verkeersveiligheid evenzeer als ten bate van de economie en de doeltref fendheid van het openbaar vervoer) om de vervanging van tram door bus te verhaasten. Een dergelijke vervan ging zou door een dan mogelijke ver legging van diverse tracé's (Leven- daal in plaats van Hogewoerd b.v.) een extra bijdrage tot de veiligheid kun nen leveren. Aan een en ander (doorbraken, we genaanleg, afkoop van tramconcessies etc.) zijn zeer hoge kosten verbonden, die boven de draagkracht van Leiden als gemeente uitgaan. Maar ook dat is een probleem, waarvoor een oplossing gevonden moet kunnen worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 3