Huqqa Hukam Khuda Da, De Aronskelk, een mooie kamerplant ZEGGEN INDIA'S ROKERS Een Zoeklicht ZATERDAG 10 JANUARI WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 Bardar of pijpdrager was een erefunctie Tabaksparfums of attars sijn seer in trek r D- VARIA v OP DE BOEKENMARKT By na alle vogels vliegen en bijna alle mannen roken. Dit geldt ook voor India. In dat mooie, verre land heeft de siga ret reeds een groot deel der be volking veroverd, maar niette min is de huqqa of waterpijp nog steeds een veel gebruikt rookinstrument in India. (Bijzondere medewerking) In vroeger eeuwen regeerden over India Mohammedaanse keizers of Mogols. Nog is er veel, dat herinnert aan de tijden van die mach tige en prachtlievende vorsten. En de mannen van India zijn de Mogols nog steeds dankbaar voor de door hen ingevoerde huqqa of (Indiase) waterpijp. Huqqa is van oorsprong een Arabisch woord, dat gebruikt werd om een doosje of kistje aan te duiden, waarin juwelen of kruiden werden bewaard. Tabak is ook een kruid en daarom noemde men in India de waterpijp huqqa. Wanneer op de goede manier gevuldverschaft de huqqa een langdurig genot.De Chilam van deze huqqa is gevat in een metalen bakje. DE overlevering wil, dat een hove ling van de Mogol Akbar was, die als eerste een hoeveelheid tabak (uit Turkije) naar India bracht. Die hoveling schonk het geurige kruid met een pijp aan zijn vorst en raadde deze aan, het eens te proberen met een pijpje tabak. Akbar, avontuurlijk van aard, was onmiddellijk bereid om een proefpijpje te roken. Dr. Shirazi, Ak- bar's lijfarts, kwam echter tussenbeide. Hij wilde namelijk eerst eens onder zoeken of de nieuwe liefhebberij Zijne Majesteit niet kon schaden. Daarom onderwierp hij de tabak aan een nauw gezet onderzoek. Op grond van zijn proeven kwam de arts tot het inzicht, dat het roken minder schadelijk zou zijn, als aan de pijp een bak met water werd gekoppeld. De rook zou dan door het water gezuiverd worden. Al spoedig na Akbars eerste rook- proeven vond het nieuwe genotmiddel ingang in India. De groten des lands lieten, naar het door de keizer gegeven voorbeeld, speciale pijpen maken. Zo hadden zij pijpen, die zich bijzonder leenden om te worden gerookt bij maanlicht. Andere huqqa's kwamen het best tot hun recht tijdens een wan deling of een ritje op een olifant. Een bekend Engels schrijver noemde de thee eens „dat goddelijke blad". Hij was een thee-fijnproever bij uitstek en wist dus goed, waarover hij schreef. Welnu, er is een oud versje in India, dat vooral in de Pundsjaab wordt ge zongen en van de tabak ongeveer zegt wat de Engelse schrijver zei van de thee. Een der versregels luidt name lijk: „Huqqa hukam khuda da" ofte wel: „De huqqa is een goddelijke gave". Deze versregel hebben veel Indiase rokers gemaakt tot een hunner lijf spreuken. Huqqa's in soorten HUQQA'S kan men in India te kust en te keur kopen. Er is keuze voor kleine beurzen en rijkaards, voor vorstentelgen en eenvoudige lie den, kortom, voor rokers van aller- hand smaak en schakering. Als men de prijs als norm neemt, zijn er afgezien van weinig voorkomende ty pen drie goedkope en drie dure soorten. De goedkope heten chilar, gurguri en nareel. De dure heten sa- tak, pechwan en bandha. Zij vormen gedrieën de huqqa-aristocratie. Voorts is er nog een type pijp, nari genaamd en gemaakt van rubber, hout of bam boe. Zij wordt omwikkeld met stof, die met goud- en zilverdraad ls bestikt. trots van de bereiders. Deze tabaks- kunstenaars mengen enige soorten tabak dooreen en voegen aan het mengsel de as van verbrande gedroog de vruchten toe. Er zijn mannen, die hun leven lang niets anders doen dan tabaksparfums (attars genaamd in India) bereiden. Een volbloed huqqa- roker geniet dan pas echt van zijn pijpje, als de tabak met zijn lievelings- attar geurig gemaakt is. Sommige soorten geparfumeerde tabak vinden toepassing in de geneeskunde in India, bijvoorbeeld als medicijn voor ast-hma- lijders. leverpatienten en anderen. Vuur en Verzorging vE houtskool, die men gebruikt om I de pijp aan te steken, 'kan uit ver schillende houtsoorten worden bereid. De Mogols en hun groten gaven vroeger de voorkeur aan het geurige sandelhout. En nog heden ten dage zijn er huqqa-rokers. die bij voorkeur sandelhoutskool gebruiken. Is dit vreemd? Neen. Denkt U maar eens aan het feit, dat een echte sigarenroker nooit een aansteker gebruikt! De huqqa (en vooral de farshi) vra gen in de koelere maanden weinig ver zorging. Tweemaal daags reinigen en met vers water vullen dat is vol doende. In het warme seizoen moet de farshi echter voortdurend ververst wor den. Ja. in de oude tijd gebruikten verwende rokers zelfs rozenolie om de onaangename luchtjes te neutraliseren. Thans veroorloven nog maar een klein aantal geraffineerde huqqa-rokers zich die weelde. Zij voegen een paar drup pels rozenolie aan het water in de farshi toe en doen in alle voegen van de pijp kleine geparfumeerde kussen tjes. De uitvinding van anti-nicotine- patronen is blijkbaar geen modem Westers snufje! De bardar DIT relaas over de huqqa zou on volledig zijn, als wij niet een paar woorden wijdden aan de „Huqqa- Dragers" van weleer. De bardars (aldus de Indiase naam) droegen de pijpen van vorsten en edelen. Het ambt van bardar was zeer begeerd. Vooral de bardar des keizers werden met zeer veel zorg gekozen uit de altijd talrijke gegadigden. Men bedenke, dat de bardar zich zeer dikwijls in de onmid dellijke omgeving van de heerser be vond en dat het mede tot zyn taak be hoorde om de vorst in een goede stem ming te brengen of te houden Reeds zijn er tegenwoordig in India velen, die de huqqa beschouwen als een verouderd erfstuk uit het verleden, waaraan reeds veel van de glorie von weleer ontbreekt Vooral de jonge ge neratie distantieert zich van de huqqa en geeft de voorkeur aan de sigaret. Ook op rookgebied stevent India in snel tempo de moderne wereld binnen. Een echte huqqa-roker evenwel kent geen groter rookgenot dan dat van zijn waterpijp. Hij weet dat de zorg, •het vakmanschap en het kunstzinnig talent, die nodig waren om zijn huqqa te vervaardigen, hun vruchten afwer pen. Iedere avond, als hij na volbrachte dagtaak geniet van een geurig pijpje tabak, plukt hij die vruchten. En hij gevoelt zich dan erg dankbaar. (NIVANO - NADRUK VERBODEN Een professor in Harvard is tot een bijzondere ontdekking gekomen. Ie mand die hoog op de sociale ladder is gestegen, lacht meer dan iemand die nog niet veel gepresteerd heeft. De lach is dus de barometer van de financiële welstand, zo concludeert de geleerde man. In de lagere re gionen van de maatschappelijke welstand hebben vooral de vrouwen meer neiging om te huilen, heeft de professor geconstateerd. En dat is een conclusie die naar onze mening vrij vlot voor de hand ligt. De eenvoudigste vorm van huqqarechtstreeks gerookt van de Chilam Max Dendermonde. „De deur op een Kier". Amsterdamse Boek en Courant My, Amsterdam 1958. Van Max Dendermonde zijn wij langzamerhand gewend, dat hij een goede roman schryft. Zowel ,.De We reld gaat aan Vlijt Onder" als ,De Dagen zijn Geteld" zullen wel gaan behoren tot het blijvende gedeelte van onze moderne romanschrijfkunst. Wat betreft deze nieuwe roman „De deur op een Kier" ben ik minder zeker. Hoewel het boek zonder twijfel kwali teiten heeft, is het geheel toch minder gaaf dan zijn voorgangers. Er zitten uitgesproken zwakke plekken in, die helaas te veel uitvloeien om het geheel te kunnen redden. In „De Deur op een Kier" worden wij geconfronteerd met Chris Ottolan- der. een man, die ln de maatschappij wenst te slagen zonder onbehoorlijk heid en op eigen kracht. Men kan eigenlijk niet eens zeggen, dat de for tuin hem welgezind is. Het zou dus zeer onjuist zijn om deze Ottolander een Streber te noemen. En hiermee zijn wij aangekomen by het voornaamste zwakke punt in de psychologie van deze roman. Dendermonde legt n.l. zo zeer de nadruk op dit „omhoog willen", dat zijn Ottolander eigenlijk als Streber voor den dag komt, terwijl hij het in wezen totaal niet is. Hij is een man, die volkomen terecht de plaats in de maatschappij bereikt, die hem toekomt en het feit, dat hij zich daarvan be wust is, maakt geen verschil. De fi guur van Ottolander blijft dus gaaf tot het eind van zijn jeugd, zijn on derwijzerschap. Het beeld van die jeugd is dan ook het meest geslaagde deel van de roman. Met het vervagen van het beeld van de hoofdpersoon treden ook composi torische zwakheden op. Het veel te uit voerig uitweiden over de erotische avonturen van de heer Ottolander, Het mondstuk bestaat uit een gouden of zilveren tuitje, dat versierd ls met belletjes en kettinkjes. Een goede huqqa-maker staat in India hoog ln aanzien en geldt als een begaafd kunstenaar. Inderdaad zyn er pijpen, die ware juweeltjes zijn van kunstzinnigheid en vakmanschap. Het is wel belangwekkend, dat het pype- makersvak erfelijk is in enige geslach ten. MEESTAL wordt elk onderdeel van een huqqa vervaardigd door een specialist. Het deel van de pijp, waarin zich de brandende of smeulende tabak bevindt, heet chilam. De chilam is in de regel van leem of klei gemaakt. Bij de duurdere soorten is de chilam gestoken in een zilveren mantel. De bak met water heet de farshi. De farshi biedt de kunstenaars de beste mogelijkheden om hun talen ten en vaardigheid te tonen. Immers, hij leent zich bij uitstek voor fraaie versiering. Hydebarad en Lucknow ge nieten in India een grote vermaard heid, omdat daar de mooiste farshis worden gemaakt. Gewone zowel als edele metalen dienen als materiaal. Goud, email en edelstenen past men toe om het inlegwerk zo smaakvol mo gelijk te maken. De schatrijke (vroe gere) Nawahs (vorsten) van Oudh plachten hun farshis te laten vervaar digen van kostbaar kristal, zodat zij de weg van de rook door het water konden volgen en onmiddellijk konden vaststellen of er teveel nicotine in het water was. De tabak Echte rokers z»jn kieskeurig. Zij hebben een uitgesproken voorkeur voor „hun" sigaretten, sigaren of pijptabak, die zij met zorg uitkiezen. Ook de goede huqqa-roker is veeleisend op het stuk van tabak. Ook hij kiest zijn tabak of tabaksmengsel met zorg en overleg uit om „echt tevreden" te kunnen roken. Een goede tabaksmen ger was in die dagen even gevraagd als thans in de luxe-restaurants een goede kok. Ten tijde van de Mogols werd het voorts gebruikelijk om de tabak te parfumeren aleer hem te roken. En tegenwoordig onderscheidt de huqqa- roker nog tussen sada (gewone tabak), die geen voorbehandeling heeft onder gaan en de khamera (geprepareerde tabak) die met ware kennerskunst wordt gemengd en geparfumeerd vóór hij gerookt wordit. De khamera - de Er komen nogal eens klach ten binnen over de gewone witte aronskelk; de plant wil 's winters niet voldoende bloei en en vormt veel geel blad. Laat ik u maar direct ver tellen; in december en januari moet men niet al tc veel bloe men verwachten. De rijke bloei begint pas als het wat zonniger wordt en de dagen iets langer worden. In februari kan men volop bloemen verwachten, doch dan dient men de plant nu wel veel water te geven. Geen koud leidingwater; dat leidingwater op zich zelf zal de plant geen kwaad doen. doch het moet op kamertemperatuur gebracht worden en dat' kunt u het best bereiken door wat warm water door het koude te doen. Bovendien moet. de plant nu veel voedsel hebben; het is De aronskelk in volle bloei beslist noodzakelijk haar weke lijks een weinig te bemesten. De aronskelk bloeit dikwijls ook niet, omdat men vergeet de plant rust te geven. Na half mei moet de plant geen water meer hebben en mag ze ook riet meer bemest worden. De bladeren zullen geel worden en verdorren, doch dat is juist hetgeen men moet zien te be reiken. Ruim één maand dient de plant te rusten: daarna uit de pot nemen en alle oude en droge grond verwijderen. Wilt u de aronskelk dan een genoe gen doen. dan is het goed haar in de volle grond van de tuin te poten; liefst op een zonnig plekje. Tevoren heeft men het plantgat in orde gemaakt; dat moet met goede. voedzame grond gevuld worden; spit er dus ook wat oude mest door heen. De aronskelk kan daar de hele zomer staan, doch ver geet niet te gieten; ze kan veel water hebben. Eind september moet ze met een flinke kluit uit de volle grond worden opge nomen en zet men baar in een ruime pot. Enkele dagen uit de felle zon houden en dan op nieuw in de zon zetten en tot half oktober buiten laten staan. Tegen die tijd worden de nach ten te koud en moet ze dus naar binnen; voorlopig in een onverwarmde kamer. Later als het kouder wordt, zal de ver warmde kamer de aangewezen plaats zijn. Ik heb U al gezegd: dan veel water geven ,-n weke lijks een weinig op e -*e mest. Hoe meer blad zi°; vormt des temeer bloemen zal men ook kunnen verwachten. G. KROMDIJK maakt het verhaal bepaald vervelend van eindeloze herhaling. Daar komt nog bij. dat de vrouw aan wie hij wer kelijk zyn hart zal verliezen, de zuster van zijn directeur, een heel zonderlinge creatie is geworden. Deze Jaqueline Wennekes biykt een Messalina te zijn maar dan beschreven voor een da mesweekblad met alle daarby beho rende attributen zoals rypaarden, auto's en jurken. Het hele Wennekes- milieu kon trouwens uit een roman van Jeanne Reyneke van Stuwe weg gelopen zijn. De coup-de-théatre aan het slot, het huwelijksaanzoek van Ot- lolander per officiëële redevoering, past wel in dit onwezenlyke kader, maar aanvaardbaar is hy niet. Er zijn nog meer psychologische zwakheden. Zózeer, dat men soms het gevoel krijgt, dat Dendermonde later vergeten is, hoe hy bepaalde figuren in het begin van zyn verhaal had opgezet. Moeder Ottolander b.v. wordt ons voorgesteld als een wat bekrompen vrouw; ..zij was en bleef van kerkse landarbeiders" (Nederlands!) Veel later echter horen wij, dat zij lavendel tussen haar lin nengoed legde. Een kleinigheid onge twijfeld. die lavendel. Maar dat kleine gebaar suggereert nu eenmaal een hei 1 ander soort vrouw dan de figuur die haar .ijzeren bril" by de verstopte gootsteen opzet. Een romanfiguur wordt uit kleine trekken opgebouwd, daar is niet aan te ontkomen. Maar onderling moeten zy kloppen. Goed op hun benen staan de figu ren van vader Ottolander en Tera Hund b.v. Dat zyn mensen geworden, waar men omheen kan lopen. Iets wat Dendermonde bereikt heeft met die zelfde kleine trekken. Ik geloof, dat deze roman er niet ge komen is. omdat Dendermonde te veel gewild heeft. Om een roman van veel werelden en hun overgangen te kun nen schryven. moet men die alle ach ter zich gelaten hebben. Zy moeten tot geesteiyk bezit geworden zyn. Den dermonde staat op het ogenblik los van één wereld en niet van de andere. Van die andere heeft hy de uiterlyk- heden ontdekt, maar niet wat die we relden op gang brengt en houdt. En dat laatste is wat in een roman terecht moet komen als men Dendermonde heet Tenslotte is de schrijver van een ro man als deze in het nadeel, omdat de gestalte van Ottolander onwillekeurig doet denken aan het onsterfelyke voor beeld van alle omhoog willende jon gelingen. En wel aan de timmermanszoon Julien Sorel uit „Le Rouge et le Noir" van Stendhal. Daar is helaas ook niet aan te ontkomen, want ik zou my aan geen oordeel wagen, als ik niet ten minste de klassieke voorgangers kende. Bovendien geeft de schryver zyn lezer deze vergelyking nog in de mond ook door Chris Ottolander zyn levensavon tuur te laten beginnen met de moeder van zyn pupil net als Julien Sorel. Maar daarmee houdt de vergelyking evenwel op, want Dendermonde is lang geen Stendhal en dat hoeft ook niet. Hy is een van onze goede romanschrij vers. zolang hy zich weet te beperken. Ernest Hemingway. „Afscheid van de Wapenen". Uitgeverij Contact. Amsterdam, z.j. Het heeft mij verbaasd te zien. dat Hemingway's wereldberoemde roman „A Farewell to Arms", nog niet eerder in het Nederlands vertaald is gewor den. Een hernieuwde kennismaking met dit in 1929 verschenen boek is ver rassend in zoverre, dat men op dit ogenblik komt te staan tegenover een werk van een schryver, die tot de ont nuchterden van na de eerste wereld oorlog behoort. Die jonge schrijvers van wie men toen zei, dat zij ieder ge loof in mens en toekomst verloren hadden precies hetzelfde wat men tegenwoordig van Jonge mensen pleegt te zeggen. En net zoals dat nu het ge val is. meenden Hemingway en de zijnen, dat de enige remedie tegen hun ellende was „de dingen by hun naam noemen"! Dit overwogen hebbende, is het merkwaardig om nu eens te zien wat voor de z g. keiharde Hemingway de dingen by hun na tm noemen was. ..Afscheid van de Wapenen" maakt op de lezer van heden de wonderiyke in druk van een zeer romantische lief desgeschiedenis te zijn. ondanks hpt soms krachtdadige realisme. Een ver haal van een Grote Liefde met hoofd letters temidden van wat efemeer krijgsgewoel. Ik moet dus tot de con clusie komen, dat wy het geloof in De Grote Liefde ook al verloren hebben wel foei toch! CLARA FGGINK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 14